Plan: | Natuurtransferium Gulpen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1729.bpnatuurtransferiu-VG01 |
impressie planvoornemen
Als onderdeel van de ontwikkeling van de oostelijke entree van de kern Gulpen is de realisatie van een natuurtransferium beoogd. Dit natuurtransferium wordt gerealiseerd op een perceel van een voormalig staalbouwbedrijf. Het transferium is enerzijds bedoeld als versterking en verbreding van de bestaande toeristische structuur door de vorming van een centraal startpunt van wandel- en fietsroutes. Ter plaatse kan de nodige toeristische en recreatieve informatie worden verstrekt over de omgeving. Anderzijds betreft dit tevens een parkeervoorziening voor auto's.
De ontwikkeling van het natuurtransferium is op basis van het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve nodig om aan te tonen dat de locatie geschikt is voor de aanleg van een natuurtransferium en dit planologisch-juridisch ook vast te leggen.
In deze toelichting wordt het planvoornemen getoetst aan de kaders en voorwaarden, waaraan moet worden voldaan.
Het plangebied is gelegen in het oosten van de kern Gulpen in de gemeente Gulpen-Wittem, in de knik die de N278 richting Partij-Wittem maakt. Het betreft het perceel Oude Rijksweg 30. Voorheen was deze locatie in gebruik voor bedrijfsdoeleinden, zijnde staalconstructiebedrijf Bogers.
De gronden zijn kadastraal bekend, gemeente Gulpen-Wittem, sectie C, nummers 2891, 3309, 3369 (ged), 3370 en 3371.
Uitsnede luchtfoto plangebied
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Kern Gulpen'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 19 april 2010.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan
Aan het perceel is de bestemming 'Bedrijf' toegekend. Deze gronden zijn bestemd voor bestaande, ter plaatse reeds gevestigde bedrijven of industriële, consumentverzorgende en/of ambachtelijke bedrijven, waarbij ter plaatse van onderhavig perceel de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – constructiebedrijf' is opgenomen. Dit betekent dat hier uitsluitend een constructiebedrijf is toegestaan. Bij het bedrijf is tevens een bedrijfswoning toegestaan.
Voor het gehele perceel geldt ook de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2'. Dit houdt in dat de bestemming ter plaatse onder voorwaarden kan worden gewijzigd in de bestemming dienstverlening, kantoor, recreatie-dagrecreatie of recreatie-verblijfsrecreatie. Daarbij dient in ieder geval te worden aangesloten bij de uitgangspunten uit de 'Stedenbouwkundige visie oostelijke entree kern Gulpen'.
Ook is de gebiedsaanduiding 'wro-zone - rode contour' van toepassing op een deel van het perceel. Ter plaatse van deze aanduiding geldt de regeling, zoals opgenomen in de POL-herziening op onderdelen Contourenbeleid Limburg d.d. 24 juni 2005.
Op basis van de bestemming 'Bedrijf' is het niet mogelijk om ter plaatse een natuurtransferium te realiseren.
Om het natuurtransferium op een eenduidige wijze planologisch-juridisch vast te leggen is onderhavig bestemmingsplan opgesteld. De vigerende bestemming 'Bedrijf' wordt omgezet naar de bestemmingen 'Verkeer' en 'Natuur'. De bestemming 'Verkeer' is neergelegd op het gedeelte van het terrein dat bedoeld is voor de parkeervoorziening van het natuurtransferium.
Naast het parkeerterrein is een landschappelijke buffer voorzien, die tevens een voortzetting van de ten zuiden van het perceel aanwezige natuur inhoud. Deze voor 'Natuur' bestemde gronden zijn met name bedoeld voor herstel en versterking van de helling met een hellingbos. Daarnaast is ondergeschikt extensief recreatief medegebruik mogelijk.
Abusievelijk is in het geldende bestemmingsplan de bestaande nutsvoorziening niet bestemd. Deze nutsvoorziening krijgt een bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Binnen deze bestemming mogen voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut worden gebouwd in de vorm van een gebouw, niet zijnde een woning, uitsluitend binnen het daarvoor aangewezen bouwvlak.
De verbeelding en regels behorende bij deze toelichting zijn opgesteld volgens de opzet en inhoud zoals deze door de gemeente Gulpen-Wittem in haar ruimtelijke plannen worden gehanteerd.
Na dit inleidende hoofdstuk worden eerst kort de beleidskaders van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente uiteengezet. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van de omgeving van het plangebied en het plangebied zelf en wordt beschreven wat het planvoornemen inhoud. Onderdeel van de herziening van het bestemmingsplan is de toetsing aan sectorale aspecten, zoals milieuhygiënische aspecten. Daarom wordt ook hier aandacht aan besteed in hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 5 bestaat uit een juridische beschrijving van de verbeelding en regels van het bestemmingsplan. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de uitvoerbaarheid (hoofdstuk 6) en de procedure (hoofdstuk 7), die onderhavig bestemmingsplan moet doorlopen.
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk en de provincie Limburg worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd randvoorwaarden geven voor het lokale maatwerk in het bestemmingsplan.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:
Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard. De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap.
Het Rijk werkt aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange termijn (2028) drie doelen gesteld:
Het Rijk heeft hiervoor 13 nationale belangen benoemd, hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van een natuurtransferium, waarbij wordt voorzien in een transferium dat voorziet in een startpunt voor wandel- en fietsroutes, parkeren en in het herstel en de instandhouding van natuur in de vorm van een hellingbos. Het planvoornemen heeft geen invloed op de gestelde doelen van het Rijk en bovendien voorziet de SVIR niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.
De SVIR (zie paragraaf 2.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Aangezien de SVIR niet van invloed is op het planvoornemen, heeft ook het Barro geen gevolgen voor de bestemmingswijziging van het voormalige bedrijfsperceel naar 'Verkeer' en 'Natuur' ten behoeve van het natuurtransferium en het bestemmen van de reeds bestaande nutsvoorziening als 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.
Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden met als doel het ontwikkelen en in stand houden van soorten en ecosystemen die belangrijk zijn voor Europa. Deze gebieden zijn aangewezen op basis van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Het beleid houdt echter niet bij de landsgrenzen op, vogels en planten trekken zich immers niets aan van landsgrenzen.
Er zijn drie thema's die centraal staan bij Natura 2000, te weten beleven, gebruiken en beschermen.
Het ministerie van Economische Zaken (voorheen Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) neemt hierin in het voortouw, door Natura 2000-gebieden aan te wijzen. Bij het aanwijzen van een gebied wordt op basis van enkel ecologische argumenten bepaald welke natuurwaarden op welke locatie geholpen moeten worden en welke doelstellingen daarbij behaald moeten worden.
Voor ieder definitief aangewezen natuurgebied dient een beheersplan opgesteld te worden met een looptijd van zes jaar. Een dergelijk beheersplan wordt opgesteld in goed overleg met eigenaren, beheerders en betrokken overheden (met name gemeenten, waterschappen en provincies). Het plan geeft weer wat er moet gebeuren om de gestelde doelen te bereiken en wie daarvoor verantwoordelijk is.
Natura 2000 komt terug op bepalingen in de Natuurbeschermingswet. Gemeenten zijn derhalve verplicht om beheersplannen ten aanzien van Natura 2000-gebieden door te laten werken in het betreffende bestemmingsplan, indien een dergelijk gebied (gedeeltelijk) binnen het plangebied valt. Het plangebied is gelegen op een afstand van circa 65 meter van onderdelen van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Geuldal. De Geul zelf ligt op een afstand van circa 270 meter.
Het plangebied valt dus niet binnen een Natura 2000 gebied. De herbestemming van het voormalige bedrijfsperceel naar een verkeersfunctie ten behoeve van een natuurtransferium heeft geen gevolgen voor het Natura 2000 gebied. Er vindt geen extra emissie plaats van stoffen die het Natura 2000-gebied zouden kunnen schaden. Er treedt voor de directe omgeving juist een verbetering op door het ter plaatse beëindigen van de bedrijfsbestemming en het bestemmen van een deel van het perceel voor natuur.
Het POL2014 is op 12 december 2014 vastgesteld. De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden acht globaal afgebakende gebiedstypen. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. Het plangebied is gelegen op de grens van bebouwd en landelijk gebied. Het ligt op de overgang van de zone 'landelijke kern' naar 'goedgroene natuurzone' en 'bronsgroene landschapszone'.
De 'landelijke kern' wordt gevormd door gemengde woon/werkgebieden met een duidelijke binding met het omliggende landelijk gebied, met lokale of regionale voorzieningen. De accenten zijn gelegd op balans in de regionale woningmarkt, bereikbaarheid van voorzieningen en een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving. Voor de 'goudgroene natuurzone' staat beschermen en versterken van de natuur centraal, met bijzondere aandacht voor de Natura2000 gebieden en de natuurbeken centraal. Het doel is recreatief medegebruik van de natuur te optimaliseren en van belang is een goede maatschappelijke verankering van natuur(beleid). De 'bronsgroene landschapszone' wordt gevormd door de beekdalen én gebieden met steilere hellingen met een grote variatie aan functies, in hoge mate bepalend voor het beeld van het Limburgs landschap. Kwaliteit en functioneren van het regionaal watersysteem, de ontwikkeling van de landbouw in balans met de omgeving, versterken van kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie en recreatief medegebruik worden voor deze zone als belangrijkste ontwikkelingsrichting gezien.
Het plangebied betreft de aanleg van een natuurtransferium in combinatie met herstel van de helling met hellingbos. Met het natuurtransferium wordt de recreatieve bereikbaarheid van het gebied vergroot. Het vormt een begin- c.q. rustpunt binnen de bestaande extensieve recreatieve structuur waarmee het recreatief medegebruik van de natuur en het landschap verder worden vergroot en versterkt. Met het herstel van de helling en hellingbos worden de kernkwaliteiten van het landschap versterkt met aandacht voor cultuurhistorie. Daarbij wordt met de aanleg van een parkeervoorziening de bereikbaarheid van het recreatieve netwerk in Zuid-Limburg en dan met name de kern Gulpen vergroot en wordt de kern zelf verder ontlast van auto's van recreanten die komen wandelen en fietsen.
Mede op basis van deze overwegingen ten aanzien van het planvoornemen heeft de provincie een projectsubsidie afgegeven voor de uitvoering van de visie watersysteem Oude Geul, waarvan het natuurtransferium onderdeel uitmaakt.
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling van een natuurtransferium in combinatie met het herstel van de helling met hellingbos aansluit bij het beleid uit de provinciale structuurvisie.
De centrale doelstelling in de strategische visie 2009-2020 is het duurzaam versterken en de ontwikkeling van de kwaliteit van ons buitengebied. Om de kwaliteit van het buitengebied op peil te houden en te versterken, kiest de gemeente Gulpen-Wittem voor de dynamische erfgoedstrategie, waarbij voor wat betreft economische en ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied, een 'ja, mits'-principe wordt gehanteerd. Dit betekent, dat wordt ingezet op het behoud, versterken en ontwikkelen van karakteristieke natuur- en cultuurlandschappelijke en cultuurhistorische waarden in het buitengebied, waarbij een nadrukkelijke rol is weggelegd voor de terreinbeheerders en de twee belangrijke economische dragers in onze gemeente: de toeristisch recreatieve sector en de agrarische sector. Dat gebeurt zonder de gemeente 'op slot' te zetten. Nieuwe ontwikkelingen worden positief ontvangen, met dien verstande dat ze, getoetst aan de visie, wel zorgvuldig ingepast moeten kunnen worden. Dit betekent dat initiatieven die een bijdrage leveren aan de strategische doelstellingen, worden gefaciliteerd.
De toeristisch-recreatieve sector vormt de schakel tussen het buitengebied en kernen. Daarbij worden een aantal basiskeuzes gemaakt. Deze zien onder meer op infrastructurele investeringen en kwaliteitsverbetering van verblijfsaccommodatie. Ook worden thematische routestructuren met elkaar verknoopt. Door herinrichting van authentieke inrichtingselementen wordt de presentatie van de openbare ruimte op strategische locaties verbeterd.
Het planvoornemen sluit hier, als onderdeel van de ontwikkeling van de oostelijke entree Gulpen, duidelijk op aan. Er wordt voorzien in een schakel tussen het buitengebied en de kern door te fungeren als infrastructureel knooppunt in aansluiting op routestructuren. Tevens wordt met het herstel van het hellingbos een bijdrage geleverd aan de authentieke inrichtingselementen van het landschap.
Door Buro 5 Maastricht is voor de ontwikkeling van de oostelijke entree voor Gulpen een stedenbouwkundige visie opgesteld. De aanleiding voor dit plan wordt gevormd door 3 ontwikkelingen die in de stedenbouwkundige schets gecombineerd moeten worden:
Als basis voor de visie is eerst een historische analyse van het gebied gemaakt. De nadruk ligt hierbij op de omgeving met haar historische en natuurlijke patronen en elementen. Aan de hand hiervan zijn uitgangspunten ontstaan voor de bebouwing, ruimte en het landschap die bij moeten dragen aan de ontwikkeling van de oostelijke entree.
Stedenbouwkundige visie - verkavelingsstudie oostelijke entree
Voor de invulling van het onderhavige plangebied werd in de visie nog uitgegaan van een bouwvolume van één laag en een parkeerterrein op maaiveldniveau. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt niet meer voorzien in bebouwing maar enkel nog in een parkeerterrein op maaiveldniveau. Het oprichten van bebouwing ter plaatse van het plangebied is niet haalbaar gebleken. Het planvoornemen sluit dus nog gedeeltelijk aan op de uitgangspunten van de visie. Het voorziet in de herstructurering van een voormalige bedrijfslocatie en geeft invulling aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en verbetering van het landschap ter hoogte de oostelijke entree van de kern Gulpen. Derhalve wordt onderhavige ontwikkeling als passend gezien binnen deze stedenbouwkundige visie.
Het plangebied maakt onderdeel uit van de oostelijke entree van de kern Gulpen en ligt aan de Oude Rijksweg die vroeger de doorgaande weg vormde. De Oude Rijksweg zelf is in het begin van de 19e eeuw aangelegd als nieuwe doorgaande weg tussen Maastricht en Aachen. Deze weg is in de jaren '50 vervangen door de huidige Rijksweg die toen op het tracé van de voormalige trambaan Maastricht-Vaals is aangelegd. Met het verleggen van de provinciale weg is de Oude Rijksweg op dit tracé een zijweg geworden. Het gebied markeert de overgang van de bebouwde kom naar het buitengebied.
plangebied en omgeving
De directe omgeving ten noorden van het plangebied is bebouwd en bestaat uit verschillende grotere gebouwencomplexen met onder meer een horecagelegenheid, kantoorverzamelgebouw en zorgcentrum. De horecagelegeheid, hotel Gulpenerland, betreft een karakteristiek pand dat recent in oude glorie is hersteld. Het kantoorverzamelgebouw en het zorgcentrum zijn recent gerealiseerd in het kader van de ontwikkeling van de oostelijke entree. In zuidelijke richting grenst het plangebied aan het buitengebied.
vanaf het plangebied, Oude Rijksweg richting hotel Gulpenerland en het zorgcomplex
Het gebied maakt onderdeel uit van het Geuldal. De Geul zelf ligt op circa 270 meter van het plangebied. In de zone rondom de Geul zijn aan de rand van Gulpen onder meer sportvelden, ten oosten van het plangebied, gelegen. In de richting van Partij, in zuidoostelijke richting vanuit plangebied, ligt langs de Geul het kasteel Wittem. Tussen het plangebied en het kantoorverzamelgebouw is een wandelroute richting Gulpenerberg aanwezig.
wandelroute tussen kantoorverzamelgebouw en plangebied
Het plangebied ligt tegen de flank van de Gulperberg. Aan de hoger gelegen Oude Akerweg zijn voornamelijk (vrijstaande) woningen gelegen.
impressie plangebied gelegen tegen flank Gulpenerberg met daarboven woningen
Het plangebied beslaat het perceel Oude Rijksweg 30 gelegen op de grens van de overgang van de kern naar het buitengebied. Het betreft een voormalig bedrijfsperceel waar een staalconstructiebedrijf gevestigd was. Ten opzichte van het straatpeil ligt het perceel enkele tientallen centimeters hoger.
impressie inrichting plangebied
Op het terrein staan twee achter elkaar gebouwde bedrijfshallen centraal op het perceel. De bedrijfshallen hebben gezamenlijk een oppervlakte van circa 1.600 m2. De omliggende bedrijfsgronden zijn verhard ten behoeve van de opslag van materiaal, parkeren en manoeuvreren op het terrein van vrachtwagens.
Tevens is op het perceel bij de perceelsgrens met Oude Rijksweg 20 een kleine nutsvoorziening aanwezig. Deze blijft in de toekomstige situatie gehandhaafd en is ook als zodanig specifiek bestemd.
Als onderdeel van de ontwikkeling van de oostelijke entree van Gulpen wordt op het onderhavige perceel voorzien in een natuurtransferium in combinatie met herstel en ontwikkeling van de helling en hellingbos. De voorgenomen ingreep bestaat uit de volgende onderdelen:
Sloop
De bebouwing van het voormalige metaalconstructiebedrijf wordt gesloopt, met uitzondering van de fundering en de westelijke bebouwingsmuur van het achterste gedeelte. Het achterste gedeelte van de bestaande bebouwing staat namelijk deels ingegraven in de helling van de Gulperberg en heeft hiermee een grondkerende functie. Weghalen van deze bestaande grondkerende constructie kan ongewenste/onvoorziene gevolgen hebben voor de bestaande bebouwing langs de hoger gelegen Oude Akerweg.
Herinrichting
Het noordelijk gedeelte van het perceel wordt heringericht als natuurtransferium met een 40-tal parkeerplaatsen, welke bereikbaar zullen zijn vanaf de Oude Rijksweg. De parkeerplaats zal omringd worden door een groenzone die in het (zuid)westen zal bestaan uit een kruidenrijke vegetatie en struweel aansluitend aan het hellingbos en in het (noord/zuid)oosten uit een kruidenrijke vegetatie met solitaire bomen en boomgroepen.
Tevens worden ter plaatse wandelverbindingen richting Wittemer Molen en Gulperberg en een mountainbikeverbinding richting Partij gerealiseerd. Na het herstel van de Oude Geul wordt nog een struinpad voor wandelaars aangelegd langs de beek ter ontlasting van de Oude Akerweg waarop nu alle vormen van recreatie samenkomen.
Ter hoogte van de parkeerplaats worden ten behoeve van de informatievoorziening enkele recreatieve informatieborden geplaatst.
Uitsnede schetsplan natuurtransferium
Dat deel van het perceel dat direct gelegen is tegen de helling wordt ingericht ten behoeve van natuur, waarbij de helling en het hellingbos worden hersteld. Hierbij is aansluiting gezocht bij de gronden ten zuiden van het perceel waar reeds hellingbos aanwezig. Deze structuur wordt dus op het onderhavige perceel doorgezet. Daarmee vormt deze zone natuur ook een landschappelijke buffer tussen de transferiumfunctie en de nabijgelegen woningen aan de Oude Akerweg.
Grondafgravingen / -aanvullingen
De oostzijde, waar een bestaand voetpad gesitueerd is dat voert over bodem met bodemkwaliteitsklasse industrie, wordt ter plaatse van de toekomstige groenzone circa 1 meter afgegraven, waarna een leeflaag met schone grond wordt aangebracht. De vrijgekomen grond wordt enerzijds gebruikt om (plaatselijk) de nieuwe parkeerplaats op hoogte te brengen en anderzijds de toekomstige groenzone in het noordwesten aan te vullen afgedekt met een leeflaag, om een zo natuurlijk en landschappelijk mogelijke aansluiting te creëren op het bestaande reliëf van de Gulperberg. Aangezien dit grondverzet plaatsvindt binnen de grenzen van het plangebied (herschikken binnen het geval van bodemverontreiniging), is het 'hergebruik' onder de voorwaarden van het stand-still beginsel uit de Wet Bodembescherming mogelijk. In overleg met het Limburgs Landschap wordt het voetpad overigens omgelegd.
De fundering en (gedeeltelijke) westelijke bebouwingsmuur wordt in de nieuwe situatie gehandhaafd als keerelement, met een hoogte van ca. 5m, en weggewerkt door het achterste terreingedeelte aan te vullen met schone grond. Deze aanvulling wordt eveneens zo natuurlijk en landschappelijk mogelijk afgewerkt, aansluitend op het bestaande maaiveld/reliëf.
Milieubeleid wordt steeds meer ingebed in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.
Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen, die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt, onderzocht moet worden.
Ten behoeve van de transactie van de percelen en de beoogde bestemmingswijziging, is mede gelet op de voormalige bedrijfsfunctie, is een bodemonderzoek noodzakelijk geacht.
In opdracht van de gemeente Gulpen-Wittem is door Geonius Milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit verkennend bodemonderzoek is als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
Na uitvoering van dit onderzoek is gebleken dat:
Het inkaderen van de zink- en PAK-verontreiniging heeft geresulteerd in een matige zinkverontreiniging in de bovenste lemige laag in de zuidoosthoek van het plangebied (boring 306) en een lichte verontreiniging met PAK in de ondergrond ter plaatse van de gehele oostzijde van het perceel (boring 301 t/m 306, met uitzondering van boring 302).
Op basis van bovenstaande is ter plaatse sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (>25 m3 sterk verontreinigde bodem), met zink en PAK. De horizontale en verticale omvang en de exacte diepte is niet vastgesteld. De kwaliteit van de bovengrond kan als bodemkwaliteitsklasse industrie worden beschouwd. Bij deze bodemkwaliteitsklasse is de aanleg van een parkeerterrein mogelijk. Doordat een leeflaag wordt aangebracht en uitspoeling wordt voorkomen, bestaat er tevens geen bezwaar om een deel van het terrein te bestemmen voor natuur.
Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidsbronnen. Indien een bestemmingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan.
Met het onderhavige bestemmingsplan wordt geen geluidsgevoelige functie mogelijk gemaakt, er is enkel sprake van een transferium. Dit transferium zal wel verkeer aantrekken, maar dit zijn gebruikers die tot op heden elders in de kern Gulpen zouden parkeren. Gelet op de omvang van het parkeerterrein en de verkeersbelasting van de N278 zal dit niet significant meer verkeersbewegingen en geluidsbelasting opleveren. Op omliggende percelen zijn bovendien geen geluidgevoelige functies aanwezig. Boven op de helling zijn woningen aan de Oude Akerweg gelegen. Echter, door het hoogteverschil en het te herstellen hellingbos is sprake van een afschermende werking en is aannemelijk dat dit wat betreft geluid niet leidt tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat.
Nader onderzoek naar de geluidsbelasting is dan ook niet noodzakelijk. Het planvoornemen wordt niet belemmerd door het aspect geluid.
Sinds 15 november 2007 vormt het aspect luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer de basis voor de besluitvorming in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Op basis van deze Wet luchtkwaliteit gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. Deze kwaliteitseisen zijn door middel van grenswaarden vastgelegd voor de luchtverontreinigingscomponenten stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of fijn stof), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). De grenswaarden gelden overal in de buitenlucht. De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen.
In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Voor projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen hoeven geen aanvullende maatregelen getroffen te worden. Het project draagt dan niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging. De NIBM-grens voor woningbouwlocaties is als volgt bepaald: 3% criterium = 1500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg, en = 3000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Dit houdt in dat de ontwikkeling op basis van de Wet Luchtkwaliteit niet in betekende mate bijdraagt aan aantasting van de luchtkwaliteit.
In onderhavig geval is sprake van de realisatie van een natuurtransferium. Ter plaatse van dit transferium worden circa 40 parkeerplaatsen gerealiseerd bedoeld voor de recreant en als rustplek voor het verkeer op de aangrenzende Rijksweg N278. Tevens zullen de parkeerplaatsen naar verwachting gebruik worden door bezoekers en in beperkte mate door personeel van de aangrenzende horeca- en kantoorgelegenheid. Het transferium zal dus geen of slechts in beperkte mate een verkeersaantrekkende werking hebben. Indien toch sprake zou zijn van enige verkeersaantrekkende werking dan is deze beperkt aangezien het hier om maximaal 40 parkeerplaatsen gaat. Dit staat niet in verhouding tot een ontwikkeling van 1500 woningen bij één ontsluitingsweg, dat als NIBM-grens is om het aan te merken als niet in betekende mate.
Er is daarmee geen sprake van een project dat in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Derhalve hoeft voor het planvoornemen verder geen onderzoek inzake luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.
Op basis van de risicokaart voor Limburg zijn de risicobronnen onderzocht. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle objecten gelegen die van invloed zijn op het planvoornemen. Transport van gevaarlijke stoffen vindt wel plaats, over de provinciale weg N278 van Maastricht naar Vaals. De betreffende weg heeft echter een risicocontour (aan te houden afstand) van 0 meter in het kader van het plaatsgebonden risico (PR) 10-6. Aan deze afstand wordt dan ook voldaan.
Door de aanleg van het natuurtransferium zal het gemiddelde aantal aanwezige personen enigszins toenemen ten opzichte van de huidige situatie. De bezoekers van het natuurtransferium zijn overigens reeds in de nabijheid van het besluitgebied. De bezoekers zijn immers toeristen of passanten die langs het natuurtransferium fietsen of deze met de auto passeren. Het zal in het gebied per saldo dan ook niet drukker worden. Wel is het de bedoeling dat deze fietsers en auto's gebruik maken van het natuurtransferium. In een worst-case scenario wordt uitgegaan 10 tot 20 personen dat gemiddeld per dag tegelijk en langere tijd zullen verblijven.
Op basis van artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen kan geconcludeerd worden dat het planvoornemen voorziet in de realisatie van een 'Beperkt kwetsbaar object'. De N278 kent een overschrijdingsfactor oriëntatiewaarde < 0,1 maal de oriënterende waarde. Het aantal van 20 personen blijft ruim onder de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Dit vormt dan ook geen belemmering voor het planvoornemen. Het planvoornemen wordt derhalve niet belemmerd door de aanwezigheid van de transportas.
In het kader van het aspect externe veiligheid moet het groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg verantwoord worden. Bij de verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient rekening gehouden te worden met de mogelijke incidentscenario's en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid.
Door de aard van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg zijn bij een eventueel ongeval met gevaarlijke stoffen de volgende incidentscenario's mogelijk:
Het planvoornemen voorziet niet in een gebouw waarbinnen personen zullen verblijven. De 'activiteiten' vinden in de open lucht plaats. De locatie is goed bereikbaar vanuit de N278 en gezien de vrije ligging zijn er voldoende vluchtmogelijkheden bij eventuele calamiteiten.
Op basis van de Flora- en faunawet moet bij alle geplande ruimtelijke ingrepen nagegaan worden of er schade wordt toegebracht aan beschermde dier- en plantensoorten. In de Flora en faunawet is ook de zorgplicht opgenomen. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten (en dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving.
Voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geldt in twee gevallen een vrijstelling wanneer sprake is van beschermde diersoorten in het plangebied:
Het plangebied bestaat uit bebouwd en verhard terrein. Bijzondere natuurwaarden zijn hier gezien de inrichting van het terrein en de aard van de gebouwen niet te verwachten. Met waarnemingen is deze aanname onderzocht.
Uit een veldonderzoek is gebleken dat ter plaatse van het plangebied geen beschermde vaatplanten (flora) aanwezig zijn. Ten aanzien van de fauna zijn mogelijk vleermuizen aanwezig. Door de aanwezigheid van bomenrijen, bosranden, ruigten en open water vormt het plangebied met zijn omgeving een geschikt foerageergebied voor diverse vleermuissoorten. De voormalige bedrijfsgebouwen lijken voor vleermuizen ongeschikt. Het elektriciteitshuisje lijkt wel een geschikte verblijfsplaats voor één of enkele algemene gebouwenbewonende vleermuissoorten, met name de Gewone dwergvleermuis. Voor overige zoogdieren wordt het plangebied alleen nog geschikt geacht voor de eekhoorn (categorie 2 beschermde soorten). Voor broedvogels vormt het plangebied geen actueel of potentieel broedgebied. Beschermde amfebieënsoorten, reptielen en vissen worden in het plangebied niet verwacht. Dagvlinders, libellen en overige ongewervelde dieren zijn bij het veldonderzoek voor het plangebied en de omgeving waargenomen. Het betreft algemeen voorkomende soorten.
Geconcludeerd kan worden dat in het plangebied geen bijzondere natuurwaarden te verwachten zijn. Het elektriciteitshuisje wordt behouden dus nader onderzoek als geschikte verblijfsplaats voor de vleermuis is niet aan de orde. Voor de niet beschermde en algemene soorten (categorie 1) geldt een zorgplicht ex artikel 2 Flora- en faunawet. Ten aanzien van de mogelijke aanwezigheid van de eekhoorn draagt de voorgenomen natuurontwikkeling op een positieve wijze bij aan potenties van het plangebied en de omgeving voor de eekhoorn.
Als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden kunnen vaste verblijfplaatsen in het geding zijn. Zodra het ruimtebeslag van de werkzaamheden bekend is dient een afweging te worden gemaakt of specifiek onderzoek naar verblijfplaatsen van de genoemde soorten noodzakelijk is. Zo mogelijk wordt om vaste verblijfplaatsen heen gewerkt. In elk geval is het wenselijk om de werkzaamheden in het studiegebied uit te voeren conform een door het ministerie van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode. Daarmee wordt in de meeste situaties de noodzaak van het aanvragen van een ontheffing voorkomen.
Het verkennend natuurwaardenonderzoek, uitgevoerd door bureau Verbeek d.d. 21 mei 2014, is als bijlage 2 beschikbaar.
Bij bestudering van de gemeentelijke archeologische beleidskaart is geconcludeerd dat het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde ligt.
Door de aanwezige voormalige bedrijfsbebouwing kan worden aangenomen dat ter plaatse delen van de bodem al geroerd zijn. Het voormalige bedrijf is destijds gerealiseerd op een soort van 'terp', wat door het bestaande hoogteverschil tussen het perceel en de omgeving ook wordt verduidelijkt. Daarnaast is een deel van de gronden (met name voorste deel en zijterrein) in het Geuldal gestort en is de helling in het verleden vergraven. Dit uit zich tevens in de wijze waarop in het vigerend bestemmingsplan 'Kern Gulpen' over delen van het perceel een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' ligt en ter plaatse van de voormalige bedrijfsbebouwing niet.
Gulpen is een van de oudste nederzettingen in Zuid-Limburg en dateert van voor het begin van onze jaartelling. Gulpen was indertijd een plek van grote strategische waarde; het lag vlakbij droge, steile hellingen, maar ook dichtbij het punt waar de Gulp, de Eijserbeek en de Selzerbeek de Geul in stromen en enkele oude handelswegen elkaar kruisten.
Het plangebied ligt op het kruispunt van de oude lijnen:
Al deze lijnen zijn een afgeleide van de aanwezige hoogtelijnen in het gebied.
Gulpen en het plangebied en omgeving rond 1937
Het plangebied ligt aan de ‘knik’ van de oude straatweg, die van Maastricht naar Aken loopt. De weg die er nu ligt, maakt echter een ruimere bocht dan de oude Romeinse heerbaan. Het snel naderende verkeer had waarschijnlijk moeite met de scherpe knik en zo is ‘de druppel’ Oude Rijksweg - de Rijksweg ontstaan. In de omgeving van het plangebied zijn verschillende kastelen en kasteelhoeves te vinden. De bebouwing in het plangebied en in de directe omgeving, is niet van cultuurhistorische waarde. Met de aanleg van het natuurtransferium wordt ook het tracé van de Oude Rijksweg, een cultuurhistorisch waardevolle verbinding, niet gewijzigd. Met het herstel van de helling en het hellingbos wordt een cultuurhistorisch landschapselement in zijn oude vorm teruggebracht.
Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen geen negatieve effecten heeft op de cultuurhistorische waarde van het plangebied en de omgeving. Het planvoornemen draagt bij aan het herstel van verloren gegane cultuurhistorische structuren.
In de publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) is een lijst met indicatieve richtafstanden opgenomen voor milieubelastende bedrijfsactiviteiten ten opzichte van gevoelige bestemmingen. Alle bedrijven die in de buurt van de planlocatie liggen worden aan de hand van een milieucategorie verbonden met een maximale hinderafstand.
Met de realisatie van een natuurtransferium is geen sprake van het realiseren van een milieugevoelige functie. Tevens is een transferium geen activiteit waarvoor in het kader van milieubelasting richtafstanden gelden ten opzichte van milieugevoelige functies.
Vanuit bedrijven en milieuzonering hoeft derhalve geen nadere analyse uitgevoerd te worden.
In of nabij het plangebied zijn geen kabels en leidingen gelegen die ten behoeve van het gebruik en/of de veiligheid planologische bescherming behoeven en daarmee een belemmering voor het planvoornemen betekenen.
Het plangebied zelf is niet in een milieubeschermingsgebied, grondwaterbeschermings- of waterwingebied, stiltegebied of bodembeschermingsgebied.
Het is verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan te verantwoorden op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit staat gegeven in artikel 3.1.6, eerste lid, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. In onderstaande paragrafen wordt hieraan nadere invulling gegeven.
Op basis van de legger van het Waterschap Roer en Overmaas kan geconcludeerd worden dat binnen het plangebied geen oppervlakte water of belangen van het waterschap aanwezig zijn. Wel zijn in de directe nabijheid van het plangebied belangen van het waterschap aanwezig. Het betreft een een inundatiegebied van de watergang Geul, welke direct grenst aan het plangebied.
Uitsnede legger waterschap
Berekening te verwerken hoeveelheid hemelwater
In deze paragraaf wordt het watersysteem voor de planlocatie 'doorgerekend' voor een '25-jaars' bui. Hierbij wordt, zoals gevraagd door het Waterschap Roer en Overmaas, een doorkijk gegeven naar een '100-jaars' bui. De norm voor een 25-jaarsbui is: 35 mm in 45 minuten. Voor een 100-jaars bui is de norm: 45 mm in 30 minuten.
In tabel 2 staan de globale oppervlakten weergegeven die gebruikt worden bij de berekening van de hoeveelheid te verwerken hemelwater. De oppervlakten zijn gebaseerd op tekening watersysteem geul, natuurtransferium, GW-206.205, bureau VERBEEK, d.d. 17-11-2014 (zie bijlage 3).
Bij de berekening wordt geen rekening gehouden met de hoeveelheid hemelwater die valt op de onverharde terreindelen, aangezien dit, zonodig na beperkte oppervlakkige stroming, rechtstreeks infiltreert in de bodem. Eveneens is geen rekening gehouden met de hoeveelheid hemelwater die buiten de perceelgrens valt.
Tabellen oppervlakten
Berekening hoeveelheid hemelwater voor een 25-jaars bui (35 mm water in 45 minuten):
0,035 m x 1.748 m² = ca. 62 m³ in 45 minuten
Berekening hoeveelheid hemelwater voor een 100-jaars bui (45 mm water in 30 minuten):
0,045 m x 1.748 m² = ca. 79 m³ in 30 minuten
Het gewenste toekomstige watersysteem
Met betrekking tot het toekomstige watersysteem is één en ander afhankelijk van de inrichting van het perceel. Aangezien de aanwezige verontreiniging niet gesaneerd gaat worden is infiltratie van het hemelwater binnen het plangebied niet mogelijk. Voorstel is om het hemelwater enerzijds af te voeren richting de Oude Rijksweg en de bestaande waterbuffer en anderzijds richting het naastgelegen weiland in het Geuldal. De te handhaven fundering dient gedraineerd te worden ter voorkoming van betonrot en ter voorkoming van het instabiel worden van de opgebrachte grond ter afwerking van de helling.
Bescherming bestaande fundering
De bestaande fundering kan beschermd worden tegen betonrot door het toepassen van een drainagemat, alvorens de aanvulling/leeflaag wordt aangebracht. Op de bestaande fundering wordt een ondoorlatende laag (bv. vijverfolie) aangebracht, waarop een drainagemat wordt bevestigd voor de afvoer van water. De drainagemat wordt afgedekt met schone grond (leeflaag), welke aangeplant / ingezaaid kan worden.
Afvoer hemelwater
Om het hemelwater gescheiden af te voeren naar enerzijds de Oude Rijksweg/bestaande waterbuffer en anderzijds naar het naastgelegen weiland, dient het natuurtransferium opgeknipt te worden in een noordelijk en zuidelijk deel. Het noordelijk deel voert het hemelwater af richting de Oude Rijksweg/bestaande waterbuffer, het zuidelijk deel richting het weiland.
Tekening afvoer hemelwater
Berekening hoeveelheid hemelwater voor een 25-jaars bui (35 mm water in 45 minuten) in het
noordelijk deel: 0,035 m x 667 m² = ca. 24 m³ in 45 minuten
Berekening hoeveelheid hemelwater voor een 100-jaars bui (45 mm water in 30 minuten) in het noordelijk deel: 0,045 m x 667 m² = ca. 30 m³ in 30 minuten
Berekening hoeveelheid hemelwater voor een 25-jaars bui (35 mm water in 45 minuten) in het
zuidelijk deel: 0,035 m x 1.083 m² = ca. 38 m³ in 45 minuten
Berekening hoeveelheid hemelwater voor een 100-jaars bui (45 mm water in 30 minuten) in het zuidelijk deel: 0,045 m x 1.083 m² = ca. 49 m³ in 30 minuten
Daarbij dient uiteraard meegenomen te worden dat vanwege het grondlichaam op de funderingsvloer in de praktijk slechts een beperkt deel van het hemelwater afgevoerd wordt via de drainage.
Diffuse bronnen van vervuiling
Bij het toepassen van materialen op het terrein en met het oog op het beheer van het terrein is het van belang dat het ontstaan van diffuse bronnen voorkomen wordt. Met name dient voorkomen te worden dat:
Bodemvervuiling
Uit het bodemonderzoek is naar voren gekomen dat in het plangebied een bodemvervuiling aanwezig is met zware metalen en PAK. Aangezien niet gekozen kan worden voor infiltratie van het hemelwater, wordt oppervlakkig afgevoerd richting de omgeving en is sanering niet noodzakelijk.
De volledige watertoets, opgesteld door bureau Verbeek d.d. 4 december 2012, is opgenomen in bijlage 3. Deze watertoets en het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het Waterschap Roer en Overmaas. Zij hebben ten aanzien van het plan de volgende opmerking gemaakt (zie tevens Bijlage 4 bij de toelichting).
Het waterschap geeft aan dat bij de uitwerking van het bouwplan en bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden met het uitgangspunt voor duurzaam waterbeheer en daarbij de voorkeursvolgorde 'infiltreren - bergen - afvoeren' moet worden gehanteerd. Het plan moet dan ook inzichtelijk maken hoe in de eerste aanzet infiltratie ter plaatse haalbaar is en de infiltratie gaat plaatsvinden.
In de watertoets is ingegaan op het toekomstige watersysteem. Daarbij is reeds gesteld dat infiltratie vanwege de bodemverontreiniging niet mogelijk en wenselijk is. Tevens is aangegeven hoe het hemelwater wordt verwerkt en dat er geen waterhuishoudkundige belemmeringen zijn.
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de realisatie van een natuurtransferium mogelijk door de gronden te beleggen met een bestemming met daarop afgestemde bouw- en gebruiksmogelijkheden. Hierbij is maatwerk geleverd afgestemd op het planvoornemen in relatie tot de locatie. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening, bepaalt een vijftal zaken de opzet en inrichting van de planregels, te weten:
Bij het opstellen van de inhoud van de regels is de systematiek van de gemeente Gulpen-Wittem en het bestemmingsplan 'Kern Gulpen' aangehouden.
De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.
Op de verbeelding zijn aangegeven:
De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is toegekend aan de bestaande nutsvoorziening. Binnen het aangeduide bouwvlak mag het gebouw ten behoeve van deze voorziening gehandhaafd blijven. De bestemming 'Verkeer' omvat het natuurtransferium. De bestemming 'Natuur' betreft de gronden die natuurlijk ingericht worden en als afscherming fungeren voor de woningen aan de Oude Akerweg.
De regels zijn conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd:
Naast het toetsen van het bestemmingsplan aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient het bestemmingsplan ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal
van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, of indien:
Voorliggend planvoornemen betreft een initiatief van de gemeente Gulpen-Wittem. De betreffende gronden zijn reeds in bezit van de gemeente. Onderhavig project is opgenomen in de gemeentelijke begroting en de gemeenteraad heeft hiervoor middelen vrijgemaakt. Tevens is door de provincie Limburg een projectsubsidie toegekend.
Hiermee is het verhaal van de kosten van de grondexploitatie voor het plangebied anderszins verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd. Gelet op het vorenstaande kan in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan worden afgezien
van het vaststellen van een exploitatieplan.
Aangenomen mag worden dat tegen het planvoornemen geen overwegende maatschappelijke bezwaren zullen bestaan. Met het planvoornemen wordt een leegstaand bedrijfsgebouw gesloopt en wordt het gebied heringericht als parkeerplaats waarbij tevens een helling met hellingbos in ere hersteld worden. Met onderhavig bestemmingsplan is aangetoond dat er met deze ontwikkeling geen problemen te verwachten zijn, er geen negatieve gevolgen zijn voor de waarden in en nabij het plangebied en het nieuwe gebruik gepaard gaat met een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.
Onderhavig bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.
Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.
Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:
a. Voorbereiding:
Vooroverleg met instanties
Watertoets
b. Ontwerp:
1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan)
c. Vaststelling:
Vaststelling door de Raad
2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)
d. Beroep:
(Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan
Reactieve aanwijzing
Beroep bij Raad van State
In het kader van deze procedure kunnen gedurende de ter inzageligging van het ontwerp bestemmingsplan (fase b) zienswijzen worden ingesteld. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.
Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties. Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Het bestemmingsplan is toegezonden aan het Waterschap Roer en Overmaas en de provincie Limburg. Het Waterschap heeft bij schrijven van 23 december 2014 een reactie gegeven (zie paragraaf 4.11.4). De provincie heeft aangegeven op dit moment niet te kunnen reageren. Mogelijk zullen zij in het kader van de zienswijzenprocedure nog reageren.
De reactie van het Waterschap is als Bijlage 4 bijgevoegd.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 15 januari 2015 tot en met 25 februari 2015. Tijdens de ter inzage legging heeft eenieder de mogelijkheid gehad om zowel mondeling als schriftelijk zijn zienswijze in te dienen.
De provincie Limburg heeft bij mail van 2 februari 2015 laten weten het plan te hebben getoetst aan de provinciale belangen en op basis daarvan aanleiding te zien om geen zienswijze in te dienen. De mail is als Bijlage 5 bijgevoegd.
Van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen heeft 1 persoon gebruik gemaakt: Deze zienswijze is hierna beknopt en zakelijk weergegeven. Deze samenvatting heeft slechts tot doel om de leesbaarheid van de beantwoording te vergroten. Bij de beoordeling van de zienswijze is de volledige brief betrokken. De zienswijze zelf is als Bijlage 6 bijgevoegd.
Zienswijze d.d. 25 februari 2015 en ingekomen 26 februari 2015
Samenvatting zienswijze
Standpunt gemeente
Verder is de gemeente van mening dat een natuurtransferium veel minder in het zicht ligt dan wanneer ter plekke, conform de stedenbouwkundige visie, een gebouw van 2 of 3 bouwlagen met kap gerealiseerd wordt. Overigens is in de stedenbouwkundige visie ook reeds bepaald dat op de locatie van staalbouwbedrijf Bogers een gezamenlijk parkeerveld mogelijk is.
Wat betreft planschade is de gemeente van mening dat de verandering van de planologische situatie juist een betere planologische situatie oplevert voor de omgeving omdat aan de omgevingswaarden een kwaliteitsimpuls wordt gegeven en ter plekke geen bebouwing meer mogelijk wordt gemaakt . Wat betreft planschade merken we terzijde op dat dit een separate procedure betreft die los staat van dit bestemmingsplan.
Voorgesteld wordt de zienswijze ongegrond te verklaren.
Het bestemmingsplan is op 23 april 2015 door de raad van de gemeente Gulpen-Wittem vastgesteld.