direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch-Hulp- en Nevenbedrijf
Plan: Gulpen Wittem Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.17290000BPLBUI2009v1-

Artikel 5 Agrarisch-Hulp- en Nevenbedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch-Hulp- en Nevenbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hulp- en nevenbedrijven met een gedeeltelijk:
    • 1. op loonwerk gerichte bedrijfsvoering;
    • 2. cultuurtechniek, grondverzet en transportmogelijkheden gericht bedrijfsvoering;

en een gedeeltelijke:

    • 1. geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. wonen in bedrijfswoningen;met de daarbij behorende voorzieningen.Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.2.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de tot 'Agrarisch-Hulp- en Nevenbedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
  • b. één bedrijfswoning per bouwperceel, tenzij anders is aangeduid op de plankaart;
  • c. bijgebouwen;

en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.

5.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en mestopslagplaatsen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 4.50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 10.00 m bedragen;
  • d. gebouwen zullen met een kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
  • e. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de regels in artikel 24.2.
5.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 8.00 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. de hoogte van voedersilo's ten hoogste 12.00 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2.00 m mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

waarbij de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+ in acht dienen te worden genomen.

5.3.2

De onder 5.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
5.4 Ontheffing van de bouwregels
5.4.1 Ontheffing voor de bouw van bedrijfsgebouwen

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.2 sub b en c ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen met een goothoogte groter dan 4.50 m en/of een bouwhoogte groter dan 10.00 m,, mits:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • c. belangen van derden niet onevenredig worden aangetast,

met dien verstande, dat:

  • 1. de goothoogte ten hoogste 6.50 m mag bedragen.
  • 2. de bouwhoogte ten hoogste 12.00 m mag bedragen.
5.4.2 Procedure ontheffing

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 44.1 gegeven procedure.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Gebruiksregels van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40.1 wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen,
  • b. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
5.5.2 Gebruiksregels van de bebouwing

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40.1 wordt ten minste verstaan het gebruik van bebouwing voor:

  • a. wonen, anders dan in een bedrijfswoning;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel en/of groothandel;
  • d. recreatie;
  • e. horeca;
  • f. agrarische bedrijfsdoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
  • g. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
5.6 Ontheffing van de gebruiksregels
5.6.1 Ontheffing stalling kampeermiddelen en boten

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.1 en 5.5 ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen en boten, mits:

  • a. de stalling plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het complex;
  • b. er elders op het perceel geen vervangende nieuwbouw gerealiseerd wordt;
  • c. de stalling geen hinder of belemmeringen veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad.
5.6.2 Procedure ontheffing

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 44.1 gegeven procedure.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging in de bestemming Wonen - Cultuur en ontspanning

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Cultuur en ontspanning', ten behoeve van de realisering van woningen voor bewoning in combinatie met verblijfsrecreatie, mits:

  • a. de agrarische hulp- of nevenfunctie geheel is komen te vervallen;
  • b. het betreft karakteristieke bebouwing en er een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt conform de POL-uitwerking BOM+. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woonfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
  • d. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
  • e. er sprake is van inpandig bouwen, i.c. de woningen en bijgebouwen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
  • f. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
  • g. de effecten op de omgeving, het aantal verkeersbewegingen per saldo niet zullen toenemen;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).

met dien verstande, dat:

  • 1. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
  • 2. per bedrijfscomplex binnen de hoofdbebouwing, zijnde dat deel van de bebouwing waarin ook reeds de bestaande bedrijfswoning is gelegen, meerdere woningen mogen worden gerealiseerd;
  • 3. de inhoud van een woning ten minste 300 m3 zal bedragen;
  • 4. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 70 m² per woning, met uitzondering van bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
  • 5. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 25 van deze regels.
5.7.2 Wijziging in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met Waarden – Natuur- en Landschapswaarden

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met Waarden – Natuur- en Landschapswaarden', waarbij gelijktijdig een bestaand gedeelte van deze bestemmingen wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Hulp- en nevenbedrijf' ten behoeve van vormverandering van de bedrijfskavel, mits:

  • a. de verandering van de vorm van het oppervlak van de bestemming Agrarisch – Hulp- en nevenbedrijf noodzakelijk is vanwege bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het betreffende agrarisch bedrijf;
  • b. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
  • c. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • d. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).
  • e. er is voldaan aan de eisen gesteld in de POL-uitwerking BOM+.

met dien verstande, dat:

  • 1. de oppervlakte van de bestemming Agrarisch-Bedrijf na de wijziging in beginsel niet meer mag bedragen dan 1,5 ha. De oppervlakte mag, gehoord de desbetreffende dienst van de Provincie Limburg, groter zijn indien door toepassing van de POL-uitwerking BOM+ de omgevingskwaliteit ten minste evenredig wordt vergroot;
  • 2. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3, respectievelijk 6 van deze regels.
5.7.3 Procedure wijziging

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44.2 gegeven procedure.