direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Rijksweg Noord 123, Elst
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Rijksweg Noord 123 te Elst is een loonwerkbedrijf gevestigd. De huidige bebouwing op het perceel bestaat uit een bedrijfswoning en diverse agrarische bedrijfsgebouwen.

In overleg met de gemeente Overbetuwe en de parkorganisatie van Park Lingezegen, waarin het plangebied zich bevindt, is een verzoek ingediend tot wijziging van het vigerende bestemmingsplan 'Park Lingezegen' voor de voortzetting van het loonwerkbedrijf en het realiseren van een manege en parkeergelegenheid voor bezoekers van de manege en het park. Ter compensatie van deze ontwikkeling worden door de initiatiefnemer en de parkorganisatie flinke investeringen gedaan in natuurontwikkeling en landschappelijke inpassing van het plangebied.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente wil medewerking verlenen aan het verzoek. Met de functieverandering wordt de agrarische bestemming omgezet in een bestemming ten behoeve van een loonwerkbedrijf, manege en parkeervoorziening voor bezoekers van de manege en het park. Het bestemmingsplan 'Park Lingezegen' maakt deze ontwikkeling met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Overbetuwe. De locatie bevindt zich ten westen van de Rijkerswoerdse Plassen en grenst in het oosten aan de Rijksweg Noord en in het westen aan de spoorlijn Arnhem-Nijmegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0001.png"

Ligging van het plangebied aan de Rijksweg Noord in Elst

1.3 Vigerend bestemmingsplan

De vigerende juridisch-planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Park Lingezegen' van de gemeente Overbetuwe. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Overbetuwe bij besluit van 28 februari 2012.

Het plangebied heeft op grond van dit bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch – De Park' (A-DP), waarbij een bouwvlak is ingetekend. Verder zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologische verwachting 1' (WR-AV1) en 'Waarde – Archeologische verwachting - 3' (WR-AV3) opgenomen. Tenslotte is over het plangebied de aanduiding 'Wro zone – wijzigingsgebied 4' ingetekend (rode arcering).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0002.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Park Lingezegen' (bron: gemeente Overbetuwe)

Bestemmingsplan Park Lingezegen

Op 28 februari 2012 heeft de raad van de gemeente Overbetuwe het bestemmingsplan 'Park Lingezegen' vastgesteld. In dit bestemmingsplan is specifiek op de locatie van het plangebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om op deze locatie een loonwerkbedrijf, manege en parkeervoorziening te kunnen realiseren. Aan de wijzigingsbevoegdheid zijn meerdere voorwaarden gekoppeld. Het bestemmingsplan heeft ook een wijzigingsbevoegdheid waarmee de gronden met de bestemming Agrarisch - De Park onder voorwaarden kunnen worden gewijzigd in de bestemming Bos.

In paragraaf 3.1 wordt nader ingegaan op de toetsing aan de voorwaarden bij de wijzigingsbevoegdheden.

1.4 Opzet van het wijzigingsplan

Voorliggend wijzigingsplan bevat een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het wijzigingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd: na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan zelf beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de haalbaarheid van het plan getoetst aan de hand van thema's als beleid, milieu, etc. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de wijze van bestemmen. Hierin worden de bepalingen in de regels nader uitgelegd. Ten slotte komen in het vijfde hoofdstuk de resultaten van de procedure aan de orde.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Omgeving plangebied

Het plangebied ligt in het deelgebied 'De Park' van Park Lingezegen. De Park kenmerkt zich door een gevarieerd mozaïeklandschap bestaande uit kleinschalige bospercelen, boomgaarden, weilanden, elzensingels- houtwallen etc.

Ten westen van het plangebied bevindt zich het Kasteelterrein. Voor dit terrein is op 28 juni 2011 een bestemmingsplan vastgesteld, waarin aan het terrein agrarische en bosbestemmingen zijn toegekend, evenals de bestemmingen Recreatie en Maatschappelijk. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 16 januari 2013 de bestemming Recreatie vernietigd. Op dit moment wordt nagegaan hoe deze bestemming alsnog kan worden opgenomen, met inachtneming van deze uitspraak.

Ten oosten van het plangebied bevindt zich aan de overzijde van de Rijksweg Noord het deelgebied Waterrijk van Park Lingezegen. Hier is ruimte voor natuurontwikkeling.

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een agrarisch bedrijf en ten noorden van het plangebied liggen agrarische gronden.

2.2 Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0003.png"

Impressie van het plangebied in de huidige situatie (bron: TM2 Architecten)

Het plangebied wordt bereikt vanaf de Rijksweg Noord via het Notenlaantje (foto rechtsboven). In het plangebied bevinden zich op dit moment een bedrijfswoning (foto linksboven), een uitloophal van circa 2.500 m2 (foto rechtsonder), een opslagloods van circa 1.600 m2 (foto links, midden) en paardenstallen van circa 1.250 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0004.png"

Huidige situatie in het plangebied (bron: TM2 Architecten)

De bedrijfswoning (boerderij) is door de uitstraling duidelijk het hoofdgebouw op het erf. De schuren zijn door hun omvang echter niet ondergeschikt aan de woning. Aan de boerderij zijn verschillende gebouwen aangebouwd waardoor een lang en geschakeld volume is ontstaan. Daaromheen staan nog diverse grotere en kleinere schuren, zowel in het verlengde van de boerderij als dwars op de boerderij.

Het erf wordt ontsloten via een verharde oprit (Notenlaantje) die aan de zuidzijde van het erf loopt en aansluit op de Rijksweg Noord. Op het erf is weinig beplanting aanwezig. De aanwezige erfbeplanting concentreert zich aan de zuidkant van het erf. De schuren liggen kaal in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0005.png"

2.3 Planbeschrijving

2.3.1 Algemeen

De nieuwe inrichting van het plangebied zal bestaan uit drie hoofdbestanddelen:

  • Loonbedrijf;
    - loods (4.000 m2);
    - terrein t.b.v. parkeren en manoeuvreren
  • Manege;
    - binnenbak met foyer en voorzieningen (30 m bij 80 m);
    - binnenbak (20 m bij 40 m);
    - stallen;
    - stro- en hooiopslag;
    - buitenbak (20 m bij 60 m);
    - longeercirkel;
    - stapmolen;
  • Parkeervoorziening;
    - verhard (0,75 ha);
    - onverhard.

Naast de te realiseren bebouwing bevat het plan landschappelijke inpassing van de bebouwing door middel van groenstroken en de aanleg van bos ter compensatie van het plan. Op deze aspecten wordt later in deze paragraaf ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0006.png"

Globale schets plangebied (bron: TM2 Architecten)

2.3.2 Uitgangspunten

In het vigerende bestemmingsplan Park Lingezegen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waardoor deze ontwikkeling via een wijzigingsplan mogelijk kan worden gemaakt. Vanwege de begrenzingen/beperkingen die in de wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen, gelden voor de bebouwing en parkeervoorziening de volgende uitgangspunten:

Manege

Ten behoeve van de manege wordt maximaal 5.700 m² aan gebouwen opgericht. De goot- en bouwhoogte van deze bebouwing bedraagt maximaal 6 m en 12 m. Lichtmasten bij de manege zijn maximaal 10 m hoog. De manege wordt aan de noordzijde van het perceel ontsloten op de Rijksweg Noord.

Loonbedrijf

Ten behoeve van het loonbedrijf wordt maximaal 4.000 m² aan gebouwen opgericht. De goot- en bouwhoogte van de bebouwing bedraagt maximaal 6 m en 12 m. De gronden van het loonbedrijf zullen niet worden gebruikt voor buitenopslag voor de voorgevelrooilijn, detailhandel, bedrijven die ernstige geluidhinder kunnen veroorzaken (inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht), bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, vuurwerkbedrijven, of inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.. Het loonbedrijf wordt aan de noordzijde van het perceel ontsloten op de Rijksweg Noord

Parkeervoorziening

De verharde, permanente parkeervoorziening heeft een oppervlakte van maximaal 0,75 hectare. De parkeervoorziening wordt aan de noordzijde van het perceel ontsloten op de Rijksweg Noord.

2.3.3 Inrichtingsplan

Het voorgaande is verder uitgewerkt in een inrichtingsplan door Abe Veenstra. Het inrichtingsplan is weergegeven op de navolgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0007.png"

Inrichtingsschets Rijksweg Noord 123, Elst (bron: Abe Veenstra Landschapsarchitect , mei 2013)

Bestaande bebouwing

De nieuwe erfinrichting in het plangebied herbergt meerdere reeds bestaande gebouwen, waaronder de bedrijfswoning (1), de binnenbakken (2 en 3) en de stallen (4). Gebouwen 2 en 5 werden in de huidige situatie deels gebruikt als opslag voor hooi, stro en machines voor het loonbedrijf.

Nieuwe bebouwing manege

Ten behoeve van de manege wordt een nieuw gebouw opgericht voor stallen en opslag (5). Het gebouw vormt de afscheiding tussen het erf van de manege en het loonbedrijf. Voor de manege is een bouwvlak opgenomen met een omvang van 1,6 ha.

Erf manege en bedrijfswoning

De genoemde bedrijfswoning en de gebouwen ten behoeve van de manege worden gesitueerd rond een vierkante binnenplaats.

Sloop

Ten behoeve van de binnenplaats worden enkele gebouwen gesloopt. Het betreft paardenstallen en een stalling voor machines van het loonbedrijf.

Overige voorzieningen manege

Ten behoeve van de manege worden ten oosten van het manegeterrein een buitenbak, stapmolen en longeercirkel gerealiseerd.

Nieuw bebouwing loonbedrijf

Ten behoeve van het loonbedrijf worden twee nieuwe gebouwen opgericht (6). Het betreft twee loodsen met een gezamenlijke oppervlakte van 4.000 m2.

Erf loonbedrijf

De loodsen van het loonbedrijf vormen samen met enkele stallen van de manege een rechthoekig erf. Het erf, dat zal worden verhard, wordt gebruikt om te manoeuvreren en parkeren.

Parkeervoorziening

Tussen het erf en de Rijksweg Noord wordt een parkeervoorziening gerealiseerd. In totaal is maximaal 0,75 hectare aan verharde parkeerplaatsen toegestaan. In deze oppervlakte zijn toegangswegen en –paden naar de parkeervlakken niet inbegrepen.

2.3.4 Landschappelijke inpassing en compensatie
2.3.4.1 Inpassing

De bebouwing op het perceel wordt landschappelijk ingepast. Hiervoor is een Landschapsplan1 opgesteld.

In het landschapsplan wordt onderscheid gemaakt naar de volgende onderdelen:

  • erf: de landschappelijke inpassing van het erf zelf en de nieuw te realiseren loodsen aan de achterzijde
  • parkeerterrein: de inpassing en vormgeving van het nieuwe parkeerterrein aan de voorzijde van het erf en de bijbehorende ontsluiting
  • landschap: inpassing van het nieuwe bosblok (op grond parkorganisatie) en houtwallen (elzensingels), routestructuren, watergangen en nieuw te realiseren waterberging.

Erf

Groenstrook rondom loodsen

De nieuwe bedrijfsloodsen worden in een L-vorm geplaatst evenwijdig aan de oriëntatie van de bestaande gebouwen op het erf. Rondom de nieuwe loodsen wordt een erfbeplanting aangebracht in de vorm van een gesloten, opgaande beplanting. Aan de spoorzijde dient een strook van circa 6 meter breed van beplanting gevrijwaard te blijven. De beplanting bestaat uit een inheems sortiment passend bij het karakter van het gebied en de abiotische omstandigheden. Langs de randen worden struikvormers geplant zodat er een dichte gesloten bosrand ontstaat.

Bomenrij noordzijde

Langs de noordzijde van de nieuwe ontsluitingsweg over het erf worden bomen in een dubbele rij geplaatst. Als boomsoort is es gekozen, vanwege het landschappelijke karakter en het feit dat er zo een samenhangend beeld met de bosstrook (waar deze soort ook in wordt toegepast) ontstaat. Tussen de bomen door lopen routes die het erf op twee plekken verbinden met de achterliggende percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0008.png"

Schematische weergave van de opgaven in het plangebied en de omgeving

Groenstrook oostzijde

Langs de rand van het erf dat grenst aan het parkeerterrein wordt een groenstrook gerealiseerd evenwijdig aan de bestaande bebouwing van de manege. De beplanting bestaat uit fruitbomen in gras. Vanaf het terras blijft zicht mogelijk naar de omgeving.

De bestaande watergang langs de manege wordt verlegd in oostelijke richting en vormt de begrenzing met het parkeerterrein.

Zuidzijde

Aan de zuidzijde presenteert het erf zich richting het Notenlaantje. Hier bevindt zich ook de bedrijfswoning en een terras bij de manege. De beplantingsstructuur heeft hier een meer open karakter. Lage beukenhagen markeren de erfgrens. Vanaf de laan is er een toegang tot het erf bij het woongebouw. Aan de oostzijde is er een toegang richting parkeerterrein.

Parkeerterrein

In het gebied tussen erf en Rijksweg Noord wordt een parkeervoorziening gerealiseerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een westelijk deel, omhaagd en direct grenzend aan het erf, en een oostelijk deel met een groene uitstraling.

Ontsluiting

Het parkeerterrein en het erf worden via een nieuwe ontsluitingsweg aangesloten op de Rijksweg Noord. De weg is ter hoogte van het parkeerterrein 8 meter breed. Op het erf krijgt de weg een breedte van 6 meter. De aansluiting op de Rijksweg Noord maakt het nodig dat de weg oploopt, zodat een veilige, overzichtelijke aansluiting gemaakt kan worden. In het plangebied is daarbij een opstelplaats op maaiveldniveau van de openbare weg voorzien. De precieze aansluiting van het terrein op de openbare weg wordt in een afzonderlijk ontwerp uitgewerkt.

Westelijk deel parkeerterrein

Het omhaagde deel van het parkeerterrein, dicht bij het erf, bestaat uit een verharde rijbaan in een doorgaande lus met aan weerszijden parkeerplaatsen. De parkeervakken worden uitgevoerd in grasbeton. Auto's met trailers kunnen het middelste deel benutten. Rijbaan en parkeervakken zijn ruim gedimensioneerd i.v.m. de grotere voertuigen.

Oostelijk deel parkeerterrein

Het overige deel van het parkeerterrein wordt geheel in grasbeton uitgevoerd. Het beoogde beeld is een grasveld waarbij de noodzakelijke voorzieningen voor het kunnen functioneren als parkeerterrein zo onopvallend mogelijk zijn. Om het onderscheid tussen rijbaan en parkeervakken te markeren wordt aan de initiatiefnemer in overweging gegeven hiervoor betonnen opsluitbanden toe te passen. De band kan dan aan de 'koppen' van de parkeerstroken doorlopen in een verhoogde band waarmee de inrit wordt gemarkeerd. Langs de zuid- en oostrand van het parkeerterrein gaat het grasbeton over in gewoon gras; ook hier zou een betonnen opsluitband een heldere afscheiding kunnen vormen.

Beplanting

Op de koppen van de parkeerstroken worden enkele losse elzen in groepjes (niet op rij) geplant. Door het periodiek terugzetten (snoeien) ontstaan losse meerstammige elzen. De toegang tot het erf wordt gemarkeerd door een nieuw te planten solitaire (treur)wilg. Hiervandaan wordt ook in zuidelijke richting een verbinding richting het notenlaantje gemaakt. Ten tijde van evenementen zullen bezoekers via deze route het nabijgelegen kasteelterrein kunnen bereiken.

Waterstructuur

De waterstructuur wordt enigszins aangepast. Bij het erf wordt de bestaande watergang in oostelijke richting verlegd. Als gevolg van de nieuwe eigendomssituatie aan de noordzijde is het wenselijk om hier een nieuwe watergang te maken en enkele sloten te dempen. Voorgesteld wordt om de benodigde extra waterbergingsruimte (i.v.m. nieuw verhard oppervlak) te realiseren langs de watergang parallel aan het spoor op grondgebied van het Park Lingezegen. De waterberging (ruim 2000 m2) wordt hier gecombineerd met de aanleg van een natuurvriendelijke oever. De benodigde oppervlakte wordt gehaald door het creëren van een 7,5 meter brede natte zone (plasberm) met een ligging onder streefpeil (7.20 NAP).

2.3.4.2 Compensatie

Ter compensatie van de bebouwing en van het parkeerterrein die door de initiatiefnemer worden gerealiseerd, wordt bos aangelegd. Dit bos wordt enkele honderden meters ten noorden van het plangebied gerealiseerd. Het betreft 4.000 m2 te realiseren bos uit de wijzigingsbevoegdheid dat wordt gecombineerd met 6.000 m2 te ontwikkelen bos op door de Parkorganisatie van initiatiefnemer gekochte grond. Hiermee ontstaat een nieuw bos van 1 ha. Het bos is zodanig gesitueerd dat het via perceelranden verbonden kan worden met de omgeving. Door langs deze randen nieuwe elzensingels te ontwikkelen en routes te realiseren, wordt invulling gegeven aan het streefbeeld zoals dat voor De Park is opgesteld.

Het landschapsmozaïek wordt verder verstrekt door de aanleg van elzensingels langs perceelranden. Het betreft een noord-zuid gerichte singel ongeveer halverwege het spoor en de Rijksweg Noord en een oost-west georiënteerde singel langs de nieuwe eigendomsgrens. In totaal betreft het hier ca. 2.750 m2 aan nieuwe singelbeplanting.

Ambitie vanuit de Parkorganisatie is de realisatie van een netwerk van informele wandelpaden langs perceelranden. In het noordelijk deel (eigendom Parkorganisatie) kan dit gerealiseerd worden door routes te creëren die aansluiten bij de omliggende infrastructuur en vandaar langs nieuwe elzensingels richting het nieuwe bosje lopen. Langs de Rijksweg Noord kan een wandelroute benut worden tussen de haag en de sloot, zodat ook het notenlaantje bereikt kan worden.

Vanaf de zuidelijke punt van het nieuwe bosje wordt een nieuwe route gerealiseerd langs de noordrand van het plangebied, in de richting van de Rijksweg Noord. Het pad bevindt zich tussen de nieuwe elzensingel en de watergang. Op een aantal plekken zijn bruggetjes of duikers nodig om de sloten te kruisen.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid van het plan

3.1 Ruimtelijk kader

Bij voorliggend plan wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheden naar een loonbedrijf en manege en naar Bos in het vigerende bestemmingsplan 'Park Lingezegen' van de gemeente Overbetuwe. Het plan wordt tevens getoetst aan het streefbeeld voor deelgebied De Park van Park Lingezegen, Dit streefbeeld is opgenomen in de Structuurvisie Park Lingezegen van de gemeente Overbetuwe. Het plan wordt daarmee tevens geacht in overeenstemming te zijn met het Rijks-, provinciaal en regionaal beleid waaraan onderstaande regeling reeds is getoetst.

3.1.1 Structuurvisie Park Lingezegen

Als tegenhanger van de grootstedelijke ontwikkelingen in Arnhem en Nijmegen is het gebied tussen deze twee steden aangewezen als bufferzone waarin verdere verstedelijking tegen wordt gegaan en waar actie wordt ondernomen ter versterking van de omgevingskwaliteit. De ontwikkeling van Park Lingezegen geeft invulling aan deze opgave door behoud en versterking van de groene en recreatieve kwaliteit van het gebied tussen Arnhem, Nijmegen, Elst en Bemmel en het begrenzen van de verstedelijking in dit gebied.

Op basis van landschappelijke kenmerken zijn in Park Lingezegen vijf landschappelijke deelgebieden onderscheiden: De Park, Waterrijk, Landbouwland, De Buitens en De Woerdt. De belangrijke structuurdragende elementen in deelgebied De Park, waarin het plangebied ligt, zijn:

  • het Romeinse lint: open en weids lint met natuurfunctie gebaseerd op de oude stroomgeulen en verwijzend naar de geschiedenis van het landschap;
  • het Kasteelterrein: door bomenlanen omgeven carré, gesitueerd op de historische locatie van voormalige buitenplaats/ kasteel 'De Park' door statige lanen verbonden met de omgeving.

In de structuurvisie Park Lingezegen is in het streefbeeld voor dit deelgebied opgenomen dat, om de juiste verhouding te realiseren tussen open en besloten gebieden met een kleinschalig karakter, het gebied uiteindelijk voor maximaal 50% mag worden verdicht met bos, boomgaarden of singel-/laanbeplanting. De te realiseren bospercelen moeten minimaal 1 ha en mogen maximaal 3,5 ha groot zijn.

Om de ruimtelijke verbinding te maken tussen de west- en oostkant van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen dienen bospercelen zo mogelijk dwars op de spoorlijn te worden geprojecteerd. De spoorlijn wordt niet gezien als een grens in het gebied. Het mozaïeklandschap gaat over in de bestaande groene zoom langs Arnhem Zuid en loopt als mozaïek door tot aan Schuytgraaf. Daardoor ontstaat een heldere overgang naar het stedelijke gebied.

Vanuit het Kasteelterrein wordt een rechtlijnige, bij een kasteelterrein passende, statige lanenstructuur voorzien die de ruimtelijke en functionele verbinding vormt met de omgeving, aansluitend op bestaande groen- en ontsluitingsstructuren.

Er komt enige bebouwing verspreid in het gebied voor. Vooral langs de randen van het gebied en bestaande wegenstructuur. Het betreft vooral erven met een 'agrarische' uitstraling. Deze ruimtelijke structuur en het beeld van karakteristieke erven vormt bij mogelijke functieverandering de leidraad bij uitwerkingen.

Het plan

Dit wijzigingsplan maakt de realisatie van een manege, loonbedrijf en parkeervoorziening mogelijk in deelgebied De Park van Park Lingezegen. De parkeervoorziening is mede bedoeld voor bezoekers van het park en draagt daardoor bij aan de doelen van de structuurvisie. De manege en het loonbedrijf zijn beide functies met een agrarische uitstraling, die passen in een landelijk gebied. Met de ontwikkeling ontstaan twee erven die landschappelijk goed worden ingepast. Dit betekent een flinke verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarin het perceel rommelig is en open in het landschap ligt. Ter compensatie van het plan wordt bovendien 1 hectare bos gerealiseerd op de wijze die in de structuurvisie wordt voorgeschreven. Het plan past daarmee goed in de structuurvisie en draagt bij aan de algemene beleving van deelgebied De Park in Park Lingezegen.

3.1.2 Bestemmingsplan 'Park Lingezegen' Wijzigingsbevoegdheid manege en loonbedrijf

In het bestemmingsplan 'Park Lingezegen' is in artikel 4.7.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee dit plan mogelijk gemaakt wordt. Bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid moeten de volgende algemene voorwaarden in acht worden genomen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de manege bedraagt maximaal 5.700 m2 met dien verstande dat:
    1. de goothoogte van de bedrijfsbebouwing maximaal 6 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing maximaal 12 m mag bedragen;
    3. lichtmasten mogen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 10 m;
    De bebouwing en de lichtmasten ten behoeve van de manege voldoen aan de bovengenoemde maximale maten.

  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van het loonbedrijf bedraagt maximaal 4.000 m² met dien verstande dat;
    1. de goothoogte van de bedrijfsbebouwing maximaal 6 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing maximaal 12 m mag bedragen;
    3. de specifieke gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 6.4 van toepassing zijn;
     
    Artikel 6.4: specifieke gebruiksregels  
    Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:  
    a.   buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;  
    b.   detailhandel, met uitzondering van detailhandel zoals bedoeld in artikel 6.1 onder b;  
    c.   bedrijven als bedoeld in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht;  
    d.   bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen met uitzondering van het verkooppunt motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';  
    e.   vuurwerkbedrijven;  
    f.   inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r..  
    De bebouwing ten behoeve van het loonbedrijf voldoet aan de bovengenoemde maximale maten. Het gebruik dat in strijd is met de bestemming wordt met dit wijzigingsplan niet mogelijk gemaakt en wordt met dit plan ook niet nagestreefd.  
     
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van parkeervoorzieningen mag maximaal 0,75 hectare bedragen, waarbij deze worden ontsloten aan de noordzijde van het perceel op de Rijksweg Noord;
    De oppervlakteverharding ten behoeve van de parkeervoorziening voldoet aan de bovengenoemde maximale maat van 0,75 hectare. Het parkeerterrein wordt aan de noordzijde ontsloten op de Rijksweg Noord. Hiertoe is aan de noordzijde van het perceel de bestemming Verkeer en de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen.

  • d. het loonbedrijf en de manege worden ontsloten aan de noordzijde van het perceel op de Rijksweg Noord;
    Het loonbedrijf en de manege worden aan de noordzijde ontsloten op de Rijksweg Noord. Hiertoe is aan de noordzijde van het perceel op de verbeelding de bestemming Verkeer en de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen.

  • e. de huidige agrarische bedrijfswoning mag als bedrijfswoning worden gebruikt, met dien verstande dat ten aanzien van de bedrijfswoning de bouwregels zoals opgenomen in artikel 4.2 van toepassing zijn;
     
    Artikel 4.2: bouwregels  
    Bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:  
    a.   gebouwd binnen het bouwvlak;  
    b.   de gezamenlijke oppervlakte van:  
      1.   kassen maximaal de bestaande oppervlakte;  
      2.   bedrijfsgebouwen ten behoeve van intensieve veehouderijen bedraagt maximaal de in bijlage 2 kolom “Oppervlakte bebouwing intensieve veehouderij in m2” per bedrijf aangegeven oppervlakte;  
    c.   goothoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen maximaal 6 m;  
    d.   bouwhoogte van  
      1.   hoge open teeltondersteunende voorzieningen maximaal 5 m;  
      2.   lage teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,5 m;  
      3.   overige bedrijfsgebouwen maximaal 12 m;  
      4.   bedrijfswoningen maximaal 10 m;  
    e   inhoud van een bedrijfswoning maximaal 600 m3;  
    Bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:  
    a.   gebouwd binnen het bouwvlak;  
    b.   gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 75 m2;  
    c.   de afstand van bijgebouwen tot de woning bedraagt maximaal 20 m;  
    d.   bijgebouwen worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van de woning;  
    e.   goothoogte maximaal 3 m;  
    f.   bouwhoogte maximaal 5 m.  
    Bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen voldoen aan de volgende kenmerken:  
    a.   bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt maximaal:  
      1.   hooibergen en voedersilo's 15 m;  
      2.   sleufsilo's en kuilvloerplaten 2 m;  
      3.   erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 m en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m;  
      4.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;  
    b.   bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 1 m;  
    c.   lichtmasten zijn niet toegestaan bij paardenbakken, met uitzondering van de bestaande lichtmasten.  
    De huidige bedrijfswoning zal ook in de toekomst als bedrijfswoning worden gebruikt. De bouwregels voor bedrijfswoningen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals hierboven genoemd, worden in het wijzigingsplan ongewijzigd overgenomen.  
     
     
  • f. voorafgaand aan en ter compensatie van de bebouwing en de parkeervoorzieningen zoals bedoeld onder a, b en c wordt minimaal 4.000 m² aan bos gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. nieuwe bospercelen dienen te passen binnen de beoogde verkavelingsstructuur uit de Intergemeentelijke Structuurvisie Park Lingezegen;
    2. bospercelen direct tegen het spoor dienen hier dwars op te worden geprojecteerd om voldoende openheid en doorzicht naar De Park te bewaren;
    3. in een inrichtings- en beheersvisie natuurontwikkeling dan wel de mate van recreatief medegebruik dient te zijn uitgewerkt;
    Voorafgaand aan de realisatie van de bebouwing en de parkeervoorziening wordt de genoemde oppervlakte aan bos gerealiseerd. Op de verbeelding bij dit wijzigingsplan is te zien waar het bosperceel is ingetekend. Dit blijkt eveneens uit het 'Landschapsplan Tilleman' dat als bijlage bij de regels van dit wijzigingsplan is gevoegd.

  • g. het aangebrachte verhard oppervlak inclusief bebouwing genoemd onder a, b en c wordt volgens de regels van het waterschap gecompenseerd;
    In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op de compensatie die nodig is en de wijze waarop deze wordt gerealiseerd.

  • h. er is sprake van een landschapsplan waaruit de landschappelijke inpassing van maximaal 1 hectare groen en versterking van de ruimtelijke structuur blijkt;
    Het plangebied wordt ingepast door middel van circa 1 hectare groen. De gronden die zijn bestemd voor de landschappelijke inpassing zijn bestemd als Groen en zijn terug te vinden op de verbeelding. De landschappelijke inpassing is vastgelegd in het 'Landschapsplan Tilleman' dat als bijlage bij de regels is opgenomen.

  • i. de situering van de bebouwing en de landschappelijke inpassing worden ter goedkeuring aan de supervisor van Park Lingezegen voorgelegd;
    Aan deze voorwaarde zal worden voldaan.

  • j. in verband met de wijzigingsbevoegdheid worden de noodzakelijke onderzoeken uitgevoerd, zoals Flora en Fauna, bodem, archeologie, geluid etc;
    In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit wijzigingsplan aangetoond op alle relevante aspecten. De noodzakelijke onderzoeken zijn uitgevoerd.

  • k. in de nabijheid gelegen functies en waarden worden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
    In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de invloed van het plan op in de nabijheid gelegen functies en waarden.

  • l. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad.
    In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de invloed van het plan op de belangen van eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden.

Voorliggend plan voldoet daarmee aan alle voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

3.1.3 Bestemmingsplan Park Lingezegen Wijzigingsbevoegdheid Bos

In het bestemmingsplan 'Park Lingezegen' is een wijzigingsbevoegdheid (artikel 4.7.6) opgenomen waarmee de realisatie van Bos, dat in dit plan is meegnomen ter compensatie van de hiervoor beschreven ontwikkeling, mogelijk gemaakt wordt. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid naar Bos moeten de volgende algemene voorwaarden in acht worden genomen:

  • a. maximaal 50% van de gronden met deze bestemming mag worden verdicht met bos, boomgaarden of singel-/laanbeplanting;
    Met het plan wordt circa 1 hectare grond die nu de bestemming Agrarisch – De Park heeft herbestemd tot Bos. In totaal beslaat de bestemming Agrarisch – De Park circa 107 hectare. Er is nog geen gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. Het plan past dus ruim binnen deze voorwaarde.

  • b. de oppervlakte van de bospercelen dient minimaal 1 ha en maximaal 3,5 ha te bedragen;
    De totale oppervlakte van de bospercelen bedraagt 1 hectare.

  • c. nieuwe bospercelen dienen te passen binnen de in de Intergemeentelijke Structuurvisie Park Lingezegen beoogde verkavelingsstructuur;
    De verkavelingsstructuur die wordt voorgeschreven in de structuurvisie wordt aangehouden voor de bospercelen die worden gerealiseerd. Een en ander blijkt uit de inrichtings- en beheersvisie die is opgesteld vanwege de voorwaarde onder e.

  • d. bospercelen direct tegen het spoor dienen hier dwars op te worden geprojecteerd om voldoende openheid en doorzicht naar De Park te bewaren;
    De bospercelen die direct tegen het spoor worden gerealiseerd worden hier dwars op geprojecteerd. Een en ander blijkt uit het 'Landschapsplan Tilleman'; de inrichtings- en beheersvisie die is opgesteld vanwege de voorwaarde onder e.

  • e. in een inrichtings- en beheersvisie dient de natuurontwikkeling dan wel de mate van recreatief medegebruik te zijn uitgewerkt;
    Genoemde inrichtings- en beheersvisie is opgesteld in de vorm van het 'Landschapsplan Tilleman' en is als bijlage bij de regels van dit wijzigingsplan gevoegd.

  • f. bospercelen met een minimale oppervlakte van 2 ha mogen worden gebruikt ten behoeve van extensieve dagrecreatie in de vorm van een speelbos;
    Genoemde voorwaarde is niet van toepassing, aangezien slechts 1 hectare bos wordt gerealiseerd. Er zal dus geen sprake zijn van extensieve dagrecreatie in de vorm van een speelbos.

  • g. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
    Het aan te leggen bos wordt omringd door agrarische gronden. Er worden geen negatieve effecten op deze gronden verwacht.

  • h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
    Het aan te leggen bos wordt omringd door agrarische gronden. Er worden geen negatieve effecten voor de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden verwacht.
3.1.4 Conclusie

Het plan voldoet aan alle voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegdheden van het gemeentelijke bestemmingsplan Park Lingezegen. Ook wordt voldaan aan het streefbeeld zoals dat is opgenomen in de structuurvisie Park Lingezegen. Het plan wordt daarmee tevens geacht in overeenstemming te zijn met het Rijks-, provinciaal en regionaal beleid.

3.2 Milieuaspecten

Ten behoeve van het aantonen van de haalbaarheid van dit plan is onderzoek verricht naar de milieuaspecten. Voorliggende paragraaf geeft de resultaten van de haalbaarheidstoets weer. De uitkomsten van deze toetsing zijn overgenomen in dit hoofdstuk.

3.2.1 Bodem

Algemeen

Voordat een bestemmingsplan (of wijzigingsplan) kan worden vastgesteld, dient te worden aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als loonwerkbedrijf, manege en bedrijfswoning met bijbehorend erf en grasland. In de toekomstige situatie worden deze functies planologisch mogelijk gemaakt in een grotere omvang dan de huidige. Hiermee is geen sprake van een functieverandering. De 'oude' en 'nieuwe' functies kunnen als even milieugevoelig worden beschouwd. Om deze reden kan worden aangenomen dat de bodemkwaliteit ter plaatse voldoende geschikt is voor de nieuwe functie.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.

3.2.2 Geluid

Algemeen

In de Wet geluidhinder (Wgh) staat dat voor een bestemmingsplan (of wijzigingsplan) inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere gevoelige bestemmingen.

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

Het plangebied is in de invloedsfeer van wegverkeerslawaai (Rijksweg Noord) en spoorweglawaai (Spoorlijn Arnhem-Nijmegen) gelegen. Het aspect industrielawaai is niet van toepassing op dit plan en is daarom buiten beschouwing gelaten.

Wegverkeerslawaai

De manege en het loonbedrijf zijn geen geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder. De bedrijfswoning is wel een geluidgevoelige bestemming. De woning blijft echter gehandhaafd op de huidige locatie. Verplaatsing naar een plek die akoestisch minder gunstig is, wordt niet toegestaan in dit wijzigingsplan.

Railverkeerslawaai

De manege en het loonbedrijf zijn geen geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder. De bedrijfswoning is wel een geluidgevoelige bestemming. De woning blijft echter gehandhaafd op de huidige locatie. Verplaatsing naar een plek die akoestisch minder gunstig is wordt niet toegestaan in dit wijzigingsplan. Bovendien wordt de woning door de oprichting van de loodsen ten behoeve van het loonbedrijf beter afgeschermd van de spoorlijn. De akoestische situatie van de woning wordt daardoor gunstiger.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.

3.2.3 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden.

Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het plan tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het plan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwsvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Onderzoek

Aan de Rijksweg Noord 123 worden de volgende nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

  • manege;
  • parkeervoorziening;
  • nieuwbouw voor loonwerkbedrijf.

De ministeriële regeling NIBM bevat geen kwantitatieve uitwerking voor de manege en de parkeervoorziening. Dit betekent dat op een andere manier aannemelijk moet worden gemaakt dat het project niet in betekenende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De luchtverontreiniging ten gevolge van het plan wordt veroorzaakt door verkeersbewegingen van en naar het plangebied en de fijn stof-emissies uit de manege.

Emissie vanaf de stallen

Bij een afstand vanaf 100 meter tussen het emissiepunt en de te toetsen plaats is de stalemissie altijd NIBM als de emissie minder is dan 581.000 [g PM10/jaar]. De dichtstbijzijnde gevoelige locatie, de woning aan de Rijksweg Noord 121, bevindt zich op ruim 100 meter van de bebouwingsvlakken van de manege. Er bevinden zich dus geen locaties waar mensen significant worden blootgesteld aan luchtverontreiniging binnen 100 meter. Gelet op het bovenstaande dragen de stalemissies niet in betekenende mate bij aan luchtverontreiniging.

Emissie door het verkeer

Met behulp van de NIBM-rekentool2 (versie oktober 2012) is de verslechtering van de luchtkwaliteit ten gevolge van het plan berekend. Een plan is “in betekenende mate” wanneer de toename van de luchtverontreiniging (NO2 of PM10) meer is dan 1,2 øg/m³. Wanneer een plan “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is toetsing van het plan aan de grenswaarden op grond van de Wm niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0009.png"

Toets grenswaarden

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool3 uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van het ministerie van VROM geraadpleegd. De saneringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2011, 2015 en 2020 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

Conclusie

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige initiatief. Het uitgebreide luchtkwaliteitsonderzoek is terug te vinden in bijlage 1.

3.2.4 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0010.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Park Lingezegen' (bron: gemeente Overbetuwe)

Het plan voorziet in gevoelige functies in de vorm van een woning. In de directe nabijheid van het plangebied is een agrarisch bedrijf gevestigd op circa 45 m afstand aan de Rijksweg Noord 121. Het betreft een veehandel. De bijbehorende bedrijfswoning bevindt zich op een afstand van circa 100 m van het plangebied. Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'4 geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor zowel het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande woningen gelegen buiten betreffend perceel.

Hinder vanuit de omgeving op het plangebied

Het plangebied maakt gezien de omliggende functies deel uit van een 'rustig buitengebied'. In de (aangepaste) VNG- uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) zijn richtlijnen vastgelegd voor hindercirkels. In de directe omgeving van het bouwplan liggen geen niet-agrarische bedrijven. Aan de Rijksweg Noord 121 is een veehandel gevestigd op circa 45 m afstand. Voor een veehandel geldt een richtafstand van 100 m voor het aspect geluid en 50 m voor het aspect geur. Aangezien de woning in het plangebied een bestaande bedrijfswoning betreft, wordt het bedrijf aan de Rijksweg Noord 121 echter niet verder gehinderd in zijn mogelijkheden en vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.

Hinder vanuit het plangebied op de omgeving.

Zoals aangegeven ligt het plangebied in het type 'rustig buitengebied'. In de omgeving van het plangebied is één gevoelige functie gelegen, namelijk de bedrijfswoning aan de Rijksweg Noord 121 op meer dan 100 m afstand:

Voor de manege geldt een maximale richtafstand tot gevoelige functies van 50 m vanwege het aspect geur. Dit aspect wordt in de volgende paragraaf behandeld.

Het bouwvlak van de manege bevindt zich op circa 51 m van het bouwvlak aan de Rijksweg Noord 121.

Voor het loonbedrijf (> 500 m2 bedrijfsvloeroppervlak) geldt een maximale richtafstand tot gevoelige functies van 50 m vanwege geluid. Het bouwvlak van het loonwerkbedrijf bevindt zich op circa 65 m van het bouwvlak aan de Rijksweg Noord 121.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

3.2.5 Geurhinder

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag om een milieuvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de veehouderij. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een in de omgeving gelegen veehouderij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.

Onderzoek

In het plangebied wordt een manege met paarden mogelijk gemaakt. Voor paarden is in het kader van de Wgv geen geuremissie vastgesteld. Voor paarden gelden daarom vaste afstandsnormen. Deze afstandsnormen worden gebruikt om te kijken of de paardenhouderij geen negatief effect heeft op een goed woon- en leefklimaat van geurgevoelige functies. De Wgv maakt voor de afstandsnormen onderscheid tussen een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom (100 meter tot emissiepunt) en buiten de bebouwde kom (50 meter tot emissiepunt). Het gaat hierbij niet om de verkeerskundige bebouwde kom, maar om de ruimtelijke situatie. De geurgevoelige functies in de omgeving van het plangebied liggen buiten de bebouwde kom. Daarom moeten de afstand van de geurgevoelige objecten tot het emissiepunt (stal) minimaal 50 meter bedragen.

De afstand van de woning aan de Rijksweg Noord 121 -het dichtstbijzijnde geurgevoelige object- tot het bouwvlak van de manege aan de Rijksweg Noord 123, bedraagt meer dan 100 meter. Daarmee wordt voldaan aan de afstandsnormen uit de Wgv.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

3.2.6 Externe veiligheid

Algemeen

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het Rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.

Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico betreft de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld die een factor 100 lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om ze te verkleinen.

Onderzoek

Uit de risicokaart Nederland blijkt dat in de omgeving van het plangebied enkele risicobronnen zijn gelegen. Op enkele meters afstand van de loods van het loonbedrijf bevindt zich de intercitylijn Arnhem-Nijmegen, waarop ook transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De bebouwing in het plangebied is gelegen op zeer korte afstand van de spoorlijn en dus binnen het invloedsgebied ervan. Omdat in het plangebied nieuwe beperkt kwetsbare objecten worden toegevoegd (loonbedrijf en manege) neemt het groepsrisico binnen het invloedsgebied van de spoorlijn toe. Gezien de bevolkingsdichtheid in de omgeving van het plangebied, is echter geen sprake van een substantiële toename van het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0011.png"

Uitsnede van de risicokaart (bron: www.risicokaart.nl )

Daarnaast zal door onderhavig plan geen risicovolle functie worden toegelaten die, in het kader van de Bevi, een belemmering zal vormen voor gevoelige functies in de omgeving van het plangebied.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.

3.3 Water

3.3.1 Watertoets

Om te garanderen dat water voldoende aandacht krijgt bij het opstellen van ruimtelijke plannen is de zogenaamde 'watertoets' in het leven geroepen. Hiertoe hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen de Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en de Handreiking watertoets ondertekend. Doel van de watertoets is het vroegtijdig en expliciet betrekken van de waterbeheerders bij het planproces. Het resultaat hiervan wordt vastgelegd in de zogenaamde 'Waterparagraaf'.

Voorliggende waterparagraaf is een verplicht onderdeel van het bestemmingsplan en bevat een overzicht van het watersysteem en de resultaten van de watertoets. Daarnaast biedt de waterparagraaf inzicht in het overlegproces dat in het kader van de watertoets met de waterbeheerders is gevoerd.

De belangrijkste partners op het gebied van waterbeleid zijn op hoofdlijnen de Europese Unie, het Rijk en de provincie en meer specifiek Rijkswaterstaat, de waterschappen en gemeenten. Het Rijk geeft richting aan het beleid op hoofdlijnen, daarbij rekening houdend met de Europese 'Kaderrichtlijn Water'. Binnen deze kaders zorgen provincies, waterschappen en gemeenten voor een integraal waterbeheer waarbij belangen worden afgewogen.

Het Waterschap Rivierenland behartigt, in de regio waarin het plangebied ligt, alle aspecten van het beheer van de regionale wateren. Een uitzondering betreft de grondwateraspecten, waarvoor de provincie als waterbeheerder geldt. Een korte beschrijving van het voor het bestemmingsplan meest relevante waterbeleid is opgenomen in het beleidskader.

Een duurzaam en veilig watersysteem is van belang. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is afstemming gezocht met het Waterschap Rivierenland.

Doel van de Keur is het veiligstellen van de waterstaatkundige en daaraan verbonden ecologische belangen. De Keur bevat daartoe geboden en verboden (met betrekking tot wateren) ter bescherming van de aan- en afvoer van water en het bergend vermogen van het waterhuishoudkundig systeem. De Keur bestaat uit drie gedeelten: een algemeen gedeelte, een gedeelte met betrekking tot wateren en een gedeelte met betrekking tot waterkeringen. Voor overige zaken die in de Keur zijn geregeld is in het bestemmingsplan geen regeling opgenomen. Dit zou immers resulteren in een dubbele regelgeving. Werkzaamheden die tot het normale onderhoud van watergangen behoren zijn vrij van een omgevingsvergunning ex art. 3.3 onder a Wro.

3.3.2 Het watersysteem in Park Lingezegen

In Park Lingezegen stroomt grondwater vanaf de stuwwallen van Arnhem en Nijmegen af richting het plangebied. De grondwaterstroming in het gebied wordt sterk beïnvloed door de grondwaterwinningen die in het gebied plaatsvinden. Bij hoge rivierstanden vindt kwel plaats, bij lage rivierstanden zakt het grondwater weg. Het grondwater staat vrij laag, op ongeveer 1,20 m onder het maaiveld. De Linge zorgt voor de aan- en afvoer van water. De afwatering verloopt vooral in westelijke richting via de Linge. Het overtollige water wordt vanuit de omgeving onder vrij verval naar de Linge afgevoerd. Samen met de Linge vormen de sloten en singels een netwerk van waterlopen waar door middel van stuwen streefpeilen worden gehandhaafd. De chemische waterkwaliteit van de Linge voldoet niet aan alle normen. De waterkwaliteit in de Huissense Zeeg is slecht, hier worden diverse normen in hoge gehalten overschreden. In het zuiden van Park Lingezegen vindt drinkwaterwinning plaats. Hier wordt meer dan 1.000.000 m³ grondwater onttrokken.

3.3.3 Uitwerking watersysteem deelgebied De Park

De waterhuishouding in deelgebied De Park van Park Lingezegen wordt afgestemd op de functie van het gebied. De watergang aan de westzijde van het Romeinse lint zal naast een waterhuishoudkundige, ook een ecologische functie vervullen. Aan de oostzijde van het Romeinse lint wordt een nieuwe watergang gerealiseerd, die zorgt voor de aanvoer van water richting Driel. De zuidelijke oevers van de Linge krijgen een breedte van circa 8 meter ten behoeve van de benodigde waterberging. Aan de noordzijde is dit in De Park niet mogelijk door de aanwezigheid van de weg de Laar.

Het bestemmingsplan Park Lingezegen heeft een positief effect op de waterhuishouding in het gebied. Een aanzienlijk gedeelte van het park wordt ingezet voor waterberging. Met de aanleg van deze waterberging wordt voldaan aan de normen van WB21.

In het Waterrijk worden oppervlaktewateren gerealiseerd. Daarnaast worden bestaande watergangen verbreed door de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Het aanleggen van natuurvriendelijke oevers zal voor een verbetering zorgen van de waterkwaliteit. De effecten van het plan Park Lingezegen op de waterhuishouding zijn uitvoerig beschreven en getoetst in het MER dat voor het bestemmingsplan Park Lingezegen is gemaakt.

3.3.4 Ontwikkeling loonwerkbedrijf en manege

De ontwikkeling van het loonbedrijf en de manege heeft tot gevolg dat er ongeveer 1,5 hectare aan bebouwing kan ontstaan op het perceel. Deze oppervlakte komt voor compensatie in aanmerking. In principe moet de aanvrager zoveel mogelijk berging op zijn eigen terrein/plangebied realiseren.

Het streefpeil in het gebied De Park is 7.2 meter NAP. Per hectare verharding rekent het waterschap voor dat 436 m3 water moet worden gecompenseerd.

In het inrichtingsplan voor Tilleman en de Parkorganisatie is rekening gehouden met een wateropgave van 1,5 hectare verharding = 436 * 1,5 = 654 m3. De benodigde compensatie wordt gerealiseerd door een bestaande C-watergang te verbreden met circa 2180 m2. Het oppervlak aan gedempte sloten wordt bovendien één op één gecompenseerd in het plan.

Het aspect water vormt daarmee geen belemmering voor het plan. Het Waterschap Rivierenland heeft aangegeven akkoord te zijn met de waterparagraaf.

3.4 Flora en fauna

3.4.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Natura 2000. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld.

3.4.2 Gebiedsbescherming

In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dient getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de beschermde gebieden.

Natuurbeschermingswet 1998

Het plan voorziet in de realisatie van een manege met een bouwvlak van 1,6 hectare. Dit betekent dat er ongeveer 407 paarden gehouden kunnen worden. Het houden van dieren resulteert in een uitstoot van stikstof in de vorm van ammoniak. Een toename in stikstofdepositie op omliggende natuurgebieden kan leiden tot vermesting en verzuring van bestaande natuurwaarden. Effecten van stikstof zijn nog waarneembaar tot een afstand van 10 km vanaf de bron. Binnen deze zone liggen verschillende Natura 2000-gebieden (Gelderse Poort, Veluwe, Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Waal).

Deze Natura 2000-gebieden zijn allen gevoelig voor een toename in stikstofdepositie (vermesting en verzuring). In een voortoets dient bepaald te worden of de realisatie van een manege met een omvang van maximaal 1,6 ha (maximaal bebouwd oppervlak 5.700 m2) leidt tot een significante toename in stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden.

Indien de ontwikkelingen in het plangebied leiden tot significante negatieve effecten, is een passende beoordeling (inclusief planMER) noodzakelijk.

Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied ligt binnen de ecologische verbindingszone, die deel uitmaakt van de EHS. De plannen leiden tot een toename in verharding van de ecologische verbindingszone. Een toename in verharding leidt tot verminderde geschiktheid van de verbindingszone op deze locatie. Ter compensatie van deze verharding wordt ten noorden van het plangebied een bos van 1 ha. aangelegd. Dit bos kan, indien het een vochtig bos wordt, fungeren als stapsteen voor de Kleine ijsvogelvlinder. Hiermee zou het plan bijdragen aan de verbinding van de ten oosten gelegen EHS met de bestaande bosgebieden en EHS in het westen.

3.4.3 Soortenbescherming

De meeste van de in het plangebied voorkomende soorten zijn beschermd en vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een algehele vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties. Dit betekent dat voor deze soorten de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing.

Met de plannen zijn negatieve effecten op strikt beschermde soorten niet te verwachten. Het plangebied is wel geschikt als leefgebied voor de Rugstreeppad. Geadviseerd wordt om tijdens de uitvoering van de werkzaamheden plassen in het plangebied te dempen en vergraafbaar zand te verwijderen. Eventueel kan ervoor gekozen worden het plangebied af te schermen met een paddenscherm. Mocht het nog een jaar duren voordat de plannen uitgevoerd worden, dan is het noodzakelijk het onderzoek naar de aanwezigheid van de Rugstreeppad te updaten. Verder zijn de algemene voorwaarden vanuit de zorgplicht van de Flora- en faunawet altijd van toepassing

3.4.4 Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat geen vervolgonderzoek nodig is in het kader van de Flora- en faunawet. Wel dient een voortoets te worden uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Er moeten berekeningen uitgevoerd worden om te bepalen of het houden van paarden leidt tot vermesting en verzuring (toename in stikstofdepositie) op kwetsbare habitattypen binnen Natura 2000-gebieden.

3.4.5 Voortoets

SAB heeft in de memo “Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst” de invloed berekend van de uitbreiding van de manege op de omliggende Natura 2000-gebieden. De voortoets is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd. De berekening betreft die gebieden die in een straal van 10 km rond het plangebied liggen: Veluwe, Uiterwaarden IJssel, Gelderse Poort, Uiterwaarden Waal en Uiterwaarden Neder-Rijn. De afstand van 10 kilometer wordt gezien als de invloedsfeer voor ammoniak vanaf een emissiepunt; in dit geval de manege op het perceel Rijksweg Noord 123. Bij vier van de Natura 2000-gebieden wordt de kritische depositiewaarde van stikstof reeds door de achtergronddepositie overschreden.

In de navolgende tabel is van de vijf omliggende Natura 2000-gebieden de achtergronddepositie en de kritische depositie weergegeven. Tevens toont de tabel de toename van de depositie als gevolg van de maximale invulling van het wijzigingsplan (manege met 407 paarden). De toename is weergegeven in absolute zin en als percentage van de kritische depositiewaarde.

Natura 2000-gebieden   Gemiddelde achtergronddepositie in mol N/ (ha.jaar)   Kritische depositiewaarde in mol N/ (ha.jaar)   Toename ammoniakdepositie maximale situatie in mol N/ (ha.jaar)   Toename ammoniakdepositie maximale situatie als % van de kritische depositiewaarde  
Uiterwaarden IJssel   2180   1300   0,47   0,036 %  
Gelderse Poort (W02)   2100   1300   0,63   0,048 %  
Gelderse Poort (W03)   2100   1300   0,34   0,026 %  
Uiterwaarden Neder-Rijn   2400   >2400   0,29   0,012 %  
Uiterwaarden Waal   2310   1250   0,28   0,022 %  
Veluwe   2400   1071   0,63   0,059 %  

De manege zorgt in de toekomstige situatie voor een zeer beperkte toename van de totale stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebieden. De sterkste toename (0,059%) van de stikstofdepositie ten opzichte van de kritische depositiewaarde vindt plaats bij het Natura 2000-gebied Veluwe.

Om de toename van stikstofdepositie zo gering mogelijk te houden, is in het wijzigingsplan opgenomen dat maximaal 100 paarden mogen worden gehouden. Bij dit aantal paarden is naar verwachting geen sprake van een significant negatief effect op de omliggende Natura 2000-gebieden. De sterkste toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de kritische depositiewaarde bedraagt bij 100 paarden 0,007 % (op Natura 2000-gebied Veluwe).

3.5 Archeologie en cultuurhistorie

3.5.1 Archeologie

Algemeen

Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken.

Onderzoek

In het bestemmingsplan Park Lingezegen is de archeologische verwachtingswaarde in het plangebied opgenomen. Grotendeels heeft het plangebied de bestemming “Waarde – archeologische verwachting 3”, wat betekent dat er een middelmatige verwachtingswaarde bestaat voor archeologische vondsten. In gebieden met deze bestemming geldt aan onderzoeksplicht als het bruto oppervlak van de ingreep groter is dan 500 m² én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm. Een deel van het plangebied heeft de bestemming “Waarde – archeologische verwachting 1”, wat een gebied betreft met een zeer hoge verwachtingswaarde. In gebieden met deze verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht als het bruto oppervlak van de ingreep groter is dan 50 m² én de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0012.png"

Rood = middelmatige verwachtingswaarde

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0013.png"

Rood = zeer hoge verwachtingswaarde

In het plan worden diverse nieuwe bedrijfsgebouwen gerealiseerd, waaronder een loods van 4.000 m2. Tevens wordt bebouwing gesloopt. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van de gebouwen zal indien vereist een archeologisch onderzoek worden overlegd.

Om te waarborgen dat ingrepen in de bodem worden uitgevoerd en dat voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd, zijn op de verbeelding en in de regels de passende dubbelbestemmingen opgenomen.

3.5.2 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

3.5.3 Cultuurhistorie

Het plangebied herbergt, behalve de bedrijfswoning, geen cultuurhistorische waarden. De boerderij uit 1953 blijft behouden in het plangebied. Het erf wordt opgeknapt en landschappelijk ingepast, waardoor een verbetering van de landschappelijke kwaliteit zal optreden.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

3.6 Verkeer en parkeren

Verkeer

In de huidige situatie wordt het plangebied ontsloten via het Notenlaantje, dat uitkomt op de Rijksweg Noord. In de toekomst zullen alleen de bedrijfswoning in het plangebied en de bebouwing aan de Rijksweg Noord 121 via dit laantje worden ontsloten.

Aan de noordzijde van het perceel wordt een nieuwe ontsluiting aangelegd. Deze ontsluiting is bedoeld voor de parkeervoorziening voor het Park en voor het verkeer van en naar de manege en het loonbedrijf en wordt ten noorden van het perceel aangetakt op de Rijksweg Noord. Hiervoor wordt een nieuwe aansluiting op deze weg gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0014.png"

Ontsluiting van de bedrijfswoning en Rijksweg Noord 121 (rood)
Ontsluiting van de manege, loonbedrijf en parkeervoorziening (paars)

Parkeren

In het plangebied is voldoende ruimte aanwezig om de parkeerbehoefte als gevolg van het loonbedrijf en de bedrijfswoning op eigen terrein op te lossen. Naast de parkeergelegenheid die op het erf wordt gerealiseerd, bevat het plan de aanleg van een parkeervoorziening ten behoeve van bezoekers van de manege en het park en ten behoeve van evenementen. Maximaal 0,75 hectare mag worden gebruikt voor verharde parkeerplaatsen.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.7 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met deze wijziging en de kosten voor ontwikkeling en inrichting van het plangebied zijn voor rekening van de initiatiefnemer en de Parkorganisatie. Door middel van een anterieure overeenkomst is dit juridisch vastgelegd. Met deze overeenkomst is het plan verzekerd van kostendekking, het opstellen van een exploitatieplan is daarom overeenkomstig artikel 6.12, lid 2 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening niet nodig. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.

Hoofdstuk 4 Wijze van bestemmen

De grondslag voor dit wijzigingsplan wordt gevormd door het bestemmingsplan 'Park Lingezegen' van de gemeente Overbetuwe. In het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om onder voorwaarden een loonbedrijf, manege en parkeervoorziening en, via een andere wijzigingsbevoegdheid, bos mogelijk te maken.

De regels van dit wijzigingsplan maken in juridische zin deel uit van het bestemmingsplan. Artikel 3.6 lid 1 onder a Wro bepaalt immers, dat wijzigingen worden geacht deel uit te maken van het (bestemmings)plan, met dien verstande, dat zij, zolang en voor zover de bestemming nog niet is verwerkelijkt, kunnen worden herzien op dezelfde wijze als waarop zij tot stand zijn gekomen. Het wijzigingsplan is dus onderdeel van en vormt een aanvulling op het bestemmingsplan.

Een en ander betekent onder meer dat de regels van het moederplan (Park Lingezegen) van toepassing zijn op de nieuwe ontwikkeling.

In dit plan worden een loonbedrijf, een manege, een parkeervoorziening, ontsluiting, landschappelijke inpassing door middel van groen en compensatie in de vorm van bos mogelijk gemaakt. Ter bescherming van de natuurwaarden in omliggende Natura 2000-gebieden is in de regels opgenomen dat op de manege maximaal 100 paarden mogen worden gehouden. Er is een voorwaardelijke bepaling opgenomen die regelt dat de parkeervoorziening en gebouwen (met uitzondering van de bestaande gebouwen) slechts mogen worden gebruikt indien binnen een jaar de landschappelijke inpassing is gerealiseerd. Deze landschappelijke inpassing dient bovendien na realisatie in stand te worden gehouden.

Voor een verdere inhoudelijke beschrijving van de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bos', 'Groen', 'Sport' en 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en '-3' wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Park Lingezegen van de gemeente Overbetuwe.

Voor de bestemming 'Verkeer-Verblijf' geldt, dat binnen deze bestemming een parkeervoorziening mag worden gerealiseerd.

Voor de parkeervoorziening mag maximaal 0,75 ha worden benut voor verharde parkeervlakken. Dit betreft nadrukkelijk alleen de parkeervlakken, niet de toegangswegen en paden om de vlakken te bereiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0154BUITrijkswn123-VSG1_0015.png"

Inrichtingsschets parkeervoorziening

Hoofdstuk 5 Procedure

Het ontwerp-wijzigingsplan heeft vanaf 27 juni 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan het college van burgemeester en wethouders. Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.

In het wijzigingsplan zijn twee ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. In het ontwerp-wijzigingsplan was op de verbeelding door middel van de aanduiding 'manege' aangegeven dat alleen de gronden binnen het bouwvlak, binnen de bestemming 'Sport', voor een manege zijn bestemd. De gronden buiten het bouwvlak waren onterecht niet voor een manege aangewezen. Om dit te herstellen is de aanduiding 'manege' van de verbeelding geschrapt. In de regels zijn in de bestemming 'Sport', in artikel 7.1.1 onder a en in artikel 7.2.2, aanhef, de woorden: "ter plaatse van de aanduiding 'manege'" geschrapt.