direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch-Bedrijf
Plan: Gulpen Wittem Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.17290000BPLBUI2009v1-

Artikel 4 Agrarisch-Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch-Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. bestaande agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • c. bestaande agrarische bedrijven met intensieve veehouderij, ter plaatse van de aanduiding op de plankaart;
  • d. bestaande agrarische bedrijven met aan de agrarische bedrijfsvoering gelieerde overige bedrijfsactiviteiten, conform de aangeduide toegesneden bestemming op de plankaart;
  • e. verblijfsrecreatie, in de vorm van vakantiewoningen, groepskamperen of kamperen op de boerderij ter plaatse van het als zodanig aangeduide deel van het bestemmingsvlak op de plankaart;
  • f. horeca, ter plaatse van het als zodanig aangeduide deel van het bestemmingsvlak op de plankaart;
  • g. detailhandel, ter plaatse van het als zodanig aangeduide deel van het bestemmingsvlak op de plankaart;
  • h. stalling van kampeermiddelen en boten, ter plaatse van het als zodanig aangeduide deel van het bestemmingsvlak op de plankaart;
  • i. zorgboerderij, ter plaatse van het als zodanig aangeduide deel van het bestemmingsvlak op de plankaart.
  • j. zendmast, ter plaatse van het als zodanig aangeduide deel van het bestemmingsvlak op de plankaart;
  • k. wonen in bedrijfswoningen, daaronder mede begrepen mantelzorg en huisvesting van de rustende boer, mits:
    • 1. mantelzorg en huisvesting van de rustende boer niet leiden tot het ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning,
  • l. evenementen, uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangeduide deel van het bestemmingsvlak op de plankaart, waarbij de regels uit de 'Kadernota evenementenbeleid gemeente Gulpen-Wittem' in acht worden genomen.

met de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de tot 'Agrarisch-Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
  • b. teeltondersteunende voorzieningen, hagelnetten en mestopslagplaatsen;
  • c. één bedrijfswoning per volwaardig agrarisch bedrijf, tenzij anders is aangeduid op de plankaart;
  • d. bijgebouwen;
  • e. vakantiewoningen, voor zover aangeduid op de plankaart,

en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.

4.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en mestopslagplaatsen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 4.50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 10.00 m bedragen;
  • d. gebouwen zullen met een kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
  • e. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de regels in artikel 24.2.2;
  • f. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kamperen op de boerderij dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • g. de inhoud van de mestopslagplaatsen per bouwperceel mag in totaal 2.500 m3bedragen;
  • h. het oppervlak aan boogkassen per bouwperceel mag ten hoogste 2.500 m² bedragen, tenzij een groter oppervlak is aangeduid op de plankaart;
  • i. de hoogte van boogkassen mag ten hoogste 2.50 m bedragen.
4.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 8.00 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. de hoogte van voedersilo's ten hoogste 12.00 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2.00 m mag bedragen.
4.3 Nadere eisen
4.3.1

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

waarbij de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+ in acht dienen te worden genomen.

4.3.2

De onder 4.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.4.1 Ontheffing voor de bouw van bedrijfsgebouwen

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2.2 sub b en c ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen met een goothoogte groter dan 4.50 m en/of een bouwhoogte groter dan 10.00 m, mits:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • c. belangen van derden niet onevenredig worden aangetast,

met dien verstande, dat:

  • 1. de goothoogte ten hoogste 6.50 m mag bedragen;
  • 2. de bouwhoogte ten hoogste 12.00 m mag bedragen.
4.4.2 Procedure ontheffing

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 44.1 gegeven procedure.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruiksregels van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40.1 wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' op de plankaart waarbij:
  • kamperen als ondergeschikte nevenactiviteit onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf (min. 25 NGE) en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;

met dien verstande, dat:

    • 1. kampeermiddelen binnen het vlak met de aanduiding 'kampeerterrein' mogen worden opgericht;
    • 2. maximaal 15 kampeerplaatsen binnen het gehele vlak met de aanduiding 'kampeerterrein' mogen worden opgericht;
    • 3. kamperen alleen tijdens het kampeerseizoen is toegestaan dat loopt van 15 maart tot 1 november.
    • 4. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
    • 5. de kampeerplaatsen landschappelijk zijn ingepast in de omgeving;
    • 6. binnen het bestemmingsvlak in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. overeenkomstig de geldende parkeernorm zoals bepaald in artikel 45.3.
  • b. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.

4.5.2 Gebruiksregels van de bebouwing

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40.1 wordt ten minste verstaan het gebruik van bebouwing voor:

  • a. wonen, anders dan in een bedrijfswoning of in een mantelzorg- en rustende boervoorziening, waarbij er geen nieuwe zelfstandige woning mag ontstaan;
  • b. ter plaatse van Plaatweg 6 mag bij beëindiging van het gebruik van een gedeelte van de bebouwing als woning voor de rustende woning, deze woning gebruikt worden als een vakantiewoning;
  • c. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • d. recreatie, anders dan toegelaten krachtens het plan;
  • e. detailhandel, uitgezonderd de verkoop van ter plaatse vervaardigde en geproduceerde producten. Ter plaatse van de Wittermerweg 1 mogen producten verkocht worden zoals opgenomen in de verleende bouwvergunning bij besluit van d.d. 29 juli 2003;
  • f. horeca, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik Ter plaatse van de Wittermerweg 1 is horeca toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de verleende bouwvergunning bij besluit van d.d. 29 juli 2003;
  • g. agrarische hulp- en nevenbedrijfsdoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
  • h. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
4.6.1 Ontheffing niet-agrarische activiteiten

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1, 4.2 en 4.5., ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische activiteiten naast agrarische bedrijfsdoeleinden, in het kader van de duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied en ter versterking van de recreatieve functie van het buitengebied. Ontheffing voor bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten, het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen en appartementen op de boerderij, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursies alsmede (sier)tuinen, kleinschalige horeca, zoals theeschenkerijen, en culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen activiteiten, wordt alleen verleend, mits:

algemeen:

  • a. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig schaden;
  • e. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;

specifiek voor boerderijverkoop:

  • boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
  • boerderijverkoop plaats vindt van in hoofdzaak op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten;

met dien verstande, dat:

  • 1. het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 200 m² mag bedragen;

specifiek voor bewerking van agrarische producten:

  • bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;

specifiek voor vakantiewoningen op de boerderij:

  • de vakantiewoningen kunnen worden ingepast binnen de bestaande monumentale en/of karakteristieke bebouwing;

met dien verstande, dat

  • 1. vakantiewoningen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing mogen worden gerealiseerd.

specifiek voor kleinschalige dagrecreatie en horeca:

  • de activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes dan wel bedoeld zijn voor de eigen gasten.

specifiek voor kamperen:

  • kamperen als ondergeschikte nevenactiviteit onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf (min. 25 NGE) en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;

met dien verstande, dat:

  • 1. maximaal 25 locaties kamperen op de boerderij binnen de gemeente aanwezig mogen zijn;
  • 2. het kampeerterrein niet is gelegen in een gebied dat aangeduid is als Natura2000-gebied of is gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie';
  • 3. per locatie maximaal 15 kampeerplaatsen aanwezig mogen zijn;
  • 4. sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak mogen worden opgericht;
  • 5. kamperen alleen tijdens het kampeerseizoen is toegestaan dat loopt van 15 maart tot 1 november;
  • 6. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • 7. de kampeerplaatsen landschappelijk zijn ingepast in de omgeving;
  • 8. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch – Bedrijf' overeenkomstig de geldende parkeernorm zoals bepaald in artikel 45.3.
4.6.2 Ontheffing stalling kampeermiddelen en boten

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1 en 4.5., ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen en boten, mits:

  • a. de stalling plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het complex;
  • b. er elders op het perceel geen vervangende nieuwbouw gerealiseerd wordt;
  • c. de stalling geen hinder of belemmeringen veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad.
4.6.3 Procedure ontheffing

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 44.1 gegeven procedure.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging in de bestemming Gemengd-Vrijkomende Agrarische Bebouwing

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Gemengd-Vrijkomende Agrarische Bebouwing', ten behoeve van een doelmatig gebruik van de bebouwing, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. het betreft cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt conform de BOM+ regeling. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie en/of het te handhaven deel van de agrarische functie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
  • d. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
  • e. vooraf is vastgesteld dat vanuit milieuhygiënisch en visueel-ruimtelijk oogpunt geen bezwaren bestaan tegen de nieuwe functie,
  • f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).

met dien verstande dat:

  • 1. bij gedeeltelijke wijziging, binnen de bestemming 'Gemengd - Vrijkomende Agrarische Bebouwing' geen nieuwe woningen, bedrijfswoningen en/of vakantiewoningen mogen worden gebouwd;
  • 2. de nieuwe functies uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing. Uitbreiding van de bebouwing is niet toegestaan. Herbouw van delen van het complex is wel toegestaan, mits hier indien mogelijk substantiële sloop tegenover staat, waarbij. de bebouwingsmassa van panden die geen monumentale of karakteristieke waarde hebben, met ten minste 40% afneemt. Woningen mogen alleen binnen de bestaande hoofdbebouwing worden gerealiseerd;
  • 3. bij wijziging voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in bijlage 3 (artikel: Gemengd – Vrijkomende Agrarische Bebouwing) van deze regels.
4.7.2 Wijziging in de bestemming Wonen - Cultuur en ontspanning

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Cultuur en ontspanning', ten behoeve van de realisering van woningen voor bewoning in combinatie met verblijfsrecreatie, mits:

  • a. de agrarische functie geheel is komen te vervallen;
  • b. het betreft karakteristieke bebouwing en er een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt conform de POL-uitwerking BOM+. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woonfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
  • d. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
  • e. er sprake is van inpandig bouwen, i.c. de woningen en bijgebouwen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
  • f. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
  • g. de effecten op de omgeving, het aantal verkeersbewegingen per saldo niet zullen toenemen;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).

met dien verstande, dat:

  • 1. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
  • 2. per agrarisch bedrijfscomplex binnen de hoofdbebouwing, zijnde dat deel van de bebouwing waarin ook reeds de bestaande bedrijfswoning is gelegen, meerdere woningen mogen worden gerealiseerd;
  • 3. de inhoud van een woning ten minste 300 m3 zal bedragen;
  • 4. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 70 m² per woning, met uitzondering van bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
  • 5. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 25 van deze regels.
4.7.3 Wijziging in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met Waarden – Natuur- en Landschapswaarden

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met Waarden – Natuur- en Landschapswaarden', waarbij gelijktijdig een bestaand gedeelte van deze bestemmingen wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch-Bedrijf' ten behoeve van vormverandering van de bedrijfskavel, mits:

  • a. de verandering van de vorm van het oppervlak van de bestemming Agrarisch-Bedrijf noodzakelijk is vanwege bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het betreffende agrarisch bedrijf;
  • b. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
  • c. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • d. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).
  • e. er is voldaan aan de eisen gesteld in de POL-uitwerking BOM+.

met dien verstande, dat:

  • 1. de oppervlakte van de bestemming Agrarisch-Bedrijf na de wijziging in beginsel niet meer mag bedragen dan 1,5 ha. De oppervlakte mag, gehoord de desbetreffende dienst van de Provincie Limburg, groter zijn indien door toepassing van de POL-uitwerking BOM+ de omgevingskwaliteit ten minste evenredig wordt vergroot;
  • 2. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3, respectievelijk 6 van deze regels.
  • 3. voor kamperen op de boerderij voldaan wordt aan het bepaalde in 4.5.1.
4.7.4 Procedure wijziging

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44.2 gegeven procedure.