Plan: | Berghem 1, Gulpen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1729.paBerghem1-VG01 |
Op Berghem 1 in Gulpen is Panorama Camping Gulperberg gelegen. De camping heeft ruimte voor 357 kampeerplaatsen, waarvan 108 stacaravans. De locatie in het Limburgse Heuvelland is uniek door de plek op de zuidhelling van de Gulperberg. Onderstaand is de bestaande indeling van de camping weergegeven.
Plattegrond van camping Gulperberg
Conform het geldende bestemmingsplan 'Gulpen-Wittem buitengebied' heeft de camping de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie'. Ter plaatse van de stacaravans is de aanduiding 'stacaravans' opgenomen. Door middel van deze ruimtelijke onderbouwing wordt het gebied waar stacaravans worden toegestaan uitgebreid. Hierbij blijft het totale aantal kampeerplaatsen van de camping gelijk, maar worden er tent- of camperplaatsen ingeruild voor plaatsen ten behoeve van stacaravans. Er is daardoor geen sprake van uitbreiding of verdichting maar van een verschuiving van de vorm van kampeermiddelen waarbij het aantal plaatsen gelijk blijft. Daarnaast wordt het toegestane oppervlak aan bebouwing opgehoogd en wordt jaarrond kamperen voor het gebruik van de stacaravans mogelijk gemaakt.
Het plangebied is gelegen in de gemeente Gulpen-Wittem (Limburg), ten zuiden van de kern Gulpen. De camping is kadastraal bekend als onder andere gemeente Wittem, sectie M, nummer 246. Dit nummer beslaat het grootste deel van de camping, zonder de vakantiewoning en bedrijfswoning van de eigenaar (perceelnummer 245) en verschillende perceelnummers ter plaatse van de stacaravans. Ten oosten van de camping aan de overzijde van de weg, perceelsnummer 286, is een parkeerstrook aanwezig voor het parkeren van voertuigen van bezoekers.
Uitsnede kadastrale kaart
De gronden van het initiatief vallen binnen het planologisch regime van het vigerende bestemmingsplan 'Gulpen-Wittem buitengebied'. Dit plan is op 2 april 2009 vastgesteld door de gemeenteraad en met ingang van 5 januari 2011 onherroepelijk.
Uitsnede ruimtelijke plannen
Het plangebied kent op basis van het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' en de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie', 'Waarde-Landschapselement' en 'Waarde-Cultuurhistorie'. Verder is de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - bodembeschermingsgebied' van toepassing evenals de aanduiding 'Camping'. Gedeeltelijk is er een aanduiding voor stacaravans opgenomen, deze is in het rood uitgelicht op bovenstaande afbeelding. Tevens zijn binnen de bestemming enkele bouwvlakken opgenomen waarbinnen de gebouwelijke voorzieningen van de camping zijn gesitueerd en is het gebruik van de camping beperkt tot de periode van 15 maart tot 1 november.
Onder een stacaravan wordt verstaan: een bouwwerk, bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en/of verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
Voor de beoogde herinrichting van het campingterrein is de zone waar stacaravans zijn toegestaan te beperkt. Tevens is het oppervlakte dat aan gebouwen wordt toegestaan te beperkt en wordt jaarrond kamperen mogelijk gemaakt. Middels onderhavige ruimtelijke onderbouwing zal deze aanduiding voor stacaravans worden uitgebreid zodat er meer stacaravans gerealiseerd kunnen worden. In de volgende hoofdstukken wordt aangetoond dat met deze wijziging ter plaatse sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt eerst een beschrijving van de omgeving van het plangebied, het plangebied zelf en het planvoornemen gegeven (Hoofdstuk 2). Daarna worden de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet (Hoofdstuk 3 Beleidskader). Vervolgens wordt aandacht besteed aan de verschillende omgevingsaspecten, zoals bodem, luchtkwaliteit, geluid, geur, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, water, archeologie en cultuurhistorie, alsmede flora en fauna (Hoofdstuk 4). Tot slot volgt een hoofdstuk waarin aandacht besteed aan de haalbaarheid (Hoofdstuk 5) en de voor de onderhavige ruimtelijke onderbouwing te doorlopen procedure (Hoofdstuk 6).
Uitsnede Google Earth
De locatie ligt op de zuidhelling van de Gulperberg, ten zuiden van de kern Gulpen. Camping Gulperberg wordt omringd door akkergronden en weilanden. In de nabije omgeving bevinden zich onder andere een subtropisch zwembad Mosaqua en de boerderij camping Berghem.
Het plangebied is gelegen op de kruising tussen de Berghemerweg, de Panoramaweg en Berghem (welke overgaat in de Verlorenkostweg). De camping heeft een uitgestrekte vorm, afgestemd op het landschap ter plaatse, en kronkelt zich tussen de akkerlanden door.
Uitsnede plangebied Google Earth
Zoals eerder benoemd heeft de camping een totale capaciteit van 357 plaatsen. Dit aantal standplaatsen blijft gelijk. De vergunde capaciteit bedraagt 385 plaatsen en dit blijft ook in stand. Onderstaand overzicht geeft een vergelijking weer tussen de bestaande en de nieuwe situatie.
Bestaand | Nieuw |
065 stacaravans | 108 stacaravans |
002 airlodges | 002 airlodges |
001 treelodge | 001 treelodge |
004 trekkershutten | 004 trekkershutten |
285 seizoenskampeerplaatsen | 242 seizoenskampeerplaatsen |
357 plaatsen | 357 plaatsen |
Situering stacaravans (bestaand en nieuw)
Deze ruimtelijke onderbouwing richt zich op de verandering in soort van accomodatie in de nieuwe situatie. Op dit moment is het overgrote deel van de camping ingericht voor tenten, caravans of vouwwagens en zijn er slechts 65 plaatsen voor stacaravans. Echter, vraag en aanbod is verschoven waardoor een groter aantal stacaravans gewenst is. Het vlak waar stacaravans zijn toegestaan, aanduiding 'Stacaravans' in het bestemmingsplan, zal worden vergroot. Kampeerplaatsen worden ingeruild voor plaatsen met stacaravans waardoor beter wordt aangesloten bij de marktvraag c.q. behoefte. Toen in 2008 de crisis uitbrak, dacht de hele kampeersector dat het kamperen een grote vlucht zou nemen vanwege de relatief lage kosten. Maar dit gebeurde juist niet. In plaats daarvan nam glamping, luxe kamperen, wél toe. Dit blijkt ondermeer uit een onderzoek van het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) en TNS Nipo.
In onderstaande afbeelding is met rode omlijning aangegeven met welke omvang de zone voor stacaravans wordt vergroot.
Uitbreiding aanduidingsvlak 'stacaravans'
Voorstel bouwvlakken
Naast de uitbreiding van de zone voor stacaravans wordt ook voorgesteld om enkele bouwvlakken uit te breiden. Deze aanpassingen zijn van ondergeschikte betekenis. De verruiming van de bouwvlakken is noodzakelijk in verband met het beter kunnen faciliteren van de noodzakelijke voorzieningen c.q. functies. Er dient daarbij gedacht te worden aan de functies horeca, lichamelijke verzorging en techniek. Daarnaast is er meer ruimte en specifieke faciliteiten noodzakelijk voor mensen met een beperking voor zowel de functie horeaca als lichamelijke verzorging. Ook de huidige eisen c.q. wensen van de hedendaagse kampeerder zijn hoger. De hedendaagse kampeerder wenst meer luxe. Er kan daarmee dan ook voldaan worden aan de eisen van de ANWB sterrenklassificatie. Dit draagt er toe bij dat kampeerders sneller kiezen voor deze camping. Tot slot moeten de ruimere bouwvlakken voldoende ruimte bieden voor de verduurzaming van de gebouwen voor de voorzieningen c.q. functies. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.7. Kortom de verruiming is noodzakelijk voor het kunnen creëren van meer kwaliteit voor de gasten/bezoekers van de camping, maar ook de medewerkers en leefomgeving.
Het oppervlakte waar gebouwen worden toegestaan blijft beperkt van omvang. De uitbreiding is gewenst om de bestaande situatie beter te kunnen faciliteren en eventueel te upgraden. Op dit moment is bebouwing toegestaan binnen het bouwvlak met dien verstande dat buiten het bouwvlak sanitaire voorzieningen en dergelijke mogen worden gebouwd tot maximaal 3%. De gedeeltelijke uitbreidingen binnen het plangebied worden op bovenstaande afbeelding in percentages weergegeven (zie roze gekleurde aanduidingen). Tevens is in onderstaande tabel een vergelijking opgenomen tussen het oppervlak van de bestaande bebouwing en de nieuwe bebouwing (ter plaatse van de beoogde uitbreidingen).
Oude situatie | Nieuwe situatie |
c.a. 420 m2 | 951 m2 |
c.a. 203.5 m2 | 523 m2 |
c.a. 55 m2 | 200 m2 |
c.a. 69 m2 | 55 m2 |
c.a. 225 m2 | 505 m2 |
c.a 50 m2 | 51 m2 |
Op dit moment wordt het kampeerterrein gebruikt in de periode 15 maart tot en met 1 november. Het is de bedoeling om in de toekomst jaarrond te verhuren. De verhouding is circa 242 kampeerplaatsen en circa 108 stacaravans. Daarnaast zijn er nog circa 2 airlodges, 1 treelodge en 4 trekkershutten, wat het totaal op 357 plaatsen brengt.
Plattegrond terrein
Voor de ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Voor dit inpassingsplan is gebruik gemaakt van het 'Handvat kernkwaliteiten nationaal landschap Zuid-Limburg' en het 'Inspiratieboek kamperen en landschap'. Daarnaast heeft het Limburgse coulisselanschap voor de nodige inspiratie gevormd voor de inrichting van de camping.
De Limburgse Haag die zal worden toegepast is samengesteld uit meerdere soorten bosplantsoen (liguster, hulst, meidoorn, sleedoorn, kornoelje, vlier, kardinaalsmuts, hazelaar of beuk).
Het uitgangspunt van de initiatiefnemer is om zowel vanuit het landschap als vanuit de camping middels beplanting de beleving en sfeer te vergroten voor een toekomstbestendig recreatief verblijf in het heuvelland. Door smalle taluds en inpassing van nieuwe recreatieve verblijven zal dit deels door hagen worden gerealiseerd.
Bron: Inspiratieboek Kamperen en landschap pagina 57
De vertaling naar kamerstructuur wordt onderverdeeld in een hoofd- en nevenstrucuur die mede door het hoogteverschil c.q. de terrassen wordt gevormd. De tweedeling zal permanent ook bij seizoensplaatsen toegepast worden om hiermee extra in te spelen op de vorm van groen en hierdoor meerwaarde te creëren en om in de zomer het zicht op de camping te reduceren. Gedurende het gehele jaar wordt in dit gedeelte extra ingespeeld op de vorm van groen en hierdoor landschappelijke meerwaarde gecreëerd .
De hoofdstructuur van de beplanting volgt de cultuurhistorische graften, de aanwezige knikken op de helling van oorsprong begroeid met struikgewas. Deze worden opnieuw ingeplant met inheems plantsoen, soorten die van oudsher ondereel uitmaken van de Limburgse haag. In deze haag worden ook boomvormers geplant die kunnen uitgroeien. Deze structuur wordt aan de buitenzijde (zichtzijden) van de camping extra versterkt door eveneens stroken bosplantsoen. De soorten van het bosplantsoen zijn hetzelfde als de beplanting van de graften en kunnen hier vrij uitgroeien.
De camping is van oudsher in een aantal grotere delen opgebouwd. Deze delen worden gekenmerkt door grenzen die haaks op de graften lopen en zullen in het kader van het nieuwe plan worden beplant. Dit gebeurd met indentieke beplanting in minimaal 2 rijen inclusief vrij uitgroeiende boomvormers conform de hoofdstuctuur.
Het volledige landschappelijk inpassingsplan (25 april 2018) is als bijlage 1 en 2 (bijlagen) bijgevoegd. Tevens is in bijlage 3 het inrichtingsplan met beplantingsplan opgenomen
De stacaravans krijgen een natuurlijke uitstraling door het gebruik van natuurlijke materialen (bout, metaal, kunststof met houtnerf, dakpannen) en aardse kleuren (bruin, grijs, groen). In onderstaande afbeeldingen zijn een aantal impressies gegeven van reeds bestaande stacaravans op de camping.
Impressies materiaalgebruik
De camping Gulperberg wordt ontsloten op de weg Berghem. In deze ontsluiting zijn geen wijzigingen voorzien als gevolg van dit voornemen. Ook het aantal verkeersbewegingen zal met het planvoornemen niet toenemen omdat het aantal campingplaatsen gelijk blijft.
Het parkeren vindt, zowel in de oude als nieuwe situatie, door alle campinggasten op eigen terrein plaats. Alle kampeerplaatsen hebben een parkeerplek bij de eigen tent of (sta-)caravan (chalet), bestaande uit twee stroken grastegels of gebroken kundersteen. Aan de overkant van de Berghemerweg is een kleine parkeerplaats gelegen, welke uitsluitend door bezoek wordt gebruikt.
Parkeerplaats bestaande uit twee stroken grastegels
De gemeente Gulpen-Wittem heeft op 16 december 2008 de “Beleidsnota Parkeernormen en Parkeerfonds Gulpen-Wittem” vastgesteld. Voor een hotel, vakantiewoning, bed&breakfast e.d. is een parkeernorm van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats opgenomen. Een camping wordt niet concreet genoemd. Op de camping is op iedere standplaats 1 parkeerplaats van grastegels of gebroken kundersteen aanwezig. Dit is ruim voldoende om aan de parkeerbehoefte van de huurder te voldoen. Voor bezoekers van de camping is aan de overzijde van de camping een ruime parkeerplaats aanwezig.
Naast het gebruik van duurzame materialen zoals aangegeven in paragraaf 2.5 vindt ook verduurzaming plaats door:
Verder vindt de bedrijfsvoering van de camping plaats door maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit planvoornemen draagt daaraan bij doordat dit ongeveer 6 tot 8 extra arbeidsplaatsen voor de gemeente Gulpen-Wittem opleverd. Daarnaast wordt hierdoor tevens een bijdrage aan de plaatselijke economie geleverd. De campinggasten maken nadrukkelijk gebruik van de voorzieningen binnen de gemeente Gulpen-Wittem maar doen hier ook hun boodschappen. De bestaande supermarkten profiteren hiervan.
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen de ruimtelijke onderbouwing wordt opgezet. Het beleidskader dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden belangrijke andere accenten geplaatst op het brede gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent voor de ruimtelijke ordening in brede zin een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid. De SVIR is de 'kapstok' voor uitwerkingen van beleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR heeft als horizon 2040, maar geeft vooral het kader voor de acties en beslissingen die op de korte termijn worden genomen.
Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen en Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplannen.
Het planvoornemen voorziet de uitbreiding van een reeds bestaande functieaanduiding 'stacaravans' op een camping en aanpassing van enkele bouwvlakken. Gelet op de schaal van het plangebied en de aard van de ontwikkeling (totale aantal kampeerplaatsen blijft gelijk en camping wordt niet vergroot) zijn er vanuit de SVIR geen nationale belangen van toepassing. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.
Het Barro is de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die in de SVIR zijn geformuleerd en bevat regels ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming. In het Barro zijn voor het plangebied van dit bestemmingsplan geen specifieke regels opgenomen.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' (verder: de Ladder) is juridisch verankerd in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Ingevolge de Ladder moet een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' in de toelichting gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen. De stappen betreffen:
Voor toepassing van de ladder dient allereerst sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling'.
De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1, lid 1, Bro) luidt als volgt: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Uit de jurisprudentie die is verschenen sinds de inwerkingtreding van de ladder blijkt dat de Afdeling een zekere ondergrens stelt aan ontwikkelingen wanneer het gaat om de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Echter, met betrekking tot onderhavig plan voor realisatie van stacaravans, zijn er uit eerdere jurisprudentie geen vergelijkbare uitspraken gedaan. Daarom wordt de ladder voor de zekerheid doorlopen.
Het planvoornemen betreft de uitbreiding van het aantal stacaravans, waarbij de totale capaciteit van de camping gelijk blijft, en aanpassing van enkele bouwvlakken.
Trede 1: Ontwikkeling voorziet in een behoefte
De essentiële kenmerken van de ontwikkeling in dit kader vanuit lokaal en regionaal perspectief zijn:
Er is in de regio voldoende regionale behoefte en marktruimte voor onderhavige stedelijke ontwikkeling. De camping op de Gulperberg is, mede dankzij de unieke ligging, een drukbezochte kampeerplaats. Door de grote vraag naar stacaravans is onderhavig plan gericht op verschuiving van het aanbod naar stacaravans als een hoogwaardige voorziening, om zo meer aan te kunnen sluiten bij de marktvraag. Tevens wordt hierbij verwezen naar de vitaliteitsscan van ZKA, die is toegevoegd als bijlage 4. Hieruit blijkt dat in Zuid-Limburg binnen de verblijsrecreatie behoefte is aan verandering en vernieuwing, waarbij kwaliteitsverbetering centraal staat. Middels onderhavig planvoornemen vindt kwaliteitsverbetering plaatst door een verschuiving naar een hoogwaardige voorziening (stacaravans).
Trede 2: Geen opties binnen bestaand stedelijk gebied
Kernkwaliteiten van de camping zijn de unieke ligging op de Gulperberg, een bijzondere beleving van natuur en landschap en de ligging binnen een attractief netwerk van recreatieve wandel- en fietsroutes.
Vanzelfsprekend zijn binnen het bestaand stedelijk gebied geen locaties beschikbaar die de gewenste landschappelijke waarden bieden. Stedelijk gebied is door haar geheel eigen functie ongeschikt als locatie voor stacaravans.
Trede 3: Passend ontsloten locatie buiten stedelijk gebied
Camping Gulperberg past het aanbod binnen de bestaande campinggrenzen aan. Andersoortige kampeerplaatsen worden ingeruild voor vaste plaatsen voor stacaravans. Het kan dus als een herstructurering van bestaand terrein worden gezien, waarmee aan deze trede wordt voldaan.
In Nederland zijn 20 gebieden aangewezen als Nationaal Landschap. Door de verstedelijking staat het platteland op sommige plaatsen onder druk. De Nationale Landschappen krijgen daarom extra aandacht vanwege hun belang voor de cultuurhistorie en natuur.
De initiatieflocatie is gelegen in het Nationaal Landschap Zuid Limburg. Dit Nationaal Landschap is een rivierterrassenlandschap, doorsneden door diep ingesneden dalen, waarbij de rotsachtige ondergrond dagzoomt in de steile dalhellingen. Waar de ondergrond ondoorlatend is ontspringen bronnen die vervolgens als bronbeekjes afwateren op de Geul, de Gulp, de Geleenbeek en de Maas. Deze landschappelijke opbouw geeft over een korte afstand een grote afwisseling tussen de weidse, open plateaus en de intieme, besloten dalen. Ze zijn verder voorzien van holle wegen, hoogstamboomgaarden, vakwerkboerderijen, kapelletjes en kruisbeelden.
Vanwege de aanwezigheid van silex (vuursteen) en de vruchtbare grondsoort löss kent Zuid Limburg de langste bewoningsgeschiedenis van Nederland. In het Savelsbos bij Rijckholt en in de zuidelijke helling van het Geuldal bij Valkenburg zijn wereldwijd unieke, 6000 jaar oude vuursteenmijnen te bezoeken. In de omringende steden tonen musea de overblijfselen van de Romeinse nederzettingen.
Behoud, herstel en duurzaam beheer van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kernkwaliteiten is uitgangspunt. Ter plaatse van de beoogde ontwikkeling is het beschermingsgebied van toepassing, waarbij de focus op enkele kernwaarden ligt. Het is hier van belang dat deze natuurwaarden worden beschermd en niet verloren gaan. De betreffende ontwikkeling vindt plaats op een bestaande camping, waarbij het kampeeraanbod van de camping niet wordt vergroot en de stacaravans ruimtelijk gezien worden ingepast in het landschap. Gezien de schaal en het karakter van deze ontwikkeling, zullen er geen gevolgen zijn voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg en bijbehorende natuurlijke waarden.
Op 12 december 2014 is het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) door Provinciale Staten vastgesteld. In het POL2014 komen alleen die zaken aan bod, die er op provinciaal niveau echt toe doen en die vragen om regionale oplossingen. Dat sluit aan bij de basisfilosofie en ook bij de aanpak van de rijksoverheid die zich beperkt tot een 13-tal nationale ruimtelijke belangen. Zo veel mogelijk ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en andere partners die met hun lokale kennis prima maatwerk kunnen leveren. In het POL2014 wordt onderscheid gemaakt in drie regio's. Het plangebied is gelegen in de regio Zuid-Limburg.
Visie Zuid-Limburg
Zuid-Limburg is een heel aantrekkelijke regio om te wonen, te werken en te recreëren. Tegelijkertijd worden deze potenties bedreigd. De gevolgen van de bijzondere grensligging en de demografische ontwikkeling in Limburg spelen namelijk nergens zo sterk als in het zuiden van de provincie. In economisch opzicht is Zuid-Limburg te typeren als een 'tussen-regio', tussen de metropoolregio's Randstad, Vlaamse Ruit en Ruhrgebied. Er zijn relatief weinig bereikbare banen binnen de landsgrenzen en daarmee is sprake van een beperkte veerkracht van de regionale en lokale economie. Bovendien kampt Zuid-Limburg met leegstandsproblematiek op het gebied van woningbouw, kantoren, verblijfsrecreatie, bedrijventerreinen en detailhandel: er is van alles teveel, en dat vraagt om een heldere visie en bovenal sturing.
In de integrale gebiedsopgave van Zuid-Limburg staat de komende jaren de economische structuurversterking centraal. Als onderdeel van de Brainport Zuidoost-Nederland is de ambitie om het gebied verder te ontwikkelen als een sterke kennisregio, die in verbinding staat met de kennisregio's Eindhoven, Aken en Leuven/Hasselt. Dit bevordert de bundeling van technologische kennis en de wereldwijde export van de innovatieve producten die hieruit voortkomen, en levert (indirect) ook veel werkgelegenheid op voor de lokale en regionale economie. De gemeente Gulpen-Wittem is gelegen tussen de economische gebieden in het gebied aangeduid als Nationaal Landschap.
Kwaliteit centraal betekent dat men zorgvuldig wil omgaan met de bestaande voorraden: De ruimte (steden en dorpen, natuur, landschap), de voorzieningen (gebouwde omgeving, infrastructuur, vervoersystemen), de natuurlijke hulpbronnen, de milieuruimte en de ondergrond. Dit is onder andere vertaald in het principe dat bij nieuwe ontwikkelingen leegstaande cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen zoveel mogelijk worden benut.
Een belangrijke kracht van Zuid-Limburg vormt de vrijetijdssector, zowel voor de regionale economie als de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. De opgave ligt in het versterken van de identiteit van de Limburgse vrijetijdseconomie en het benutten en verbinden van de verschillende krachten en kwaliteiten van te onderscheiden deelgebieden. Kwantitatieve groei niet wenselijk, de markt is verzadigd en heeft het karakter van een verdringingsmarkt. Kwalitatieve verbetering van verblijfsrecreatieve voorzieningen moet het gebied een impuls geven. Een gezonde vrijetijdseconomie behoudt, versterkt en benut het A-merk imago van Limburg. Invulling geven aan dynamisch voorraadbeheer op regionael schaal is uitgangspunt dat uitgewerkt wordt in regionale visies.
Nationaal Landschap
Het Nationaal Landschap is gelegen binnen de (Euregionale) metropool Luik-Eupen-Aken-Parkstad-Sittard-Genk-Hasselt-Maastricht als onderdeel van het grensoverschrijdende Drielandenpark. Het is een uitloopgebied van de steden waarvan de 'quality of life' belangrijk is voor het Zuid-Limburgse leef- en vestigingsklimaat. Het gebied kent een hoge dichtheid aan cultuurhistorisch erfgoed waaronder veel monumenten.
Zonering Limburg
Het plangebied aan Berghem 1 is voor wat betreft de zonering uit het POL2014 gelegen in de 'Bronsgroene landschapszone'.
Ligging plangebied in POL2014 Zonering
De zone 'bronsgroene landschapzone' betreft beekdalen en gebieden met steilere hellingen met een grotere variatie aan functies. Deze zone is in hoge mate bepalend voor het beeld van het Limburgs landschap.
Binnen de zone ligt het accent op de kwaliteit en het functioneren van het regionaal watersysteem, de ontwikkeling van landbouw in balans met de omgeving, het versterken van kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie, en recreatief medegebruik. Het accent is veel meer op een uitnodigd beleid waarin inzet van stimulerende instrumenten centraal staat om kansen te benutten.
Het planvoornemen betreft het vervangen van kampeerplekken (gebruikt voor tenten, caravans of vouwwagen) voor stacaravanplaatsen en aanpassing van enkele bouwvlakken. Hierbij wordt het totale aantal kampeerplaatsen binnen de bestaande camping niet verhoogd, wordt de kwaliteit van de recreatieve mogelijkheden vergroot en bovendien heeft dit planvoornemen geen invloed op het woningaanbod binnen de gemeente Gulpen-Wittem. Hierdoor wordt aangesloten bij het POL2014.
De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden en bevat de juridische doorwerking van het omgevingsbeleid als vastgelegd in het POL. In 2014 is de Omgevingsverordening gewijzigd vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk 'Ruimte' aan de Omgevingsverordening werd toegevoegd. Dat hoofdstuk 'Ruimte' is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Sinds de vaststelling van de Omgevingsverordening Limburg 2014 (PS, 12-12-2014) zijn er diverse Wijzigingsverordeningen en aanpassingen aan de orde gekomen. Deze wijzigingen hebben onder andere betrekking op de ondertekende bestuursafspraken regionale uitwerking POL2014. Voor Zuid-Limburg worden deze geborgd door middel van voorzorgsbepalingen. Ook zijn nog enkele andere aanpassingen doorgevoerd zoals het onder het toepassingsbereik van de Omgevingsverordening brengen van de zogenaamde kruimelgevallen en een vernieuwde regeling voor tijdelijke huisvesting van short-stay arbeidsmigranten op recreatieterreinen.
Het POL 2014 zet sterk in op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied. In de omgevingsverordening komt dit tot uiting in de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2). Daarin wordt gesteld dat een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening houdt met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij worden tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen, zoals bedoeld in artikel 2.2.3 van de omgevingsverordening onderzocht. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop hieraan invulling is gegeven. In deze ruimtelijke onderbouwing is deze verantwoording opgenomen in paragraaf 3.1.3.
Het plangebied is gelegen binnen de regio Zuid-Limburg overeenkomstig artikel 2.4.2. sub 3 van de verordening. Dit houdt in dat er geen nieuwe woningen aan de bestaande woningvoorraad mogen worden toegevoegd. Onderhavig plan voldoet hieraan, het betreft slechts de realisatie van stacaravans waar nu ander soortige kampeerplaatsen zijn gelegen. Daarbij worden de stacaravans niet gebruikt voor tijdelijke huisvesting van short-stay arbeidsmigranten. Tevens wordt de groene uitstraling als kernkwaliteit van het landschap zo veel mogelijk gerespecteerd en versterkt door een zeer dichte interne opgaande groenstructuur van bomen te realiseren binnen het plangebied. De beplanting binnen onderhavig plangebied zal in lijn met alle beleidsstukken en de weergegeven open-besloten structuur worden aangeplant in het permanente en in het seizoengedeelte van de camping. Hierbij wordt verwezen naar het inrichtingsplan dat als bijlage 1 is toegevoegd en de bijlagen bij het inrichtingsplan die als bijlage 2 zijn toegevoegd.
De provincie Limburg wil werken aan een vitale en concurrerende verblijfsrecreatiesector. De verblijfsrecreatiemarkt verandert in snel tempo en in dit verband ziet brancheorganisatie RECRON een ‘verblijfsrecreatieparadox’: enerzijds is er sprake van innovatie, investeringen, kwaliteitsverbetering en de daaruit voortvloeiende behoefte aan ontwikkelingsruimte bij ondernemers. Anderzijds is er in bepaalde segmenten van de sector sprake van overaanbod met problemen als verloedering, leegstand, permanente bewoning of het huisvesten van arbeidsmigranten.
Voor Zuid-Limburg geldt dat de bezetting van campings en bungalowparken onder druk staat. De verwachting is dat in 2020 in Zuid-Limburg 1250 kampeerplaatsen het toeristisch recreatief marktcontact verliezen ten opzichte van de bezetting in 2013 en de vraagprognose. Dit is 23% van het totale aanbod in deze regio. Voor 400 bungalows geldt een verlies met de markt en dit komt uit op 16% van het aanbod. Het marktperspectief voor verblijfsrecreatie is voor Zuid-Limburg desondanks gunstig.
De strategie voor Zuid-Limburg luidt 'bevorder excellentie en voorkom verstuffing van verblijfsrecreatie door drie interventies', te weten:
Het vitaliteitsonderzoek laat zien dat op basis van de resultaten en aanbevelingen er een gezamenlijke opgave ligt voor overheden en marktpartijen om de verblijfsrecreatie toekomstbestendig te maken. Op regionaal niveau wordt dit momenteel verder uitgewerkt. Hieraan ten grondslag liggen de gemaakt concrete bestuursafspraken (zie paragraaf 3.3.1).
Met het planvoornemen wordt de bestaande camping Gulperberg geupgrade en toekomstbestendig gemaakt. Het aantal stacaravans op de camping wordt uitgebreid door verschuiving c.q. uitwisseling van de vorm van het kampeermiddel binnen het huidige ruimtebeslag van de camping en de kwaliteit wordt verbeterd. Met een passende inpassing in het landschap wordt de omgevingskwaliteit versterkt. Het totale aantal verhuurmogelijkheden op de camping blijft gelijkt. Deze ontwikkelingen passen binnen de uitgangspunten van de vitaliteitsscan.
In de Bestuursovereenkomst regionale afspraken Zuid-Limburg zijn afspraken vastgelegd tussen de colleges van burgemeester en wethouders van de achttien Zuid-Limburgse gemeenten en het college van Gedeputeerde Staten van Limburg over de regionale uitwerking van POL2014 voor Zuid-Limburg, over het Nationaal Landschap als geheel en over de thema's wonen, detailhandel, kantoren, bedrijventerreinen, energie, landschap, land- en tuinbouw en vrijetijdseconomie.
Om te borgen dat er geen ruimtelijke plannen worden vastgesteld die in strijd zijn met de gemaakte afspraken, heeft de provincie voorzorgbepalingen opgenomen in het hoofdstuk ruimte van de omgevingsverordening Limburg.
In de bestuursovereenkomst zijn afspraken gemaakt over het thema vrijetijdseconomie, waarbij gemeenten en Provincie samenwerken bij het begeleiden en adviseren over initiatieven voor ruimtelijke plannen. Hierbij hoort ook het afstemmen van initiatieven voor vestiging, uitbreiding of doorontwikkeling van verblijfsrecreatieve voorzieningen. Voor complexe situaties wordt een expert- of casusteam ingezet bij de begeleiding en advisering over dergelijke initiatieven.
Conform de bestuursafspraken c.q. de regionale afstemming wordt het planvoornemen besproken met het casusteam (zie paragraaf 6.2).
De gemeente Gulpen-Wittem heeft de Intergemeentelijke Structuurvisie Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul vastgesteld (27 februari 2012). In de intergemeentelijke structuurvisie worden de strategische keuzes aangaande de ruimtelijke ontwikkeling binnen het grondgebied voor de lange termijn vastgelegd. De gemeenten Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul hebben ervoor gekozen deze structuurvisie samen op te stellen. Het grondgebied van de gemeenten vormt een belangrijk deel van het stroomgebied van de Geul binnen het Heuvelland van Zuid-Limburg. Ondanks de verschillen die er zijn tussen de gemeenten, is er door deze ligging ook sprake van veel overeenkomsten. Het biedt daarom voordelen om een gezamenlijk beleidskader te hebben, waarin de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid voor de drie gemeenten is vastgelegd en dit beleid op elkaar is afgestemd.
De hoofddoelstelling van de structuurvisie is het geven van een integrale visie voor het grondgebied van de drie gemeenten. Hierin komt op hoofdlijnen de samenhang tussen de (ruimtelijke) aspecten van sectoraal beleid, zoals recreatie en toerisme, economie, volkshuisvesting, natuur, landbouw en mobiliteit tot uiting. De structuurvisie is daarmee een belangrijk kader voor de afweging rondom concrete ruimtelijke beslissingen over de gewenste ontwikkelingsmogelijkheden voor de kernen. Leefbaarheid, kwaliteit en duurzaamheid gericht op de lange termijn zijn hierbij kernbegrippen.
Uitsnede Intergemeentelijke structuurvisie
Op de bijbehorende beleidskaart valt het plangebied binnen de hoofdzonering 'Steile hellingen en droogdalen'.
De Intergemeentelijke structuurvisie benadrukt het belang om nieuwe ontwikkelingen (bouwplannen en functiewijzigingen) niet sec te beoordelen, maar met name op de impact op en de passendheid binnen de omgeving (straatbeeld en/of het stedenbouwkundig patroon). Aandachtspunten zijn:
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt een karaktervolle en gebiedseigen ruimtelijke vormgeving en materiaalgebruik nagestreefd in relatie tot een goed ingerichte en daarbij aansluitende openbare ruimte. Binnen deze kaders hebben de gemeenten een zekere vrijheid om lokale afwegingen te maken.
Camping Gulperberg is een zogenaamde terrassencamping die zich voegt naar het landschap. Bij de uitbreiding van het aanbod aan stacaravans worden de natuurlijke en landschappelijke waarden behouden en waar mogelijk versterkt. Uitgangspunt is dat de stacaravans zich voegen naar het landschap. De voorgestelde ontwikkeling is derhalve het niet in strijd met de intergemeentelijke structuurvisie. Ten behoeve van de verdere inpassing is een beplantingsplan opgesteld (zie paragraaf 2.4 en bijlage 1, 2 en 3).
De centrale doelstelling in de strategische visie 2009-2020 is het duurzaam versterken en ontwikkeling van de kwaliteit van ons buitengebied. Om de kwaliteit van het buitengebied op peil te houden en te versterken, kiest de gemeente Gulpen-Wittem voor de dynamische erfgoedstrategie, waarbij voor wat betreft economische en ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied, een 'ja, mits'-principe wordt gehanteerd. Dit betekent, dat wordt ingezet op het behoud, versterken en ontwikkelen van karakteristieke natuur- en cultuurlandschappelijke en cultuurhistorische waarden in het buitengebied, waarbij een nadrukkelijke rol is weggelegd voor de terreinbeheerders en de twee belangrijke economische dragers in onze gemeente: de toeristisch recreatieve sector en de agrarische sector. Dat gebeurt zonder de gemeente 'op slot' te zetten. Nieuwe ontwikkelingen worden positief ontvangen, met dien verstande dat ze, getoetst aan de visie, wel zorgvuldig ingepast moeten kunnen worden. Dit betekent dat initiatieven die een bijdrage leveren aan de strategische doelstellingen, worden gefaciliteerd. Het planvoornemen voorziet hierin door de versterking van de toeristisch recreatieve sector. Dit gebeurt op een locatie die al als camping in gebruik is en daarom zullen er minimale gevolgen zijn voor de landschappelijke en cultuurhistorische omgevingskwaliteiten.
De gemeenteraad heeft op 26 september 2013 de visie over de kwaliteitsverbetering van de Gulperberg vastgesteld. In de visie zijn de ontwikkelingsmogelijkheden op de Gulperberg aan de hand van het thema recreatie en toerisme beschreven. De belangrijkste randvoorwaarden voor herontwikkeling van de Gulperberg zijn uiteraard de kernkwaliteiten natuur en landschap. Vanuit een brede invalshoek is het thema recreatie en toerisme onderzocht, waarbij aanverwante functies (horeca, sport & leisure, wellness e.d.) eveneens betrokken zijn. De visie geeft geen concreet eindpunt aan, maar een duidelijke koers voor herontwikkelingsmogelijkheden van de Gulperberg. De visie vormt daarmee het toetsingskader voor ontwikkelingen en eventueel ruimtelijke procedures (bestemmingsplanwijziging).
In deze visie wordt ook de camping Gulperberg benoemd. Hierbij wordt gezegd dat uitbreiding van de camping in principe niet mogelijk is, maar vormverandering van het bouwblok wel. In dit geval betreft het niet de verandering van een bouwblok maar de uitbreiding van het aanbod aan permanente recreatieve voorzieningen binnen de bestaande grenzen van de camping.
Indien er toch een eventuele uitbreiding moet plaatsvinden wordt verwezen naar het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu, wat betekent dat een investering deels ten goede moet komen aan de omgevingskwaliteit. Hierbij moet verduurzaming van de camping tot uitdaging worden gemaakt en zoveel mogelijk het uitgangspunt zijn. In dit geval zal worden gezorgd voor een ruimtelijk en landschappelijk goede inpassing. Vergroting van de omvang van de camping is op dit moment niet aan de orde.
In het gebiedsontwikkelingsplan heeft de gemeente Gulpen-Wittem de ontwikkelingsmogelijkheden van de Gulperberg gesteld, op het gebied van recreatie, landbouw, toerisme en natuur. Uit de visie kwaliteitsverbetering Gulperberg (3.4.2) blijkt dat de landschappelijke kwaliteit op sommige plaatsen verminderd is en de beleving van het gebied niet altijd positief. Dit gebiedsontwikkelingsplan bundelt de bestaande problematiek in het gebied waarbij balans kan worden gevonden tussen ontwikkelingsruimte op de berg en de ecologische kwaliteit van het plangebied.
In het gebiedontwikkelingsplan is een mogelijke uitbreidingslocatie voor Panorama Camping Gulperberg opgenomen. Op dit moment wordt niet ingezet op uitbreiding maar op inbreiding, waarbij locaties voor tenten worden omgezet voor locaties voor stacaravans en enkele bouwvlakken worden aangepast.
In maart 2016 is een rapportage opgesteld van de toeristische visie van Gulpen-Wittem. Hierbij is toerisme van grote waarde, maar staat de investeringsruimte onder druk. Verder is de kern van deze toeristische visie het vernieuwen en opladen van een excellente verblijfsbestemming. Het huidige verblijfsaanbod van Gulpen-Wittem is sterk gericht op de Groene leefstijl. Het is belangrijk om inspirerend en vernieuwend te blijven. Het is van belang om bewust de focus te leggen op Aqua/Rood/Paars. Hiervoor zal een transitie op gang moeten komen waarbij de gemeente en ondernemers hechter gaan samenwerken. In 2020 is Gulpen-Wittem een excellente en inspirerende toeristische gemeente met een onderscheidend imago binnen het Heuvelland.
Voor de balans tussen het vijfsterren landschap en de verblijfssector in Gulpen-Wittem is het wenselijk dat ieder bedrijf in zijn eigen segment/niche zich met excelleren door onderscheidend te zijn. Hierdoor raken de omgeving en de verblijfsaccommodaties in balans en dat vergroot de aantrekkelijkheid van het Heuvelland. Camping Gulperberg speelt hierop in door voor haar eigen doelgroep het aanbod op de camping in kwalitatieve zin te upgruden zowel door meer kwaliteit van de overnachtingsmogelijkheden maar ook door een betere inpassing in het landschap.
In zijn oude vorm was camping Gulperberg met name gericht op de Groene leefstijl: rust en natuur en een matige kwaliteit. Met de upgrade wordt meer aansluiting gezocht bij de leefstijl van de Aqua-toerist die ruimdenkend, inspirerend, actief, cultureel, duurzaam, gastroniomisch, maatschappelijk geïnterresseerd is. Maar ook Rood/Paars zal de voorziening eerder vinden omdat de camping een goede uitvalbasis is voor avontuurlijke uitdagingen en verrassende en inspirerende culturele ervaringen.
Concluderend wordt gesteld dat het planvoornemen past binnen de visie omdat het zorgt voor een passender aanbod bij de vraag naar toeristische accomodaties en een bredere doelgroep zal aanspreken.
In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de omgevingsaspecten die een rol kunnen spelen binnen deze ruimtelijke onderbouwing. Milieu-aspecten zoals luchtkwaliteit, geluidshinder, bodem- en grondwaterkwaliteit zullen besproken worden en indien nodig bijbehorende onderzoeken. Wat betreft water gerelateerde aspecten zal indien nodig een watertoets plaatsvinden en relevante aspecten voor het planvoornemen zullen worden beschreven. Verder komt zowel archeologie en cultuurhistorie als flora en fauna aan de orde, zodat alle omgevingsaspecten behandeld zullen zijn.
Wettelijk kader
Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om in ruimtelijk plan een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet.
Het is een taak van de gemeenten om erop toe te zien dat het verontreinigen van gronden door activiteiten voorkomen wordt. Daar waar in het verleden een verontreiniging is ontstaan van de bodem of het grondwater zullen stappen genomen moeten worden ter bescherming van de volksgezondheid. In principe moet bij elke bouwmogelijkheid die mogelijk wordt gemaakt, inzicht geboden worden in de kwaliteit van de bodem.
Relevante aspecten planvoornemen
Met het planvoornemen wordt de gebruiksvorm van de bodem niet gewijzigd. De gronden binnen het plangebied worden op dit moment reeds gebruikt voor verblijfsrecreatie. Gezien het feit dat dit gebruik niet wijzigt is in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderzoek naar de bodemkwaliteit niet aan de orde.
Conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Wettelijk kader
In de Wet luchtkwaliteit zijn de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen als onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) beschreven. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
Hoofdstuk 5 van de Wm maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het NSL.
Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:
Relevante aspecten planvoornemen
De verkeersaantrekkende werking neemt als gevolg van het project naar verwachting niet of slechts in geringe mate toe, aangezien het totale aantal kampeerplaatsen van de camping niet hoger wordt. Het planvoornemen gaat slechts uit van de realisatie stacaravans ter plaatse van nu andersoortige kampeerplaatsen en aanpassing van enkele bouwvlakken, waardoor aangenomen mag worden dat sprake is van een NIBM project.
Conclusie
Vanuit luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader bij ruimtelijke procedures is de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, bescherming tegen geluidhinder van geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegen, industrie en luchtvaart. De bescherming vindt primair plaats door middel van zonering.
De zonering betreft een afstand, uitgaande van een geluidsbron, waarbinnen het normenstelsel uit de Wgh van toepassing is. Deze normen mogen niet verward worden met de normen die gelden in geval van een milieuvergunning. Hiervoor gelden andere normen en procedures, welke niet vergelijkbaar zijn met het normenstelsel uit de Wgh. Op grond van de Wgh gelden grenswaarden op basis waarvan de bouw van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone wordt beperkt of wordt verboden. Wegverkeerslawaai, spoorweglawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai kennen ieder afzonderlijke normen.
In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald welke wegen zoneplichtig zijn en welke omvang een zone van de betreffende weg heeft. Indien men voornemens is nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen te realiseren binnen een dergelijke zone, dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd waaruit blijkt dat aan de hoogst toelaatbare geluidbelasting op de gevel, als opgenomen in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder, kan worden voldaan.
Wegen waarvoor een 30km-regime geldt, zijn niet belastend in het kader van de Wet Geluidhinder en om die reden hoeft er voor deze categorie van wegen geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. Voor overige wegen geldt een zonering. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient daarnaast in alle gevallen aangetoond te worden dat ter plaatse van de woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Relevante aspecten planvoornemen
Ter plaatse van het plangebied geldt voor de Panoramaweg, de Berghemerweg en de Verlorenkostweg een 80 km-regime, doordat het een gebied buiten de bebouwde kom betreft. De afstand van het plangebied tot deze wegen is minder dan de zone van deze wegen (van 200 meter). Het plangebied is derhalve gelegen binnen de geluidzone van deze wegen. Recreatiewoningen, waaronder stacaravans, zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. Uitvoering van een akoestisch onderzoek is derhalve niet aan de orde.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Wettelijk kader
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om stank veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening. Bij de 'omgekeerde werking' gaat het om de vraag of ter plaatse van voor geurgevoelige objecten sprake is van en goed woon en/of leefklimaat.
Verder hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om binnen een wettelijk bepaalde bandbreedte van de standaardnormen van de Wgv af te wijken. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen en vastleggen in een geurverordening, dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.
Relevante aspecten planvoornemen
Het planvoornemen maakt geen nieuwe bron van geurhinder mogelijk.
De dichtsbijzijnde veehouderij bevindt zich op Verlorenkostweg 1 (bedrijf Franssen), deze is gericht op het fokken en houden van rundvee en paarden. Deze veehouderij is gelegen op meer dan 250 meter vanaf de camping en is daarmee niet van invloed op het planvoornemen. Voor een rundveebedrijf geldt in het kader van geur een richtafstand van 100 meter en voor paarden een richtafstand van 50 meter. Een onderzoek naar de geurhinder is dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Wettelijk kader
In de publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) is een lijst met indicatieve richtafstanden opgenomen voor milieubelastende bedrijfsactiviteiten ten opzichte van gevoelige bestemmingen. De bedrijfsactiviteiten worden aan de hand van een milieucategorie verbonden met een maximale (indicatieve) hinderafstand.
Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving. De richtafstanden zijn niet wettelijk voorgeschreven en gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven en zijn geschreven voor nieuwe situaties. Indien bekend is welke activiteiten concreet beoogd worden, dan kan gemotiveerd worden afgeweken van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van richtafstanden). Voor bestaande bedrijven geldt allereerst de geldende omgevingsvergunning of de richtlijnen uit de geldende AMvB.
Relevante aspecten planvoornemen
Er zijn geen bedrijven gelegen in de directe omgeving van het plangebied die van invloed kunnen zijn op het leefklimaat ter plaatse van de camping. Het dichtsbijzijnde bedrijf is de veehouderij aan de Verlorenkostweg 1 welke hierboven is benoemd. Deze heeft een milieucategorie van 3.2. De bijbehorende richtafstand is 100 meter (aspect geur is maatgevend), maar de afstand tot de camping is meer dan 250 meter. Een nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
De bedrijven en milieuzoneringen vormen geen belemmering voor het planvoornemen.
Wettelijk kader
Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege: het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichting), het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, wateren spoorwegen, buisleidingen), het gebruik van luchthavens. Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden.
Het beleid is onder andere verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) en verder uitgewerkt / toegelicht in o.a. de Handleiding Externe Veiligheid Inrichtingen en de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het beleid opgenomen in de zogenaamde 'Wet Basisnet',. Deze bestaat uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet.
In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers, respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit.
Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico is geen norm gesteld. Uit het vigerende beleid, zoals onder andere vastgelegd in het Bevi, geldt een verantwoordingsplicht. Iedere verandering (af- of toename) van het groepsrisico moet inzichtelijk worden gemaakt en worden voorzien van een onderbouwing (verantwoording groepsrisico).
Relevante aspecten planvoornemen
Op basis van de risicokaart kan worden geconcludeerd dat er een bovengrondse propaantank van 4900 liter is gelegen in de noordelijke punt van de camping. Deze heeft een risicoafstand van slechts 20 meter en is daarmee niet van invloed op de geprojecteerde locatie voor de nieuwe stacaravans. Verder is ten noorden van de camping de provinciale weg N278 gelegen, die door Gulpen loopt. Deze weg is niet van invloed op de Gulperberg.
Ten oosten (propaantank bij veehouderij Hommerig 1 (Bedrijf Van Wersch) en westen (propaantank bij camping Osebos) zijn nog risicovolle inrichtingen gelegen, maar deze zijn op grote afstand gelegen waardoor ze in dit geval niet aan de orde te zijn.
Uitsnede risicokaart
Er bevinden zich in de directe omgeving van het project geen risicovolle buisleidingen. Een onderzoek in het kader van de externe veiligheid is niet nodig.
Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.
Wettelijk kader
Water vormt een steeds belangrijker aspect bij ontwikkelingen op onder meer het gebied van woningbouw en bedrijventerreinen. Belangrijke thema's zijn: het vasthouden in plaats van direct afvoeren van hemelwater, het hergebruik van water, het zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Het is dan ook verplicht om in de toelichting bij een plan te verantwoorden op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is bepaald in artikel 3.1.6, eerste lid, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Deze paragraaf kan als zodanig worden beschouwd.
Het doel van een watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.
In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater.
Relevante aspecten planvoornemen
Het plangebied is niet gelegen in infiltratie-, grondwater- of overige beschermingsgebieden, er zijn ook geen oppervlaktewateren, ecosystemen of waterlopen gesitueerd in de directe omgeving van het plangebied. De legger van het Waterschap laat zien dat het dichtsbijzijnde oppervlaktewater zich op meer dan 300 meter afstand van het plangebied bevindt.
Uitsnede legger
Afvalwater
Het afvalwater wordt aangesloten op het bestaande rioleringssysteem.
Hemelwater
Ten behoeve van onderhavig initiatief wordt nieuw verhard oppervlak aangelegd. In totaal worden 43 stacaravans met een maximaal oppervlakte van 70 m2 per stacaravan toegevoegd. Hemelwater dat valt op de stacaravans wordt afgekoppeld waardoor direct geinfiltreerd kan worden in de bodem. Dit is net als bij andere kampeermiddelen die nu toegestaan zijn, zoals caravans, campers, vouwwagens en tenten. De situatie blijft hiermee ongewijzigd De parkeerplaatsen zijn niet verhard, maar bestaan uit slechts twee stroken grastegels of gebroken kundersteen. Ten opzichte van de huidige situatie worden geen nieuwe wegen toegevoegd. Het hemelwater wordt van de wegen direct geinfiltreerd in de naastgelegen groenstroken.
Advies Waterschap
Het planvoornemen schaadt geen belangen van het Waterschap en daarnaast worden de stacaravans volledig afgekoppeld. Ook zijn de parkeerplaatsen niet verhard maar bestaan deze uit grastegels of gebroken kundersteen, waardoor het niet noodzakelijk is om het planvoornemen voor te leggen aan het watertoetsloket.
Conclusie
Het aspect water vormt, zoals vooralsnog wordt beoordeeld, geen belemmering voor het planvoornemen.
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (1992). De wet is een raamwet die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In de wet is aangegeven dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. Dit betekent dat gemeente bevoegd gezag is. Om te kunnen voldoen aan het gestelde in de voorgaande wet beschikt de gemeente over archeologiebeleid en een archeologische beleidskaart.
Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met bekende archeologische waarden. Het uitgangspunt hierbij is dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Kaart Archeologische verwachting 2016
De camping is voor het grootste deel gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Het gedeelte aan de straat is aangemerkt als historische bewoningskern uit de Middeleeuwen/Nieuwe tijd en de noordelijke punt heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. De stacaravans zijn in het midden op de camping zijn gelegen. Dit is dus in een gebied met een lage archeologische verwachting met een onderzoeksplicht bij bodemingrepen met een oppervlakte van meer dan 25.000 m2 en dieper dan 30 cm. Daardoor hoeft er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Vanwege artikel 3.6.1, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een ruimtelijk plan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Gemeenten zullen een inventarisatie moeten (laten) maken van alle cultuurhistorische waarden in het besluitgebied, dus niet alleen van de archeologische waarden. Daarnaast moeten ze aangeven welke conclusies ze daaraan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het kader van het planvoornemen.
Uitsnede Cultuurhistorische advieskaart
De groene lijnen ter plaatse van de camping wijzen op de aanwezigheid van graften. Deze historische elementen zijn knikken of mini-terrassen op een helling en zijn op dit moment nog zichtbaar op de camping. De uitbreiding van het het oppervlak aan stacaravans en aanpassing van enkele gebouwen doet hier geen afbreuk aan. Het planvoornemen heeft dan ook geen gevolgen voor cultuurhistorie.
Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat archeologie en cultuurhistorie geen belemmering vormen voor onderhavig planvoornemen.
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.
De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming, die de implementatie vormt van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van natuurwaarden binnen een Natura 2000-gebied, moet een vergunning worden aangevraagd. Gedeputeerde staten van de provincie zijn het bevoegd gezag voor verlening van deze vergunning. Indien eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarvoor tevens een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is vereist, dan haakt de natuurtoets aan bij de omgevingsvergunning.
Verder moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De regels met betrekking tot het NNN zijn opgenomen in de provinciale verordening. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Uitsnede Natura 2000 Viewer
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Wel is het gelegen nabij het Natura 2000-gebied Geuldal. Gezien het feit dat het bestaande gebruik ter plaatse van de ontwikkeling niet verandert, is er op dit gebied dan ook geen externe werking te verwachten.
De bescherming van dier- en plantensoorten is eveneens in de Wet natuurbescherming geregeld. In deze wet zijn drie beschermingsregimes opgenomen: voor vogels in de zin van de Vogelrichtlijn, voor dier- en plantensoorten uit de Habitatrichtlijn en voor overige soorten. Kort gezegd is het verboden om beschermde diersoorten opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren. Hun voortplantings- en rustplaatsen mogen niet (opzettelijk) worden beschadigd of vernield. Verder is het verboden beschermde plantensoorten te vernielen. Onder voorwaarden is ontheffing van de verbodsbepalingen mogelijk. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een ontheffing zijn gedeputeerde staten van de provincie. Als eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, dan haakt de ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming daarbij aan.
Gelet op de aard van de ontwikkeling, waarbij het bestaande gebruik als camping niet verandert, wordt een quickscan flora en fauna niet nodig geacht.
Vanuit flora en fauna zijn geen belemmeringen voor het planvoornemen aanwezig.
Naast het toetsen van de ontwikkeling aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient de uitvoerbaarheid van het project ook beoordeeld te worden. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
De gemeente is volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om kostenverhaal toe te passen in geval het een bouwplan betreft voor onder meer het toevoegen van één of meerdere woningen. Hiervoor dient een exploitatieplan vastgesteld te worden, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd. In dit geval betreft het geen toevoeging van woningen, maar de mogelijkheid tot extra stacaravans op de camping.
De kosten van het planvoornemen worden geheel gedragen door de initiatiefnemer. Voor de gemeente Gulpen-Wittem zelf zijn er geen kosten verbonden aan de verwezenlijking van het plan.
Op deze wijze wordt zeker gesteld dat het verhaal van kosten anderszins is verzekerd. Tevens wordt een exploitatieovereenkomst inclusief planschadeovereenkomst met initiatiefnemer gesloten. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen voldoende is gegarandeerd.
Het planvoornemen ziet op het uitbreiden van het oppervlak aan stacaravans in de plaats van andersoortige kampeerplaatsen. In onderhavige onderbouwing is aangetoond dat er geen negatieve gevolgen zijn voor de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Het planvoornemen leidt niet tot overwegende planologische bezwaren.
De ruimtelijke onderbouwing wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.
Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De functiewijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.
Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld als onderdeel van de ten behoeve van de uitbreiding van het gebied waar stacaravans worden toegestaan en verhoging van het maximum bebouwingspercentage met noodzakelijke omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, sub a onder 2 van de Wabo. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat twee procedures voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning, te weten de reguliere en de uitgebreide procedure. In het onderhavige geval, waarbij afgeweken wordt van het vigerende bestemmingsplan, dient de uitgebreide procedure te worden gevolgd.
Terinzagelegging
De omgevingsvergunning wordt, inclusief deze ruimtelijke onderbouwing, conform de uitgebreide procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijze indienen.
Er heeft op 22 mei 2018 overleg plaatsgevonden met het casusteam. Het resultaat van dit overleg is dat het casusteam heeft ingestemd met het planvoornemen en de omgevingsvergunning kan worden verleend.
Verleende omgevingsvergunning
Gedurende de voorbereidende fase van deze procedure vindt zo nodig vooroverleg plaats met de diverse overheidsdiensten. Gezien de conclusies uit voorgaande hoofdstukken, mag redelijkerwijs worden aangenomen dat met onderhavig planvoornemen de belangen van voornoemde vooroverlegpartners niet zullen worden geschaad. De omgevingsvergunning wordt direct als ontwerpbesluit ter inzage gelegd.
Het ontwerpbesluit van de te verlenen omgevingsvergunning heeft vanaf 16 augustus 2018 tot en met 26 september 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingekomen. De omgevingsvergunning is dan ook door de gemeente verleend.