Plan: | Elst, Industrieweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0169ELSTindustrweg-VSG1 |
De gronden van het plangebied liggen op het bedrijventerrein De Aam. Het terrein was tot 2007 in gebruik door het bedrijf Luxan, een producent in gewasbeschermingsmiddelen. De nieuwe eigenaar is voornemens het terrein te herstructureren en onderdeel te laten uitmaken van bedrijventerrein De Aam. Het terrein wordt momenteel ontsloten door de Industrieweg. Om het terrein geschikt te maken voor de vestiging van nieuwe bedrijven dient een nieuwe wegenstructuur aangelegd te worden. De bestaande ontsluitingsweg heeft met de ontwikkeling van de nieuwe ontsluiting geen functie meer en deze gronden kunnen onderdeel uitmaken van de nieuwe bedrijfspercelen.
Binnen de huidige bestemmingen is deze ontwikkeling niet mogelijk. De ontwikkeling wordt juridisch-planologisch mogelijk gemaakt door middel van onderhavig wijzigingsplan.
Het plangebied is gelegen ten oosten van het spoor in de kern Elst. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Handelsweg, aan de oostzijde door de Industrieweg-Oost en aan de zuidzijde door de Olympiasingel. Aan de westzijde wordt het perceel begrensd door het voormalige spoorwegemplacement waarop Spoorallee ontwikkeld wordt.
Het perceel is kadastraal bekend als Elst, sectie N nummers 3484 en 350.
Op navolgende afbeelding is de ligging van het plangebied in zijn nabije omgeving te zien. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit wijzigingsplan.
![]() |
Figuur plangebied |
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Elst, bedrijventerrein De Aam', vastgesteld door de gemeenteraad op 21 mei 2013.
Onderhavig plan bestaat uit drie te wijzigen bestemmingen:
1. Industrieweg
De Industrieweg heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer' met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1'. Vanwege de bestemming 'Verkeer' zijn de gronden bestemd voor wegen en bijbehorende voorzieningen. Omdat de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' hebben, zijn ze tevens bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in 'Bedrijventerrein' mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
2. Bestaand bedrijventerrein
Het bestaande bedrijventerrein heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijventerrein' met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1'. Vanwege de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn de gronden bestemd voor bedrijven en bijbehorende voorzieningen. Omdat de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' heeft, zijn ze tevens bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Bedrijventerrein' te wijzigen in 'Verkeer' mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Op basis van het vigerende bestemmingsplan is de realisatie van het onderhavige plan in het plangebied niet rechtstreeks toegestaan. Wel is de mogelijkheid om het plan te realiseren in het bestemmingsplan voorzien door middel van een wijzigingsbevoegdheid waarvan gebruik wordt gemaakt. Het onderhavige plan voorziet hierin, waarbij wordt ingegaan op bovenstaande voorwaarden.
Allereerst wordt ingegaan op het beleid wat van toepassing is op onderhavige ontwikkeling. Daarna worden in hoofdstuk 3 de milieu- en omgevingsaspecten beschreven die van toepassing zijn. Het daarop volgende hoofdstuk bevat de planbeschrijving. De huidige situatie en de voorgenomen ontwikkeling komen hier aan bod. Hoofdstuk 5 bevat de juridische vertaling. Daaropvolgend wordt de financiële en economische haalbaarheid van het plan aangeduid. Afgesloten wordt met het hoofdstuk voor de te volgen procedure.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte1 staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Uit bovenstaande drie doelen zijn de dertien nationale belangen naar voren gekomen. Voor de regio Oost-Nederland (bestaande uit de provincies Overijssel en Gelderland) zijn de volgende opgaven van nationaal belang:
Conclusie
Het initiatief speelt zich af op lokaal niveau en heeft geen duidelijk herkenbare relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd kan worden dat het initiatief niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.
Streekplan Gelderland 2005
Met het Streekplan 'Gelderland 2005; kansen voor regio's' kiest de provincie voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Op provinciaal niveau richt men zich op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht. Deze kenmerken en waarden zijn: natuur en water in het 'groenblauw raamwerk', en ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur. De rest van de provincie, het 'multifunctioneel gebied', wordt meer dan in het verleden het domein van de gemeenten. Zij werken daarvoor samen in regionaal verband. De bemoeienis van de provincie met dit multifunctioneel gebied is beperkt.
Het beleid voor bedrijventerreinen is gericht op de zorg voor voldoende aanbod van kwalitatief hoogwaardige, op de vraag van het bedrijfsleven afgestemde, bedrijventerreinen. In verband met zorgvuldig ruimtegebruik is het hanteren van minimale maten (onder andere bouwhoogte en bebouwingspercentage) een instrument om met een beperkt ruimtebeslag veel functies te combineren (inpandig of gezamenlijk parkeren, inpandige opslag en ondergronds bouwen).
Ruimtelijke Verordening
Gedeputeerde Staten stelden op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast. De verordening is op 22 januari 2011 in werking getreden. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie.
De verordening richt zich net zo breed als het streekplan op de fysieke leefomgeving in de provincie. De vigerende ruimtelijke structuurvisie hanteert als uitgangspunt dat nieuwe verstedelijking voor wonen en werken hoofdzakelijk plaatsvindt binnen het bestaand bebouwd gebied. De verordening legt dit beleid van bundeling en intensivering vast door hiervoor voorschriften op te nemen. In de Ruimtelijke Verordening Gelderland is het beleid uit de Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties, zie onderstaand, overgenomen.
Het plangebied ligt binnen het bundelingsgebied (stedelijk netwerk zoals opgenomen in de structuurvisie). Voor deze gebieden zijn geen maximale kavelgroottes opgenomen in de verordening.
Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties
De Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. maatschappelijk is er weerstand tegen verrommeling van het landschap en de ervaring dat langs alle wegen een zelfde soort bedrijventerreinen ontstaan. Er is daarnaast maatschappelijk grote onrust over de klimaatverandering. Dit vertaalt zich in een vraag naar meer regie van de provincie op het ontwikkelen van bedrijventerreinen die milieutechnisch en ruimtelijk goed zijn ingepast, goed bereikbaar zijn en zovel mogelijk klimaatneutraal opereren. Samen met de samenwerkende gemeenten zal de provincie moeten bezien hoe de omvang van de nieuwe uitleg, de locatiekeuze, het ontwerp en het beheer van bedrijventerreinen beter kan worden geregeld.
De structuurvisie is opgesteld tegen de achtergrond van economische en demografische lange termijntermijnontwikkelingen. Daarbij is het van belang een trendmatig ontwikkelingspad in beeld te brengen. Verwacht mag worden dat de feitelijke vraag tijdelijk beïnvloed wordt door de kredietcrisis, maar dat dit weer hersteld na de crisis. Provincie Gelderland gaat bij ramingen uit van werkgelegenheidsgroei volgens het toekomstscenario Transatlantic Market dat voor Gelderland is uitgewerkt in de studie 'Gelderland in vier bedrijven' (2006). Daarbij wordt opgemerkt dat de daarin vastgestelde ruimtevraag op basis van (macro)economische ontwikkelingen niet de enige bron is die ruimtevraag genereert. Ook beleid, zoals in de vorm van transformatie, intensiever ruimtegebruik of groeiambities, heeft gevolgen voor de behoefte.
De opgave ligt in het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling, van goede kwaliteit en in het voorkomen van overschotten en leegstand. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat allereerst wordt ingezet op benutting van bestaande bedrijventerreinen, vervolgens op revitalisering en pas daarna op uitbreiding en aanleg van nieuwe terreinen bestemd voor bedrijven en kantoren (de SER-ladder).
Met deze afwegingsprocedure wil de provincie de verrommeling tegengaan en zorgvuldig ruimtegebruik stimuleren. Ook wordt inbreiding boven uitbreiding gesteld, zodat onnodige verstedelijking wordt voorkomen.
De provincie is voor de realisatie van de doelstellingen mede afhankelijk van de samenwerkende gemeenten. Het is daarbij van groot belang dat er voor elke regio in Gelderland een economisch programmerings- en ontwikkelingsdocument (EPO) voor bedrijvigheid werd opgesteld. Daarom geeft de Stadsregio Arnhem Nijmegen in 2009 op grond van de provinciale structuurvisie het EPO opgesteld. De afspraken per regio over de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen en andere werklocaties is inmiddels uitgewerkt in het RPB (zie paragraaf 2.3).
Conclusie
Bij onderhavig plangebied wordt uitgegaan van herstructurering in bestaand stedelijk gebied. Hierbij wordt optimaal gebruik gemaakt van het bestaande bedrijventerrein door middel van een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving, een zo laag mogelijke milieubelasting en een intensivering van het grondgebruik. De herontwikkeling van een bestaande locatie die onderdeel uitmaakt van bedrijventerrein De Aam is in lijn met trede 1 van de SER-ladder en past daarom binnen het provinciale beleid.
Regionaal Plan 2005-2020, Stadsregio Arnhem-Nijmegen
Het 'Regionaal Plan 2005-2020' is de opvolger van het 'Regionaal Structuurplan KAN 1995-2005' en is in 2006 door de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vastgesteld met als doel bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het verbeteren van condities voor 'het goede leven': het bieden van mogelijkheden voor prettig wonen en succesvol werken in een mooi, aantrekkelijk landschap en waar men zich snel en comfortabel kan verplaatsen. Het Regionaal Plan zet hiervoor de hoofdlijnen uit en biedt andere partijen aanknopingspunten om de komende jaren hieraan samen te werken.
Wat betreft economie is de doelstelling het versterken van het economisch vestigingsklimaat in (inter)nationaal perspectief, waarbij de potenties van de stuwende werkgelegenheid worden uitgebuit. De Stadsregio speelt in op het verbeteren van bestaande ruimtelijke kwaliteiten. De transformatie van het bestaand stedelijk en landelijk gebeid staan centraal. Door op een zorgvuldige wijze voldoende ruimte en mogelijkheden voor inpassing te beiden wordt voor nu en in de toekomst voldoende werkgelegenheid gewaarborgd voor de inwoners van de Stadsregio, die aansluit bij het opleidingsniveau van de beroepsbevolking.
Regionaal programma bedrijventerreinen Stadsregio Arnhem Nijmegen (RPB)
In het Regionaal programma bedrijventerreinen (RPB) beogen de regiogemeenten in de Stadsregio Arnhem Nijmegen overaanbod en leegstand op bedrijventerreinen te voorkomen. De stadsregiogemeenten hebben daarin afgesproken om plannen per subregio (A12 zone, A15 zone en A73 zone) tot 2025 te faseren en een aantal plannen "on hold" te zetten voor wat betreft de planvorming en verwervingen. Daarnaast moet er voldoende ruimte zijn voor kwalitatieve (her)-ontwikkeling van bedrijventerreinen.
Het RPB werdt op 15 december 2011 door de Stadsregioraad vastgesteld.Op 15 mei stelde Gedeputeerde Staten het plan vast. Bij vaststelling is expliciet uitgesproken dat de inbreidingsmogelijkheden binnen het bestaande bedrijventerrein De Aam passen binnen het kader van het RPB. De vastgestelde RPB is verwerkt in de bestuurlijke overeenkomsten (BOV's) tussen Stadsregio en gemeenten. Het bedrijventerreinenbeleid staat immers niet op zich maar heeft raakvlakken met de verstedelijkingsvisie en mobiliteitsaanpak.
Naast voldoende m2 bedrijventerreinen wil de Stadsregio ook kwaliteit. Daarom zet de Stadsregio vooral in op het gebruik van de SER-ladder. Met de SER-ladder wordt een integrale aanpak geregeld voor de kwantitatieve en kwalitatieve afstemming van vraag en aanbod, segmentering, herstructurering en zorgvuldig ruimtegebruik.
Bij de herstructurering en de ontwikkeling van nieuwe terreinen gelden de volgende inrichtings- en uitvoeringsaspecten:
De gemeente Overbetuwe maakt deel uit van de A15 zone. De A15 zone kenmerkt zich door een gevarieerde bedrijvigheid in alle sectoren van de economie: het energie milieu technologie cluster, agrobusiness, industrie, dienstverlening, handel en logistiek. Voor de A15 zone is nog sprake van een aantal bedrijventerreinen waar uitgeefbare grond beschikbaar is. Dit kan een deel van de vraag tot en met 2025 opvangen, maar er zijn ook nog nieuwe lokale en regionale bedrijventerreinen nodig. Voor de zone is er tot 2025 een vraag naar bedrijventerreinen van 96 hectare.
Conclusie
De herstructurering van het bedrijventerrein past binnen het regionaal beleid. Er is geen sprake van het toevoegen van een nieuw terrein.
Toekomstvisie
+ 2020
De Toekomstvisie is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven. De Toekomstvisie+ is een overkoepelend beleidsdocument dat richting geeft aan het beleid van de gemeente Overbetuwe. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1. van de Wet ruimtelijke ordening.
De gemeente Overbetuwe beschikte in 2008 over ruim 250 hectare netto bedrijventerrein. Op de bedrijventerreinen De Aam en Merm in Elst zijn bedrijven gevestigd die voornamelijk uit Elst en omstreken komen. De gemeente heeft op bestaande en in voorbereiding zijnde bedrijventerreinen nog veel potentieel als het gaat om groei van bedrijvigheid. Belangrijke factoren daarbij zijn de ligging van de gemeente in het stedelijk gebied met daarbij de belangrijke infrastructuuraders en het potentieel aan arbeidskrachten vanwege de bouwopgaven binnen en direct buiten de gemeente. Daarnaast is op oudere bedrijventerreinen gestart met (vaak nog kleinschalige) herstructurering. Voor werknemers is Overbetuwe een prettige plek om te werken met voldoende voorzieningen in de directe omgeving.
Eén van de opgaven voor de gemeente is het waarborgen van de kwaliteit van bedrijventerreinen. De kwaliteit wordt waar nodig versterkt met aandacht voor milieuhygiëne ten gunste van (leef)milieu, gezondheid en veiligheid. Herstructurering gaat voor uitbreiding. Hierbij is de SER-ladder richtinggevend. Eerst wordt het huidige gebruik van de ruimte geoptimaliseerd of door herstructurering beschikbaar gemaakt. Hiervoor zijn mogelijkheden in het zuidoosten van Elst. Als een combinatie met andere nieuwe functies worden gevonden, kan extra ruimtebeslag binnen de contouren aan de orde zijn. Als dit niet mogelijk is, wordt de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik onderzocht om de productiviteit per ruimte eenheid te verhogen.
Visie Elst Zuidoost
Met deze visie legt de gemeente Overbetuwe haar strategisch ruimtelijk-functioneel beleid voor de langere termijn voor het gebied Elst Zuidoost vast. De visie geeft aan waar de gemeente met het gebied naar toe wil en hoe ze het goed functioneren van het gebied veilig wil stellen. De visie vormt daarmee een belangrijk kader voor ontwikkelingen op korte termijn in het gebied, brengt meer samenhang aan in de “losse”ontwikkelingen en anticipeert (waar dat kan) op ontwikkelingen in de omgeving. Daarbij wordt er met de visie gestreefd de gemeentelijke middelen zo doelgericht en effectief mogelijk in te zetten. Het is daarom dat de visie gepaard gaat met een ontwikkelingsstrategie. Tevens is de visie een belangrijk communicatiemiddel naar de eigenaren, gebruikers en bewoners in het gebied.
In de visie wordt een beeld geschetst voor Elst Zuidoost in 2025. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende lijnen:
In de visie is aangegeven dat het plangebied een in onbruik geraakt terrein is en daarom behoort tot de inbreidingslocaties. Het zijn kavels die voor herontwikkeling in aanmerking komen en intensiever gebruikt kunnen worden.
![]() |
Figuur Visie Elst Zuidoost ontwikkelbeeld 2025 |
De visie geeft aan dat het plangebied in eigendom is van een private partij. De ontwikkeling van locaties van private partijen zijn relevant voor de realisatie van Zuidoost tot een modern gemengd werklandschap. Door de publieke en private investeringen in het gebied ruimtelijk, economisch en financieel op elkaar af stemmen ontstaat waardecreatie in het gebied, als belangrijke basis voor de ontwikkeling tot een modern gemengd werklandschap. Hierbij zullen de strategische grondposities van de gemeente worden ingezet als aanjager om het proces van waardecreatie te initiëren en zullen met structuurversterkende maatregelen de herontwikkelingsomstandigheden gunstig worden beïnvloed. Hiermee schept de gemeente naar verwachting de juiste randvoorwaarden voor private investeringen.
In het geval dat het plangebied tot ontwikkeling wordt gebracht door externe partijnen is het belangrijk dat er sprake is van een hoogwaardige ontwikkeling die aansluit bij de voorgestelde ontwikkeling in het spooremplacement en Elst Centraal. Daarbij zou onderzocht kunnen worden in welke mate er een koppeling kan worden gemaakt met de voorstelde ontwikkeling ter hoogte van de Eisenhowerplas.
Sociaal Economisch Beleidsplan Overbetuwe 2010-2015
Het SEB 2010-2015 heeft als doel de economische aantrekkelijkheid en daarmee ook het werkgelegenheidsaanbod van de gemeente Overbetuwe te versterken en het bestaande bedrijfsleven en startende ondernemers te faciliteren.
Bedrijven op de bedrijventerreinen zijn verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de werkgelegenheid. In het beleidsplan zijn de belangrijkste ruimtelijk-economische trends en ontwikkelingen in vraag en aanbod waar de gemeente Overbetuwe op het gebied van bedrijventerreinen en kantoren mee te maken krijgt beschreven:
Eén van de vier beleidslijnen waar de gemeente de komende jaren op inzet is het (behoud van) sterke werklocaties. Dit betekent de ontwikkeling van sterke nieuwe werklocaties en behoud en onderhoud van bestaande werklocaties.
Conclusie
De ontwikkeling van het plangebied tot een hoogwaardig bedrijventerrein past binnen de visie van de gemeente Overbetuwe.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:
Conclusie
In het onderhavige plan worden nieuwe wegen mogelijk gemaakt. In de omgeving van de wegen bevinden zich geen geluidsgevoelige objecten (woningen). Een onderzoek naar de geluidbelasting is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het onderhavige plan.
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoren woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
Plangebied
Ten behoeve van het wijzigingsplan 'Elst, Industrieweg' en het wijzigingsplan 'Elst, Spoorallee' is het aspect luchtkwaliteit onderzocht door DGMR. De bevindingen worden hierna integraal weergegeven.
Het plangebied ligt ten oosten van het spoor in de kern Elst. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Handelsweg, aan de oostzijde door de Industrie-Oost en aan de zuidzijde door de Olympiasingel. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door het voormalig spoorwegenemplacement waarop Spoorallee ontwikkeld wordt.
Uitgangspunt is de plankaart van ‘Scenario I, variant I’:
In dit onderzoek is het plan getoetst aan de grenswaarden, zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. De voor dit onderzoek relevante grenswaarden zijn in de volgende tabel weergegeven.
![]() |
Tabel: Grenswaarden Wet Milieubeheer |
Het luchtkwaliteitonderzoek moet uitgevoerd zijn voor vaststelling van een bestemmingsplan, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan maakt geen realisatie mogelijk van gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen, zodat niet aan het Besluit gevoelige bestemmingen getoetst is.
Uitgangspunten
Voor het onderzoek zijn de verkeersgegevens uit de rapportage over het aspect Geluid gebruikt (peiljaar 2022 inclusief toekomstige ontwikkelingen). De gegevens over het peiljaar 2011 zijn door de gemeente ter beschikking gesteld, welke zijn overgenomen uit de regionale verkeersmilieukaart. Voor het bepalen van de verkeersgegevens voor de peiljaren, is een groeipercentage van 1.5% per jaar gehanteerd.
De volgende peiljaren zijn berekend:
In de volgende tabel staan de maximale etmaalintensiteiten en de verkeersgegevens die zijn gehanteerd voor het rekenmodel.
![]() |
Tabel: Verkeersgegevens peiljaren, weekdaggemiddelden |
Rekenmethode
De luchtkwaliteitberekening voor het rijden op de openbare wegen is uitgevoerd met Geoair V2.30. Met dit programma kan de luchtkwaliteit als gevolg van stedelijk wegverkeer berekend worden. Dit programma werkt volgens de rekenregels van SRM1 (deze zijn ook geïmplementeerd in het programma CARII).
In het programma Geoair zijn de emissies, achtergrondconcentraties en windsnelheden opgenomen, zoals die in maart 2013 door I&M zijn gepubliceerd. Voor dit onderzoek is gerekend met achtergrondconcentraties en emissiefactoren die gelden voor de verschillende peiljaren. Er is gerekend met de gemiddelde meteocondities over de periode 1995-2004 en op de resultaten zijn de correcties voor zeezout toegepast. Er is geen dubbeltellingscorrectie toegepast.
De berekeningen zijn verricht op 10 meter vanuit de wegrand. De Olympiasingel en Industrieweg Oost zijn benoemd als ‘Doorstromend stadsverkeer’. De Energieweg en de nieuwe ontsluitingswegen zijn als ‘Normaal stadsverkeer’ benoemd. Alle wegen zijn van het wegtype ‘basis’.
Resultaten en conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een grenswaardentoets uitgevoerd voor de stoffen NO2 en PM10. Indien wordt voldaan aan de grenswaarden voor deze twee stoffen, wordt ook voldaan aan de grenswaarden van de andere stoffen uit de Wet milieubeheer. Uit algemene ervaring in Nederland is gebleken, dat de andere in de Wet milieubeheer genoemde componenten in Nederland geen knelpunten veroorzaken. De rekenresultaten zijn opgenomen in bijlage 1.
Uit deze resultaten volgt dat, in alle peiljaren, de maximale jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 langs alle wegen maximaal 25 µg/m3 bedraagt. Hiermee ligt de jaargemiddelde concentratie minimaal 15 µg/m3 onder de grenswaarde. Hieruit kan worden geconcludeerd dat in alle peiljaren ruim wordt voldaan aan de grenswaarden voor NO2 en PM10 opgenomen in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5.
De grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde NO2 wordt niet overschreden. De grenswaarde voor het 24 uursgemiddelde PM10 wordt maximaal 13 keer overschreden in 2013 en 12 keer in 2015 met ontwikkeling. In het toekomstige peiljaar 2022 met ontwikkeling is dit maximaal 9 keer. De norm is dat deze 24-uursgemiddelde concentratie maximaal 35 keer per kalenderjaar mag worden overschreden. Aan deze norm wordt voldaan.
Uit het bovenstaande kan worden opgemaakt dat het aspect luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor het wijzigingsplan ‘Elst, Industrieweg'.
Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde "Lijst van Bedrijfsactiviteiten''2. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen worden.
Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk (meter) | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied (meter) |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 50 | 100 |
Tabel richtafstanden
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-publicatie zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor.
Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke menging van woningen en andere functies. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens ot gemengd gebied.
Plangebied
De omgeving van het plangebied kan vanwege de menging van woningen en andere functies en de aanwezigheid van de spoorlijn en doorgaande wegen aangemerkt worden als een gemengd gebied. Onderhavig wijzigingsplan maakt de vestiging van bedrijven in milieucategorie 1 t/m 3.2 mogelijk. Deels is categorie 4.1. mogelijk. Om te voorkomen dat de woningen in de omgeving hinder ondervinden en de te ontwikkelen bedrijven belemmerd worden in de bedrijfsvoering dient de richtafstand tot de woningen daarom minimaal 50 respectievelijk minimaal 100 meter te bedragen.
Aan de noord- en westzijde van het plangebied liggen geen woningen. De woningen aan de zuidwestelijke zijde, aan de Korte Bemmelseweg, bevinden zich op ongeveer 195 meter van het plangebied.
Conclusie
In de nabije omgeving van het plangebied bevinden zich geen woningen die door de realisatie van de bedrijven worden belemmerd.
Voor geur zijn er (nog) geen landelijk vastgestelde maximale concentraties, die ter hoogte van gevoelige objecten mogen voorkomen. Alleen voor het houden van dieren zijn in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) (2007) bepaalde normen opgenomen in relatie tot gevoelige objecten zoals woningen. Om bovengenoemde reden is getoetst aan de methodiek van de provincie Gelderland. De provincie heeft een standaard toetsingskader (Gelders geurbeleid voor milieuvergunningen en beleidsregels d.d. 15 augustus 2002) vastgesteld, waarin streef-, richt-, en bovenwaarden voor geurconcentraties in de woon- en werkomgeving worden geformuleerd. Er worden geen gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.
Aan de Industrieweg 2 te Elst was in de periode 1956-2007 chemische pharmaceutische industrie Luxan gevestigd, een bedrijf dat daar bestrijdingsmiddelen produceerde en opsloeg. Op het terrein is sedert de brand van 24 juli 1974 bekend dat de grond en het grondwater zijn verontreinigd. Vanaf die tijd zijn er ook met enige regelmaat onderzoeken uitgevoerd. Vanaf 1984 is door de directie van Luxan het initiatief genomen om de grond en het grondwater te gaan saneren. In de periode 1987-2006 zijn er diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. In de periode 1994-2010 werd met enige regelmaat (monitoring) het grondwater bemonsterd. In de periode 2000-2008 is de ernstige verontreiniging diverse keren, steeds ingegeven door veranderingen, gemeld bij de Provincie Gelderland. Dit alles heeft uiteindelijk geresulteerd in een allesomvattend saneringsplan (Tauw, 20 juni 2006). Dit saneringsplan is door de Provincie, bij besluit van 12 december 2006, goedgekeurd. Ook hierop zijn sindsdien nog een aantal keren kleine wijzigingen gemeld en doorgevoerd.
De saneringsdoelstelling uit 2006 luidde als volgt: "Voor de bovengrond (½ meter) is sprake van een functiegerichte sanering. Deze wordt vervangen door een leeflaag die zal zijn afgestemd op de gebruiksfunctie 'bebouwing en verharding'. Voor de ondergrond is sprake van een kosteneffectieve sanering. De verontreiniging onder de leeflaag wordt zodanig gesaneerd dat geen verdere verspreiding daarvan in het grondwater optreedt omdat deze wordt beheerst. Er wordt gecontroleerd of verspreiding van de verontreiniging met de beheersmaatregel inderdaad voldoende wordt voorkomen. Indien worden aanvullende maatregelen getroffen. De sanering duurt naar verwachting 150 jaar."
De meest recente wijziging op dit saneringsplan dateert van 2012. Op 4 mei 2012 is een geheel omvattend en vervangend saneringsplan ingediend door Mourik Groot-Ammers, de rechtsopvolger van Luxan. De Provincie heeft dit gewijzigd saneringsplan goedgekeurd bij brief van 16 mei 2012.
De aangepaste saneringsdoelstelling luidt sindsdien als volgt:"De gebruiksfunctie is omgezet in 'industrie', aardoor het beschermingsniveau tegen de verontreinigende stoffen wordt verhoogd zodat eenvoudig grondwerk nu mogelijk is zonder de verontreinigde grond te roeren. De sanering zal in drie fasen plaatsvinden (1.aanbrengen leeflaag, 2.aanbrengen geohydrologische beheersmaatregel en 3.instandhouden en monitoren eeuwigdurende beheersmaatregel)."
Op dit moment, anno 2013, wordt contact met de verontreinigde grond voorkomen door de aanwezige bebouwing en verharding. Bij herontwikkeling van het plangebied zal de aanwezige bebouwing tezijnertijd worden gesloopt en zal de verharding worden verwijderd. Daarna zal er een leeflaag worden aangebracht. Zodra de leeflaag is aangebracht zal er een evaluatieverslag worden opgesteld en ingediend bij de Provincie Gelderland.
Conclusie
Voor de door Luxan veroorzaakte bodemverontreinigingen is recentelijk een nieuw saneringsplan opgesteld. Vanuit bodem geldt er een belemmering voor de herontwikkeling van het plangebied zolang als dat er door de Provincie Gelderland geen besluit 'goedkeuring evaluatieverslag' is genomen.
Beoordelingskader
Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarllijke stoffen verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven.
De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering. Het gaat in de eerste plaats om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden. In de tweede plaats gaat het over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, ofwel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn.
Voor transportassen zijn de regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Beide besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het omgevingsbesluit.
Planbeoordeling: Luxan-terrein
In het kader van externe veiligheid zijn onderzoeken uitgevoerd. In deze onderzoeken wordt ingegaan op zowel het gebied Spoorallee als Luxan-terrein. Voor deze gebieden is dus één rapportage opgesteld. Er worden wel gescheiden procedures gevoerd.
Op basis van de risicoanalyse die uitgevoerd is in kader van het plan Elst Centraal en Huis der Gemeente door DGMR3 kan voor het onderhavige plan worden geconcludeerd dat enkel het spoortraject Arnhem-Nijmegen bepalend is voor de externe veiligheidsrisico's in het plangebied. De overige risicobronnen in de omgeving hebben geen of een verwaarloosbare invloed op het externe veiligheidsrisico in het plangebied.
Het spoortraject Arnhem-Nijmegen maakt deel uit van het Basisnet Spoor. Het Basisnet Spoor geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen per baanvak de maximale gebruiksruimte en risicoplafonds aan. Voor de planbeoordeling met betrekking tot externe veiligheid is het onderzoek 'Risicoberekening spoor Spoorallee – Luxan-terrein Elst'4 uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 2 toegevoegd aan dit wijzigingsplan. Risico vanuit externe veiligheid wordt vooral veroorzaakt door het plan Spoorallee, en in mindere mate door het Luxan-terrein.
Planbeoordeling plaatsgebonden risico spoorlijn
Voor basisnetspoorwegen is een (maximale) plaatsgebonden risico 10-6 contour (ook wel veiligheidszone genoemd) vastgesteld in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De veiligheidszone voor het traject Arnhem – Nijmegen is '0' meter vanaf het hart van de spoorbaan. De risicocontour ligt niet binnen het plangebied en vormt daardoor geen belemmering voor het vaststellen van het wijzigingsplan.
Planbeoordeling groepsrisico spoorlijn
De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald door de aard van de risicobron (spoorlijn Arnhem-Nijmegen) en het aantal aanwezigen in de omgeving van de risicobron. Het gebied 'Spoorallee – Luxan-terrein Elst' ligt op een korte afstand (rond de 35 m) van de spoorlijn. Door een toename van het aantal aanwezigen in het plangebied zal het groepsrisico stijgen.
Voor het bepalen van het aantal potentieel aanwezigen in het gebied 'Spoorallee - Luxan-terrein Elst' is gebruik gemaakt van gegevens uit het ontwerpbestemmingsplan Elst Centraal, Huis der Gemeente. Op beide terreinen zijn bedrijven (tot en met milieucategorie 3) toegestaan. De maximale bouwhoogte is 12 meter. In de visie voor het gebied Elst Zuidoost wordt gesproken over de realisatie van een bedrijventerrein met bedrijfsgebouwen met een kantoorachtige uitstraling.
Scenario bevolking | Spoorallee | Luxan |
Bestaand (huidige bebouwing) | Geen bebouwing: 0 personen per hectare | Luxan terrein / bedrijventerrein: 40 personen per hectare bedrijven dagdienst |
Nieuw (bestemmingsplancapaciteit) | Bedrijven dagdienst: 80 personen per hectare. | Bedrijven dagdienst: 80 personen per hectare. |
Tabel Personendichtheid plangebied 'Spoorallee Luxan Elst' per scenario
In onderstaande figuur zijn de resultaten voor de berekening van de hoogte van groepsrisico van het de huidige situatie en nieuwe situatie weergegeven.
![]() |
Figuur Groepsrisico voor de huidige spoorlay-out bij de bestaande situatie en nieuwe situatie voor het gebied Spoorallee-Luxan terrein Elst |
In de tabel is het groepsrisico (uitgedrukt in een ééngetalswaarde: factoren opzichte van de oriëntatiewaarde) voor 2 scenario's uitgerekend.
Scenario | Factor ten opzichte van oriëntatiewaarde | Bij aantal slachtoffers |
1. Bestaande situatie | 0,069 | 152 |
2. Realisatie Spoorallee + Luxan | 0,083 | 144 |
Tabel Het groepsrisico (uitgedrukt in een ééngetalswaarde:factoren opzichte van de oriëntatiewaarde) voor 2 scenario's
Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico in de bestaande situatie onder de oriëntatiewaarde van het groepsrisico ligt. Door de ontwikkeling van de Spoorallee en het Luxanterrein is er sprake van een kleine stijging van het groepsrisico. In de nieuwe ruimtelijke situatie ligt het groepsrisico onder de 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
Als gevolg van de toename van het groepsrisico is de Gemeente Overbetuwe op grond van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen verplicht het groepsrisico voor het plangebied te verantwoorden.
Groepsrisico-verantwoording transport gevaarlijke stoffen over spoorlijn Arnhem-Nijmegen
De gemeente Overbetuwe is op grond van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen verplicht het groepsrisico voor het plangebied Luxan in het onderhavige ruimtelijke plan te verantwoorden. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van criteria 9 en 10 heeft de veiligheidsregio adviesrecht.
Bij het invullen van de verantwoordingsplicht is nog geen gebruik gemaakt van het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden. Het advies is aangevraagd en wordt verwerkt in het definitieve ruimtelijke plan. Conform de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen worden in de motivering (verantwoording) van het betrokken besluit de volgende gegevens opgenomen:
1./2. Het groepsrisico en het eerder vastgestelde groepsrisico
Uit het onderzoek van de Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA) (kenmerk ODRA13005, Risicoberekening spoor Spoorallee Luxan Elst) blijkt dat door de planontwikkeling van de gebieden Spoorallee en Luxan het groepsrisico stijgt. De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald aan de hand van de transportgegevens over het spoor en de bestaande en nieuwe bebouwing. Wanneer gebruik gemaakt wordt van de plafond transportgegevens uit de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen blijkt: dat het groepsrisico in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde ligt. De normwaarde in de huidige situatie is 0,069 bij 152 dodelijke slachtoffers. Na realisatie van de terreinen Spoorallee en Luxan-terrein is de normwaarde 0,083 bij 144 dodelijke slachtoffers.
3. Een aanduiding van het invloedsgebied
Het invloedsgebied (1% letaalafstand) is berekend met het risicoanalysepakket RBMII. Voor de stofcategorie GF3 is het invloedgebied 574 meter (gaswolkexplosie met een overdruk van 0.1 bar bij weerklasse D9) gemeten vanaf het midden van de spoorlijn.
4. De aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied
Het wijzigingsplan voor de Spoorallee en het Luxanterrein maakt de realisatie van bedrijven mogelijk. In tabel is een inschatting gemaakt van de aanwezige en de te verwachten personendichtheid in het plangebied.
5./6. Een aanduiding van de vervoersstromen
Met in de inwerkingtreding van het Basisnet Spoor is er een plafond ingesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoorlijnen. Deze plafondgegevens zijn opgenomen in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen en zijn gehanteerd in de groepsrisicoberekening.
7. Bijdrage kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico
Het wijzigingsplan biedt ruimte voor bedrijven van maximaal milieucategorie 3. Conform de wetgeving externe veiligheid valt een kantoor met een brutovloeroppervlak groter dan 1500m2 in de categorie 'kwetsbaar object'. Het wijzigingsplan staat derhalve realisatie van kwetsbare objecten toe. Woningen of objecten met grote aantallen minder zelfredzamen zijn niet toegestaan in het plangebied.
8. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico
De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald door de eigenschappen van de risicoveroorzaker (in dit geval de spoorlijn) en de eigenschappen van de risico-ontvanger (in dit geval de gebieden Spoorallee en Luxan-terrein te Elst). De gemeente Overbetuwe heeft geen invloed op de vervoersintensiteit en vervoerde stofcategorieën over de spoorlijn. Binnen de geografische grenzen van het plangebied wordt de bebouwing zo ver mogelijk van de spoorlijn gerealiseerd.
9. Mogelijkheden tot voorbereiding en bestrijding van een ramp
Het transport van brandbare gassen is maatgevend voor het groepsrisico. De warme BLEVE is gegeven de risicobijdrage het maatgevende ongevalscenario om rekening mee te houden bij het tot stand brengen van een veilig ontwerp. Het plan ligt deels in de 100% letaliteitsafstand en deels binnen de 1% letaliteitsafstand van een BLEVE. De mogelijkheden voor de rampenbestrijding worden o.a. bepaald door de mogelijkheden voor de hulpdiensten om het gebied te bereiken en de aanwezigheid van bluswatervoorzieningen.
Het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden is aangevraagd.
10. Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden aanwezigen
Voor het vermogen om jezelf/en of anderen in veiligheid te brengen bij de dreiging van, of het bestaan van een gevaarlijke situatie wordt de term zelfredzaamheid gebruikt. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vluchtmogelijkheden een rol.
Het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden is aangevraagd.
Conclusie externe veiligheid Spoorallee – Luxan-terrein Elst
Het gebied 'Spoorallee – Luxan-terrein Elst' ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. Het plaatsgebonden risico levert geen belemmering op voor de realisatie van het wijzigingsplan.
Met het wijzigingsplan wordt de vestiging van kantoorachtige gebouwen mogelijk gemaakt. Daardoor neemt het groepsrisico van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Arnhem-Nijmegen toe.
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, hoogspanningskabels, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden. In het plangebied zijn geen kabels en/of leidingen gelegen.
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen. Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding.
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan 2010 - 2015
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe wij voor de planperiode de uitvoering van acties zien om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
In het kort hier de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode:
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2010-1015
Het plan, vastgesteld op 30 oktober 2009, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende zes jaar gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden.
Keur Waterschap Rivierenland 2009
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de "Keur Waterschap Rivierenland" van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 heeft de gemeente Overbetuwe het Waterplan vastgesteld. In het waterplan wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern op genomen.
Watertoets
Het huidig gebruik wordt gewijzigd van 'zware industrie' naar bedrijventerrein met milieucategorie 1 t/m 3.2.
De huidige locatie is volledig verhard. In de nieuwe situatie worden langs de wegen groenstroken aangelegd. Het totaal oppervlakte verhard zal afnemen.
Op de locatie wordt een nieuw verbeterd gescheiden rioolstelsel aangelegd dat zal aansluiten op het huidige gemeentelijk rioolstelsel.
De beheersing van de verontreinigde bodem vindt plaats door middel van onttrekking van grondwater. In 2013 is de beheersing aangepast waardoor het onttrekkingsdebiet is afgenomen van ca. 15 m3/h tot 5,5 m3/h.
Over de watertoets is overeenstemming bereikt met het Waterschap Rivierenland.
In het kader van de Flora en faunawet is door Loo plan een quickscan gedaan naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten op het Luxan terrein5 . De quickscan is als bijlage 3 bij dit wijzigingsplan gevoegd.
Uit deze quick scan is naar voren gekomen dat:
Bij de uitvoering van de quickscan heeft geen toetsing aan de gebiedsbescherming plaats gevonden. Met de invulling van het wijzigingsplan kan dit wel getoetst worden. Er worden echter geen effecten verwacht.
Conclusie
Indien in periode van half maart-half juli werkzaamheden plaatsvinden dient rekening met broedende vogels te worden gehouden. Om uit te sluiten dat in de gebouwen en het terrein door steenmarter en/ of vleermuizen wordt gebruikt en dat voldaan kan worden aan de F&fwet, is nader onderzoek noodzakelijk.Het onderzoek naar de aanwezigheid van de steenmarter en / of vleermuizen is in uitvoering. Het onderzoeksbureau De Loo plan voert dit onderzoek uit.
Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Gelderland blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren. De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan6 en een archeologische beleidsadvieskaart7 vervaardigd. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.
Op basis van de informatie uit het erfgoedplan en de archeologische beleidsadvieskaart is in het vigerende bestemmingsplan 'Elst Bedrijventerrein De Aam' voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' opgenomen. Dit betekent dat bij bodemverstorende ingrepen met een oppervlakte groter dan 100 m² een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. In onderhavig wijzigingsplan is de dubbelbestemming overgenomen. De archeologische waarden, die eventueel in het plangebied aanwezig zijn, worden middels deze dubbelbestemmingen beschermd.
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen me.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.
Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.
Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Drempelwaarden Lijst D
In de drempelwaarden lijst D is opgenomen (onder D11.3) dat bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer. Het gebied waar de ontwikkeling in plaatsvindt is circa 4 ha groot (dit is inclusief zaken als groen en wegen). De ontwikkeling ligt ver beneden de drempelwaarde zoals genoemd onder het Besluit m.e.r.
Gevoelig gebied
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
Het plangebied is niet gelegen in of nabij een gebied dat wordt beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, Natura 2000 gebied, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn. Het plangebied behoort niet tot een waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of op andere wijze van cultuurhistorische dan wel landschappelijke waarde is.
Milieugevolgen
In de voorgaande paragrafen zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.
Conclusie
Zoals beschreven in de voorafgaande alinea’s zijn er geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen’ te verwachten en daarom is het niet noodzakelijk een m.e.r.- beoordeling uit te voeren.
Om het risico op het aantreffen van achtergebleven concentionele explosieven te minimaliseren is bij een planontwikkeling vaak een explosieven onderzoek nodig. In onderhavig plan is een dergelijk onderzoek echter niet noodzakelijk, omdat het plangebied uit bestaand bebouwd gebied bestaat en de locatie als niet-verdacht wordt aangemerkt.
Het aspect Explosieven vormt geen knelpunt voor het wijzigingsplan ‘Elst, Industrieweg'.
Omgeving plangebied
Het plangebied ligt op het bedrijventerrein De Aam ten oosten van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen en het voormalige terrein van het spoorwegemplacement. De omgeving bestaat uit het bedrijventerrein De Aam, wat zich conform de visie Elst zuid-oost in de toekomst kan ontwikkelen tot een hoogwaardig bedrijventerrein. Het terrein is bereikbaar met de auto via de Industrieweg.
Ten noorden van het plangebied wordt rond het station Elst-centraal ontwikkeld. Het station wodt verbouwd. Er komt een 3e perron bij voor de spoorlijn Tiel-Elst en alle perrons krijgen nieuwe toegangen. Bij het station is ruimte voor kleinschalige retail en kantoorontwikkeling. Ten westen van het plan wordt het plan op het terrein van het voormalige spoorwegemplacement ontwikkeld. De herontwikkeling van het plangebied sluit bij deze ontwikkelingen aan.
Plangebied
In het plangebied was in de periode 1956-2007 het chemische pharmaceutische industriebedrijf Luxan gevestigd. Het betrof een bedrijf dat daar bestrijdingsmiddelen produceerde en opsloeg. De bedrijfsbebouwing staat nu leeg.
![]() |
|
Figuur: huidige situatie plangebied (bron:visie Elst zuidoost) |
Het plangebied betreft het voormalige terrein van Luxan. Het terrein was voorheen in zijn geheel in gebruik door het bedrijf en ontsloten door de Industrieweg. Om het terrein te herstructureren en geschikt te maken voor de vestiging van hoogwaardige bedrijvigheid is een nieuwe wegenstructuur noodzakelijk.
![]() |
Het terrein zal in het zuidoosten aangesloten worden op de rotonde Industrieweg-Oost/Olympiasingel. De nieuwe weg splitst zich vervolgens middels een T-splitsing. Eén weg loopt naar de noordzijde van het gebied en sluit aan op de Handelsweg. De andere weg loopt naar de westzijde en sluit aan op de nieuw te realiseren weg in het plangebied Spoorallee. Door het realiseren van de nieuwe ontsluiting vervalt de functie van de Industrieweg.
De wegen zullen ingericht worden met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het wegdek op de Olympiasingel en de Industrieweg/Oost bestaat uit steenmastiekasfalt (niet reducerend). De nieuwe wegen in het plangebied zullen ook uitgevoerd worden met niet reducerend asfalt.
![]() |
Figuur: toekomstige situatie Luxanterrein en Spoorallee |
Door de nieuwe wegenfunctie is het niet nodig dat de gronden van de Industrieweg een wegfunctie hebben. Op deze locatie kunnen zich bedrijven vestigen en zo aansluiten bij de omliggende gronden, welke reeds bestemd zijn als 'Bedrijventerrein'.
Naast dit bestemmingsplan wordt voor de Industrieweg een beeldkwaliteitplan opgesteld, waarin zal worden ingegaan op de gewenste verschijningsvorm van de bedrijfsgebouwen en de perceelsinrichting. Voor dit beeldkwaliteitplan loopt een separate procedure. Dit plan zal straks enerzijds een toetsingskader voor welstand bieden en anderzijds een inspiratiekader voor de inrichting van het gebied. Daarnaast zullen bepaalde voorwaarden uit het beeldkwaliteitplan worden gekoppeld aan een koopovereenkomst zodat ook privaatrechtelijk op kwaliteit kan worden gestuurd.
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het wijzigingsplan (de verbeelding en regels).
Het wijzigingsplan 'Elst, Industrieweg' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
Hierin wordt het beleidskader uiteengezet en wordt de ontwikkeling onderbouwd. Dit wordt aangevuld met een toelichting op de juridische opzet en een korte beschrijving van de handhavings- en uitvoeringsaspecten.
De bestemmingsregels
In de bestemmingsregels zijn de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen opgenomen. Er is voor gekozen om te verwijzen naar de relevante bepalingen zoals opgenomen in het moederplan 'Elst, bedrijventerrein De Aam' omdat er geen wijzigingen voorkomen in de regels van de bestemmingen.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de enkelbestemmingen Bedrijventerrein en Verkeer opgenomen. Daarnaast is de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1 opgenomen.
Opzet van het plan
Het wijzigingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Bij de overwegingen over de gewenste opzet van het wijzigingsplan staat men voor het dilemma dat er enerzijds een duidelijke behoefte is aan minder regelgeving. Daarnaast moet het plan flexibel zijn om op toekomstige ontwikkelingen in te spelen. Daarvoor zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Deze regelingen bieden weliswaar ruimte voor bepaalde ontwikkelingen, er kunnen echter geen directe rechten en/ of plichten aan worden ontleend. Er zal altijd een belangenafweging plaatsvinden. Als echter wordt voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden, is die afweging marginaal.
Op de verbeelding zijn de enkelbestemmingen Bedrijventerrein, Groen en Verkeer opgenomen. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Om te weten wat binnen de bestemming op de verbeelding is toegestaan, dienen de regels hierbij gelezen te worden. De regels en verbeelding zijn derhalve niet los van elkaar te zien.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en het bestemmingsplan 'Elst, Bedrijventerrein De Aam' van de gemeente Overbetuwe (vastgesteld op 21 mei 2013). Hieronder wordt de opbouw en dergelijke kort toegelicht.
In het wijzigingsplan worden de relevante regels uit het moederplan 'Elst, Bedrijventerrein De Aam' van overeenkomstige toepassing verklaard. Het betreft de bestemmingen Bedrijventerrein, Groen, Verkeer en de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1. In de bestemmingen zijn geen nadere aanvullingen gedaan. Daarnaast zijn de relevante bepalingen uit de Inleidende regels, de algemene regels en de overgangsregels van overeenkomstige toepassing verklaard.
Kostenverhaal
Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, indien er sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. Voor vaststelling zal een anterieure overeenkomst met initiatiefnemer worden getekend.
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling dient ook financieel haalbaar te zijn. Voor het onderhavige plangebied betekent dit dat de uitvoerbaarheid van de realisatie en exploitatie van de bedrijven moet worden onderzocht. Er dient inzicht gegeven te worden in de opbrengsten die gegenereerd worden alsook kosten die gemaakt worden.
De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. Wanneer de kosten en opbrengsten naast elkaar worden gelegd is er sprake van een positief saldo. Verder is gebleken dat er geen onvoorziene hoge kosten te verwachten zijn. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen.
De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
De procedures voor vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het wijzigingsplan van start gaan.
Op grond van de 'Inspraakverordening gemeente Overbetuwe 2007' kan het gemeentebestuur de inwoners van de gemeente betrekken bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.
Gelet op de aard van het plan is er van afgezien om het voorontwerp van het wijzigingsplan voor de inspraak ter visie te leggen. Vanzelfsprekend zal het wijzingingsplan wel - als ontwerp - ter visie worden gelegd.
Artikel 3.1.1. van het besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties, die van dit wijzigingsplan in kennis gesteld moeten worden, zijn inmiddels geïnformeerd. Van de provincie en het waterschap is een reactie ontvangen. Zijn zijn akkoord gegaan met het wijzigigsplan. De waterparagraaf is in overleg met het waterschap opgesteld.
De vaststellingsprocedure van het wijzigingsplan zal plaatsvinden volgens artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Het wijzigingsplan wordt in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kan een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Het plan zal daarna, al dan niet gewijzigd, worden vastgesteld door Burgemeester en Wethouders.
Na vaststelling wordt het wijzigingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.