direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Hof van Twente, herziening Diepenheimsestraat 48-50 Hengevelde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de locatie Diepenheimsestraat 48-50 in Hengevelde is een plan ontwikkeld. Initiatiefnemer wil met toepassing van de rood voor rood regeling van de gemeente Hof van Twente twee compensatiewoningen toevoegen. Hiervoor wordt er aan de Bentelosestraat 21 te Hengevelde, Diepenheimsestraat 44a te Hengevelde en aan de Slaghekkenweg 21 te Bentelo landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Ook vindt er aan de Diepenheimsestraat 48-50 sloop plaats. Voor de inpassing van de voorgenomen ontwikkeling heeft initiatiefnemer een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld (Rood voor Rood plan).

Omdat het huidige bestemmingsplan niet voorziet in de juiste bouw- en gebruiksmogelijkheden om twee extra woningen aan de Diepenheimsestraat 48-50 mogelijk te maken en het geldende bestemmingsplan geen relevante afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden bevat, is een herziening van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarin. Daarbij wordt tevens de nodige planologische aanpassingen op de slooplocaties meegenomen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

1.2.1 Bouwlocatie

Ligging

De bouwlocatie bestaat uit de percelen aan de Diepenheimsestraat 48-50 in Hengevelde, kadastraal bekend als gemeente Ambt-Delden, sectie E, nummers: 6597, 6596, 6595 en 6593. Samen hebben de percelen een gezamenlijke oppervlakte van circa 5.000 m2. De locatie ligt op circa 850 meter ten zuidwesten van het centrum van het dorp Hengevelde. In figuur 1.1 is de ligging van de bouwlocatie weergegeven (ter plaatse van de blauwe markering).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging van de bouwlocatie 'Diepenheimsestraat 48-50 Hengevelde' (bron: PDOK Viewer).

Begrenzing

De begrenzing van het plangebied 'Diepenheimsestraat 48-50 Hengevelde' is in figuur 1.2 weergegeven (rood omkaderd). In dit figuur is een luchtfoto weergegeven waarop het huidige erf aan de Diepenheimsestraat 48-50 te zien is. Diepenheimsestraat 48-50 wordt aan de west- en noordzijde begrenst door agrarische gronden. Aan de zuid- en oost zijde van het plangebied wordt het plangebied begrenst door woonfuncties. Zie de verbeelding voor de exacte begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0002.png"

Figuur 1.2: Begrenzing plangebied 'Diepenheimsestraat 48-50 Hengevelde' (bron: PDOK Viewer).

1.2.2 Slooplocaties

Ligging

Zoals in de aanleiding reeds beschreven is, wordt er op drie locaties gesloopt. De locaties zijn:

  • 1. Bentelosestraat 21 te Hengevelde, kadastraal bekend als gemeente Ambt-Delden, sectie K, nummer 1820;
  • 2. Diepenheimsestraat 44a te Hengevelde, kadastraal bekend als gemeente Ambt-Delden, sectie K, nummer 965;
  • 3. Slaghekkenweg 21 te Bentelo, kadastraal bekend als gemeente Ambt-Delden, sectie C, nummer 1814.

In de navolgende figuren (1.3 t/m 1.5) is de ligging van de slooplocaties weergegeven (ter plaatse van de blauwe markering).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0003.png"

Figuur 1.3: Ligging van slooplocatie 1 'Bentelosestraat 21 Hengevelde' (bron: PDOK Viewer).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0004.png"

Figuur 1.4: Ligging van slooplocatie 2 'Diepenheimsestraat 44a Hengevelde' (bron: PDOK Viewer).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0005.png"

Figuur 1.5: Ligging van slooplocatie 3 'Slaghekkenweg 21 Bentelo' (bron: PDOK Viewer).

Begrenzing

De begrenzing van de slooplocaties is in figuur 1.6 t/m 1.8 weergegeven. In deze figuren zijn luchtfoto's opgenomen waarin de begrenzing van de deelgebieden te is (rood omkaderd).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0006.png"

Figuur 1.6: Begrenzing van deelgebied 'Bentelosestraat 21 Hengevelde' (bron: PDOK Viewer).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0007.png"

Figuur 1.7: Begrenzing van deelgebied 'Diepenheimsestraat 44a Hengevelde' (bron: PDOK Viewer).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0008.png"

Figuur 1.8: Begrenzing van deelgebied 'Slaghekkenweg 21 Bentelo' (bron: PDOK Viewer).

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor deelgebied 'Diepenheimsestraat 48-50' (bouwlocatie) geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente', oorspronkelijk vastgesteld op 18 december 2012 door de gemeenteraad van gemeente Hof van Twente. In de afgelopen jaren is er meerdere malen een veegplan vastgesteld. Het laatste veegplan is in 2020 vastgesteld en momenteel is er een nieuw veegplan in procedure (ontwerp).

In figuur 1.9 en 1.10 is een fragment uit de verbeelding van het meest recente bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied is globaal aangegeven met een rode pijl.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0009.png"

Figuur 1.9: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, 09-12-2015' (bron: ruimtelijkeplannen.nl).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0010.png"

Figuur 1.10: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, 09-12-2015' (bron: ruimtelijkeplannen.nl).

Aan het deelgebied 'Diepenheimsestraat 48-50' is voor een deel de enkelbestemming 'Wonen' en voor het overige deel de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden' toegekend. Daarnaast kent het gehele deelgebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' toegekend met twee gebiedsaanduidingen, te weten: reconstructiewetzone - verwevingsgebied en vrijwaringszone - radar.

Onder de bestemming 'Wonen' zijn de gronden bestemd voor maximaal één woning per bestemmingsvlak. Onder de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn de gronden bestemd voor het behoud van de aanwezige landschapswaarden en agrarische bedrijven.

Het voornemen bestaat om de percelen aan de Diepenheimsestraat 48-50 met toepassing van de rood voor rood regeling van de gemeente Hof van Twente twee compensatiewoningen toe te voegen. Omdat per bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan, is het toevoegen van twee compensatiewoningen in strijd met het geldende bestemmingsplan.

Vanwege het ontbreken van een relevante afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheid, is een herziening van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk om de twee compensatiewoningen toe te voegen. Daarbij wordt tevens de bestemmingsplannen van de deelgebieden op de slooplocaties gewijzigd en wordt op de verbeelding een aanduiding opgenomen waarmee het maximaal aantal oppervlakte aan bijgebouwen wordt gereguleerd, teneinde te voorkomen dat in de toekomst nieuwe bijgebouwen worden gebouwd.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het onderhavige bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, herziening Diepenheimsestraat 48-50 Hengevelde' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.

  • Verbeelding (identificatie NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10);
  • Bijlagen bij de toelichting;
  • Regels;
  • Bijlagen bij de regels.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Bouwlocatie

In de huidige situatie is er aan de Diepenheimsestraat 48-50 te Hengevelde sprake van een woonerf dat uit een woning en vier schuren bestaat. Het erf wordt ontsloten door de Diepenheimsestraat, een weg buiten stedelijk gebied waar men maximaal 60 km/u mag rijden. Op het erf is voldoende parkeergelegenheid aanwezig. Het erf wordt aan alle zijden begrenst door woonfuncties en agrarische gronden. De dichtsbijzijnde voorzieningen (o.a. supermarkt, kerk, hotel etc.) zijn gelegen in het centrum van het dorp Hengevelde, op een afstand van circa 850 meter. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven waarin de huidige staat van het woonerf aan de Diepenheimsestraat 48-50 te Hengevelde weergegeven is. Omdat middels streetview dichtbij het erf geen aanzichten gemaakt kan worden, is in figuur 2.2 van een grotere afstand van het erf een zijaanzicht opgenomen waarin het erf toch nog enigszins te zien is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0011.png"

Figuur 2.1: Huidige situatie van Diepenheimsestraat 48-50 (bron: Google Maps).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0012.png"

Figuur 2.2: Zijaanzicht van Diepenheimsestraat 48-50 vanaf de Diepenheimsestraat (bron: Google Maps).

2.1.2 Slooplocaties

Bentelosestraat 21 Hengevelde

In de huidige situatie is er aan de Bentelosestraat 21 te Hengevelde een intensieve veehouderij aanwezig. Het agrarisch erf bestaat uit een bedrijfswoning en enkele bijgebouwen. Het erf wordt ontsloten door de Bentelosestraat, een weg buiten stedelijk gebied die het dorp Hengevelde met het dorp Bentelo verbindt. De Bentelosestraat bestaat uit twee rijstroken en kent een maximumsnelheidsregime van 80 km/u. Op het erf is voldoende parkeergelegenheid aanwezig. In de directe omgeving bevinden zich voornamelijk agrarische erven en de dichtsbijzijnde voorzieningen (supermarkt, kerk, hotel/restaurant etc.) zijn gelegen op een afstand van circa 650 meter. In figuur 2.3 is een luchtfoto opgenomen waarin de huidige staat van het agrarisch erf aan de Bentelosestraat 21 te Hengevelde is weergegeven. In figuur 2.4 is een zijaanzicht van het erf weegegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0013.png"

Figuur 2.3: Huidige situatie van Bentelosestraat 21 Hengevelde (bron: Google Maps).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0014.png"

Figuur 2.4: Zijaanzicht van Bentelosestraat 21 Hengevelde (bron: Google Maps).

Diepenheimsestraat 44a Hengevelde

In de huidige situatie is er aan de Diepenheimsestraat 44a in Hengevelde een woning aanwezig met een grote bijgebouw. De ontsluiting vindt plaatst via de Diepenheimsestraat, een weg binnen stedelijk gebied met een maximumsnelheidsregime van 30 km/u. Op eigen terrein is voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor de bewoners. In de omgeving bevinden zich voornamelijk woonfuncties en de dichtsbijzijnde voorzieningen (supermarkt, hotel, café, kerk etc.) bevinden zich op een afstand van circa 800 meter. In figuur 2.5 is een luchtfoto opgenomen waarin de huidige situatie van Diepenheimsestraat 44a te Hengevelde te zien is. In figuur 2.6 is een vooraanzicht opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0015.png"

Figuur 2.5: Huidige situatie van Diepenheimsestraat 44a Hengevelde (bron: Google Maps).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0016.png"

Figuur 2.6: Vooraanzicht van Diepenheimsestraat 44a Hengevelde (bron: Google Maps).

Slaghekkenweg 21 Bentelo

In de huidige situatie aan de Slaghekkenweg 21 te Bentelo is een intensieve veehouderij gevestigd, bestaande uit een bedrijfswoning, een bijgebouw en twee grote agrarische bedrijfsgebouwen. De ontsluiting vindt plaatst via de Slaghekkenweg, een weg buiten stedelijk gebied met een maximumsnelheidsregime van 60 km/u. In de directe omgeving bevinden zich voornamelijk agrarische erven en woonfuncties. In figuur 2.7 is een luchtfoto opgenomen waarin de huidige staat van het agrarisch erf aan de Slaghekkenweg 21 te Bentelo te zien is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0017.png"

Figuur 2.7: Huidige situatie van Slaghekkenweg 21 Bentelo (bron: Google Maps).

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt met toepassing van de rood voor rood regeling van de gemeente Hof van Twente twee compensatie woningen aan de Diepenheimsestraat 48-50 te Hengevelde toegevoegd. Zoals reeds beschreven wordt om in aanmerking te komen voor de rood voor rood regeling gesloopt op drie locaties. Aan de Diepenheimsestraat 44a te Hengevelde wordt 220 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt, aan de Slaghekkenweg 21 te Bentelo voor 710 m2 en aan de Bentelosestraat 21 te Hengevelde voor 1.040 m2. Daarnaast wordt aan de Diepenheimsestraat 48-50 te Hengevelde een oude woning gesloopt van 70 m2. In totaal komt dit neer op 2.040 m2 sloopmeters.

Voor het landschappelijk goed en zorgvuldig inpassen van de ontwikkeling heeft initiatiefnemer een erfinrichtingsplan opgesteld. Dit plan is als Bijlage 1 opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. In figuur 2.8 is daar een fragment weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0018.png"

Figuur 2.8: Toekomstige situatie Diepenheimsestraat 48-50 (bron: initiatiefnemer).

Uit figuur 2.8 kan worden afgeleid hoe het erf in grote lijnen eruit komt te zien.

De bestaande schuur ten oosten van het erf (1) blijft gehandhaafd en ten westen van deze schuur wordt een nieuwe woning gebouwd (2). De bestaande woning (3) blijft gehandhaafd en de bestaande schuur ook (4). Ten noorden van de bestaande woning wordt een nieuwe woning gebouwd (5). Elke woning heeft in totaal één bijgebouw.

Verder blijft het erf één toegangsweg hebben (6). De meeste bomen/struiken en andere groenvoorzieningen op het erf blijven gehandhaafd. Er zal hier en daar wat worden opgeschoond en uitgedund. De nieuwe beplanting/begroeiing zal aansluiten en ingepast worden in de bestaande beplanting.

Aan de zijde van de huidige beek zijn al een paar nieuwe wilgen (14) gepoot waar zelfs momenteel een wilg in de beek staat. Het is de wens om dit contrast te behouden.

De bestaande houtwal aan de oostkant is wat uitgedund en opgeschoond en zal in tact worden gelaten (8). De bestaande fruitbomen (15) (peer/appel/pruim) zoals deze nu staan gepositioneerd in de schapenwei/kippenren/ eendenvijver zullen worden gehandhaafd en een aantal zullen bij gepoot worden. De bestaande beplanting zoals hortensia/rododendrons etc. zullen in het nieuwe plan ook opgenomen worden.

De nieuwe heg (10) die geplaatst wordt is een strakke beuken of taxushaag. Ook zullen in het plan een aantal rode beuken o.g. (11) worden gepoot. Inmiddels is naast het oprit/toegangsweg de border ingezaaid met wild bloemenmengsel.

De bestrating die er op dit moment ligt richting de bestaande woning incl. terrassen van deze woning zijn uitgevoerd in gebakken dikformaat klinkers (6) (paars genuanceerd). De nieuwe verharde bestrating (9) zal hierop aan gesloten worden. De nieuwe onverharde toegangsweg (16) zal een “verhard” zandpad worden, door middel van leemzand.

De afrastering (13) van de percelen met de aanliggende weide zal voorzien worden van een houten palen en daartussen planken.

De nieuwe beplanting en nieuw te poten bomen zal zodanig worden uitgevoerd dat het mooi en geleidelijk overloopt in het bestaande landschap.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Conclusie

Wonen is één van de basisbehoeften van mensen. In de Nationale Omgevingsvisie wordt aangegeven dat iedereen in Nederland prettig moet kunnen wonen voor een redelijke prijs. Een woningvoorraad die aansluit op de huidige en toekomstige woonbehoefte van mensen is daarom van nationaal belang.

Het huidige woningtekort en de toename van het aantal inwoners en huishoudens vraagt een groei van de woningvoorraad (vooral in en bij de stedelijke regio’s) in een fijne, leefbare omgeving. Tussen 2019 en 2035 moet de woningvoorraad met circa 1,1 miljoen woningen worden vergroot. De primaire verantwoordelijkheid voor de gebouwde omgeving, de woningvoorraad en de leefbaarheid ligt bij gemeenten en provincies. Het Rijk is systeemverantwoordelijk. Het is de rol van het Rijk om de kaders te stellen, te stimuleren, eventueel te sanctioneren, waar nodig middelen ter beschikking te stellen – bijvoorbeeld via de huurtoeslag, hypotheekrenteaftrek of de regeling woningbouwimpuls voor gemeenten – en met gemeenten en provincies samen te werken om (bovenlokale, inclusief grensoverschrijdende) knelpunten op te lossen en realisatie van de nationale belangen te waarborgen.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de toevoeging van twee woningen binnen in het buitengebied van Hengevelde. Zoals is beschreven ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de gebouwde omgeving en de woningvoorraad bij de gemeenten en provincies. In de navolgende paragrafen wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan het provinciale beleid. Daarin wordt aangetoond dat het past binnen het provinciale beleid ten aanzien van wonen. Daarmee past het plan binnen de prioriteiten van de NOVI en kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.

Onderhavig plan

Middels het voorliggende bestemmingsplan worden twee compensatiewoningen mogelijk gemaakt. Of de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in de uitspraken van 16 september 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2921) en van 25 maart 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:953) een grens bepaald voor wat betreft woningbouw. Zo is in de eerste genoemde uitspraak door de ABRvS geconcludeerd dat 11 woningen niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling gezien moet worden. In de tweede uitspraak is geconcludeerd dat bij 12 woningen wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling tot en met 11 woningen. Wanneer geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, dan is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

In onderhavig geval wordt er twee comepensatiewoningen toegevoegd. Aangezien daarmee de grens van 11 woningen niet overschreden wordt, komt dit erop neer dat deze ontwikkeling niet gezien moet worden als een nieuwe stedelijke ontwikkeling en daardoor een toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking achterwege kan blijven.

Ook wanneer de Ladder niet van toepassing is, zal gemotiveerd moeten worden dat de ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921). In de navolgende paragrafen wordt de ontwikkeling getoetst aan verschillende beleidsaspecten vanuit de provincie en gemeente en in hoofdstuk 4, 6 en 7 wordt de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan beoordeeld aan de hand van omgevingsaspecten, economische uitvoerbaarheid en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Daarmee wordt geacht dat er een goede invulling wordt gegeven aan de uitspraak van de ABRvS.

3.2 Provinciaal beleid Overijssel

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • generieke beleidskeuzes;
  • ontwikkelingsperspectieven;
  • gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.

Gebiedskenmerken 

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0019.png"

Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)

Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes.

artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

lid 1

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

lid 2

Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving voorzien uitsluitend in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat (her)benutting van bestaande erven en/of bebouwing in de Groene Omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
  • dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

Doorwerking voor voorliggend plan:

Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van twee compensatiewoningen mogelijk gemaakt. Deze worden gerealiseerd met toepassing van de gemeentelijke rood voor rood regeling. Om in aanmerking te komen voor de rood voor rood regeling dient er elders binnen de gemeente landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt te worden. Daartoe wordt op drie verschillende locaties agrarische gebouwen gesloopt. De nieuwe woningen worden gebouwd in het buitengebied van de gemeente Hof van Twente, waarbij een bestaand erf wordt herbenut. Gelet erop eerst wordt gesloopt en een bestaand erf wordt herontwikkeld, wordt geacht dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

Doorwerking voor voorliggend plan:

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling van het erf aan de Diepenheimsestraat 48-50 te Hengevelde. Deze herontwikkeling wordt landschappelijk goed en zorgvuldig ingepast. Daarmee wordt geacht dat de ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse en in overeenstemming is met artikel 2.1.5 uit de omgevingsverordening van provincie Overijssel.

artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Doorwerking voor voorliggend plan:

De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is in onderhavig geval niet van toepassing, aangezien de ontwikkeling aangemerkt kan worden tot een kleinschalige ontwikkeling. Daarnaast wordt met de toepassing van de gemeentelijke rood voor rood regeling en landschappelijke inpassing reeds een tegenprestatie geleverd.

artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen

lid 1

Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.

lid 2

In bestemmingsplannen wordt in maximaal 80% van de behoefte aan nieuwe woningen zoals vastgesteld in het kader van actueel onderzoek woningbouw, voorzien.

lid 3

In bestemmingsplannen van gemeenten waarvoor woonafspraken van toepassing zijn, mag - in afwijking van lid 2 - in een hoger percentage dan 80% worden voorzien, met een maximum van 100% van de behoefte zoals vastgesteld in het kader van de woonafspraken.

lid 4

De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

lid 5

Wanneer de realisatie van nieuwe woningen niet past binnen geldende woonafspraken of wanneer er voor de gemeente geen woonafspraken gelden, dan moet de behoefte aan nieuwe woningen aangetoond worden door middel van actueel onderzoek woningbouw waarop de instemming is verkregen van zowel de gemeenten in de regio als Gedeputeerde Staten.

lid 6

In afwijking van het bepaalde in lid 5 geldt de eis dat gemeenten in de regio moeten hebben ingestemd niet voor buurgemeenten die gelegen zijn buiten de provincie Overijssel. In dat geval moet zijn aangetoond dat afstemmingsoverleg heeft plaatsgevonden.

Doorwerking voor voorliggend plan:

In paragraaf 3.3 wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de woonvisie c.q. woningbouwprogramma van gemeente Hof van Twente. Daarbij wordt tevens ingegaan op de behoefte aan nieuwe woningen. Daarmee wordt geacht dat voldaan wordt aan artikel 2.2.2 uit de omgevingsverordening van provincie Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang (Groene Omgeving), omdat het plangebied gelegen is in het buitengebied. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0020.png"

Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, het plangebied is globaal aangegeven met een rode markering (bron: provincie Overijssel).

Het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.

Met de realisatie van twee compensatiewoningen wordt een bestaand erf herontwikkeld en voorzien van een nieuw landschappelijk jasje. Omdat een woonfunctie geen milieubelastende functie betreft, wordt de milieusituatie ter plaatse niet verslechterd en zullen er geen belemmeringen zijn voor de functies in de omgeving.

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen afbreuk doet aan het eigen karakter van het gebied en levert geen extra belemmeringen op voor de functies in de omgeving.

Gebiedskenmerken

Natuurlijke laag

De natuurlijke laag geeft aan het gebied het kenmerk 'Dekzandvlakte en ruggen' (zie figuur 3.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0021.png"

Figuur 3.3: Natuurlijke laag, plangebied globaal aangegeven d.m.v. rode markering, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel).

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.

Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)-richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

De kenmerken van de natuurlijke laag zijn niet meer zichtbaar op het plangebied, omdat het plangebied bebouwd is waardoor de kenmerken nagenoeg zijn verdwenen. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen afbreuk doet aan de natuurlijke laag.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'Jong heide- en broekontginningslandschap' aan het gebied toe. In figuur 3.4 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0022.png"

Figuur 3.4: Laag van het agrarische cultuurlandschap, plangebied globaal aangegeven d.m.v. rode markering, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel).

De grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden was oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht.

Ten opzichte van omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het ‘inbreidings’landschappen met en rommelige driehoekstructuren als resultaat.

Ook sommige recente heringerichte agrarische landschappen worden tot deze caegorie gerekend, omdat van het oorspronkelijke landschap niets meer terug te vinden is.

Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt het erf aan de Diepenheimsestraat 48-50 te Hengevelde opnieuw ingericht en worden de bestaande landschapswaarden gerespecteerd waar nodig versterkt. De ontwikkeling doet geen afbreuk aan de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen afbreuk doet aan de de laag van het agrarische cultuurlandschap.

Stedelijke laag en de Laag van de beleving

De 'Stedelijke laag' en de 'Laag van de beleving' hebben binnen het plangebied geen specifieke kenmerken en blijven daarom verder buiten beschouwing.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Hof van Twente, zicht op 2030

Algemeen

In 'Hof van Twente, zicht op 2030' heeft de gemeente Hof van Twente de toekomstvisie voor haar grondgebied vastgelegd. De gemeenteraad heeft de strategische visie op 1 juni 2010 definitief vastgesteld. De visie bevat naast een overzicht van te verwachten trends en ontwikkelingen ook informatie over de gewenste identiteit voor Hof van Twente. Over deze gewenste identiteit is in januari 2009 meegedacht door ruim 60 inwoners uit allerlei geledingen van de gemeente en daarbuiten. In 20 streefbeelden geeft het gemeentebestuur aan in welke richting het beleid voor de komende jaren moet worden ontwikkeld. Streefbeeld 10 is voornamelijk van belang. Deze wordt hierna behandeld.

Streefbeeld: Unieke landschappelijke en cultuurlandschappelijke kwaliteiten verder ontwikkeld

Het landschap, de parel van Hof van Twente, heeft in 2030 nog altijd een belangrijke plaats. De structuur van het landschap, met deelgebieden stuwwal/verzamelgebied (westelijk), dekzandgebied (midden) en plateau (oostelijk), maar ook het reliëf en het watersysteem zijn leidend. In de waardevolle ensembles (landschap met natuur- en cultuurhistorische waarden) wordt behoud, onderhoud en herstel van cultuurhistorische en ecologische waarden in praktijk gebracht. Voltooiing van de ecologische hoofdstructuur is eveneens een herkenbaar resultaat. In 2030 is deze een feit. Bestaande natuurgebieden zijn binnen de gemeente en daarbuiten verbonden met elkaar, waardoor duurzame instandhouding van flora en fauna mogelijk is geworden.

De reconstructieplannen die aan het begin van de eeuw zijn gemaakt, zijn uitgevoerd. Dit betekent dat ruimtelijke knelpunten, zoals agrarische bedrijven in de directe nabijheid van natuur of milieuhinderveroorzakende bedrijven in het buitengebied, zijn opgelost. Voor nieuwe inrichting van het landschap door functiewijziging zijn oorspronkelijke landschapstypen richtinggevend.

Landgoederen hebben in 2030 hun ruimtelijke visies uit het begin van de eeuw uitgevoerd en de Bovenregge slingert weer als vanouds door het landschap. Dit lint van water door het landschap refereert aan de historie. Het project Bovenregge van Schipbeek tot Elsenerbroek visualiseert de verbinding tussen stad en landelijk gebied.

Toets en conclusie

De voorgenomen ontwikkeling betekent een impuls in de ruimtelijke kwaliteit, omdat vrijkomende agrarische bebouwing wordt gesloopt en een bestaand erf wordt herontwikkeld. De ontwikkeling wordt landschappelijk goed ingepast middels een erfinrichtingsplan. Daarnaast worden twee van de slooplocaties voorzien van een passende vervolgfunctie. Gelet erop dat de ontwikkeling gekoppeld wordt met het landschap, kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het streefbeeld als bedoeld in de 'Hof van Twente, zicht op 2030'.

3.3.2 Structuurvisie Landelijk Gebied

In 'Structuurvisie Landelijk gebied' van de gemeente Hof van Twente staat de ontwikkeling van het landelijk gebied voor de komende 10 jaar centraal.

De structuurvisie vormt vooral een integratiekader voor het bestaande beleid van de gemeente ten aanzien van de verschillende functies en waarden in het gebied. Een dergelijk 'integratiekader' schetst de bredere achtergrond van beleid dat voor specifieke thema's (bijvoorbeeld recreatie, rood-voor-rood en vrijkomende agrarische bebouwing) is uitgewerkt. Daarnaast beschrijft deze structuur de algemene strategie van de gemeente Hof van Twente ten aanzien van verschillende functies en waarden. Deze strategie geeft richting aan de latere toetsing van verschillende initiatieven die bij de gemeente worden ingediend, en bij het bepalen van het beleid dat in het bestemmingsplan buitengebied wordt uitgewerkt.

De structuurvisie benoemt de volgende kernkwaliteiten van het landelijk gebied in Hof van Twente:

  • een sterke agrarische structuur, bestaande uit bedrijven die door schaalvergroting actief anticiperen op een wereldwijde marktwerking, of hun risico's spreiden door diensten te verlenen op het gebied van natuur en landschap en recreatieve functies of andere bedrijvigheid aan het bedrijf toe te voegen;
  • een grote mate van ondernemerschap, waardoor verspreid over het gehele landelijk gebied nieuwe bedrijvigheid wordt gestart;
  • een breed scala aan landelijke woonmilieus, variërend van kernen en buurtschappen tot individuele erven, dat qua kwaliteit aansluit bij actuele behoefte van de woonconsument;
  • een gevarieerd en aantrekkelijk landschap, met als bijzondere parels 23 archeologische monumenten, twee rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten (Den Haller en Stokkum) en acht rijksbeschermde historische buitenplaatsen;
  • een robuust ecologisch netwerk, dankzij een combinatie van grote natuurgebieden en talrijke verbindingen via beken en kleine natuurelementen;
  • een sterk ontwikkelde recreatieve (infra)structuur;
  • een goede regionale infrastructuur.

Om de karakteristiek van het landelijk gebied te behouden geldt als uitgangspunt dat zo min mogelijk niet functioneel aan het buitengebied gebonden bebouwing wordt toegevoegd. Dit kan ten koste gaan van de aanwezige landschapswaarden. Er wordt daarom geen mede- werking verleend aan het toevoegen van nieuwe woningen door het realiseren van geheel nieuwe solitair gelegen woonerven. Dit hangt ook samen met het beschermen van agrarische bedrijvigheid tegen beperkingen die uit de nabijheid van woningen voortkomen.

Het omvormen van voormalige agrarische erven, naar woonerven wordt ondersteund, mits er tevens een aantoonbare verbetering van ruimteijke kwaliteit plaatsvindt. Dit beleid is uitgewerkt in de beleidsregel Rood voor Rood met gesloten beurs. De verbetering van de ruimtelijke kwaliteit komt hoofdzakelijk tot uitdrukking in de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen, de realisatie van nieuwe landschapselementen rond het erf en het behoud van cultuurhistorische bebouwing.

Toets en conclusie

Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt met toepassing van de gemeentelijke rood voor rood regeling twee compensatiewoningen toegevoegd aan de Diepenheimsestraat 48-50 te Hengevelde. De ontwikkeling wordt landschappelijk goed ingepast middels een erfinrichtingsplan. Daarbij worden bestaande landschapselementen behouden en worden er nieuwe elementen toegevoegd, teneinde het landschap ter plaatse te versterken. De slooplocaties, met uitzondering van de Diepenheimsestraat 44a Hengevelde wat een intensieve veehouderij is, krijgen een passende vervolgfunctie (wonen). Daarmee wordt geacht dat deze ontwikkeling past binnen het streefbeeld als bedoeld in de 'Structuurvisie Landelijk Gebied'.

Geconcludeerd kan worden dat voorliggend bestemmingsplan in lijn is met de 'Structuurvisie Landelijk Gebied' van de gemeente Hof van Twente.

3.3.3 Beleidsnota Grond voor gebruik

Algemeen

De gemeente Hof van Twente staat voor een enorme opgave als het gaat om het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Tot 2030 komt naar verwachting meer dan 300.000 m2 aan agrarische bebouwing leeg te staan. Deze vrijkomende erven bieden volop kansen voor nieuwe ontwikkelingen.

Om een objectieve en eenduidige toepassing van instrumentarium mogelijk te maken is een duidelijke integrale benadering van nieuwe initiatieven van belang. In het bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente is een aantal regelingen opgenomen die ontwikkelingen in het buitengebied eenvoudig mogelijk maken en het versterken van ruimtelijke kwaliteit (sloop en nieuwe functies) als doel hebben. Voor grootschalige projecten is echter een bestemmingsplanprocedure (herziening of wijziging) nodig.

In voorliggend geval is een herziening van het bestemmingsplan benodigd. De beleidsnotitie 'grond voor gebruik' voorziet in de kaders om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Deze beleidsnotitie voorziet in de kaders met betrekking tot het VAB-beleid, Rood voor Rood beleid, beleid omtrent veldschuren, landgoederen, niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied en de sloopvoucher-regeling. In dit geval zijn de kaders omtrent het Rood voor Rood beleid van belang.

Rood voor Rood

Het doel dat de gemeente voor ogen heeft is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. Dit doel is onder andere te bewerkstelligen door de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen. De regeling Rood voor Rood gaat uit van de sloop van een minimum oppervlakte van 1.000 m2, waarvoor ter compensatie een nieuwe woning kan worden gerealiseerd. De maximale inhoud van de te realiseren woning op de compensatiewoning bedraagt 750 m3. De compensatiekavel wordt bij voorkeur toegekend aan de locatie waar het meest wordt gesloopt en wordt gesitueerd in de directe omgeving van de te handhaven bedrijfswoning, om de erfstructuur te handhaven en de daarbij behorende clustering van bebouwing (ensemble) te bewerkstelligen.

De compensatiekavel mag nabijgelegen (agrarische) bedrijven niet hinderen in hun bedrijfsvoering. Het erf en de tuin worden samen met de nieuwe woning en het daarbij behorende bijgebouw op de compensatiekavel gerealiseerd. Uitgangspunt voor de grootte van het bijgebouw is 150 m2.

Toets en conclusie

Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van twee compensatiewoningen mogelijk gemaakt. Er wordt op drie locaties voor 1.940 m2 aan landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Om het benodigde aantal m2 te completeren wordt tevens een oude woning van 70 m2 op het erf aan de Diepenheimsestraat 48-50 te Hengevelde gesloopt. Opgemerkt moet worden dat de bouwlocatie gesitueerd is op een slooplocatie. Daarnaast wordt er gebouwd binnen een bestaand erf, dus worden er geen solitaire woonbestemmingen opgericht die de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied van de gemeente Hof van Twente verslechteren. Voor de beoogde ontwikkeling is een erfinrichtingsplan opgesteld, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing (Bijlage 1).

Daarmee wordt geacht dat het plan past binnen de 'Beleidsnota Grond voor gebruik'.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.

Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.

Toets en conclusie

Er wordt middels dit bestemmingsplan twee compensatiewoningen in het kader van de rood voor rood regeling van de gemeente Hof van Twente mogelijk gemaakt. De ontwikkeling is concreet beschreven in hoofdstuk 2. Het huidige gebruik van het plangebied is agrarisch/wonen.

Woningbouw wordt in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage aangemerkt als de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. De m.e.r.- plicht geldt bij projecten van een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De genoemde maximum oppervlakken gelden als drempelwaarden. Het ruimtebeslag van het onderhavige project ligt ruimschoots beneden de drempelwaarde. Conclusie die op grond hiervan getrokken kan worden is dat het onderhavige project niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is. In de nota van toelichting op het Besluit mer wordt het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' geduid. Hier wordt het volgende over gezegd:

“Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Er kan overigens geen misverstand over bestaan dat ook «dorpen» hieronder vallen. Wat «stedelijke ontwikkeling» inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Van belang hierbij is of er per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen zijn. Indien bijvoorbeeld een woonwijk wordt afgebroken en er komt een nieuwe voor in de plaats, zal dit in de regel per saldo geen of weinig milieugevolgen hebben. Bij een uitbreiding zal er eerder sprake kunnen zijn van aanzienlijke gevolgen.”

Of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Onder andere de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling spelen daarbij een rol. Of de ontwikkeling per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kan hebben, is daarbij niet relevant.

Als een project voorziet in een (gedeeltelijke) functiewijziging, maar de bebouwde oppervlakte hetzelfde blijft, lijkt gelet op de uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) geen sprake te zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r. Op basis van deze uitspraak lijken de volgende aspecten voor de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject relevant: (een uitbreiding) van de bebouwde oppervlakte, de opzet en de vormgeving van de ontwikkeling. Ten aanzien van de relevante aspecten kan tevens een verwijzing worden gemaakt naar de uitspraak van de Raad van State van 29 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1832).

Gelet op de toename van de bebouwde oppervlakte kan aansluiting worden gezocht bij de uitspraak van de Raad van State van 12 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1879). In deze uitspraak heeft de Raad van State geoordeeld dat de realisatie van twee woningen op voorheen (hobbymatige) agrarische gronden niet wordt aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Aangezien het plan betrekking heeft op de toevoeging van twee woningen op gronden waar deels al wonen toegestaan is, kan gelet op de uitspraak van 12 juni 2019 worden geconcludeerd dat het plan niet voorziet in een nieuw stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Daarbij is van belang dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is en dat de voorziene ontwikkeling gepaard gaat met een beperkte uitbreiding van de bebouwing op het perceel.

Uit voorgaande volgt dat de bouw van twee woningen in algemene zin niet te kwalificeren is als een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. De kwalificatie is wel afhankelijk van specifieke omstandigheden van een project en de ruimtelijke gevolgen die het project met zich meebrengt. In die gevallen is het Besluit m.e.r. niet van toepassing en hoeft er geen aanmeldnotitie te worden opgesteld.

De ontwikkeling wordt daarbij op passende wijze in het landschap opgenomen. De ruimtelijke uitstraling/de verandering die de ontwikkeling per saldo op de omgeving heeft is daardoor beperkt. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als in de zin van het Besluit m.e.r.

4.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0023.png" Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering

Toets en conclusie

Het plangebied is gelegen aan de Diepenheimsestraat 48-50 in Hengevelde (buitengebied), waardoor de richtafstanden van de 1e kolom uit figuur 4.1 gebruikt dienen te worden. In de nabije omgeving van het plangebied komen woonfuncties, twee agrarische functies en twee bedrijfsfuncties voor. Voor wat betreft de agrarische functies dienen niet de richtafstanden van de VNG-uitgave te worden gehanteerd, maar de wettelijke afstanden vanuit de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Of de onderlinge afstand tussen de agrarische functies en het plangebied voldoet aan de wettelijke afstanden, wordt in paragraaf 4.3 nader op ingegaan.

Zoals reeds hiervoor beschreven dient bij de realisatie van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Daarbij spelen twee vragen een rol:

  • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

In dit geval worden er twee woningen gerealiseerd. De hierbij behorende functie 'wonen' betreft geen milieubelastende activiteit voor de omgeving, waardoor geen sprake is van het aantasten van het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving, en omgekeerd of bestaande functies in de omgeving door de ontwikkeling worden belemmerd in de bedrijfsvoering en/of ontwikkelingsmogelijkheden.

Nabij het plangebied bevinden zich, zoals vermeld, meerdere functies. De agrarische functies worden in de navolgende paragraaf (4.3) behandeld. In ondertaand tabel zijn de overige mogelijke milieubelastende functies opgenomen met daarbij de bijbehorende grootste richtafstanden uit de VNG uitgave en hoeveel de werkelijke afstand tussen de functies en het plangebied bedraagt. In de laatste kolom wordt aangegeven of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0024.png"

Zoals uit het tabel af te leiden is, wordt de geadviseerde richtafstand voor de bedrijfsfunctie aan de Janninksweg 1 niet gehaald. Een akoestisch onderzoek is in principe noodzakelijk om de geluidbelasting als gevolg van het bedrijf op de gevels van de nieuwe woningen te onderzoeken en om vast te stellen of er sprake kan zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het verleden is echter door Akoestisch Buro Tideman reeds een akoestisch onderzoek voor het bedrijf aan de Janninksweg 1 verricht. Dit was in het kader van de uitbreiding van het bedrijf en of daardoor het woon- en leefklimaat van omliggende functies wordt aangetast of niet.

In het onderzoek is er een kaart opgenomen, waarin de geluidsbelastingen op omliggende objecten zijn weergegeven als gevolg van industrielawaai. In figuur 4.2 is een fragment weergegeven van de betreffende kaart. Het plangebied is globaal aangegeven (rood omlijnd).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0025.png" Figuur 4.2: Fragment geluidbelastingenkaart (bron: Akoestisch Buro Tideman).

Uit figuur 4.2 blijkt dat de maximale geluidbelasting als gevolg van het bedrijf aan de Janninksweg 1 ter plaatse het plangebied maximaal 40 dB(A) bedraagt. Daarmee wordt voldaan aan de ambitiewaarde van de gemeente Hof van Twente voor dit gebied. Ondanks de geadviseerde richtafstand vanuit de VNG uitgave voor dit bedrijf niet wordt gehaald, wordt geacht dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect milieuzonering geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.3 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Op grond van de Wgv dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen;
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.

Toets en conclusie

In de nabije omgeving zijn twee agrarische functies gelegen. Dit betreffen niet intensieve agrarische bedrijven. Op basis van de Wgv dient er ten minste 50 meter te bestaan tussen een agrarische functie en een geurgevoelig object, indien het laastgenoemde buiten de bebouwde kom is gelegen. Daar is sprake van, aangezien het plangebied gelegen is in het buitengebied.

De onderlinge afstand tussen de toekomstige geurgevoelige objecten (woningen) en de agrarische functies bedraagt minimaal 130 meter. Aangezien deze afstand bijna drie keer groter is dan de wettelijke afstand, wordt er voldaan aan de Wgv.

Vanuit het aspect geur zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.4 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.

Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.

Toets en conclusie

Het voornemen is om het erf aan de Diepenheimsestraat 48-50 in Hengevelde te herontwikkelen en daar twee nieuwe woningen te bouwen. Omdat er nieuwe verblijfsfuncties worden opgericht en niet bekend is of de gronden daartoe geschikt zijn, is een bodemonderzoek noodzakelijk om de milieu-hygiënische bodemkwaliteit te onderzoeken.

Op 1 september 2021 heeft Terra Agribusiness een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 2 opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Hieronder worden de conclusies besproken. Voor de concrete inhoud van het onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 2.

Verkennend bodemonderzoek NEN5740

De onderzoekslocatie bestaat uit een woning met een tuin. De opdrachtgever is voornemens de woning te slopen en twee nieuwe woningen te bouwen op de locatie.

In de bovengrondmengmonsters BM1 t/m BM3 zijn geen verhogingen aangetroffen. In het grondwatermonster Pb1wm1 zijn lichte verhogingen nikkel en barium aangetroffen.

Ter plaatse van de brandplaats zijn twee boringen verricht en separaat geanalyseerd op de aanwezigheid van PAK. In het mengmonster is geen verhoging PAK 10 VROM aangetoond.

Op basis van onderhavig onderzoek wordt een nader bodemonderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk geacht. De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt voor dit onderdeel geschikt geacht voor het beoogde gebruik.

Verkennend bodemonderzoek NEN5707 "asbest in bodem"

Tijdens de maaiveld- inspectie zijn ter plaatse van de onderzoekslocatie geen asbestverdachte materialen op het maaiveld aangetroffen.

Gehele locatie

Ter plaatse van de locatie zijn meerdere inspectiegaten gegraven, bemonsterd en geanalyseerd op de aanwezigheid van asbest.

In de mengmonsters is analytisch geen asbest aangetroffen of de gewogen asbestgehalten zijn ruim lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek.

Op basis van onderhavig onderzoek wordt een nader bodemonderzoek voor deze locatie niet noodzakelijk geacht. De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt voor dit onderdeel geschikt geacht voor het beoogde gebruik.

Algemeen

Als grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het “Besluit bodemkwaliteit” van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het ‘meldpunt bodemkwaliteit’.

Naast het “Besluit bodemkwaliteit” dient opgemerkt te worden dat in het kader van de “Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS houdende grond en baggerspecie” ook onderzoek naar PFAS noodzakelijk is.

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.

De Wgh kent de volgende geluidsgevoelige functies:

  • Woningen.
  • Onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal).
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven, etc.

Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.

Toets

Wegverkeerslawaai

Op grond van het artikel 74 van de Wgh bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:

  • a. in stedelijk gebied:
      • voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter;
      • voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 200 meter;
  • b. in buitenstedelijk gebied:
      • voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter;
      • voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter;
      • voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 250 meter.

Deze zonering geldt niet:

  • c. voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • d. voor wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt;
  • e. wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveau vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 48 dB (A) of minder bedraagt (art. 74, lid 3 Wgh).

De compensatiewoningen worden toegevoegd aan de Diepenheimsestraat 48 in Hengevelde. Het plangebied wordt ontsloten via de Diepenheimsestraat. De Diepenheimsestraat betreft een verbindingsweg buiten stedelijk gebied met één rijstrook en kent een maximumsnelheidsregime van 60 km/u. Op basis van artikel 74 van de Wgh bevindt zich langs een dergelijke weg een geluidszone van 250 meter. Het plangebied is volledig gelegen binnen de geluidszone. Een akoestisch onderzoek is in principe noodzakelijk om te onderzoeken of de geluidbelasting als gevolg van de Diepenheimsestraat voor het woon- en leefklimaat van de beoogde woningen nadelig effect heeft. Het is echter zo dat de verkeersbewegingen op de Diepenheimsestraat vooral ontstaan om de omliggende erven/percelen te bereiken. De verkeersintensiteiten zijn derhalve zo laag dat geacht wordt dat er aan de gevels van de beoogde woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, ondanks de locatie volledig binnen de geluidzone is gelegen. Akoestisch onderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.

Railverkeerslawaai

Een toetsing aan de Wgh voor wat betreft railverkeerlawaai kan achterwege blijven, aangezien in de omgeving geen spoorwegen zijn.

Industrielawaai

Zoals reeds beschreven in paragraaf 4.2 is in het verleden door Akoestisch Buro Tideman een akoestisch onderzoek verricht. Gebleken is dat de geluidbelasting als gevolg van industrielawaai ter plaatse van het plangebied niet de ambitiewaarde van 45 dB(A) overschrijdt. Ter plaatse van de beoogde woningen is derhalve sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.6 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen 

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Toets en conclusie

Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van twee compensatiewoningen mogelijk gemaakt. Volgens de Regeling NIBM dragen twee woningen aan een enkele ontsluitingsweg niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Daarnaast worden er geen gevoelige bestemmingen opgericht in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen en zijn ter plaatse van de Diepenheimsestraat op basis van jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit geen overschrijdingen van de grenswaarden aanwezig. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Een aanvullend onderzoek naar luchtkwaliteit wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.

Risicokaart

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.

Toets

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0026.png"

Figuur 4.3: uitsnede risicokaart (bron: Risicokaart).

Uit de inventarisatie van de risicokaart, zoals weergegeven in figuur 4.3, blijkt dat er vier risicobronnen zijn gelegen in de omgeving van het plangebied. De risicobronnen betreffen:

  • een LPG tankstation, gelegen op een afstand van circa 4,4 km ten westen van het plangebied;
  • een opslaggebouw met gevaarlijke stoffen, gelegen op een afstand van crica 3,9 km ten noordwesten van het plangebied;
  • een overige risicobron, gelegen op een afstand van 7,9 km ten noordoosten van het plangebied;
  • een overige risicobron, gelegen op een afstand van 5,9 km ten zuidoosten van het plangebied.

Gelet op de onderlinge afstand tussen de genoemde risicobronnen en het plangebied en het plangebied ver buiten de invloedssferen van deze risicobronnen is gelegen, zijn er voor het plangebied geen gevaarlijke situaties te verwachten. Nader onderzoek naar externe veiligheid wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.8 Water

Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de SVIR en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watervisie 2050

Het Waterschap Vechtstromen heeft op 14 april 2021 de Watervisie 2050 vastgesteld. In deze Watervisie staat de drie belangrijkste opgaven waaraan Vechtstromen volgens zeven hoofdlijnen wil werken met partners en inwoners.

De drie belangrijkste opgaves zijn:

  • de toenemende droogte en wateroverlast als gevolg van klimaatverandering;
  • de waterkwaliteit die onder druk staat:
  • de transitie naar een duurzame ontwikkeling.

De Watervisie zal worden doorvertaald naar een Waterbeheerprogramma waarin wordt bepaald hoe het Waterschap in de periode 2022-2028 gaat werken aan haar opgaves. In het beheerprogramma zal het beleid en de maatregelen worden opgenomen.

Totdat het beheerprogramma is uitgewerkt, gelden nog de beleidskaders van rijk en provincie die nader zijn uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021.

Waterbeheerplan 2016-2021

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Watertoetsproces

Op 25-10-2021 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie Bijlage 3. Door de beantwoording van de vragen is naar voren gekomen dat de normale procedure dient te worden doorlopen.

Op grond van artikel 12 uit het besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke

plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de

watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces

van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk

beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en

besluiten. Waterschap Vechtstromen kijkt wat de invloed van het plan op de

waterhuishouding is en geeft een wateradvies. Daarbij toetst het waterschap het

plan aan het voorkeursbeleid dat is geformuleerd. Voor het verdere proces is het

van belang om de RO adviseur van het waterschap te betrekken bij het plan. Wij

verzoeken u ons te informeren over de wijze waarop het plan verder zal worden

voorbereid. Daarvoor kunt u contact opnemen met de, voor desbetreffende

gemeente, aangewezen RO adviseur.

Op 25-10-2021 is er advies gevraagd bij de desbetreffende RO adviseur van het waterschap Vechtstromen. (Advies).

4.9 Ecologie

Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).

Toets en conclusie

Bij dit bestemmingsplan wordt hiervoor gebruik gemaakt van een Quick Scan natuurwaarden die is uitgevoerd door Natuurbank Overijssel. De Quick Scan is opgenomen als Bijlage 4 in het voorliggende bestemmingsplan. In de quickscan is de deellocatie Bentelosestraat 21 niet onderzocht, aangezien hier alle bebouwing reeds gesloopt zijn. Hieronder worden de conclusies voor de deellocaties Diepenheimsestraat 48-50 te Hengevelde, Diepenheimsestraat 44a te Hengevelde en Slaghekkenweg 21 te Bentelo besproken. Voor de concrete inhoud wordt verwezen naar Bijlage 4.

De voorgenomen activiteiten worden gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepaling ‘het opzettelijk beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingsplaats’, als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verstoren en om opzettelijk de vaste rust- en voortplantingsplaats te mogen beschadigen en te vernielen. Voor het doden van beschermde diersoorten geldt geen vrijstelling van de verbodsbepalingen. Afhankelijk van de status van de beschermde soorten, kan soms ook gewerkt worden conform een door de Minister goedgekeurde, en op de situatie toepasbare, gedragscode. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel. In de deelgebieden Diepenheimsestraat 44a en Slaghekkenweg 21 wordt er agrarische bebouwing gesloopt waardoor de emissie van stikstof (ammoniak en stikstofoxiden) sterk afneemt. De emissie van stikstof tijdens de gebruiksfase is in deze twee deelgebieden lager dan de huidige en leidt daarom niet tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied. In het deelgebied Diepenheimsestraat 48-50 neemt de emissie van stikstof tijdens de gebruiksfase toe als gevolg van de bewoning van de twee extra woningen. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, toename verkeer in gebruiksfase en de afstand tussen het plangebied en Natura 2000-gebied, is het niet aannemelijk dat uitvoering van de voorgenomen activiteiten zal leiden tot een negatief effect op Natura 2000-gebied. Nader onderzoek, zoals het opstellen van een stikstofberekening, wordt niet noodzakelijk geacht.

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of voortplantingsplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied

Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de sloop- en bouwwerkzaamheden plaatsvinden en de beplanting verwijderd wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.

Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren amfibieënsoorten, die een vaste (winter)rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling ‘beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen’. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën.

Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor sommige foeragerende diersoorten af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect ecologie geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan, mits er een broedvogelscan wordt uitgevoerd indien de sloop- en bouwwerkzaamheden c.q. verwijdering van beplanting tijdens de voortplantingsperiode plaatsvinden.

4.10 Archeologie en Cultuurhistorie

Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.

Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Archeologie

De gemeenteraad van gemeente Hof van Twente heeft beleid voor archeologie vastgesteld. Op de bijbehorende archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart staan archeologische rijksmonumenten en de kans op archeologische vondsten vermeld. Per gebied zijn criteria opgesteld wanneer een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

De waardenkaart gaat uit van verschillende gebieden: zones met een lage, een middelhoge, een hoge archeologische verwachting en de historische kernen. AMK-terreinen zijn die terreinen die op de landelijke archeologische monumenten kaart staan aangegeven. Zo zijn de kernen van Delden, Diepenheim, Goor of Markelo sinds de Middeleeuwen bewoond geweest en daardoor gebieden waar de kans op archeologische vondsten groot is. Afhankelijk van de verwachtingswaarde die aan een gebied is toegewezen, zal bij bouwplannen archeologisch onderzoek moeten plaatsvinden:

Archeologisch monument   Er zijn geen bodemverstorende activiteiten toegestaan, tenzij een vergunning is verkregen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed  
Overige AMK-terreinen en historische kernen   Bij verstoringen dieper dan 40 cm en oppervlakte van 50 m2 of meer  
Hoge verwachting   Bij verstoringen dieper dan 40 cm en oppervlakte van 2.500 m2 of meer  
Middelhoge verwachting   Bij verstoringen dieper dan 40 cm en oppervlakte van 5.000 m2 of meer  
Lage verwachting   Bji verstoringen dieper dan 40 cm en oppervlakte van 10 ha of meer  

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0027.png"
Figuur 4.4: Uitsnede archeologische verwachtingenkaart (bron: gemeente Hof van Twente).

Toets

In figuur 4.4 is een uitsnede gemaakt van de archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Hof van Twente. Het plangebied is globaal rood omlijnd. Zoals uit figuur 4.4 blijkt is er binnen het plangebied terreinen aanwezig van hoge archeologische waarde. Het advies bij een hoge archeologische waarde is dat er een archeologisch onderzoek nodig is bij bodemverstoringen dieper dan 40 cm en oppervlakte van 2.500 m2 of meer.

Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van twee woningen mogelijk gemaakt. De woningen zullen samen een oppervlakte hebben van circa 350 m2. Er zal nieuwe verharding worden aangelegd en groen worden aangeplant. Gelet er op dat de bodemverstoringen betrekking hebben op een opppervlakte van minder dan 2.500 m2 en de woningen niet gebouwd worden waar de gronden hoge archeologische waarden kennen, wordt een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.

Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.

Toets

Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van provincie Overijssel (zie figuur 4.5) kan worden afgeleid dat er geen monumenten zijn gelegen binnen of in de omgeving van het plangebied. Het plangebied is gelegen binnen een gebied dat op de waardenkaart aangewezen is als bouwlandkampengebied. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt geen afbreuk gedaan aan de kenmerken van het bouwlandkampengebied. Gesteld wordt dat een nader onderzoek naar cultuurhistorie niet noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr4850-VS10_0028.png"

Figuur 4.5: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart (bron: provincie Overijssel).

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.11 Verkeer / parkeren

Het plangebied wordt ontsloten via de Diepenheimsestraat. Zoals reeds beschreven betreft dit een rustige weg, voornamelijk bedoeld om de erven/percelen te bereiken. De weg heeft een maximumsnelheidsregime van 60 km/u. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie als gevolg van het gebruik van de woningen, wordt gebruik gemaakt de 381e CROW uitgave waarin landelijke kengetallen instaan die gebruikt kunnen.

Het plangebied is gelegen in het buitengebied en het gebied kent een niet-stedelijk stedelijkheidsgraad. Voor een vrijstaande woning geldt derhalve een gemiddelde dagelijkse verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen. Voor twee woningen komt dit neer op 16,4 verkeersbewegingen. Geacht wordt dat deze verkeersbewegingen eenvoudig via de huidige weg kan worden afgewikkeld en het aspect 'verkeer' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

Het parkeren vindt, net als in de huidige situatie, plaats op eigen terrein. Op basis van de 381e CROW uitgave bedraagt de parkeernorm voor 2 vrijstaande woningen minimaal 4 parkeerplaatsen. Op eigen terrein is voldoende ruimte om in parkeerplaatsen te voorzien. Geacht wordt dat het aspect 'parkeren' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Planopzet en systematiek

De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

5.2 Toelichting op de regels

5.2.1 Opbouw

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.

Inleidende regels

  • Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

  • Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels

De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving:

De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;

  • bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);

  • specifieke gebruiksregels:

In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;

  • afwijken van de gebruiksregels:

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;

  • Wijzigingsbevoegdheid:

In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene regels

  • Anti-dubbeltelregel:

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;

  • Algemene bouwregels:

In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;

  • Algemene gebruiksregels:

Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;

  • Algemene aanduidingsregels:

In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;

  • Algemene afwijkingsregels:

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;

  • Algemene wijzigingsregels:

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;

  • Algemene procedureregels:

Hier staan algemene procedureregels waarin eisen zijn geformuleerd voor het waarborgen van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan;

  • Regels in verband met vrijkomende agrarische bebouwing;

Hier staan regels geformuleerd met betrekking tot vrijkomende agrarische bebouwing;

  • Strekking algemene regels;

De toepasselijkheid van de algemene regels.

Overgangs- en slotregels

  • Overgangsrecht:

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;

  • Slotregel: 

Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

5.2.2 Bestemmingen

Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:

Bestemmingen

Agrarisch

Deze bestemming is opgenomen voor de agrarische gronden bij de slooplocaties. Er wordt op deze gronden geen gebouwen mogelijk gemaakt, omdat er geen bouwblok aanwezig is. De regels zijn conform de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020' opgenomen.

Wonen

Deze bestemming is opgenomen om de nieuwe woningen aan de Diepenheimsestraat 48-50 in Hengevelde mogelijk te maken. Daarnaast is deze bestemming opgenomen voor de slooplocaties Bentelosestraat 21 in Hengevelde en Slaghekkenweg 21 in Bentelo. Daar zijn immers de agrarische activiteiten beëindigd en wordt de agrarische bestemming omgezet naar een woonbestemming.

De regels van de bestemming Wonen zijn conform de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020'.

Dubbelbestemming

Waarde - Archeologische verwachting 1, 2 en 3

Deze bestemmingen zijn opgenomen om de archeologische waarden van de gronden te behouden dan wel te beschermen. De regels zijn conform de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020' opgenomen.

Leiding - Hoogspanningsverbinding

Deze bestemming is opgenomen voor het beheer en onderhoud van de hoogspanningsverbinding die door het plangebied loopt en voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding, e.e.a. conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020'.

Leiding - Riool

Deze bestemming is opgenomen voor het beheer en onderhoud van de riool leiding die door het plangebied loopt, e.e.a. conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020'.

Gebiedsaanduiding

Vrijwaringszone - radar

Deze aanduiding is opgenomen om regels te stellen ten behoeve van het radarverstoringsgebied, e.e.a. conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020'.

Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Deze aanduiding is opgenomen om regels te stellen ten behoeve van het extensiveringsgebied, e.e.a. conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020'.

Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Deze aanduiding is opgenomen om regels te stellen ten behoeve van het verwevingsgebied, e.e.a. conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020'.

Luchtvaarverkeerzone

Deze aanduiding is opgenomen om regels te stellen in het kader van de luchtvaartverkeerzone, e.e.a. conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020'.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie A onder 1 waardoor vooroverleg niet nodig is.

Waterschap Vechtstromen
Op 25-10-2021 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. Uit de toets is naar voren gekomen dat de normale procedure doorgelopen dient te worden. Er dient bij de desbetreffende RO adviseur van het waterschap Vechtstromen advies te worden gevraagd. Op 25-10-2021 is er advies gevraagd.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 11 november 2021 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging is er één zienswijze binnengekomen. De beantwoording van de zienswijze is opgenomen als Bijlage 5 bij de toelichting van het voorliggende bestemmingsplan en geeft aanleiding om voorliggend plan gewijzigd vast te stellen.

De wijziging heeft betrekking op de slooplocatie Bentelosestraat 21 te Hengevelde. Een klein deel van het plangebied op die locatie heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. De zienswijze van appellant heeft aanleiding gegeven om enkele regels behorende bij deze bestemming te wijzigen en aan te vullen.