direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: RvR Kanaal O.Z. 13a en naast Steendervalsweg 55
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1731.KanaalOZ13aDR-VST1

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering al dan niet in combinatie met bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 1 en 2, die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat van bedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. cultuurgrond;
  • c. erfbeplantingen;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de gebouwen zullen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één bedragen;
  • d. de afstand van de bedrijfswoning tot het hart van de weg zal ten minste 20,5 m bedragen;
  • e. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien zij landschappelijk wordt ingepast conform Bijlage 2 Inrichtings- en beplantingsplan;
  • f. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in º   hoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfs
woning  
150 m2   -   3,5   30   60   9,0  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfs woning   -   100 m2   3,5   -   60   6,6  
3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat het aantal vlaggenmasten niet meer dan twee bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7 m, met dien verstande dat voor lichtmasten geldt dat uitsluitend bestaande lichtmasten zijn toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in 11.1 gehanteerd.

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.1, onder e en kan worden toegestaan dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot 250 m2;
  • b. het bepaalde in 3.2.1, onder e en kan worden toegestaan dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfswoningen wordt vergroot tot respectievelijk 6 m en/of 10 m, mits:
    • 1. de bedrijfswoning daarmee aansluit op een voor het landschap kenmerkend bebouwingstype;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar);
  • b. het opslaan van agrarische producten binnen het bouwvlak voorzover het gronden betreft die zijn gelegen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning;
  • c. het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik;
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de productiegebonden detailhandel in de vorm van de verkoop van eigen en streekeigen producten;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • h. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij een andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroepsvloeroppervlakte in een bijgebouw meer dan 45 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
    • 6. de gronden worden gebruikt ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande meerjarige teeltvormen;
  • i. het niet aanleggen of instandhouden van een erfinrichting die moet worden gerealiseerd conform Bijlage 2 Inrichtings- en beplantingsplan.