Plan: | Halerweg 11 / Hoofdstraat ong. te Zwiggelte |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1731.Hlrwg11enHfdstrtZW-ONT1 |
Aan de Halerweg 11 in Zwiggelte bezit initiatiefnemer een voormalig melkveehouderijbedrijf. Initiatiefnemer is voornemens om de bedrijfsbebouwing in het kader van de ruimte voor ruimte regeling te slopen. In totaal wordt een oppervlakte van circa 2.100 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Ook de aanwezige mestsilo en een deel van de erfverharding wordt opgeruimd. Buiten de sloop blijft de aanwezige bedrijfswoning met bijgebouw.
Op basis van de ruimte voor ruimte regeling komt initiatiefnemer in aanmerking voor twee compensatiewoningen. Het bouwen van deze woning op het perceel aan de Halerweg 11 in Zwiggelte is ruimtelijk niet wenselijk omdat hierdoor de naastgelegen veehouderijbedrijven belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Om die reden heeft initiatiefnemer aan de gemeente gevraagd om de twee compensatiewoningen te mogen bouwen op een perceel grond ten noorden van de kern van Zwiggelte aan de Hoofdweg (perceel kadastraal bekend gemeente Westerbork, sectie U, nummer 66).
De gemeente Midden-Drenthe laat door middel van de brief van 16 juni 2022 weten onder voorwaarden akkoord te zijn met het ruimte voor ruimte plan. Omdat de woningen worden gerealiseerd op een andere locatie dan de locatie waar zal worden gesloopt, is voor deze ontwikkeling een bestemmingsplanherziening vereist.
Door middel van het voorliggende bestemmingsplan wordt de ontwikkeling juridisch - planologisch mogelijk gemaakt.
Het plangebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft bestaat uit 2 deelgebieden.
Deelgebied 1 is het voormalig agrarisch bedrijf aan de Halerweg 11 in Zwiggelte, waar de bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Deelgebied 2 is het perceel aan de Hoofdweg in Zwiggelte (U 66) waarop de 2 compensatiewoningen worden gebouwd. De percelen liggen circa 2 kilometer bij elkaar vandaan. Zie ook afbeelding 1.
Afbeelding 1: deelgebied 1 aan de Halerweg en deelgebied 2 aan de Hoofdstraat
De begrenzing van het deelgebied 1 en deelgebied 2 zijn in afbeelding 2 globaal weergegeven. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan horende verbeelding.
Afbeelding 2: begrenzing deelgebied Halerweg 11 (links en Hoofdstraat (rechts)
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan " Veeglan Buitengebied Midden-Drenthe 2022" van de gemeente Midden-Drenthe. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 30 juni 2022.
Halerweg 11
Het gehele deelgebied kent de enkelbestemming: 'Agrarisch met waarden - 1' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf' en de dubbelbestemming: 'Waarde - archeologie 2'. Op dit deelgebied is tevens de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radiotelescoop 2' van toepassing vanwege de aanwezigheid van Westerbork Synthese Radiotelescoop.
Hieronder een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Veegplan Buitengebied Midden-Drenthe 2022' van dit deelgebied.
Afbeelding 3: uitsnede bestemmingsplan "Veegplan Buitengebied Midden-Drenthe 2022" voor deelgebied Halerweg
Gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden – 1’ zijn onder andere bestemd voor cultuurgrond, de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – grondgebonden agrarisch bedrijf’, bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bouwwerken gebouw zijnde. Per bedrijf mag het aantal bedrijfswoningen hoogstens één bedragen.
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' is bepaald dat een archeologische onderzoeksplicht geldt voor bodemingrepen groter dan 1000 m² en dieper dan 30 cm.
Hoofdstraat ongenummerd
Het gehele deelgebied kent de enkelbestemming: 'Agrarisch met waarden - 1' en de dubbelbestemming: 'Waarde - archeologie 2'. Op dit deelgebied is tevens de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radiotelescoop 2' van toepassing vanwege de aanwezigheid van Westerbork Synthese Radiotelescoop.
Hieronder een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Veegplan Buitengebied Midden-Drenthe 2022' van dit deelgebied.
Afbeelding 4: uitsnede bestemmingsplan "Veegplan Buitengebied Midden-Drenthe 2022" voor deelgebied Hoofdstraat ong.
De in het bestemmingsplan "Veegplan Buitengebied Midden-Drenthe 2022" opgenomen wijzigingsbevoegdheid (artikel 4.9.J.) voorziet in de mogelijkheid om 2 compensatiewoning op te richten. Echter omdat de compensatiewoningen op een ander perceel worden gebouwd dan de locatie waar de sloop plaatsvindt, kan geen gebruik gemaakt worden van deze regeling. In dit geval moet er dus worden teruggegrepen op de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (artikel 2.16). De ruimte voor ruimte regeling van de prvincie maakt het voorliggende plan wel mogelijk.
Voor een goede ruimtelijke afweging wordt het plan echter ook getoetst aan de voorwaarden die bij de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan van toepassing zijn. Dit zijn de volgende:
In paragraaf 3.3 wordt de ontwikkeling getoetst aan deze wijzigingsvoorwaarden.
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde ontwikkeling, waarbij ook het beeldkwaliteitsplan aan bod komt. Hoofdstuk 3 gaat in op het relevante beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten van de relevante milieuonderzoeken opgenomen. De juridische planbeschrijving is als hoofdstuk 5 opgenomen. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte ingegaan op de procedure.
Ontwikkelingsgeschiedenis
Het deelgebied aan de Halerweg in Zwiggelte ligt in de jonge veldontginningen. Deze jonge veldontginningen zijn door hun moeilijk te bewerken grond lange tijd woeste gronden geweest op het Drents Plateau. Pas in het begin van de twintigste eeuw (na de uitvinding van de kunstmest) zijn de gronden op planmatige wijze ontgonnen. De verkaveling is veelal een voortzetting van de bestaande grenzen in de omgeving. Er is een min of meer blokvormig wegenpatroon uitgezet met daarbinnen meerdere blokvormige kavels voor een goed landbouwkundig gebruik. Ze worden van elkaar gescheiden door sloten en afrasteringen. Binnen het patroon van doorgaande wegen ligt een fijnmazig patroon van zandwegen.
Voor een belangrijk deel zijn de jongere ontginningen bebost. Vrijwel de gehele noordelijke rand van de gemeente wordt gevormd door uitgestrekte boscomplexen. Ook de bossen ten westen en noorden van het plangebied maken hier onderdeel van uit. Langs de doorgaande wegen is bebouwing ontwikkeld. Hierbij gaat het om relatief nieuwe bedrijven. De huidige boerenerven zijn groot in vergelijking met de andere deelgebieden. Erfbeplanting is beperkt aanwezig. Een deel van de oude woeste gronden is nooit ontgonnen. Deze stuifzand- en heidegebieden zijn nu belangrijke natuurgebieden. Resten van stuifzandgebieden zijn het Mantingerzand, het Balingerzand, het Hullenzand, het Groote Zand, delen van het Hijkerveld en het Orvelterzand.
Locatie
De voormalige agrarische bedrijfslocatie aan de Halerweg 11 in Zwiggelte bestaat uit een bedrijfswoning met bijgebouw, twee stallen verbonden door een corridor en een mestsilo. Zie ook afbeelding 5.
Afbeelding 5: aanwezige bebouwing Halerweg 11
De twee stallen met de corridor hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 1.977 m2. De mestsilo heeft een diameter van circa 19 meter. De totaal te saneren bebouwde oppervlakte bedraagt circa 2.100 m2.
De bedrijfswoning met bijgebouw zijn in afbeelding 6 weergegeven.
Afbeelding 6: bedrijfswoning met bijgebouw
Het erf aan de Halerweg is groen en goed verzorgd, met name aan de voorzijde is de huidige schuur met woonhuis omgeven door een fraaie streekeigen beplantingen en als zodanig behoudenswaardig.
Ontwikkelingsgeschiedenis
In 1900 is nog weinig oorspronkelijke ruigte en heide rond Zwiggelte gecultiveerd, het gebied functioneert al wel als esdorpenlandschap. De Eekhorsten en Broeken aan noord- en westzijde vormen het beekdal richting de Beilerstroom. Daartussen liggen de weide- en bouwlanden. In de historische topografische kaartbeelden (zie plan 'Landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit') zien we de ontwikkeling van het gebied in de vorige eeuw. Rond 1950 is het beoogde bouwkavel al als agrarisch gebied gecultiveerd. De Hoofdstraat vormt reeds de belangrijkste verbinding met Hooghalen. De houtwal nabij het bouwkavel vormt een belangrijk ruimtelijk element als erfbegrenzing en wegbegeleiding. Kavels strekken zich op in langgerekte rechthoeken vanuit de Klateringenweg. Als gevolg van de hydrologische situatie zijn kavels relatief smal.
Tot heden verandert er relatief weinig rond de noordzijde van Zwiggelte. Tussen 1990 en heden is de verkavelingsstructuur verandert, grootschaliger, door een versnelde afvoer van de beek kunnen sloten en greppels worden gedempt.
Locatie
Het deelgebied aan de Hoofdstraat is na 1970 aan de westzijde verdicht door de aanplant van een erfbos waardoor een meer kleinschalig landschap is ontstaan, mede doordat de houtsingels minder intensief werden gedund.
In de onderstaande afbeelding is een foto weergegeven van het perceel aan de Hoofdstraat waarop de twee compensatiewoningen ontwikkeld zullen worden. Het betreft een perceel welke gebruikt wordt voor landbouwdoeleinden. Het perceel wordt vanaf de Hoofdweg met een dam ontsloten. Aan de noordzijde wordt het perceel ontsloten door middel van een schouwsloot.
Bijzonder fraai is de zware laanbeplanting langs de weg. Samen met de houtwal is de ontwikkelingslocatie daardoor beperkt zichtbaar vanaf de openbare weg.
Afbeelding 7: landbouwperceel aan Hoofdstraat ong.
Het perceelsgedeelte waarop de woningen worden ontwikkeld heeft een oppervlakte van circa 5.000 m2. De landbouwgronden die ten zuiden grenzen aan dit deelgebied zijn in eigendom van initiatiefnemer en blijven in gebruik voor landbouwdoeleinden.
Het plan behelst de sloop van alle vrijgekomen agrarische bebouwing op de locatie, met uitzondering van de voormalige bedrijfswoning met vrijstaand bijgebouw. In totaal wordt circa 2.100 m2 aan bebouwing gesloopt. In afbeelding 5 is deze bebouwing rood gemarkeerd aangegeven.
De voormalige bedrijfslocatie aan de Halerweg 11 ligt ingeklemd tussen twee agrarische bedrijven. Zie ook afbeelding 8.
Afbeelding 8: ligging deelgebied tussen de agrarische bedrijven aan de Halerweg 9 en 13
Plaatsing van de compensatiewoningen op het erf/bouwvlak van de Halerweg 11 leidt er toe dat de woningen op relatief zeer korte afstand komen te staan van beide bedrijven. Twee extra woningen op korte afstand van twee toekomstgerichte melkveebedrijven is ruimtelijk ongewenst. Daarmee zullen de woningen de ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende bedrijven beperken omdat er onvoldoende ruimtelijke scheiding in acht wordt genomen. Er is dan geen sprake van goede ruimtelijke ordening.
Om die reden is ervoor gekozen de compensatiewoningen te ontwikkeling op een perceel waar wél voldoende ruimtelijke scheiding in acht genomen kan worden. Zie ook subparagraaf 2.2.2.
Door bureau Stad en Land is een landschappelijke inpassing uitgewerkt van het toekomstige woonperceel aan de Halerweg 11 in Zwiggelte. De landschappelijke inrichtingstekening is in afbeelding 9 weergegeven.
Afbeelding 9: landschappelijke inpassing voormalige boerderij met bijgebouw aan de Halerweg 11 (Bron: Buro Stad en Land)
Landschappelijke kwaliteitswinst treedt op door de sloop van de bedrijfsgebouwen en de zorgvuldige landschappelijke inpassing van de te handhaven bebouwing.
De landschappelijke inrichtingstekening op schaal is opgenomen in het Ruimtelijk kwaliteitsplan, welke als Bijlage 2 bij de regels is gevoegd.
Erfinrichting
In de toekomstige situatie blijven bestaande boom- en haagbeplanting behouden. Enkele bomen worden toegevoegd als markering van de nieuwe erfgrenzen (noot, els). Aan de achterzijde van het erf is, om de erfgrens te markeren, een lage tot halfhoge (1,50 m) haag voorzien. Hagen langs de oprit markeren de erfgrens en zorgen ervoor dat geparkeerde auto’s deels aan het zicht worden onttrokken. Het nieuwe erf volgt in belangrijke mate de richtlijnen uit het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, een rechthoekig open tot halfopen erf, gemarkeerd met solitaire bomen en boomgroepen.
De bestemming 'Agrarisch met waarden - 1' ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf' zal worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen-Voormalige boerderijen'. De dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radiotelescoop 2' blijven onverminderd van kracht.
In afbeelding 10 is nieuwe verbeelding van de Halerweg 11 weergegeven. Het perceel met de bestemming 'Wonen-Voormalige boerderijen' heeft een oppervlakte van circa 5.000 m2. De overige gronden binnen dit deelgebied houden de bestemming 'Agrarisch met waarden - 1'. De functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf' is wegbestemd.
Afbeelding 10: verbeelding Halerweg 11
Het bestemmingsplan "Veegplan Buitengebied Midden-Drenthe 2022" kent in artikel 4.9, lid i een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf' om te zetten in de bestemming Wonen / Wonen – Voormalige boerderijen. Van deze wijzigingsbevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt omdat met dit plan ook de ontwikkeling van de compensatiewoningen mee wordt genomen. Een herziening van het bestemmingsplan is hiervoor nodig.
Voor een goede ruimtelijke afweging is in paragraaf 3.3 ook getoetst aan de voorwaarden die bij de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan van toepassing zijn. Hieruit blijkt dat voldaan wordt aan deze wijzigingsvoorwaarden.
Tussen de gemeente en initiatiefnemer is overleg geweest om tot een passende locatie te komen voor de ontwikkeling van de twee compensatiewoningen. Dit overleg heeft er in geresulteerd dat het noordelijke deel van het perceel, kadastraal bekend gemeente Westerbork, sectie U, nummer 66 als geschikte compensatielocatie is bestempeld.
Door bureau Stad en Land is een beeldkwaliteitsplan uitgewerkt voor de twee ruimte voor ruimte kavels aan de Hoofdstraat ong. in Zwiggelte. In dit beeldkwaliteitsplan is naast de landschappelijke inpassing tevens de gewenste beeldkwaliteit van beide woningen vastgelegd. De landschappelijke inrichtingstekening is in afbeelding 11 weergegeven.
Afbeelding 11: landschappelijke inpassing twee compensatiewoningen aan de Halerweg 11 (Bron: Buro Stad en Land)
De landschappelijke inrichtingstekening op schaal is opgenomen in het Ruimtelijk kwaliteitsplan, welke als Bijlage 2 bij de regels is gevoegd.
Een belangrijk doel van dit plan is de ruimtelijke, functionele relatie met de omgeving te versterken. Het erf met (toekomstige) bouwvormen en opstallen zou op een diffuse wijze over moet gaan in het landschap en overeenkomstig de erven en bebouwing langs de Hoofdstraat.
Erfinrichting
Een belangrijk doel van dit kwaliteitsplan is dat het gezamenlijke (knoop)erf aansluit bij de karakteristieken van de omgeving. De kenmerken van dit landschap worden gevormd door de regelmatige kavelvorm, de diversiteit in architectuur (omgeving) en een relatief open tot halfopen gebied. De gewenste ontwikkeling wordt als zodanig hier ingepast.
Om te komen tot een goede erfinrichting is het volgende van belang:
Beeldkwaliteit
Om te komen tot de gewenste beeldkwaliteit zijn de volgende uitgangspunten in het plan van Buro Stad en Land geformuleerd:
Architectuur
Voor de twee woningen wordt een eenduidige hoofdvorm (ca. 200 m2) voorgesteld. De woningen kennen één bouwlaag met kap. De schuurvilla heeft een vrijstaand bijgebouw, de schuurwoning een inpandig bijgebouw. Bijgebouwen hebben een oppervlakte van ca. 60 m2. Voorgestelde architectuur: moderne schuurwoning waarbij de hoofdwoning (beschreven als schuurvilla) zich duidelijk architectonisch onderscheidt van de bijwoning (beschreven als schuurwoning). Het bijgebouw is hier vervolgens weer architectonisch ondergeschikt aan.
In het plan van Buro Stad en Land zijn de kenmerken van beide woningen, detaillering en materiaalgebruik nader beschreven.
De bestemmingsplan 'Agrarisch met waarden - 1' ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf' zal ter plaaste van de woningen worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Rondom de woningen wordt de bestemming 'Tuin' opgenomen. De dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radiotelescoop 2' blijven onverminderd van kracht.
In afbeelding 12 is nieuwe verbeelding van de Hoofdstraat ong. weergegeven. Beide woonkavels hebben een oppervlakte van in totaal circa 5.000 m2.
Afbeelding 12: verbeelding Hoofdstraat ong.
Binnen de woonbestemming wordt de bouw van de compensatiewoningen met bijbehorende bijgebouwen mogelijk gemaakt. De woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Ten behoeve van de realisatie van het vrijstaande bijgebouw voor de voorgevel van de woning is binnen het bouwvlak de bouwaanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Het bijgebouw van de westelijke woning wordt geïntegreerd met het hoofdgebouw. De 'bouwaanduiding aaneengebouwd' is op het bouwvlak van deze woning gelegd.
Eventueel te realiseren overige aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 3 meter achter de voorgevel van de woningen gebouwd te worden binnen de bestemming Wonen. Binnen de tuinbestemming is het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen uitgesloten. Hiertoe is ter plaatse van de tuinbestemming de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bijgebouwen' opgenomen. Het uitsluiten van bijgebouwen ter plaatse van de tuinbestemming is gewenst vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Daarmee wordt recht gedaan aan de opzet van het bouwplan als een (knoop) erf. Binnen het bestemmingsvlak 'Wonen' blijft de mogelijkheid wél behouden om (onder voorwaarden) vergunningvrij bijvoorbeeld een overkapping te realiseren.
Voor een goede ruimtelijke afweging is het plan getoetst aan de voorwaarden die bij de wijzigingsbevoegdheid ruimte voor ruimte in het bestemmingsplan van toepassing zijn (zie paragraaf 3.3). Hieruit blijkt dat voldaan wordt aan de wijzigingsvoorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde dat bestemmingswijziging in Wonen ten behoeve van de ruimte voor ruimte ontwikkeling alleen kan plaatsvinden ter plaatse van het perceel met aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf'. Omdat aan deze voorwaarde niet wordt voldaan zal op basis van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe medewerking worden verleend door middel van een herziening van het bestemmingsplan aan de twee compensatiewoningen.
Halerweg 11
Op de locatie aan de Halerweg 11 vervallen de veehouderijactiviteiten en de daarmee samenhangende verkeersbewegingen. Per saldo zullen de verkeersbewegingen als gevolg van de bestemmingswijziging sterk verminderen.
Op het erf bij de voormalige boerderij is meer dan voldoende ruimte om de eigen parkeerbehoefte op te vangen.
Hoofdstraat ong.
De compensatiewoningen ontsluiten via één gezamenlijke uitrit direct op de Hoofdstraat. De Hoofdstraat maakt onderdeel uit van de verbindingsweg tussen Hooghalen in het noordwesten en het zuidelijker gelegen Westerbork, waar de Hoofdstraat overgaat in de Zwiggelterstraat.
Aan de hand van de kengetallen van het CROW-model dient voor een vrijstaande woning met garage in het gebiedstype landelijk wonen rekening gehouden te worden met 9 motorvoertuigbewegingen per etmaal (gemiddelde weekdag). Aangezien er sprake is van de mogelijkheid om twee woningen te bouwen, is een toename van 18 motorvoertuigbewegingen per etmaal aan de orde. Het extra verkeer kan zondermeer worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld van de Hoofdstraat.
Bij de nieuwe woningen is meer dan voldoende ruimte voor het parkeren.
Nationale omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van
beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen.
De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
Ad 1 Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
Ad 2 Duurzaam economisch groeipotentieel
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel oncurrerend, duurzaam en circulair.
Ad 3 Sterke en gezonde steden en regio’s
Er zijn vooral in steden en stedelijke regio’s nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio’s behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio’s geborgd.
Ad 4 Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.
Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Toetsing
De NOVI laat zich niet specifiek uit over lokale ontwikkelingen zoals ruimte voor ruimte. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de structuurvisie.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR: voorganger van de NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen.
Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen ‘bestaand stedelijk gebied’ en ‘stedelijke ontwikkeling’.
Begrippen ‘bestaand stedelijk gebied’ en ‘stedelijke ontwikkeling’.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.
stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen
Toetsing
In meerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is uitgesproken dat kleinschalige woningbouw geen stedelijke ontwikkeling is. Zo heeft de Afdeling uitgemaakt dat de bouw van 11 woningen niet als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. De Afdeling is van oordeel dat gelet het aantal woningen dat het plan mogelijk maakt, het plan niet voorziet in een woningbouwlocatie of andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 eerste lid, aanhef en onder i van het Bro. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is dan ook niet van toepassing (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921). In dit plan is er sprake van de realisatie van twee nieuwe woningen.
Gelet op de hiervoor genoemde uitspraken van de Afdeling is in voorliggend geval dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Er hoeft dan ook geen verdere toetsing plaats te vinden aan de “Ladder voor duurzame verstedelijking”.
Hiermee is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en kan een verdere toetsing aan de ladder achterwege blijven.
Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. In de Omgevingsvisie staat het ruimtelijk beleid voor de provincie verwoord en verbeeld.
De belangrijkste provinciale ambities komen samen op de visiekaart 2030. De visie geeft een stip op de horizon, een samenhangend beeld voor de toekomst. Op de visiekaart is de ontwikkeling voor de robuuste systemen vastgelegd. In afbeelding 13 is de uitsnede van de visiekaart van beide deelgebieden weergegeven. Zowel het deelgebied aan de Halerweg (linker plaatje) als het deelgebied aan de Hoofdstraat (rechter plaatje) vallen binnen de grenzen van het 'landbouwgebied'.
Afbeelding 13: uitsnede visiekaart (bron: provincie Drenthe)
In het landbouwgebied is de ambitie van de provincie om de Drentse agribusiness in staat te stellen om haar positie op de Europese en wereldmarkt te versterken. Voor de landbouw streeft de provincie om die reden naar een robuust systeem. Dit wordt gedaan onder andere door gebieden aan te wijzen waar de landbouw de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen, door innovatie in de landbouw te stimuleren en door minder beperkingen op te leggen.
De landbouw bieden wij maximale speelruimte in de gebieden die op kaart als landbouwgebied zijn aangeduid.
Ontwikkelingen in deze gebieden mogen geen negatief effect hebben op de landbouw. In deze gebieden wordt gestreefd naar een waterhuishoudkundige inrichting die is afgestemd op de functie Landbouw.
Juist vanwege het voorkomen van negatieve effecten op de omliggende landbouwbedrijven aan de Halerweg is besloten om de compensatiewoningen elders te realiseren. Zodoende worden de bedrijven aan de Halerweg niet belemmerd in de bedrijfsvoering en/of de bedrijfsontwikkeling. Op het perceel van initiatiefnemer aan de Hoofdstraat is een geschikte locatie gevonden waarop de woningen gerealiseerd kunnen worden, waarbij geen negatieve effecten voor de landbouw optreden.
Ruimtelijke ontwikkelingen
De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.
Ook biedt de provincie ruimte voor woningbouw ter vervanging van landschap ontsierende (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen (ruimte-voor-ruimteregeling). Bij eventuele aantasting van de kernkwaliteiten streeft de provincie naar compensatie.
Sociaal-Economisch Raad (SER)-ladder en bundelingsbeleid
Voor het inpassen van ruimtevragende functies stelt de provincie voor de SER-ladder als denkmodel te hanteren. Deze methode helpt een goede afweging te maken bij het inpassen van ruimtebehoefte voor wonen, bedrijvigheid en infrastructuur. Het
model stelt onder meer dat extra ruimte voor wonen en werken zoveel mogelijk moet worden gezocht in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied en gebundeld rond de nationale en regionale infrastructuur en de openbaar vervoervoorzieningen. Met bundeling en intensivering van verstedelijking ontstaat voldoende massa voor hoogwaardige voorzieningen. De verzorgingsfunctie van stedelijke centra wordt daardoor versterkt en er ontstaan kansen voor het verbeteren van de bereikbaarheid met openbaar vervoer.
Naast het bundelingsbeleid geeft de provincie Drenthe in zijn Omgevingsvisie aan dat het ruimte biedt voor woningbouw ter vervanging van landschap ontsierende agrarische bedrijfsgebouwen. Hiervan is bij deze ontwikkeling sprake.
Analyse kernkwaliteiten
Onderdeel van de omgevingsvisie zijn de kaarten waarop de begrenzing van de kernkwaliteiten zijn aangegeven, waaronder voor landschap, natuur, cultuurhistorie, rust, aardkundige waarden en archeologie. Het plan wordt hierna aan de relevante kernkwaliteiten getoetst.
Landschap
Zowel het deelgebied aan de Halerweg 11 als het deelgebied aan de Hoofdstraat ligt binnen de begrenzing van het landschapstype ‘Esdorpenlandschap’ (zie afbeelding 14). Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide.
Afbeelding 14: kaart 3 kernkwaliteit landschap (bron: provincie Drenthe)
Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap, met de boermarken als het oorspronkelijke gezag. De esdorpen vormen vanouds de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos).
Voor het esdorpenlandschap is het provinciale belang gericht op de essen en de beekdalen. De essen zijn de in het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes die veelal omgeven zijn met esrandbeplanting. De beekdalen zijn onbebouwde gebieden met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand)beplanting. Het provinciale beleid is bij de essen gericht op het behoud van die open ruimte en het
versterken van de esrandbeplanting en bij de beekdalen op het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van de karakteristieke beekdal(rand)beplanting.
Toetsing
Het toepassen van de ruimte voor ruimte regeling is binnen het esdorpenlandschap toegestaan. Ten zuiden van het deelgebied aan de Halerweg en ten noorden van het deelgebied aan de Hoofdstraat, lichtgroen gemarkeerd, zijn beekdalen aanwezig. Omdat beide deelgebieden buiten de begrenzing van de beekdalen liggen, vormt het provinciaal beleid geen belemmering voor het toepassen van ruimte voor ruimte.
Ten aanzien van de compensatiewoningen is er bewust voor gekozen om deze niet aan de kruising Klateringerweg/Hoofdstraat te realiseren. Deze ruimte dient open te blijven en vormt een natuurlijke overgang van dorps naar buitenlandschap. Door noordelijk op dit perceel te bouwen wordt deze overgang niet aangetast.
Met de landschappelijke inpassing van beide deelgebieden en de aanvullende eisen op het gebied van de beeldkwaliteit voor het perceel waarop de compensatiewoningen worden gebouwd, is verzekerd dat de landschappelijke kwaliteiten niet aangetast zullen worden.
Cultuurhistorie
In afbeelding 15 is de kaart met de kernkwaliteiten ten aanzien van de cultuurhistorie weergegeven. De deelgebieden liggen in het gebied waar ingezet wordt op respecteren van aanwezige waarden.
Afbeelding 15: kaart 5 kernkwaliteit cultuurhistorie (bron: provincie Drenthe)
De cultuurhistorische samenhang is van provinciaal belang. Daarom wil de provincie die cultuurhistorische samenhang veilig stellen voor de toekomst. De categorie is vooral van toepassing in gebieden waar de ontwikkelingen meer kleinschalig zijn en in een laag tempo zich voltrekken. Bij ontwikkelingen ligt de inzet bij het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen.
Toetsing
Het voorliggende plan is een kleinschalige ontwikkeling in het buitengebied van de gemeente. In de uitwerking van de landschappelijke inpassingsplannen en het beeldkwaliteitsplan is door Buro Stad en Land uitdrukkelijke rekening gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
De waarborg voor de uitvoering en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen, die mede zijn bedoeld voor het respecteren van de cultuurhistorische waarden, zijn via een voorwaardelijke verplichting met een koppeling tussen de bestemmingsplanregels en de inpassingsplannen juridisch geborgd. Ook de gewenste beeldkwaliteit van de compensatiewoniningen is op deze manier geborgd.
In de geconsolideerde versie (geldend vanaf 8 december 2021) is de ruimte-voor-ruimte regeling opgenomen:
Artikel 2.16, ruimte-voor-ruimte regeling
Toetsing aan voorwaarden
De agrarische bedrijfsbebouwing was al lang voor 2 juni 2010 aanwezig. Met de sloop van de bebouwing wordt circa 2.100 m2 bebouwing gesloopt. Er wordt voldaan aan de 2.000 m2 sloopnorm om in aanmerking te komen voor twee compensatiewoningen.
In de bestemmingsregels zijn randvoorwaarden wat betreft omvang en inhoud opgenomen. De randvoorwaarden voor inpassing staan omschreven in het beelkwaliteits- en landschapsplan (zie bijlage 1). In de regels wordt hiernaar verwezen.
Ten slotte is het gebied op kaart 1 aangewezen als 'landbouwgebied' en niet als 'natuur' of 'beekdalen'.
Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Het woonbeleid van de gemeente Midden-Drenthe is vastgelegd in de Woonvisie 2023-2027.
In de Woonvisie is over de 'Ruimte voor ruimte' regeling geschreven dat de regeling het mogelijk maakt om twee compensatiewoningen te realiseren op de plek van gesloopte vrijgekomen agrarische bebouwing. Soms is het beter dat deze woningen op een andere plek terug komen. De gemeente gaat beleid ontwikkelen over het vraagstuk Ruimtevoor-Ruimte woningen. Daarbij worden ook de mogelijkheden tot het aanwijzen van bebouwingsconcentraties onderzocht waarbinnen Ruimte voor Ruimte ook mogelijk is. Ook betrekt de gemeente hierbij de ruimere mogelijkheden die de provincie gaat bieden in de Provinciale Omgevingsverordening.
Op de locatie aan de Halerweg 11 in Zwiggelte is ruimtelijk gezien niet wenselijk om de ruimte voor ruimte woningen te bouwen omdat hierdoor de naastgelegen veehouderijbedrijven belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Om die reden heeft initiatiefnemer aan de gemeente gevraagd om de twee compensatiewoningen te mogen bouwen op een perceel grond ten noorden van de kern van Zwiggelte aan de Hoofdweg. De gemeente heeft hiermee ingestemd.
Het plan is in overeenstemming met het Woonvisie van de gemeente.
Op 2 juni 2022 stelde de gemeenteraad de Omgevingsvisie Midden-Drenthe vast.
De Omgevingsvisie geeft aan wat de gemeente wil bereiken in Midden-Drenthe. Het is een visie waarin onderscheid wordt gemaakt in thema's en ambities die voor het hele grondgebied gelden en een visie voor deelgebieden, met ieder hun eigen kwaliteiten, kansen, ambities en opgaven, die weer leiden tot verschillende ontwikkelingsmogelijkheden.
De Omgevingsvisie is een basis voor ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven. De gemeente heeft in de omgevingsvisie ervoor gekozen om meer ruimte te bieden en niet alles vast te leggen. Dit is gedaan door ambities per thema en per deelgebied te benoemen, zonder precies aan te geven waar wat moet komen. Met de visie geeft de gemeente richting en dat is belangrijk, omdat niet alles overal kan.
Ten aanzien van het toenemende aantal vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen geeft de omgevingsvisie aan dat er een ruim beleid is voor vervolgfuncties. De gemeente wil dit beleid integraler en stimulerender maken.
Het ruimte voor ruimte plan is door de gemeente onder voorwaarden akkoord bevonden. Gesteld kan daarom worden dat de omgevingsvisie (en de daarvoor geldende structuurvisie) geen belemmeringen vormen voor de uitvoering van het planvoornemen.
Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan ‘Veegplan Buitengebied Midden-Drenthe 2022’ en heeft de bestemming ‘Agrarisch met waarden -1’ en de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’. Daarnaast is ter plaatse van de Halerweg 11 de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf' van toepassing.
Het bestemmingsplan Veegplan Buitengebied kent een wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden - 1 in de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen' (artikel 4.9, sub i) en een wijzigingsbevoegdheid van de bestemming in Wonen in het kader van de ruimte voor ruimte regeling (artikel 4.9, sub j).
Er wordt voor deze ontwikkeling geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheden omdat de compensatiewoningen niet worden gebouwd op een ander perceel dan waar de bebouwing wordt gesloopt. Hierin voorziet de wijzigingsbevoegdheid van artikel 4.9, sub j niet in. Voor een goede ruimtelijke afweging is het plan ook getoetst aan de voorwaarden die bij de wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan van toepassing zijn. Zie hierna. Uit deze toetsing blijkt dat aan de relevante wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan.
Halerweg 11
Artikel 4.9
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
i. (wijziging in de bestemming Wonen/Wonen – Voormalige boerderijen) ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf', 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf met intensieve tak' de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen of Wonen - Voormalige boerderijen ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, met dien verstande dat:
Toetsing
Ad 1
Omdat het een voormalige boerderij gaat, wordt de bestemming gewijzigd in 'Wonen - voormalige boerderijen' (artikel 29);
Ad 2
De aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is niet van toepassing op de Halerweg 11.
Ad 3
Op de verbeelding is aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf' verwijderd.
Ad 4
Er vindt geen beperking plaats van omliggende (agrarische) bedrijven. Zie hiervoor ook paragraaf 4.1 van deze toelichting. De bouw van de compensatiewoningen vindt juist op een ander perceel plaats om te voorkomen dat omliggende bedrijven worden beperkt.
Ad 5
De woonfunctie wordt ondergebracht in de voormalige bedrijfswoning.
Ad 6
Het voormalige boerderijpand met bijgebouw blijft gehandhaafd.
Ad 7
De compensatiewoningen worden ingepast aan de Hoofdstraat. De milieusituatie aan de Halerweg 11 kan niet garanderen dat er een goed woon- en leefklimaat is voor de nieuw te bouwen compensatiewoningen, een alternatieve locatie is gezocht voor deze woningen.
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden hierdoor niet aangetast.
Hoofdstraat ong.
Artikel 4.9 (wijziging in de bestemming Wonen in het kader van de Ruimte voor Ruimte-regeling)
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
j. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf', 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf met intensieve tak' voor het deel van het perceel waar de voormalige bedrijfswoning aanwezig is de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen – Voormalige boerderijen en voor het deel waar de compensatiewoning gebouwd wordt de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen in het kader van de Ruimte voor Ruimte-regeling, met dien verstande dat:
Toetsing
Ad 1 en 2
De agrarische bedrijfsactiviteiten worden beëindigd en de agrarische opstallen worden gesloopt aan de Halerweg 11. De bestemming wordt ‘Wonen-Voormalige boerderijen’ (art. 33) ter plaatse van de boerderij; Ter plaatse van de compensatiewoningen zal de nieuwe bestemming ‘Wonen’(art 28) worden.
Ad 3
Er vindt geen beperking plaats van omliggende (agrarische) bedrijven op de plek van de compensatiewoningen.
Ad.4
Er wordt circa 2.100 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Voldoende om in aanmerking te komen voor 2 woningen.
Ad.5
Er wordt meer dan 2.000 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Een afwijking van de sloopeis is niet aan de orde.
Ad.6
Salderen is niet van toepassing. De te slopen opstallen staan allemaal op het perceel Halerweg 11 te Zwiggelte.
Ad.7
De compensatiewoningen worden ingepast aan de Hoofdstraat. De milieusituatie aan de Halerweg 11 kan niet garanderen dat er een goed woon- en leefklimaat is voor de nieuw te bouwen compensatiewoningen, een alternatieve locatie is gezocht voor deze woningen. Zij kunnen ruimtelijk goed ingepast worden aan de Hoofdstraat.
Ad 8
Het bijgevoegde inrichtingsplan en het beeldkwaliteitsplan geven voldoende basis om de woningen ruimtelijk goed in te passen. Het beeldkwaliteitsplan wordt bij het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad als toevoeging op de welstandsnota.
Ad.9
De resultaten van het geluidsonderzoek zijn opgenomen in paragraaf 4.3 Hieruit blijkt dat voor oostgevel van de woning die het dichtst bij de weg wordt gebouwd een hogere waarde van 52 dB vastgesteld moet worden.
Ad.10
Er vindt geen aantasting plaats van de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Dit is beschreven in hoofdstuk 3 en 4.
Ad.11
N.v.t. betreft een bestemmingsplanprocedure en geen wijzigingsprocedure.
Per paragraaf wordt ingegaan op het geldende beleid en wetgeving voor de verschillende aspecten en op de wijze waarop dit van invloed is op het voorliggende plan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een verantwoorde, ruimtelijke relevante toetsing in milieuhygiënisch opzicht van nieuwe ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen / handhaven van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige functies als wonen.
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde Staat van bedrijfsactiviteiten die is gebaseerd op de uitgave “Bedrijven en milieuzonering” (VNG 2009). In deze uitgave wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed ervan kan uitgaan. Aan de hand van een aantal aspecten wordt de milieu-invloed bepaald. Ruimtelijk relevant (uitgedrukt in indicatieve afstanden/hinderzones) zijn daarin de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste afstandsindicatie bepaalt daarbij uiteindelijk in welke van de zes categorieën een bedrijfssoort is ingedeeld. Daarbij omvat de categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De afstanden in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn indicatief. Er kan alleen gemotiveerd van af worden geweken.
De richtafstanden zijn afgestemd op twee omgevingstypen: 'rustige woonwijk / buitengebied' en 'gemengd gebied'. Het deelgebied aan de Halerweg kan getypeerd worden als 'gemengd gebied'. Lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid wordt hieronder verstaan. De richtafstanden in de VNG-publicatie kunnen in 'gemengd gebied', zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap verlaagd worden. Het deelgebied aan de Hoofdstraat wordt getypeerd als een 'rustig buitengebied'.
Onderzoek
Het deelgebied aan de Halerweg ligt niet in de nabijheid van niet-agrarische bedrijven, een bedrijventerrein of sportvelden. Wél zijn aan weerszijden agrarische bedrijven aanwezig. De toetsing hieraan vindt plaats in paragraaf 4.1.2.
Ten oosten van het deelgebied aan de Hoofdstraat is een niet-agrarische bedrijf aanwezig. Zie ook de navolgende uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan.
Afbeelding 16: uitsnede Veeglan Buitengebied Midden-Drenthe 2022 (deelgebied Hoofdstraat indicatief met rode rechthoek ingetekend)
Op het adres aan de Hoofdstraat 33 in Zwiggelte is conform de bestemmingsomschrijving een bedrijf toegestaan in ten hoogste categorie2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven. Voor bedrijven in deze categorie geldt een richtafstand op basis van de VNG-brochure van 30 meter.
De afstand van de grens van de bestemming Bedrijf van het perceel aan de Hoofdstraat 33 tot de grens van het nieuwe woonperceel is circa 33 meter. De afstand tot de dichtstbijzijnde compensatiewoning is circa 52 meter.
Geconcludeerd wordt dat aan de richtsafstand wordt voldaan. Het bedrijf aan de Hoofdstraat 33 in Zwiggelte wordt derhalve niet in de bedrijfsvoering gehinderd omdat er voldoende ruimtelijke scheiding in acht wordt genomen.
Geurhinder
De Wet geurhinder en veehouderij vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor vergunningverlening, als het gaat om geurhinder vanwege dierverblijven van veehouderijen.
Geurhinder kan optreden bij het houden van dieren in dierenverblijven (stallen, inclusief een vaste uitloop) en het opslaan en bewerken van agrarische bedrijfsstoffen (mest, kuilvoer, krachtvoer).
Voor dieren waarvoor geen geuremissiefactor is opgenomen, dient tenminste een minimale afstand tussen een veehouderij en een 'geurgevoelig object' te worden aangehouden.
Toetsing vindt het aspect geur vindt plaats aan de volgende wetgeving:
Op 31 maart 2011 heeft de gemeenteraad de Geurverordening Gemeente Midden-Drenthe vastgesteld. Hierin zijn gebieden aangewezen waarvoor, in afwijking van de Wgv, andere geurnormen/minimale vaste afstanden, als bedoeld in artikel 6 van de Wet, in acht worden genomen.
Het plangebied is gelegen in een zone waar:
Onderzoek
Halerweg 11
De voormalige boerderij aan de Halerweg 11 betreft een geurgevoelig object voor de omliggende bedrijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient getoetst te worden of de omliggende bedrijven niet worden beperkt in het uitvoeren van de activiteiten, dan wel beperkt in de uitbreidingsmogelijkheden.
In afbeelding 17 is de ligging van de agrarische bedrijven aan weerszijden van de Halerweg 11 weergegeven. De betreffen de veehouderijbedrijven aan de Halerweg 9 en 13. In afbeelding 17 is de afstand van de gevel van voormalige bedrijfswoning tot het dichtstbijzijnde emissiepunt van de naastgelegen bedrijven aangegeven.
Afbeelding 17: naastgelegen veehouderijbedrijven
Volgens artikel 3.117 lid 1 onder b van het Activiteitenbesluit geldt voor bedrijven een minimale afstand van 50 meter van een emissiepunt van een dierenverblijf tot aan een woning die buiten de bebouwde kom is gelegen. Op grond van de geurverordening is deze afstand gehalveerd. Aan de afstand van 25 meter wordt voor beide locaties ruimschoots voldaan.
Binnen de landbouw inrichtingen is sprake van de opslag van kuilvoer en (vaste) mest. Volgens artikel 3.46 lid 1 onder b van het Activiteitenbesluit moet het opslaan van deze agrarische bedrijfsstoffen ten minste plaatsvinden op 50 meter afstand tot een woning die buiten de bebouwde kom is gelegen. Ook aan deze afstand wordt voldaan.
Het bovenstaande in overweging nemende, kan worden gesteld dat de aangrenzende bedrijven niet belemmerd wordt in het uitvoeren van de activiteiten of in het geval van een uitbreiding.
Hoofdstraat ong.
In de omgeving van het plangebied waarop de twee ruimte voor ruimte woningen worden gebouwd liggen enkele veehouderijen. In verband hiermee is onderzoek gedaan naar de geurhinder.
Er zijn weinig veehouderijen in de omgeving. De dichtstbijzijnde melkrundveehouderij, Eekhorsten 1 in Zwiggelte, ligt ten westen van het plangebied. De afstand is circa 220 meter. De twee intensieve veehouderij liggen op minimaal 840 meter afstand van het plangebied.
De milieukwaliteit voor het woon- en leefklimaat is in zowel de voor- als de achtergrondbelasting ‘zeer goed’ (minder dan 5 % geurgehinderden).
De conclusie is dat het woon- en leefklimaat binnen het plangebied wat geur betreft zeer goed’ is. Het complete geuronderzoek is opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
In het kader van een ruimtelijk plan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Dat geldt met name als er sprake is van een functieverzwaring.
Onderzoek
Halerweg
Op de locatie aan de Halerweg 11 in Zwiggelte is het op grond van het huidige planologisch regiem toegestaan ter plaatse te wonen. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt deze woonfunctie van het perceel voortgezet, waarbij de woonkavel wordt begrensd op circa 5.000 m2. Ten opzichte van de huidige planologische gebruiksmogelijkheden vindt er geen functieverzwaring plaats. Enige verschil is dat in de huidige planologische situatie het wonen is voorbehouden aan de ondernemer. In de nieuwe planologische situatie is deze restrictie opgeheven.
De overige gronden van het voormalige agrarisch erf worden bestemd als 'Agrarisch met waarden - 1' zonder bouwmogelijkheden. Met deze bestemmingswijziging is er sprake van een functieverlichting.
Omdat in het verleden op het perceel bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, heeft de Omgevingsdienst geadviseerd om ter plaatse van de verdachte locaties bodemonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd na de sloop van de bebouwing (bij vergunningsaanvraag). In de planregels zal hiertoe een voorwaardelijke verplichting worden opgenomen.
Hoofdstraat
Voor het perceel aan de Hoofdstraat is daarentegen wél sprake van een functieverzwaring omdat landbouwgrond wordt omgezet in bouwgrond. Voor dit deelgebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.
Sigma Bouw & Milieu heeft in augustus 2022 dit onderzoek uitgevoerd. Het volledige rapport d.d. 5 september 2022 (kenmerk: 22-M10448) is als bijlage 2 aan deze toelichting toegevoegd. In deze paragraaf zijn de onderzoeksresultaten samengevat.
Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieuhygiënisch "onverdacht" aangemerkt. Op basis van deze hypothese is het bodemonderzoek t.p.v. de onderzoekslocatie uitgevoerd conform de bijbehorende onderzoeksstrategie, volgens NEN 5740+A1, paragraaf 5.1, strategie voor onverdachte locaties (ONV-NL).
Een samenvatting van de onderzoeksresultaten staat weergegeven in onderstaande tabel.
Grond
Bovengrond (0-0,5 m-mv)
De bovengrondmengmonsters MM1 en MM2 bevatten geen van de onderzochte componenten verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.
Ondergrond (0.95-2.0 m-mv)
Ondergrondmengmonster MM3 bevat geen van de onderzochte componenten verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.
Grondwater
Peilbuis 1 (2,6-3,6 m-mv)
Het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 bevat een verhoogd gehalte barium (zware metalen) t.o.v. de streefwaarde.
Ten aanzien van het voorkomen van verhoogde gehaltes zware metalen in het freatisch grondwater kan in algemene zin worden opgemerkt dat dergelijke verhoogde gehaltes op tal van onverdachte locaties in Nederland regelmatig voorkomen. De gehaltes worden vaak in verhoogde mate aangetoond zonder dat daarbij sprake is van een verontreinigingsbron. De verhoogde gehaltes zware metalen kunnen o.a. worden veroorzaakt door wisselende milieuomstandigheden in de bodem alsmede door diverse bodemprocessen. Zo kan het onvoldoende herstelde evenwicht tussen grond en grondwater ten tijde van de bemonstering een mogelijke oorzaak zijn van het verhoogd voorkomen van zware metalen.
Deels kunnen zware metalen van nature, door uitloging uit sedimenten, afhankelijk van het redoxpotentiaal, in verhoogde mate in het grondwater voorkomen, het betreft in deze gevallen natuurlijk verhoogde achtergrondwaarden.
Opgemerkt wordt dat de aanwezigheid van zware metalen in het grondwater ook kan samenhangen met het vm. gebruik van de locatie.
Toetsing hypothese
Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieuhygiënisch onverdacht aangemerkt.
In de onderstaande tabel is de hypothese en de noodzaak tot vervolgonderzoek beoordeeld aan de hand van de onderzoeksresultaten.
Conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen ten aanzien van de geplande nieuwbouw van woningen op de onderzoekslocatie.
Indien het noodzakelijk is dat er grond afgevoerd moet worden van de locatie zal er een melding grondverzet gedaan moeten worden via het landelijk meldpunt: www.meldpuntbodemkwaliteit.nl.
Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen in principe een geluidzone. Uitzondering zijn wegen waarvoor een maximale snelheid van 30 km/uur geldt, die wegen die deel uitmaken van een woonerf of een gemeentelijke geluidsniveaukaart waaruit blijkt dat de geluidsbelasting op 10 m uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt. De gemeente beschikt echter niet over een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart.
De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. In buitenstedelijk gebied bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg in acht moet worden genomen 250 m. In geval van realisatie van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Onderzoek
Halerweg
Het bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikkeling van een nieuwe gevoelige bestemming binnen dit deelgebied. Er is immers al ee woning aanwezig. Uitvoeren van geluidsonderzoek voor deze ontwikkeling is geen vereiste.
Hoofdstraat
Binnen dit deelgebied worden twee nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd binnen de geluidszone van de Hoofdstraat. Aangetoond moet worden dat hier voldaan wordt aan de normen van de Wet geluidhinder.
Door Sain milieuadvies is geluidsonderzoek uitgevoerd. Er is onderzocht of de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer op de nieuwe woningen voldoet aan de wettelijke eisen. Het volledige geluidsonderzoek d.d. 11 augustus 2022 (kenmerk 2022-3074-0-b3998/533) is als bijlage 3 aan deze toelichting toegevoegd.
In deze paragraaf zijn de onderzoeksresultaten samengevat.
Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de Hoofdstraat en deels binnen de geluidszone van de Elperweg. Ook ligt het plangebied binnen de invloedssfeer van de Klateringerweg (een 30 km/u-weg).
Met behulp van het opgestelde rekenmodel zijn de geluidsniveaus berekend op de nieuwbouw. De geluidsbelasting Lden is per weg berekend volgens de Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en Meetvoorschrift geluid 2012. Het gebruikte programma is Geomilieu V2022.2 revisie 2 van dgmr.
Ten tijde van de uitvoering van het geluidonderzoek was de definitieve ligging van de nieuwe woningen nog niet bekend. In het onderhavige onderzoek is de geluidsbelasting berekend voor “Model 1” (waarbij de afstand tot de Hoofdstraat het kleinst is) en “Model 4” (waarbij de afstand tot de Hoofdstraat het grootst is).
In tabel 3 zijn de hoogste berekende geluidsbelastingen weergegeven. In bijlage 4 zijn de rekenresultaten meer gedetailleerd weergegeven.
Tabel 3: Geluidsbelasting Lden in dB, incl. aftrek ex art. 110g Wgh
De geluidsbelasting op de nieuwe woning op perceel 1 is lager dan de voorkeursgrenswaarde. Deze woning kan gerealiseerd worden zonder verdere procedures in het kader van de Wet geluidhinder.
Ten tijde van het uitvoeren van het geluidsonderzoek gold voor de Hoofdstraat een maximum snelheid van 80 km/uur. Uitgaande van deze snelheid is een overschrijding van de geluidsbelasting op de oostgevel van de nieuwe woning op perceel 2 berekend. Op de overige gevels wordt wel voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Dit is ongeacht de variant.
Inmiddels is de maximum snelheid van de Hoofdstraat verlaagd naar 60 km/uur. De geluidsbelasting is hierdoor rekenkundig verlaagd tot de voorkeursgrenswaarde, doordat de toe te passen aftrek hoger wordt.
Conclusie
De geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai zal ter plaatse van de nieuwe woonbestemmingen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Het plan is voor de Wet geluidhinder uitvoerbaar.
Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit (Wlk) als deel van de Wet milieubeheer (titel 5.2 in de Wm). Met de inwerkingtreding van deze wet is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk) vervallen.
De kern van deze wet bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen en voorziet in het zogenaamd Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het bevat een gebiedsgerichte aanpak en zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Projecten die passen in dit programma hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen voor luchtkwaliteit.
Het begrip NIBM is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstof (NO2)en fijnstof (PM10). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Vooralsnog geldt dat:
Onderzoek
Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van twee nieuwe woningen. Verder wordt bestaande agrarische bebouwing afgebroken en wordt een bestaande agrarische bedrijfswoning bestemd voor woondoeleinden.
Het effect op de luchtkwaliteit bestaat vooral uit de uitlaatgassen van het gemotoriseerde verkeer dat de woningen oproepen. Door de beëindiging van het landbouwbedrijf aan de Halerweg zal het aantal verkeersbewegingen voor dit deelgebied per saldo afnemen.
Aan de Hoofdstraat neemt het aantal verkeersbewegingen toe. Het toevoegen van slechts twee woningen wordt beschouwd als NIBM.
Uit de luchtkwaliteitskaarten van de Altas Leefomgeving blijkt overigens dat nergens een overschrijding van de grenswaarden optreedt. Gezien de kleinschalige ontwikkeling kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit als gevolg van het plan niet ‘in betekende mate’ verslechtert.
Conclusie
Op grond van de Wet luchtkwaliteit bestaat geen aanleiding voor een nader onderzoek naar luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Externe veiligheid gaat over risico’s met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans om te overlijden op een bepaalde plaats ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR is op de kaart van het gebied weer te geven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar PR-contour (die als wettelijk grenswaarde fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten komen.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR is weer te gegeven in de fN-curve: een grafiek waar de kans (f) is afgezet tegen het aantal slachtoffers (N). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De 1% letaliteitgrens vormt doorgaans de grens van het invloedsgebied (tenzij anders bepaald). Dit is de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Hoe moet worden omgegaan met risico’s voor mensen in de omgeving van risicobronnen is in verschillende wet- en regelgeving opgenomen.
Bij het toekennen van gevoelige bestemmingen moet onderzocht worden of voldoende ruimtelijke scheiding in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds vanwege het plaatsgebonden risico. Tevens moet onderzocht worden of (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen liggen, en zo ja, wat dan de bijdrage is aan het groepsrisico.
Een ruimte voor ruimte woning is een kwetsbaar object. Beoordeeld moet worden of in de nabijheid van de woning risicovolle activiteiten plaatsvinden.
Onderzoek
Hierna is weergave gedaan van de risicokaart ter plaatse van het plangebied en omgeving. De deelgebieden zijn met een gele ster aangegeven.
Afbeelding 18: uitsnede kaart externe veiligheid (bron: Atlas Leefomgeving)
Bevi-inrichtingen
Binnen de deelgebieden en in de omgeving bevinden zich geen Bevi-inrichtingen.
Buisleidingen
Op circa 1,2 kilometer ten oosten van het deelgebied aan de Hoofdstraat is een buisleidingen aanwezig (rode stippellijn). Het deelgebied aan de Halerweg ligt op circa 2,8 kilometer afstand. De afstand tot de buisleiding is dermate groot dat nader onderzoek niet nodig is.
Route gevaarlijke stoffen
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen routes aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De A28 ligt op circa 2,9 kilometer ten westen van het deelgebied aan de Halerweg 11. De locatie aan de Hoofdstraat ligt op grotere afstand.
Over de A28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Deze weg kent daartoe een zogeheten ‘plasbrandaandachtgebied—zone’ van 200 meter aan weerszijden van de weg. De deelgebieden liggen hier ver buiten.
Hoogspanningsleidingen
Er bevinden zich geen hoogspanningsmasten in de nabijheid van het plangebied.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden voor kunnen komen, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden, wanneer behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Onderzoek
De gemeente Midden-Drenthe beschikt voor het buitengebied over een archeologische verwachtings- en beleidskaart. Op deze kaart en in het bijbehorende rapport (van januari 2012) zijn zowel de bekende archeologisch waardevolle terreinen als de kansen op het aantreffen van nog onontdekte waarden aangegeven.
Op grond van het gemeentelijk beleid geldt voor beide deelgebieden dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is indien meer dan 1.000 m2 van de bodem geroerd wordt dieper dan 30 centimeter beneden het maaiveld.
Halerweg 11
Op de locatie aan de halerweg 11 wordt circa 2.100 m2 aan schuren gesloopt, een mestsilo gesaneerd en erfverharding opgeruimd.
Conform de regels van het bestemmingsplan Buitengebied dient een aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, als bedoeld in de Wabo, een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, mits de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 1.000 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 30 cm wordt uitgevoerd.
Op de locatie aan de Halerweg 11 wordt geen nieuwbouw gepleegd. De bodem onder de stallen en de mestsilo is door de bouw in het verleden reeds verstoord. Het slopen van deze bebouwing zal deze situatie niet veranderen. Dit geldt ook voor de erfverharding. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek ter plaatse van de Halerweg 11 is niet nodig.
Hoofdstraat ong.
Op het perceel aan de Hoofdstraat worden twee compensatiewoningen gebouwd. De maximale oppervlakte van een woning met bijgebouw is conform het plan in totaal 260 m2. Voor beide kavels is de totale bebouwde oppervlakte derhalve maximaal 520 m2. Voor de aanleg van bestrating (inrit en parkeerplaatsen) is een oppervlakte van in totaal circa 400 m2 aangehouden. Voor overige erfverharding, zoals de terrassen, welke relatief licht worden belast is geen bodemverstoring dieper dan 30 centimeter noodzakelijk. Deze oppervlakte kan daarom verder buiten beschouwing blijven.
Geconcludeerd kan daarom worden dat er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd hoeft te worden omdat de bodemverstoring als gevolg van de realisatie van het plan minder dan 1.000 m2 bedraagt. Ter bescherming van de archeologische waarden in het plangebied worden de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' gehandhaafd. Mocht tijdens de definitieve planvorming blijken dat de vrijstellingsgrens van 1.000 m2 wordt overschreden, dan zal bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning en de aanlegwerkzaamheden alsnog een archeologisch onderzoek uitgevoerd moeten worden.
Wél blijft de meldingsplicht conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de uitvoering van de werkzaamheden archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de contactpersoon archeologie van de gemeente en bij de provinciaal archeoloog.
Conform het provinciaal beleid ligt het plangebied waar ingezet wordt op respecteren van aanwezige cultuurhistorische waarden. Met deze waarden is bij de uitwerking van de landschappelijke inpassingsplannen en het beeldkwaliteitsplan uitdrukkelijke rekening gehouden.
De waarborg voor de uitvoering en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen, die mede zijn bedoeld voor het respecteren van de cultuurhistorische waarden, zijn via een voorwaardelijke verplichting met een koppeling tussen de bestemmingsplanregels en de inpassingsplannen juridisch geborgd. Ook de gewenste beeldkwaliteit van de compensatiewoningen is op deze manier geborgd.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen.
De bescherming van Natura 2000-gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld.
De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreffen.
Gebiedsbescherming
Bij de gebiedsbescherming spelen de volgende aspecten:
Onderzoek
Door Natuurbank Overijssel is een ecologische quickscan uitgevoerd waarmee de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming in beeld zijn gebracht (projectnummer 4492, d.d. 22 juli 2022). De rapportage van de quickscan is als bijlage 4 aan deze toelichting toegevoegd.
Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN) of Natura 2000-gebied.
NNN
Het deelgebied aan de Halerweg 11 ligt op minimaal 470 meter afstand van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren. De bouwlocatie aan de Hoofdstraat ligt op minimaal 1,2 kilometer afstand van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren. Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van het Natuurnetwerk Nederland in de omgeving van de deelgebieden weergegeven.
Afbeelding 19: ligging van Natuurnetwerk Nederland in de omgeving van de
plangebieden. De ligging van de plangebieden wordt met de rode stippen aangeduid.
Gronden die tot Natuurnetwerk Nederland behoren worden met de groene kleur op de
kaart aangeduid (bron: Ruimtelijke Plannen)
Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Drenthe.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Matingerzand' ligt op minimaal 11,54 kilometer afstand van Natura 2000-gebied. Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van het Natura 2000- gebied in de omgeving van het plangebied
Natura 2000
Het plangebied aan de Hoofdstraat ligt op ligt op minimaal 4,22 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Elperstroomgebied. Het plangebied aan de Halerweg ligt op minimaal 5,04 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Drentsche Aa-gebied. Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van het Natura 2000-gebied in de omgeving van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 20: ligging van Natura 2000-gebied in de omgeving van de plangebieden.
De ligging van het plangebieden wordt met de rode stippen aangeduid. Gronden die
tot Natura 2000 behoren worden met de okergele kleur aangeduid (bron: PDOK)
Beoordeling uitvoering fysieke activiteiten
Het plangebied is niet zichtbaar vanuit Natura 2000-gebied. Negatieve effecten, zoals geluid, licht en optische verstoring zijn daarom niet aan de orde. Ook zijn in het Natura 2000-gebied geen negatieve effecten, zoals trillingen waarneembaar. Met uitzondering van het aspect stikstof, kunnen negatieve effecten op Natura 2000-gebied uitgesloten worden.
Beoordeling stikstof
Realisatiefase
Om op de juiste wijze de stikstofdepositie van de realisatiefase te bepalen (sloop en bouwen), is in kaart gebracht welk bouwmaterieel en transportbewegingen noodzakelijk zijn. De uitgangspunten van de Aeriusberekening van de realisatiefase zijn opgenomen als bijlage 5 bij deze toelichting. De Aeriusberekening zelf is toegevoegd als Bijlage 6. Uit de Aeriusberekening van de realisatiefase blijkt dat de bouw-, sloop- en aanlegwerkzaamheden geen stikstofdepositie veroorzaken op enig Natura 2000-gebied hoger dan 0,00 mol per ha / jaar. Geconcludeerd kan daarom worden dat de realisatiefase geen significant negatieve gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden.
Gebruiksfase
Het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied aan de Hoofdstraat neemt licht toe als gevolg van de bewoning van de twee nieuwe woningen. Echter, gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en de afstand tot het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied, kan een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van emissie van stikstofoxiden, op voorhand uitgesloten worden. Bovendien worden de woningen gasloos gebouwd, waardoor bij het verwarmen van de woningen geen stikstofemissie plaatsvindt.
Door middel van de uitgevoerde Aeriusberekening van de gebruiksfase wordt bevestigd dat de toename van het verkeer voor het deelgebied aan de Hoofdstraat geen stikstofdepositie op enig Natura 2000-gebied veroorzaakt hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. In de Aeriusberekening is uitgegaan van in totaal 18 verkeersbewegingen met licht verkeer per dag, waarvan 50% in noordelijke richting gaat en de andere 50% in zuidelijke richting. De Aeriusberekening is bijgevoegd als Bijlage 7 aan deze toelichting.
Voor het deelgebied aan de Halerweg neemt het aantal verkeersbewegingen in de gebruiksfase niet toe. Juist vanwege de beëindiging van de veehouderijactiviteiten zullen de verkeersbewegingen van en naar deze locatie afnemen. Om die reden kan op voorhand worden vastgesteld dat de gebruiksfase geen negatief effect op Natura 2000-gebied heeft.
Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming
Halerweg
De plangebieden bestaan uit bebouwing, een mestsilo, erfverharding, opgeslagen bouwmateriaal, puin en agrarisch cultuurland. De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde planten, maar wel tot een potentieel geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde diersoorten. Gelet op de inrichting en het gevoerde beheer, behoort het plangebied mogelijk tot functioneel leefgebied van sommige algemene en weinig kritische diersoorten uit onderstaande soortgroepen:
Overige soorten
Het onderzoeksgebied is niet onderzocht op het voorkomen van beschermde faunasoorten als reptielen, libellen, vissen, dag- en nachtvlinders, bladmossen, sporenplanten, haften en kreeftachtigen omdat het onderzoeksgebied geen geschikte habitat vormt voor deze soorten of omdat het plangebied buiten het normale verspreidingsgebied van deze soortgroepen ligt. Het is niet aannemelijk dat soorten, of soortgroepen, die (soms) moeilijk nieuwe leefgebieden koloniseren, zich spontaan buiten het normale verspreidingsgebied vestigen. Dit geldt bijvoorbeeld voor sommige kleine grondgebonden zoogdieren, reptielen en voor planten.
Vogels
Het plangebied behoort tot functioneel leefgebied van verschillende vogelsoorten. Vogels benutten het plangebied als foerageergebied en vermoedelijk nestelen er jaarlijks vogels in het plangebied. Vogels kunnen een nestlocatie bezetten in de toegankelijke stallen. Vogelsoorten die mogelijk in het plangebied nestelen zijn merel, houtduif, witte kwikstaart, holenduif en Turkse tortel. Er zijn tijdens het veldbezoek geen huismussen in het plangebied aangetroffen en er zijn geen geschikte potentiële nestlocaties voor deze soort in bebouwing aangetroffen. De stallen beschikken niet over een beschoten dak. Er zijn geen oude of bezette nesten van huis- en boerenzwaluw in de stallen of aan de gevels van de stallen aangetroffen. Tevens zijn er geen oude of potentiële nesten van roofvogels of uilen in of rondom het plangebied waargenomen. Deze nesten zijn doorgaans gemakkelijk te vinden aan de hand van schijtsporen en braakballen.
Door het slopen van bebouwing tijdens de voortplantingsperiode, wordt mogelijk een vogel gedood en een bezet vogelnest verstoord, beschadigd of vernield. De betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vogels neemt door de voorgenomen activiteiten niet af.
Werkzaamheden die kunnen leiden tot het verstoren/vernielen van vogelnesten dienen daarom buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd te worden. Voorgenomen werkzaamheden mogen juridische beschouwd wel plaatsvinden tijdens het broedseizoen van vogels, mits geen bezette vogelnesten beschadigd/vernield worden. Indien de voorgenomen activiteiten uitgevoerd worden tijdens de voortplantingsperiode, dient een broedvogelscan uitgevoerd te worden om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te sluiten.
Vleermuizen
Er zijn tijdens het veldbezoek geen vleermuizen waargenomen en er zijn geen aanwijzingen gevonden dat vleermuizen een rust- of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten. Er zijn in het plangebied geen potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen waargenomen. De stallen beschikken weliswaar over een (holle) spouwmuur maar er zijn geen geschikte invliegopeningen, zoals open stootvoegen, aan de gevels aangetroffen die vleermuizen een kans bieden een verblijfplaats te bezetten in deze gebouwen. Ook zijn er geen holle ruimtes achter gevelbetimmering aangetroffen en sluit het dakoverstek nauw aan op de gevels. Verder zijn er geen andere potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen, zoals een holle ruimte achter een boeiboord, windveer, loodslab, vensterluik of zonnewering.
Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen vleermuis verstoord of gedood en wordt geen vaste rust- of voortplantingsplaats verstoord, beschadigd of vernield.
Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen mogelijk af. Het plangebied betreft echter geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen, waardoor het uitvoeren van nader onderzoek niet noodzakelijk is.
Tot slot heeft het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten heeft geen negatief effect op (essentiële) vliegroutes van vleermuizen.
Grondgebonden zoogdieren
Er zijn in het plangebied geen beschermde grondgebonden zoogdieren waargenomen, maar het plangebied behoort vermoedelijk tot functioneel leefgebied van verschillende algemene- en weinig kritische grondgebonden zoogdiersoorten als huisspitsmuis, bosmuis en steenmarter. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezetten huisspitsmuizen en bosmuizen er ook een vaste rust- en voortplantingsplaats. Deze soorten kunnen een rust- en voortplantingsplaats bezetten tussen opgeslagen goederen in de stallen, tussen puin en in holen en gaten in de grond. Een geschikte plek voor steenmarter om een vaste rust- of voortplantingsplaats te bezetten, ontbreekt in het plangebied; de stallen beschikken niet over een dakbeschot.
Door het verwijderen van opgeslagen goederen, het verwijderen van puin en het uitvoeren van grondverzet wordt mogelijk een grondgebonden zoogdieren gedood en wordt mogelijk een vaste rust- en/of voortplantingsplaats beschadigd en vernield.
Initiatiefnemer dient echter alles in het werk te stellen om het onnodig doden van beschermde dieren te voorkomen. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden, dient gepoogd te worden de dieren weg te jagen of om ze te vangen (om elders los te laten). Voor deze niet-dodelijke vangmiddelen heeft de provincie een lijst met toegestane vangmiddelen opgesteld. Deze zijn opgenomen in de provinciale ruimtelijke verordening. De functie van het plangebied als foerageergebied voor grondgebonden zoogdieren neemt niet af.
Amfibieën
Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieën waargenomen, maar gelet op de inrichting en het gevoerde beheer, wordt het plangebied als functioneel leefgebied voor sommige algemene en weinig kritische amfibieënsoorten als gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander beschouwd. Voorgenoemde soorten benutten de buitenruimte vermoedelijk als foerageergebied tijdens de donkere uren van de nacht en bezetten er mogelijk een (winter)rustplaats. Amfibieën kunnen een (winter)rustplaats bezetten in holen en gaten in de grond en tussen puin en opgeslagen goederen. Het plangebied wordt niet als functioneel leefgebied van zeldzame amfibieënsoorten als kamsalamander, rugstreeppad of poelkikker beschouwd. Geschikt voortplantingsbiotoop ontbreekt in het plangebied.
Door het verwijderen van opgeslagen goederen, het verwijderen van puin en het uitvoeren van grondverzet wordt mogelijk een amfibie gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rustplaats beschadigd en/of vernield. De betekenis van het plangebied als foerageergebied voor amfibieën neemt niet af.
Initiatiefnemer dient echter alles in het werk te stellen om het onnodig doden van beschermde dieren te voorkomen. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden, dient gepoogd te worden de dieren weg te jagen of om ze te vangen (om elders los te laten). Voor deze niet-dodelijke vangmiddelen heeft de provincie een lijst met toegestane vangmiddelen opgesteld. Deze zijn opgenomen in de provinciale ruimtelijke verordening. De functie van het plangebied als foerageergebied neemt niet af.
Hoofdstraat
Het plangebied aan de Hoofdstraat bestaat uit agrarisch cultuurland en een onverharde toegangsweg. Het agrarisch cultuurland was ten tijde van het veldbezoek in gebruik als maïsakker. De toegangsweg bestaat uit een intensief beheerde (maaien en afvoeren) grazige vegetatie. Het plangebied grenst met de oost- en westzijde aan beplanting, met de zuidzijde aan akkerland en met de noordzijde aan een kavelgrenssloot met daarachter agrarisch grasland. Er is geen open water aanwezig in het plangebied.
Mogelijk benutten verschillende diersoorten deze akker als foerageergebied maar er nestelen geen vogels en grondgebonden zoogdieren en amfibieën bezetten er geen vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats. De twee nieuwe woningen worden ontsloten aan de Hoofdstraat door middel van een bestaande onverharde toegangsweg die nu wordt gebruikt als toegangsweg voor machines om de akker te op te rijden. Deze onverharde toegangsweg bestaat uit een intensief beheerde (maaien en afvoeren) raaigrasvegetatie en zal ten behoeve van de woningen worden verhard. De toegangsweg wordt niet als een geschikte locatie voor een (winter)rust- en/of voortplantingslocatie van grondgebonden zoogdieren en amfibieën beschouwd. Vermoedelijk nestelen er vogels in de beplanting ten westen en ten oosten van het plangebied en mogelijk bezetten grondgebonden zoogdieren en amfibieën hier een vaste (winter)rust en/of voortplantingsplaats, maar deze beplanting wordt niet negatief beïnvloed bij uitvoering van de voorgenomen activiteiten. In deze beplanting zijn tevens oude of potentiële nesten van roofvogels of uilen aangetroffen.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten worden er geen beschermde dieren gedood en worden er geen vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaatsen beschadigd of vernield. De betekenis van het plangebied als foerageergebied, neemt door het verharden en bebouwen van het perceel, af. Deze functie is voor de voorkomende soorten niet beschermd en leidt niet tot wettelijke consequenties.
Algemeen
Ten alle tijde blijft de zorgplicht uit de Wet natuurbescherming van kracht: bij werkzaamheden moet zoveel mogelijk voorkomen worden dat schade toegebracht wordt aan beschermde soorten.
Resultaten van toetsing aan wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden samengevat:
Conclusie
De voorgenomen activiteiten leiden niet tot wettelijke consequenties in het kader van de soortbeschermingen. Gelet op de aard van de voorgenomen activiteiten en de ligging van het plangebied op enige afstand van beschermd (natuur)gebied, hebben de voorgenomen activiteiten geen negatief effect op beschermd (natuur)gebied, zoals het Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000-gebied.
De werkzaamheden op het perceel aan de Halerweh 11 zullen bij voorkeur buiten de voortplantingsperiode van de vogels worden uitgevoerd. Beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën zullen voor aanvang van de (sloop)werkzaamheden worden weggejaagd of weggevangen (en elders losgelaten).
Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen
voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan ruimte voor ruimte Halerweg 11 en Hoofdstraat ong. in Zwiggelte.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft waterschap Drents Overijsselse Delta op 12 september 2022 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De ontvangen informatie van het waterschap is in deze paragraaf verwerk.
Bestaande waterhuishouding
Het plangebied aan de Hoofdstraat ligt in het stroomgebied Oude Vaart. Rond het plangebied liggen primaire watergangen W96-02-10 B en Secondaire watergangen S742, S777, S778 die in het beheer van het waterschap zijn. Het peilgebied heeft een maximumpeil van NAP 13,2&12,9m. Dit peil is de instelhoogte van het kunstwerk. Lokaal kunnen er verschillen optreden in het peil afhankelijk van de afstand tot de instelhoogte.
Afbeelding 21: Kaartbeeld bestaande waterhuishouding rond het plangebied
Uitgangspunten voor het plan op inrichtingsniveau
Watersysteem
Watergangen: Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een primaire A-watergang en/of secundaire B-watergang van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta.
Bij de situering van de woonkavels op het perceel aan de Hoofdstraat is rekening gehouden met de beschermingszone van de watergang.
Wijzigingen aan het watersysteem
Dempen of graven wateren: Voor het dempen, verleggen of graven van wateren (ook die niet in beheer zijn bij het waterschap) dient altijd een Watervergunning te worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Voor het dempen van watergangen (of greppels dieper dan 40 cm) dient gecompenseerd te worden.
In het kader van het voorliggend plan worden geen sloten gedempt of verlegd. Wél is er sprake van het graven van vervangend water vanwege de toename aan verharding door de bouw van twee nieuwe woningen met bijgebouwen. Bij het waterschap zal hiervoor een watervergunning worden aangevraagd, nadat hierover vooroverleg heeft plaatsgevonden.
Wateroverlast
Bij kortstondige buien van geringe of enige intensiteit mag hemelwater dat niet lokaal kan worden verwerkt worden afgevoerd, zonder dat dit leidt tot water-op-straat of wateroverlast benedenstrooms van het plangebied. Bij extreme kortstondige buien, verblijft water voor korte tijd op het maaiveld, zonder dat dit tot overlast leidt. De ontwikkelaar houdt rekening met de randvoorwaarden die zowel het waterschap als de gemeente stelt aan het voorkomen van wateroverlast. Er wordt rekening gehouden met de randvoorwaarden die gemeenten stellen aan:
Normaliter is het uitvoeren van watercompensatie bij ruimte voor ruimte niet aan de orde omdat er geen verhard oppervlak bijkomt. Echter omdat de slooplocatie in een ander peilvak ligt dan de ontwikkellocatie, moet in dit geval op de wél watercompensatie uitgevoerd worden.
De watercompensatie wordt uitgevoerd op basis van de regel voor kleine plannen (tot 1.500 m2). Voor kleine plannen geldt als regel dat 10% van het verharde oppervlak wordt ingezet voor berging ter compensatie voor de versnelde afvoer van het afstromende hemelwater. In het plan wordt een verhard oppervlak van circa 1.100 m2 gerealiseerd. Dit houdt in dat een waterbergend oppervlak van circa 110 m2 wordt aangelegd waarin maximaal 30 cm peilstijging is toegestaan.
Aan de zuidzijde, op de scheiding van de twee nieuwe woonkavels en de landbouwgrond, wordt een nieuwe watergang gegraven met een lengte van circa 100 meter. Om aan de benodigde watercompensatie te kunnen voldoen wordt deze watergang minimaal 1,1 meter breed. Aan de oostzijde wordt deze nieuwe watergang aangesloten op de bestaande secundaire watergang. Voor het graven van de nieuwe watergang zal een watervergunning bij het waterschap worden aangevraagd.
Afbeelding 22: Aanleg nieuwe watergang
Waterkwaliteit
Het watersysteem wordt zo ontworpen dat het geen risico's voor de volksgezondheid creëert en voldoende schoon is voor mensen, planten en dieren.
Afvoer hemelwater
Kwaliteit afvoer hemelwater: Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afstromende hemelwater te garanderen. Licht vervuild hemelwater (bijvoorbeeld van een woonstraat) wordt via een bodempassage geloosd op het oppervlaktewater.
Het schone hemelwater zal gescheiden worden afgevoerd naar het oppervlaktewater of in de bodem worden geïnfiltreerd.
Inrichtingseisen oppervlaktewater
Doorspoeling oppervlaktewater: Geïsoleerde vijverpartijen of watergangen worden vermeden. Het watersysteem wordt ontworpen met aandacht voor doorspoeling.
Peilbeheersing: het waterschap kan sturen in de waterkwaliteit door bijvoorbeeld water in te laten of juist af te voeren. Vooral in gebieden net droogvallende sloten is het belangrijk hier rekening mee te houden. Geadviseerd wordt om watergangen en vijvers een minimale waterdiepte te geven van 100 cm.
De nieuwe watergang wordt aangesloten op een secundaire watergang waardoor voldoende doorspoeling mogelijk is. Ten aanzien van de diepte zal worden uitgegaan van de geadviseerde 100 cm.
Verontreiniging
Microverontreiniging: Er worden geen uitloogbare materialen gebruikt die tot een verontreiniging van het oppervlaktewater kunnen leiden.
Schoonmaakmiddelen en waterkwaliteit: Alle toegelaten schoonmaakmiddelen zijn milieuvriendelijk, maar mogen niet zonder meer rechtstreeks in oppervlaktewater worden geloosd. Formeel is daar een vergunning op basis van Art. 6.2 lid 1 van de Waterwet (het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam) voor nodig. Een watervergunning wordt niet verleend wanneer een riolering in de buurt aanwezig is.
De voorkeursvolgorde voor afvalwaterstromen is als volgt:
Er zullen geen uitloogbare materialen worden gebruikt bij de bouw van de woningen. De woningen worden aangesloten op het riool.
Riolering
Optimaliseren aanvoeren afvalwater naar de rioolwaterzuivering. Verminderen van hydraulische belasting van de rioolwaterzuivering en beperken van riooloverstorten op het oppervlaktewater.
Beleid en regelgeving
Gemeentelijk rioleringsbeleid: de gemeente heeft een zorgplicht voor doelmatige verwerking en afvoer van hemelwater, afvalwater en grondwater. In het plan wordt rekening gehouden met het gemeentelijke rioleringsbeleid. Afvalwater en hemelwater worden op de perceelgrens gescheiden aangeboden. Eventueel geldt er een bergingseis (zie wateroverlast).
Voorkeursvolgorde afvoer hemelwater: Bij de afvoer van overtollig hemelwater is het landelijk beleid dat het afstromend hemelwater ter plaatse in het milieu worden teruggebracht (afkoppelen). Dat kan door infiltratie in de bodem of door berging in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om daar waar mogelijk, het hemelwater oppervlakkig af te voeren en te infiltreren in de bodem.
Het schone hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater of in de bodem geïnfiltreerd.
Lozing afvalwater: Voor de lozing van afvalwater (al het water waarvan de initiatiefnemer zich moet ontdoen) op oppervlaktewater vanuit een woning of een (agrarisch) bedrijf gelden de volgende regels:
Het afvalwater zal op het gemeentelijk riool worden geloosd.
Rioolcapaciteit
Rioolcapaciteit: De capaciteit van het huidige rioolstelsel kan een aandachtspunt vormen. Bij uitbreiding van het rioolstelsel wordt rekening gehouden met de capaciteit van het bestaande stelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Externe werking ruimtelijk plan
Beschermen en handhaven grond- en oppervlaktewatersysteem om nadelige gevolgen op de omgeving te voorkomen.
Relatie oppervlaktewater en grondwater: In nieuw te ontwikkelen gebied worden de waterstanden binnen het in te richten gebied tijdens of na het bouwrijp maken niet structureel verlaagd. Voor tijdelijke of structurele grondwateronttrekking is op grond van de Waterwet een melding of vergunning van het waterschap nodig.
Grondwaterstanden veengebieden: In zettingsgevoelige gebieden wordt rekening gehouden met de bodemgesteldheid en de relatief hoge grondwaterstanden. Bestaand grondwaterpeil wordt gehandhaafd en de bouwwijze wordt hierop aangepast.
Peilbeheer grasland: Het plan ligt in een agrarisch gebied met grasland. Het peilbeheer in graslanden kent hogere waterstanden dan bij akkerbouw. In extreme neerslagsituaties kan op grasland/maïsland groter dan 1/10 jaar wateroverlast optreden en op akkerbouwgebieden groter dan 1/25 jaar wateroverlast optreden. Het peilbeheer is hierop aangepast, dus houd rekening met deze hogere waterstanden.
Verdroging / vernatting: Het waterschap gaat bij het plan uit van het bestaande grond- en oppervlaktewaterregime. Indien bij ontwikkelingen van grasland naar bebouwd gebied het waterpeil wordt gewijzigd is op grond van de Waterwet een vergunning van het waterschap nodig.
De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de ontwikkellocatie ligt gemiddeld op ongeveer NAP 15,6 m. Bij extreme neerslag wordt geen wateroverlast in of nabij het plangebied verwacht. Verlaging van het waterpeil is in het voorliggende plan niet aan de orde.
Beheer en onderhoud
Het beheer en onderhoud is erop gericht om de waterhuishouding op orde te houden. Het betreft zowel waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterbeleving. De inrichting van het gebied dient zodanig te zijn, dat het beheer en onderhoud van het watersysteem op efficiënte en effectieve wijze mogelijk is. Bij nieuw aan te leggen water vindt overleg met het waterschap plaats.
Wijze van onderhoud watersysteem: Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.
Rijdend onderhoud vanaf de kant: Bij onderhoud vanaf de kant geldt een obstakelvrije zone van 5 m vanaf de boveninsteek van de watergang.
Beheer en onderhoudsafspraken nieuwe watergangen: Voor nieuwe watergangen moeten beheer en onderhoudsafspraken worden vastgelegd. Het waterschap neemt nieuwe primaire A-watergangen in beheer en onderhoud, nadat is vastgesteld dat deze watergangen voldoen aan de daarvoor geldende criteria.
Nieuwe bomen langs een watergang zijn vergunningsplichtig of meldingsplichtig.
Toegankelijkheid van water: alle wateren die een functie hebben in de waterhuishouding (afvoer, aanvoer of berging) liggen in openbaar gebied.
Langs de primaire waterkering aan de noordzijde van het perceel aan de Hoofdstraat ligt een schouwpad met een breedte van circa 5 meter. Dit pad blijft behouden voor het kunnen uitvoeren van werkzaamheden aan de watergang.
Conclusie
Voor het graven van de nieuwe watergang, ter compensatie van de toename van de oppervlakteverharding aan de Hoofdstraat, zal een watervergunning worden aangevraagd bij het waterschap. Het aspect water staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Eén van de belangrijkste wijzigingen in het Besluit is de invoering van een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor activiteiten die genoemd worden in het Besluit milieueffectrapportage (kolom 1 van de D-lijst), maar onder de daar genoemde drempelwaarden liggen.
In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.3 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject (met inbegrip van winkelcentra of parkeerterreinen) indien:
Qua aard, omvang en ligging is voorliggend ruimtelijk plan niet gelijk te stellen aan de betreffende en omschreven activiteit zoals bedoeld in het Besluit m.e.r.
Er is op 1 april 2011 een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) in werking getreden. Eén van de wijzigingen in dit Besluit is dat in elk initiatief dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst (m.e.r.- beoordelingsplichtige activiteiten), aandacht moet worden besteed aan de vraag of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.
Het Ruimte voor Ruimte-plan aan de Halerweg / Hoofdstraat in Zwiggelte ligt ruim onder de plandrempel waarvoor conform het Besluit m.e.r. een m.e.r.- beoordelingsprocedure noodzakelijk is: de oppervlakte van het plangebied bedraagt aanzienlijk minder dan 100 hectare en er is slechts sprake van 1 nieuwe woning.
Gelet hierop worden de drempelwaarden niet overschreden, zodat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.- beoordeling' dient te worden uitgevoerd. Op basis van de uitkomsten in dit hoofdstuk 4 – Milieu- en omgevingsaspecten – is inzichtelijk gemaakt dat er geen belangrijk nadelige gevolgen zijn voor de omgeving en het milieu. Verder hebben de locatie en de omgeving geen bijzondere kenmerken die geschaad worden door het initiatief. Gezien de aard van de ingrepen zijn verder geen negatieve effecten te verwachten, zodat op basis hiervan verder kan worden afgezien van het verrichten van een (vorm)vrije m.e.r.-beoordeling.
Conclusie
De conclusie van bovenstaande is, dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht.
De kosten voor de realisatie van de plannen komen voor rekening van de initiatiefnemer. Initiatiefnemer dient op grond van de legesverordening van de gemeente Midden-Drenthe een vast bedrag aan leges te voldoen en daarmee worden de kosten voor de gemeentelijke procedure gedekt.
Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een planschade overeenkomst gesloten.
Vanuit het aspect economische uitvoerbaarheid worden dan ook geen beperkingen verwacht voor de realisatie van de plannen.
Het (voorontwerp) bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg verzonden naar de diverse overleginstanties. Het vooroverleg heeft wel/niet geleid tot aanpassingen van het plan.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf ....... voor 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn wel/geen zienswijzen op het bestemmingsplan ingediend.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening, en door het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, zoals deze per 1 oktober 2012 in werking is getreden. De verbeelding dient in samenhang met de planregels te worden gelezen.
In de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) met bijbehorend Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van gemeenten, provincies en het Rijk. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (hierna Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP2012 zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (hierna IMRO2012) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (hierna STRI2012) normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
Conform Wro en Bro wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting in digitale geautoriseerde bronbestanden vastgelegd en in die vorm vastgesteld. Daarnaast kent de Wro een papieren versie van (hetzelfde) bestemmingsplan. Indien de inhoud van digitale stukken tot een andere uitleg leidt dan de stukken op papier, dan is de digitale inhoud beslissend. Het bestemmingsplan is daarmee een digitaal juridisch authentiek document. De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd.
De SVBP2012 geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. De standaard heeft geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. Er worden geen normen gesteld omtrent de vormgeving en inrichting van de analoge weergave van het bestemmingsplan. De
SVBP2012 heeft ook geen betrekking op de totstandkoming van de inhoud van een
bestemmingsplan. Dit is de verantwoordelijkheid van het bevoegde gezag. In de
SVBP2012 is wel aangegeven hoe de inhoud van een bestemmingsplan digitaal
moet worden weergegeven.
De SVBP2012 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan. De verbeelding en planregels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. De digitale verbeelding is de verbeelding van het bestemmingsplan in een interactieve raadpleegomgeving, waarin alle relevante bestemmingsplaninformatie wordt getoond: de combinatie van (plan)kaart en regels met de toelichting.
Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. De relevante bestemmingsplaninformatie heeft betrekking op de bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen met bijbehorende regels in het bestemmingsplan. Voor zowel bestemmingen als aanduidingen geldt, dat deze zonder interactie zichtbaar moeten zijn in de digitale verbeelding. Uit interactie met de digitale verbeelding blijkt dan de inhoud van de bestemming en/of aanduiding.
De inrichting van de planregels is deels voorgeschreven door de SVBP2012. Een aantal planregels is zelfs geheel voorgeschreven. Dit betreft het overgangsrecht, de anti-dubbeltelregel en de slotregel. De regels zijn standaard ingedeeld in vier hoofdstukken. Bij elke planregel (elk artikel) wordt hieronder een nadere toelichting gegeven.
Toelichting Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel staan de belangrijkste begrippen verklaard zoals die in de planregels en in deze plantoelichting worden gebruikt. De lijst bevat meer begrippen dan mogelijk in dit bestemmingsplan gebruikt worden.
Artikel 2 Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1
De bestemming Agrarisch met waarden – 1 heeft betrekking op de agrarische cultuurgrond achter de woning aan de Halerweg 11 in Zwiggelte. Binnen de bestemming is het gebruik als cultuurgrond ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijfsvoering toegestaan. Vanwege het ontbreken van een bouwvlak is uitgesloten op deze grond om (bedrijfs)bebouwing op te richten.
Artikel 4-Tuin
De bestemming Tuin heeft betrekking op de gronden rondom de bouwvlakken met de bestemming Wonen. De voor Tuin aangewezen gronden zijn primair bestemd voor tuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen. Ter plaatse van de tuinbestemming is de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bijgebouwen" opgenomen. Hiermee is geregeld dat de tuinbestemming geen achtererfgebied is zoals bedoeld in artikel 1 behorende bij bijlage II van het Besluit omgevingsrecht voor zover het gaat om bijgebouwen. Het (vergunningvrij) bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de tuinbestemming is daarmee uitgesloten.
Artikel 5 - Wonen
De bestemming Wonen heeft betrekking op woonhuizen met hun aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Bijbehorende tuinen, erven en terreinen zijn ook onder deze bestemming gebracht. Mantelzorg, gastouderopvang en aan huis verbonden beroepen zijn bij recht mogelijk.
De woonfunctie mag bij recht worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep: een (vrij) beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten. De vestiging van een aan huis verbonden beroep zal, naast de bepalingen in de regels, tevens moeten voldoen aan een aantal criteria.
Kleinschalig kamperen, bed & breakfast en kleinschalige dagrecreatie zijn mogelijk bij een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels onder de voorwaarden zoals in de algemene afwijkingsregels genoemd.
Per bouwvlak mag één vrijstaand woonhuis worden gebouwd. Er wordt in principe uitgegaan van woningen met een maximale oppervlakte van 150 m². Daarnaast is het mogelijk bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van het hoofdgebouw tot maximaal 250 m2.
Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt een maximale oppervlakte van 100 m². Via een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels is een vergroting van de maximale oppervlakte tot 150 m² mogelijk.
Artikel 6 Wonen – Voormalige boerderijen
De voor wonen - voormalige boerderijen aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met een sociale, culturele, medische maatschappelijke en/of educatieve functie.
Het betreft hier de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (woonboerderijen). De verbeelding geeft bouwvlakken weer, primair afgestemd op de aanwezige / te realiseren situatie, met zekere ontwikkelingsmogelijkheden binnen de daarvoor aangegeven ruimte. De hoofdgebouwen dienen binnen het aangegeven bouwvlak te worden gebouwd.
De woonfunctie mag bij recht - onder voorwaarden - gecombineerd worden met een beroepsactiviteit aan huis: een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten. Door middel van een ontheffing is een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit mogelijk (zie bijlage 1 van de regels).
De woonfunctie mag bij recht worden gecombineerd met een aan huis verbonden beroep. Daarnaast zijn er, vanwege de veelal grotere oppervlaktes van de woonhuizen en de bijbehorende stalruimtes, mogelijkheden voor lichte bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 1 en 2. Door het bieden van deze
extra mogelijkheden wordt gestimuleerd dat de voormalige boerderijpanden,
als belangrijke waarden voor het landschap, blijven bestaan. De woonfunctie
moet overwegend worden gehandhaafd, er mag alleen sprake zijn van ondergeschikte detailhandel (alleen verkoop van eigen vervaardigde producten) en de verkeersaantrekkende werking moet gering zijn. De bedrijfsactiviteiten dienen:
Daarnaast geldt onder andere dat:
Kleinschalig kamperen, bed & breakfast en kleinschalige dagrecreatie zijn mogelijk bij een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels onder de voorwaarden zoals in de algemene afwijkingsregels genoemd.
Kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang kan bij omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels worden toegestaan, onder de voorwaarden zoals daar genoemd. Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt een maximale oppervlakte van 150 m². Via een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels is een uitbreiding naar 200 m² mogelijk.
Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied mag worden gesplitst in twee of meer wooneenheden.
Artikel 7 Waarde – Archeologie 2
De waarde-archeologie bestemmingen zijn afgestemd op de beleidsadvieskaart van de gemeente. De archeologische verwachtingskaart is onderverdeeld in een aantal categorieën. Aan elke categorie zijn bepaalde beleidsadviezen gekoppeld. Deze beleidsadviezen zijn ‘vertaald’ in de waarde-archeologie bestemmingen in dit wijzigingsplan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Naast regels per bestemming kan behoefte bestaan om bepaalde regels in één keer op één plaats in de regels weer te geven. Dit betreft standaardregels en regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen (zoals afwijkings- of wijzigingsregels, dan wel criteria voor het stellen van nadere eisen. Deze regels worden dan opgenomen in de algemene regels. Deze zijn te vinden in artikel 7 tot en met 13.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsregels
Deze regels zijn geheel voorgeschreven door het Besluit ruimtelijke ordening (artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Bro). Omdat een bestemmingsplan elke tien jaar moet worden herzien, betreffen de meeste bestemmingsplannen gebieden die reeds in gebruik en ingericht zijn. Een bestemmingsplan kan ruimte bieden voor ontwikkelingen en daarom soms ander gebruik en/of bebouwing toelaten dan er in werkelijkheid in het gebied aanwezig is. Bestaande rechten worden beschermd met overgangsrecht. Er is overgangsrecht voor bouwwerken en overgangsrecht voor gebruik van de gronden en bouwwerken.
Artikel 16 Slotregel
Deze regel is geheel voorgeschreven door de Ministeriële regeling Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. Deze regel geeft aan hoe de planregels van dit plan kunnen worden aangehaald. Hiermee wordt de naam van het bestemmingsplan vastgelegd. Voor de digitale uitwisseling van plannen krijgt elk plan ook een unieke code van letters en cijfers.