direct naar inhoud van 4.4 Flora- en fauna
Plan: Inrichtingsplan Dwingelderveld, Midden-Drenthe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1731.DWVELD-VST1

4.4 Flora- en fauna

Sinds 2002 moeten alle ruimtelijk ontwikkelingen worden getoetst aan bepalingen uit het natuurbeschermingsrecht: de Flora- en faunawet (soortbescherming) en de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming). De natuurwetgeving in Nederland heeft als belangrijkste component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende beschermde soorten planten en dieren en hun leefomgeving.

Vanuit deze wet- en regelgeving vloeit voort dat bij de planontwikkeling dient te worden na gegaan of ruimtelijke ingrepen een negatieve invloed hebben op planologische begrensde en beschermde natuur- en landschapswaarden (Natura 2000, Ecologische Hoofdstructuur, weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden) en beschermde planten- en diersoorten. Is dat aan de orde, dan is een ontheffing van de Flora- en faunawet en/of een vergunning van de Natuurbeschermingswet vereist. In hoeverre die afgegeven kunnen worden hangt af van de beschermingsstatus van de betreffende soort of het gebied, de aard van de effecten, de mogelijkheden voor compensatie en mitigatie, en het belang van de ruimtelijke ontwikkeling.

Gebiedsbeschrijving

Het Nationaal Park Dwingelderveld is vanwege het voorkomen van waardevolle natte heide, droge heide, vennen en hoogveentjes en bos aangemerkt als habitat- en vogelrichtlijngebied en maakt daarmee onderdeel uit van het Europese Natura 2000-netwerk. De geluidswal ligt in het Natura 2000 gebied. Aangezien er met de herinrichting (negatieve) effecten kunnen optreden aan de aanwezige beschermde natuurwaarden is het noodzakelijk om een toets in het kader van de Flora- en Faunawet uit te voeren (zie bijlage 2 en 5).

4.4.1 Soortbescherming trace geluidswallen

De aarden wallen worden primair aangelegd om het geluid van de A28 sterk terug te dringen.

De effecten van geluid van wegen met snelverkeer is in bos en open weidegebied uitvoerig onderzocht (Reijnen 1995) en uitgewerkt in een voorspellingsmodel (Reijnen, Veenbaas & Foppen 1992). Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de relatieve dichtheid aan bosbroedvogels afneemt als het geluidsniveau hoger wordt dan circa 43 dB(A).

Voor de situatie van het Dwingelderveld is aan de hand van de geluidsberekeningen (Noordelijk Akoestisch Adviesburo, 2008) en de verkeersintensiteit op de A28 met behulp van het model Reijnen et al (1992) de effectafstand bepaald voor de totale groep bosvogels. De effectafstand bedraagt gemiddeld 350 meter, soms oplopend tot circa 450 meter. De oppervlakte door verkeer beïnvloed gebied is circa 177 ha.

In een situatie mét een aarden wal zal de oppervlakte geschikt broedgebied met circa 135 ha toenemen. Behalve een toename van algemeen in Nederland voorkomende broedvogels zullen naar verwachting ook de leefomstandigheden verbeteren van beschermde en bedreigde broedvogels en beschermde overwinterende en rustende vogels. Dit zijn onder andere Zwarte Specht (Dryocopus martius), nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus), porseleinhoen (Porzana porzana) en boomleeuwerik (Lullula arborea).

Overige in het gebied aanwezige soorten die profiteren van de aanleg van de geluidswal zijn dodaars (Tachybaptus ruficollis), geoorde fuut (Podiceps nigricollis), roodborsttapuit (Podiceps nigricollis), toendrarietgans (Anser serrirostris), slobeend (Anas clypeata) en wintertaling (Anas crecca).

Bij de aanleg van de geluidswal wordt er rekening gehouden met mogelijk aanwezige nestbomen. Staatsbosbeheer heeft in juni 2009 een inventarisatie van mogelijk geschikte bomen voor holenbroeders en vleermuizen uitgevoerd. Aan de hand van de verspreidingskaarten van de standvogels, de aanwezige nestbomen en de geplande breedte van de geluidswal (noord 26 m en zuid 33 m) kan geconcludeerd worden dat de locaties 6, 14 en 18 mogelijk verloren zullen gaan door de geplande werkzaamheden. Deze locaties liggen allen in het noordelijke deel van de geplande geluidswal en worden gebruikt door de kleine en grote bonte specht en zwarte specht. Zowel de grote bonte specht als ook zwarte specht zijn soorten die veel alternatieven in het Dwingelderveld hebben en verder zijn het soorten die zelfstandig gebruik kunnen maken van alternatieve natuurlijke nestgelegenheden. Verder heeft de zwarte specht in 2007 vooral gebruik gemaakt van nestbomen die niet in de buurt van de huidige wal voorkomen.

De kleine bonte specht is een soort die gebruik moet maken van bestaande holten in bomen. Ook deze soort heeft redelijk veel alternatieven voor nestbomen in het Dwingelderveld en verder wordt er uit het Broedvogel Monitoring Project een positieve trend waargenomen voor de kleine bonte specht (SOVON-monitoringrapport 2009/01).

De gunstige staat van instandhouding voor deze soorten komt door de werkzaamheden niet in gevaar. Er zijn voldoende alternatieven en verder zal de uiteindelijke situatie gunstiger zijn en naar verwachting meer geschikte nestgelegenheden opleveren. Verder zal de kap van bomen buiten het broedseizoen van vogels plaatsvinden. Hoewel de effecten niet als ernstig worden beoordeelt kunnen ze voorkomen worden door ter plaatse van de genoemde locaties de voetbreedte van de wal aan te passen.

Een toename van rust is ook van belang voor de zoogdieren in het gehele gebied en de amfibieën in het noordoostelijke deel van de holtveenslenk.

Flora

Groeiplaatsen van jeneverbes ter plaatse van het tracé van de wallen zullen zoveel mogelijk ontzien worden met de werkzaamheden. Indien dit niet mogelijk is moet er volgens de gedragscode Natuurbeheer gewerkt worden. Dit geldt ook voor een enkele groeiplaats van jeneverbes op één van de depots en circa 50 exemplaren van koningsvaren. Indien in het kader van de gedragscode het nodig blijkt te zijn om individuele planten te verplaatsen is een ontheffing voor art. 8 en 13 nodig.

Zoogdieren

De waarnemingen van een steenmarter en das in de buurt van de wal betreft waarschijnlijk foeragerende of op doortocht zijnde dieren. Van de das is bekend dat die een burcht aan de oostkant van de A28 heeft in het Terhorsterzand. De aansluiting met de bestaande dastunnel zal in verband met de aanleg van de aarden wallen aangepast worden aan de nieuwe situatie zodat de dastunnel goed kan blijven functioneren. Steenmarter maakt weinig gebruik van bomen als verblijfplaats en is voornamelijk in oude of bewoonde gebouwen te vinden.

De bomen ter plaatse van het tracé zijn onderzocht op mogelijke vaste rust- en verblijfplaatsen van (stand)vogels en vleermuizen. Uit het onderzoek is gebleken dat er mogelijke vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig zijn op de grens van het tracé (Staatsbosbeheer 2009). Op basis van de inventarisatie wordt ervan uitgegaan dat er geen potentiële vaste rust- en verblijfplaatsen en hun directe omgeving aangetast wordt. Mocht er tijdens de uitvoering alsnog sprake zijn van een verblijfplaats, is een ontheffing nodig.

Voorafgaand aan het kappen van bomen moet er in verband met het mogelijk voorkomen van eekhoorn gecontroleerd worden op het voorkomen van vaste rust- en verblijfplaatsen. Indien aanwezig zal de boom gehandhaafd blijven indien dat mogelijk is, en anders buiten de gevoelige perioden worden verwijderd. De eekhoorn wordt in het hele bosgebied van het Dwingelderveld aangetroffen, de actieradius van deze soort is groot en de eekhoorn maakt jaarlijks een nieuw nest. Een tijdelijke verstoring van een klein deel van het leefgebied wordt niet als ernstig beoordeeld en brengt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar.

De algemeen beschermde grondgebonden soorten kunnen verstoord worden tijdens de aanleg van de geluidswal. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, wel moet er rekening gehouden worden met de zorgplicht. De verwachting is dat deze grondgebonden soorten op tijd weg kunnen komen en voldoende alternatieve leefomgeving in de buurt hebben om naar uit te wijken. De uiteindelijke situatie levert een groter rustgebied op wat op de aanwezige zoogdieren een positief effect zal hebben.

Vogels

Aangezien er een aantal standvogels gebruik maakt van de strook bos langs de A28 moet er goed gecontroleerd worden op het voorkomen van nestbomen. Indien ze voorkomen zullen ze zoveel mogelijk ontzien worden of door op die plekken de voetbreedte van de aarden wal aan te passen.

Het effect van de aanleg van de wallen op kwalificerende vogelsoorten waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen, waaronder ook de zwarte specht, is beschreven in de Nbwet-toets (Grontmij 2009). De oppervlakte geschikt leefgebied voor de standvogels zal door de aanleg van de geluidswal toenemen met circa 135 ha. De gunstige staat van instandhouding van de broedvogels is niet in gevaar.

De weg door de kop van de holtveenslenk zal worden verwijderd zodat de mate van rust zal toenemen. Dit is vooral gunstig voor de watervogels, zoals bijvoorbeeld de broedvogels

dodaars en geoorde fuut.

Amfibieën en reptielen

Er is geen sprake van leefgebied voor deze soorten, de waterpartijen waarin ze voorkomen gaat door de werkzaamheden niet verloren. De (tijdelijke) verstoring tijdens de aanleg heeft geen negatieve effecten. Voorafgaand aan de uitvoering zullen eventueel aanwezige amfibieën en reptielen door een ter zake kundige worden weggevangen en verplaatst naar een vergelijkbaar gebied in de buurt. De uiteindelijke situatie levert een groter rustig gebied op wat ook op deze soorten een positief effect zal hebben. De weg door de kop van de holtveenslenk zal worden verwijderd zodat hierdoor ook de rust zal toenemen.

Ongewervelden

Er treedt geen verstoring en/of verlies leefgebied van het heideblauwtje op, er is dus geen sprake van negatieve effecten.

Conclusies

Onderstaande tabel geeft per soortcategorie een samenvattend overzicht van benodigde ontheffingen van de Flora- en faunawet en eventuele compenserende of mitigerende maatregelen als gevolg van de aanleg van de geluidswallen.

Tabel 4.5.1 Samenvatting en conclusies aanleg geluidswallen

Soortsgroep   Beschermde soorten   Tabel   Ontheffing nodig?   Mitigatie en/of Compensatie  
Flora   Jeneverbes   2   Groeiplaatsen verdwijnen?

Ja, à gedragscode Natuurbeheer
Art. 8 en 13  
- Verplaatsen buiten kwetsbare periode en herplanten op geschikte locatie (NW-rand Noordenveld?)  
  Koningsvaren   1   Nee   Zorgvuldig werken  
Zoogdieren   Steenmarter   2   Nee   n.v.t.  
  Das   3   Nee   n.v.t.  
  Eekhoorn   2   Nestbomen verdwijnen?

Jaà gedragscode Bosbeheer
 
- Buiten gevoelige perioden werken
- Alternatief leefgebied aanwezig: GVI niet in gevaar
- Toename geschikt leefgebied (compensatie): rust  
  Vleermuizen   3   Verblijfplaatsen?

Nee, voetbreedte wal aanpassen  
- Buiten gevoelige periode werken
- Voor aanvang controleren  
  Algemene grondgebonden soorten   1   Nee   Zorgplicht: mobiel genoeg om op tijd weg te komen  
Vogels   Standvogels (zwarte specht, kleine bonte specht)   3   Nestbomen verdwijnen?

Nee, voetbreedte wal aanpassen noordelijke deel  
- Buiten gevoelige periode
- Voldoende alternatieve nestgelegenhedenà GVI niet in gevaar
- Mitigatie aanpassen voetbreedte zodat nestbomen behouden blijven
- Compensatie toename geschikt leefgebied (rust)  
Amfibieën en reptielen   Adder   3   9 en 13   Zorgplicht: zo nodig wegvangen en verplaatsen  
  Heikikker   3   9 en 13   Zorgplicht: zo nodig wegvangen en verplaatsen  
  Groene kikker   1   Nee   Zorgplicht: zo nodig wegvangen en verplaatsen  
  Bruine kikker   1   Nee   Zorgplicht: zo nodig wegvangen en verplaatsen  
Ongewervelden   Heideblauwtje   3   Nee   Zorgplicht: zo nodig wegjagen  

4.4.2 Soortbescherming afvoer vrijkomende grond Noordenveld en Kloosterveld

In het Noordenveld en Kloosterveld zal ten behoeve van de ontwikkeling van gewenste habitattypen zoals heidevegetaties de nutriëntenrijke bouwvoor verwijderd worden. Een deel van deze grond zal vervolgens gebruikt worden bij werkzaamheden binnen het Dwingelderveld (o.a. aarden wal). De transportroutes voor het afvoeren van deze grond zullen zo gekozen worden dat berijden, beschadigen en verstoren van huidige natuurwaarden (vegetaties, dieren) zoveel mogelijk vermeden wordt. De geplande grondafvoer zal bestaan uit circa 600.000 kubieke meter uit het Noordenveld en circa 70.000 kubieke meter uit het Kloosterveld.

De aan- en afvoerroutes voor het transport van grond volgen zoveel mogelijk bestaande wegen of routes of tracé's met een bestaande hoge geluidsbelasting. Effecten op natuurwaarden kunnen daarmee voorkomen of beperkt worden. Bij de alternatieven afweging van de voorkeursroutes is ook gelet op de eventuele invloed op omwonenden en de milieu-invloed, zoals brandstofgebruik en luchtverontreiniging.

Afvoer grond Noordenveld

De route om het zuidelijke deel van de aarden wal te maken zal voor de volle vrachtwagens via de Kraloërweg en Oude Nuilerweg, via het landbouwgebied naar de zone parallel aan de A28 lopen waar de aarden wal zal worden aangebracht. De lege vrachtwagens rijden dan via het bos en de N855 en de weg Achter ´t Zaand naar het Noordenveld. De route om het noordelijke deel van de aarden wal te maken loopt via de N855 en het Mr. Cramerpad met insteken via bospaden naar de wal toe. De teruggaande route loopt via het Mr. Carmerpad naar de N855.

Verder is er vanuit het terreinbeheer als eis gesteld, dat de aannemer voor het transport van de afgegraven bovengrond slechts gebruik mag maken van bestaande paden, wegen of landbouwpercelen. Er mogen in de kwetsbare natuurgebieden geen rij- en werkstroken worden ingericht, vooral waar de huidige weg langs een kwetsbaar natuurgebied (heide of ven) loopt. Daar dient het huidige profiel van de weg - waar nodig - tijdelijk uitgerasterd te worden en hierbinnen dient de aannemer zijn werkzaamheden uit te voeren. Tijdelijke rasters dienen na de werkzaamheden weer verwijderd te worden. De totale werkbreedte, tevens beschikbaar voor transport, bedraagt (daar) circa 10 meter. Zou de aannemer bijvoorbeeld eerst het betonnen fietspad hebben aangelegd, dan zal die eis worden vertaald naar die nieuwe situatie, waarbij de transport- of werkbreedte wordt versmald naar 7 meter (PvE definitief, nov. 2008).

Afvoer grond Kloosterveld

Voor het afvoeren van grond uit het Kloosterveld II zijn twee mogelijke routes beschikbaar. De afvoerroute zal centraal door het Dwingelderveld (zandpad door heidegebied over Benderse berg) of over het zandpad op de zuidgrens in/van het Dwingelderveld (langs Hoornse slenk) lopen.

Vogels

Voor het transport vanuit het Noordenveld is de verwachting is dat er weinig extra verstoring op zal treden vanwege het bestaand gebruik. Ook ligt de route op voldoende afstand van het Holtveen en buiten het zicht van de aanwezige watervogels op het Holtveen. Verder is de verstoring op broedende vogels minimaal door de aanwezigheid van afschermende beplanting langs de route en oevervegetatie van het Holtveen.

Voor het transport vanuit het Kloosterveld zal de verstoring op broedvogels en op overwinterende vogels groot zijn. Het transport zal buiten het broedseizoen en buiten de periode dat er grotere aantallen overwinterende vogels aanwezig zijn, moeten gebeuren. Verder wordt er in de avonduren na zonsondergang geen werkzaamheden uitgevoerd om (licht)verstoring op nachtdieren waaronder vleermuizen te voorkomen. De periode van de overwinterende vogels, die in het Dwingelderveld slapen is af te leiden uit de aantallen overnachtende rietganzen per week gedurende de afgelopen jaren (Van Dijk & Kleine 2009).

Amfibieën en reptielen

Wat betreft mogelijke verstoring geldt voor de amfibieën in het Holtveen, de holtveenslenk en de Hoornse slenk hetzelfde als voor de watervogels. De aanwezige beplanting werkt afschermend en de afstand tussen routes en water is groot genoeg om verstoring te voorkomen. Verder is er voor de amfibieën voldoende ruimte en geschikt habitat in de plassen zelf om uit te wijken. Er worden geen negatieve effecten verwacht.

Ongewervelden

Op beschermde soorten worden op geen van de routes negatieve effecten verwacht.

Conclusie

Onderstaande tabel geeft per soortcategorie een samenvattend overzicht van benodigde ontheffingen van de Flora- en faunawet en eventuele compenserende of mitigerende maatregelen welke voor de afvoer van grond nodig zijn.

Tabel 4.5.2 Samenvatting en conclusies afvoer grond Noordenveld en Kloosterveld

Beschermde soortsgroep   Beschermde soorten   Tabel   Ontheffing nodig?   Mitigatie en/of Compensatie  
Vogels   Nee   n.v.t.   n.v.t.   n.v.t.  
Amfibieën en reptielen   Groene kikker   1   Nee   n.v.t.  
  Levendbarende hagedis   2   Nee   n.v.t.  
  heikikker   3   Nee   n.v.t.  
  Adder   3   Nee   n.v.t.  
Ongewervelden   Nee   n.v.t.   Nee   n.v.t.  

4.4.3 Soortbescherming ecoduct

Flora

Er zijn in het gebied waar het ecoduct wordt opgericht geen beschermde plantensoorten gevonden.

Wat betreft de ongewervelde zijn er in het plangebied geen waarnemingen bekend en/of tijdens het veldbezoek waargenomen. Wel is er in 2007 in de omgeving van het plangebied (westzijde) de veenbesparelmoervlinder waargenomen. Voor deze soort en voor de in het Dwingelderveld redelijk algemeen voorkomende dagvlinder het heideblauwtje is het verbinden van de twee natuurgebieden Dwingelderveld en Terhorsterzand een positieve ontwikkeling en kan op de langere termijn wellicht een uitbreiding van leefgebied betekenen voor deze soorten en andere ongewervelden.

Vissen, reptielen en amfibieën

Vanwege het voedselrijke karakter en het regelmatig droogvallen zijn de enkele sloten die zich in het plangebied bevinden niet geschikt voor beschermde vissensoorten. Ook amfibieën zijn er niet veel gevonden, er zijn alleen waarnemingen van de algemene groene kikker binnen het plangebied. Wat betreft reptielen is het habitat (voedselrijke graslanden en bosgebied) niet geschikt voor beschermde soorten; wel is de verwachting dat het verbinden van het Terhorsterzand en het Dwingelderveld op de langere termijn wellicht een uitbreiding van leefgebied en migratie tussen leefgebieden voor reptielen en amfibieën kan inhouden, zoals bijvoorbeeld de adder.

Vogels

Wat betreft vogels die voorkomen in het plangebied geldt dat werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd moeten worden, dit loopt globaal van half maart tot half juli. Echter, indien vogels buiten deze periode broeden geldt er ook bescherming vanuit de Flora- en fauna-wet. In 2009 is er een nieuwe lijst met vogelsoorten opgesteld waarvan nesten of jaarrond be-schermd zijn of niet jaarrond beschermd maar waar wel extra inventarisatie (categorie 5) voor uitgevoerd moet worden (voldoende nestalternatieven aanwezig). Soorten die hieronder vallen en in het plangebied voorkomen zijn de boomkruiper, boomklever, koolmees, pimpelmees, grauwe vliegenvanger en bonte vliegenvanger.

Voor alle categorie 5 soorten die in het plangebied gevonden zijn, is voldoende gelegenheid om zelfstandig een vervangend nest te vinden in de omgeving. Het plangebied maakt onderdeel uit van de boswachterij Dwingeloo en komt wat betreft opbouw van loofbos en naaldbos en de leeftijd van bomen overeen met de omgeving. Dit biedt ruim voldoende mogelijkheden voor nieuwe nestgelegenheden.

Zoogdieren

De verwachting is dat het bosgebied leefgebied is voor verschillende grondgebonden algemeen beschermde soorten zoals muizensoorten. Voor de das en steenmarter geldt dat ze niet binnen het plangebied zijn waargenomen, maar in het kader van de zorgplicht wordt wel aangeraden om de werkzaamheden buiten de gevoelige perioden (voortplanting, jongen) van deze soorten uit te voeren.

Er zijn geen waarnemingen van vleermuizen binnen het plangebied zelf bekend en tijdens het aanvullend veldbezoek zijn er geen geschikte holten waargenomen. Wel is de laatvlieger in de omgeving van het plangebied gezien (bosgebied oostzijde). Met de werkzaamheden zullen er dan ook geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen verloren gaan. Doordat de inventarisatie in het najaar is gedaan (okt/nov) kunnen er geen conclusies getrokken worden over het gebruik van de aanwezige bomen als een vliegroute voor vleermuizen. De kap van bomen zal een bestaand pad doorkruisen, wat mogelijk als vliegroute zou kunnen dienen voor vleermuizen. De verwachting is dat de functionaliteit van het gebied niet verloren gaat want er blijft een netwerk van verblijfplaatsen en voldoende alternatieven bestaan in de vorm van geschikte bomen in de omgeving (vergelijkbare opbouw en leeftijd bos) van het plangebied (zie ook conclusies vogels) en een bestaand netwerk van paden in combinatie met open plekken in bos (oude slenken) ten westen van het plangebied (foerageerplekken).

Conclusies Flora- en faunawet

Op dit moment is er geen aanleiding voor het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet. Er moet wel een aantekening gemaakt worden wat betreft het tijdstip van het onderzoek. Aangezien de veldbezoeken eind september/begin oktober en november plaats-vonden kan er op dit moment geen schatting gemaakt worden wat betreft het functioneren van de bestaande bomen als vliegroute voor vleermuizen. Deze zijn in het kader van de Flora en faunawet ook ontheffingsplichtig. Indien de werkzaamheden tijdens de zomerperiode plaatsvinden, moet er rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat vleermuizen alsnog van deze bomen gebruik kunnen maken. Vanuit de zorgplicht wordt verder geadviseerd om de kap van bomen buiten de voortplantingsperiode van vleermuizen uit te voeren en na de kap de bomen een nacht te laten liggen (zie ook aanbevelingen). Bij voldoende mitigerende maatregelen en het uitvoeren van de kap/werkzaamheden buiten de gevoelige perioden van vogels en das is de verwachting dat er geen ontheffing in het kader van de Ffwet nodig is.