direct naar inhoud van Regels
Plan: Terzieterweg 17 te Epen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1729.Terzieterweg17-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Terzieterweg 17 te Epen' van de gemeente Gulpen-Wittem;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.1729.Terzieterweg17-VG01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde een manege;

1.6 agrarisch gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.7 ambacht(elijke):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt;

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zoals bijvoorbeeld een erfafscheiding en zwembad;

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bestaand:
  • bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
1.12 bestemmingsgrens:

de grens van het bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 bungalowpark:

een complex bestaande uit een aantal vakantiewoningen, voor zover deze verblijfseenheden voor tijdelijk verhuur door de exploitant of beheerder van het complex beschikbaar zijn.

ter verduidelijking:

we spreken van een bungalowpark indien er sprake is van bedrijfsmatige exploitatie.

1.22 bijgebouw:

een aangebouwd dan wel vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat architectonisch en/of bouwkundig ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.23 coffeeshop:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, dan wel van hulpmiddelen om deze stoffen zelf te produceren. Als nevenactiviteit is sprak van het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor consumptie ter plaatse;

1.24 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.25 dagrecreatie:

verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 ecologie:

wetenschap die zich bezighoudt met de wisselwerking tussen planten en dieren en hun milieu;

1.28 ecologische structuur:

netwerk van onderling via ecologische verbindingen samenhangende (nieuwe) natuurgebieden;

1.29 erosie:

uitslijting en wegspoeling van bodemmateriaal door stromend water;

1.30 gebiedseigen geluiden:

geluiden die bij de normaal gebruikelijke wijze van wonen, werken en recreëren in het betreffende gebied op het moment van de inventarisatie in het kader van de mogelijke aanwijzing als stiltegebied (artikel 117 Wet geluidhinder) worden geproduceerd;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 groepsaccommodatie:

(deel van) een gebouw welke blijvend bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten;

ter verduidelijking:

kenmerkend voor een groepsaccommodatie is het gemeenschappelijk gebruik van sanitaire voorzieningen, keuken, verblijfsruimten en slaapzalen. Een kampeerboerderij is een groepsaccommodatie;

1.33 groepskamperen:

een vorm van recreatief verblijven, waarbij overnacht wordt in gemeenschappelijke tentruimten of tentenkampen;

1.34 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 hemelwaterproblematiek:

de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door de wijze van bodemgebruik in het algemeen en door de toename van het verharde grondoppervlak in het bijzonder;

1.36 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel valt aan te merken;

1.37 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

1.38 horeca ondergeschikt aan hoofdbestemming:

het bedrijfsmatig, als ondergeschikte nevenactiviteit mede verstrekken van uitsluitend dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse;

1.39 industrie(le):

een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen c.q. bewerken van goederen, producten en/of stoffen middels of grotendeels middels machines, installaties of anderszins via een geautomatiseerd proces;

1.40 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor als gevolg van artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;.

1.41 kampeerplaats:

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheidingen of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief verblijf;

1.42 kampeerseizoen:

de periode van 15 maart tot 1 november, gedurende welke kampeermiddelen op een kampeerterrein geplaatst mogen zijn;

1.43 kampeerterrein:

terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.44 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15°;

1.45 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.46 monumentale waarde:

waarden van zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

1.47 monumenten:

alle op de plankaart als monument conform artikel 6 Monumentenwet 1988 aangeduide zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van algemeen belang wegens aanwezigheid daar van voornoemde zaken;

1.48 Natura 2000:

een netwerk van Europese natuurgebieden die de basis vormen voor het Europese natuurbeleid. Natura 2000 is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen die voor Europa belangrijk zijn;

1.49 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.50 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen;

1.51 (openbare) nutsvoorziening:

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation;

1.52 peil:
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst:

0,20 meter boven de hoogte van de kruin van de woningontsluitingsweg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  • in andere gevallen:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de woningontsluitingsweg gekeerde gevelzijde, met dien verstande dat deze gemiddelde hoogte tussen 0,20 meter en 1,0 meter boven of beneden de kruin van de weg dient te zijn gelegen;

1.53 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf waardoor de ruimte als reguliere woning wordt gebruikt. Er is sprake van hoofdverblijf als de huurder/eigenaar, binnen een periode van 360 dagen, die ruimte meer dan 180 dagen bewoont;

1.54 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Hieronder wordt ook verstaan thuisprostitutie;

1.55 recreatie:

alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;

1.56 seksinrichting:

een gelegenheid waarin beroepsmatig, bedrijfsmatig of in clubverband:

  • voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of
  • verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van porno-erotische aard plaatsheeft, en/of
  • seksuele diensten/handelingen (van welke aard dan ook) worden verricht;
1.57 smartshop/growshop:

een bedrijf waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd;

1.58 standplaats c.q. kampeerplaats:

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;

ter verduidelijking:

een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt niet gezien als apart kampeermiddel;

1.59 stedenbouwkundig beeld:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen;

1.60 stiltegebied:

een gebied van enige omvang waarin de geluidsbelasting door toedoen van menselijke activiteit zo laag is, dat de gebiedseigen geluiden niet of nauwelijks worden verstoord;

1.61 straatprostitutie:

het zich in openbaar gebied of in openbare ruimten dan wel in een zich in het openbaar gebied of in openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding;

1.62 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.

1.63 voorgevel:

de naar de weg gekeerde zijde van een hoofdgebouw;

1.64 woning:

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de permanente huisvesting van één huishouding.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks (tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren) gemeten afstand.

2.2 de bouwhoogte/nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.8 bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.9 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

Vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.10 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch-Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch-Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. bestaande agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • c. wonen in bedrijfswoningen, daaronder mede begrepen mantelzorg en huisvesting van de rustende boer, mits:
    • 1. mantelzorg en huisvesting van de rustende boer niet leiden tot het ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning,

met de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 16.2.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de tot 'Agrarisch-Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
  • b. teeltondersteunende voorzieningen, hagelnetten en mestopslagplaatsen;
  • c. één bedrijfswoning per volwaardig agrarisch bedrijf;
  • d. bijgebouwen;

en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.

3.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en mestopslagplaatsen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • d. gebouwen zullen met een kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
  • e. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de regels in artikel 24 (Wonen) van het bestemmingsplan ‘Gulpen-Wittem buitengebied’;
  • f. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kamperen op de boerderij dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • g. de inhoud van de mestopslagplaatsen per bouwperceel mag in totaal 2.500 m³ bedragen;
  • h. het oppervlak aan boogkassen per bouwperceel mag ten hoogste 2.500 m² bedragen;
  • i. de hoogte van boogkassen mag ten hoogste 2,50 m bedragen.
3.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 8,00 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. de hoogte van voedersilo's ten hoogste 12,00 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2,00 m mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
3.3.1

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de provinciale beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu 2012.

3.3.2

De onder 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken voor de bouw van bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 3.2.2 sub b en c ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen met een goothoogte groter dan 4,50 m en/of een bouwhoogte groter dan 10,00 m, mits:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • c. belangen van derden niet onevenredig worden aangetast;

met dien verstande, dat:

  • 1. de goothoogte ten hoogste 6,50 m mag bedragen;
  • 2. de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m mag bedragen.
3.4.2 Afwijkingsprocedure

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel 13.4 gegeven procedure.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruiksregels van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 11.1 wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
3.5.2 Gebruiksregels van de bebouwing

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 11.1 wordt ten minste verstaan het gebruik van bebouwing voor:

  • a. wonen, anders dan in een bedrijfswoning of in een mantelzorg- en rustende boervoorziening, waarbij er geen nieuwe zelfstandige woning mag ontstaan;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. recreatie, anders dan toegelaten krachtens het plan;
  • d. detailhandel;
  • e. horeca;
  • f. agrarische hulp- en nevenbedrijfsdoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
  • g. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
3.5.3 Landschappelijke inpassing (voorwaardelijke verplichting)

Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Agrarisch-Bedrijf’ overeenkomstig de bepalingen in artikel 3.1 en 3.2 is uitsluitend toegestaan als de landschappelijke inpassing overeenkomstig 'Bijlage 2 Landschappelijk inrichtingsplan' binnen 2 jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Terzieterweg 17 te Epen', is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden ter plaatse van de aanduiding' specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing'.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken ten behoeve van niet-agrarische activiteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 3.1, 3.2 en 3.5, ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische activiteiten naast agrarische bedrijfsdoeleinden, in het kader van de duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied en ter versterking van de recreatieve functie van het buitengebied. Ontheffing voor bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten, het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen en appartementen op de boerderij, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursies alsmede (sier)tuinen, kleinschalige horeca, zoals theeschenkerijen, en culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen activiteiten, wordt alleen verleend, mits:

algemeen:

  • a. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig schaden;
  • e. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;

specifiek voor boerderijverkoop:

  • boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
  • boerderijverkoop plaats vindt van in hoofdzaak op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten;

met dien verstande, dat:

  • 1. het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 200 m² mag bedragen;

specifiek voor bewerking van agrarische producten:

  • bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;

specifiek voor vakantiewoningen op de boerderij:

  • de vakantiewoningen kunnen worden ingepast binnen de bestaande monumentale en/of karakteristieke bebouwing;

met dien verstande, dat:

  • 1. vakantiewoningen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing mogen worden gerealiseerd.

specifiek voor kleinschalige dagrecreatie en horeca:

  • de activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes dan wel bedoeld zijn voor de eigen gasten.

specifiek voor verblijfsrecreatie:

  • overeenkomstige toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 12.6, derde en vierde lid, van de Omgevingsverordening Limburg.
3.6.2 Afwijken ten behoeve van stalling kampeermiddelen en boten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 3.1 en 3.5, ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen en boten, mits:

  • a. de stalling plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het complex;
  • b. er elders op het perceel geen vervangende nieuwbouw gerealiseerd wordt;
  • c. de stalling geen hinder of belemmeringen veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad.
3.6.3 Afwijkingsprocedure

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel 13.4 gegeven procedure.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging in de bestemming 'Gemengd-Vrijkomende Agrarische Bebouwing'

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Gemengd-Vrijkomende Agrarische Bebouwing', ten behoeve van een doelmatig gebruik van de bebouwing, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. het betreft cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt conform het Limburgs Kwaliteitsmenu 2012. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie en/of het te handhaven deel van de agrarische functie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
  • d. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
  • e. vooraf is vastgesteld dat vanuit milieuhygiënisch en visueel-ruimtelijk oogpunt geen bezwaren bestaan tegen de nieuwe functie,
  • f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht;

met dien verstande dat:

  • 1. bij gedeeltelijke wijziging, binnen de bestemming 'Gemengd - Vrijkomende Agrarische Bebouwing' geen nieuwe woningen, bedrijfswoningen en/of vakantiewoningen mogen worden gebouwd;
  • 2. de nieuwe functies uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing. Uitbreiding van de bebouwing is niet toegestaan. Herbouw van delen van het complex is wel toegestaan, mits hier indien mogelijk substantiële sloop tegenover staat, waarbij. de bebouwingsmassa van panden die geen monumentale of karakteristieke waarde hebben, met ten minste 40% afneemt. Woningen mogen alleen binnen de bestaande hoofdbebouwing worden gerealiseerd;
  • 3. bij wijziging voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in Bijlage 1 (artikel: Gemengd - Vrijkomende Agrarische Bebouwing) van deze regels.
3.7.2 Wijziging in de bestemming 'Wonen - Cultuur en ontspanning'

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Cultuur en ontspanning', ten behoeve van de realisering van woningen voor bewoning in combinatie met verblijfsrecreatie, mits:

  • a. de agrarische functie geheel is komen te vervallen;
  • b. het betreft karakteristieke bebouwing en er een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt conform het Limburgs Kwaliteitsmenu 2012. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woonfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
  • d. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
  • e. er sprake is van inpandig bouwen, i.c. de woningen en bijgebouwen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
  • f. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
  • g. de effecten op de omgeving, het aantal verkeersbewegingen per saldo niet zullen toenemen;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht;

met dien verstande, dat:

  • 1. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
  • 2. per agrarisch bedrijfscomplex binnen de hoofdbebouwing, zijnde dat deel van de bebouwing waarin ook reeds de bestaande bedrijfswoning is gelegen, meerdere woningen mogen worden gerealiseerd;
  • 3. de inhoud van een woning ten minste 300 m³ zal bedragen;
  • 4. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 70 m² per woning, met uitzondering van bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
  • 5. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 25 (Wonen - Cultuur en ontspanning) van het bestemmingsplan 'Gulpen-Wittem buitengebied'.
3.7.3 Procedure wijziging

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 15.2 gegeven procedure.

Artikel 4 Recreatie-Verblijfsrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een kampeerterrein met maximaal 50 kampeerplaatsen ter plaatse van de specifieke aanduiding 'kampeerterrein';
  • b. horeca, ondergeschikt en inherent aan de verblijfsrecreatieve functie;

en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 16.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Kampeerterrein

Op de tot 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden met daarop een kampeerterrein, zoals aangeduid op de plankaart, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het gebruik en onderhoud van het kampeerterrein;
  • b. en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
4.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen

Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd, uitgezonderd het bepaalde onder sub b;
  • b. sanitaire en daarmee vergelijkbare voorzieningen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande, dat het bebouwingspercentage ten hoogste 3% mag bedragen;
  • c. indien niet in het bouwvlak wordt gebouwd dient de afstand tot de bestemming 'Verkeer' ten minste 10,00 m en tot de overige bestemmingen 3,00 m te bedragen;
  • d. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde mag ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • e. gebouwen zullen met een kap van ten hoogste 50° worden afgedekt;
  • f. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor horeca dient ondergeschikt te zijn aan de hoofdbestemming.
4.2.3 Overige regels

Voor het overige geldt de volgende regels:

  • a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 4,00 m bedragen. met uitzondering van:
    • 1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1,00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van palen, masten en verlichting, welke ten hoogste 10,00 m mag bedragen;
  • b. op eigen terrein dient in de parkeerbehoefte in voldoende mate te worden voorzien overeenkomstig de geldende parkeernorm zoals bepaald in artikel 16.3.
4.3 Nadere eisen
4.3.1

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de provinciale beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu 2012.

4.3.2

De onder 4.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Gebruik van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 11.1 wordt tenminste verstaan gebruik van de grond anders dan voor en/of als:

  • a. parkeren;
  • b. groen en/of tuin;
  • c. opslag, overeenkomstig het toegelaten gebruik;
  • d. kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' in de periode van 15 maart tot 1 november.
4.4.2 Gebruik van de bebouwing

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 11.1 wordt tenminste verstaan het gebruik van bebouwing voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detail- en/of groothandel;
  • c. dagrecreatie anders dan van ondergeschikte betekenis;
  • d. kampeerterrein of bungalowpark tenzij dit gebruik overeenkomstig de aanduiding op de plankaart is toegestaan;
  • e. horeca, anders dan van ondergeschikte betekenis;
  • f. permanente bewoning;
  • g. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
4.4.3 Landschappelijke inpassing (voorwaardelijke verplichting)

Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie’ overeenkomstig de bepalingen in artikel 4.1 en 4.2 is uitsluitend toegestaan als de landschappelijke inpassing overeenkomstig Bijlage 2 Landschappelijk inrichtingsplan binnen 2 jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Terzieterweg 17 te Epen', is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden ter plaatse van de aanduiding' specifieke vorm van recreatie - landschappelijke inpassing'.

Artikel 5 Waarde – Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ter plaatse van wettelijk beschermde archeologische monumenten mag geen aantasting van de archeologische resten plaatsvinden.

5.2.2 Archeologisch onderzoek

Op de tot 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden die nader aangeduid zijn als archeologische verwachtingswaarden 'hoog', 'middelhoog' en 'AMK-terreinen' en ter plaatse van archeologische vindplaatsen dient archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden als een bodemingreep dieper dan 30 cm beneden maaiveld plaatsvindt en:

  • a. de grens van het plangebied binnen 50 meter van een archeologische vindplaats is gelegen, of;
  • b. het plangebied groter is dan 100 m² en is gelegen binnen een historische kern;
  • c. in AMK-terreinen het plangebied groter is dan 0 m², of;
  • d. voor overige gebieden het plangebied groter is dan 2500 m² tenzij een vindplaats binnen 50 meter van de grens van het plangebied is gelegen.

Als uit het archeologische vooronderzoek blijkt dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden veilig zijn gesteld, mag het planvoornemen in het kader van archeologie uitgevoerd worden.

5.3 Aanlegvergunning
5.3.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden

Het is verboden op of in de tot 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;
  • d. het aanleggen van boomgaarden;
  • e. het bebossen van gronden ten behoeve van de houtproductie;
  • f. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • h. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • i. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • j. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.
5.3.2

Het bepaalde in 5.3.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
5.3.3

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 5.3.1. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

5.3.4

Voor de werken of werkzaamheden als bedoeld onder 5.3.1 en voor zover betrekking hebbend op terreinen van hoge archeologische betekenis, waarbij de in de bedoelde gronden aanwezige oudheidkundige sporen meer dan in geringe mate worden aangetast, dient indien de mogelijkheid bestaat voorafgaand wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd te worden of dienen oudheidkundige waarnemingen te worden gedaan. Omtrent het toelaatbaar zijn van betreffende werken of werkzaamheden wordt vooraf advies bij de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten ingewonnen.

5.3.5

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de in artikel 15.3 gegeven procedure.

Artikel 6 Waarde – Ecologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.

6.2 Aanlegvergunning
6.2.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden

Het is verboden op of in de tot 'Waarde – Ecologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het bebossen van gronden ten behoeve van houtproductie;
  • d. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschroeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
  • e. het aanleggen van voorzieningen voor de opvang van hemelwater en de afvoer van hemelwater vanaf een dergelijke voorziening.
6.2.2

Het bepaalde in 6.2.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
6.2.3

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 6.2.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • b. voor zover de werken of werkzaamheden de ecologie van de aanwezige natuurwaarden en/of soorten niet aantasten.
6.2.4

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de in artikel 15.3 gegeven procedure.

6.3 Wijzigingsbevoegdheid
6.3.1 Wijziging in de bestemming Natuur

Burgemeester en Wethouders kunnen binnen 'Waarde – Ecologie' de onderliggende bestemmingen wijzigen in de bestemming:

  • a. 'Natuur', ten behoeve van de aanleg van nieuwe Natuur, mits:
    • 1. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
    • 2. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).
    • 3. aangrenzende waarden en belangen, waaronder het agrarische belang, niet onevenredig worden geschaad,

met dien verstande, dat:

  • b. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 'Natuur' van de regels van het bestemmingsplan 'Gulpen Wittem buitengebied'.
6.3.2 Procedure wijziging

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 15.2 gegeven procedure.

Artikel 7 Waterstaat – Beschermingszone water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Beschermingszone water' bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Boven of op de tot 'Waterstaat – Beschermingszone water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren.
7.2.2 Regels met betrekking tot bouwwerken

Met betrekking tot de bouwwerken gelden de volgende regels:

  • 1. de hoogte ten hoogste 3,50 m mag bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 7.2, ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing binnen de 'Waterstaat - Beschermingszone water', mits:

  • a. het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
7.3.2 Procedure afwijking

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel 13.4 gegeven procedure.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Gebruik van de gronden

Op de gronden binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat – Beschermingszone water' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

Artikel 8 Waterstaat – Erosie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Erosie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor maatregelen en voorzieningen voor het bestrijden en voorkomen van:

  • a. bodemerosie en wateroverlast;
  • b. het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem;
  • c. de aantasting van het grondwaterpakket.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.

8.2 Specifieke gebruiksregels
8.2.1 Gebruik van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 11.1 wordt tenminste verstaan gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van aanwezige graften;
  • b. voor het belemmeren of aantasten van aanwezige grasbanen en regenwaterbuffers (incl. aan- en afvoervoorzieningen).
8.3 Afwijken van de gebruiksregels
8.3.1 Afwijken gebruik percelen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 8.2 en 8.4 ten behoeve van het uitoefenen van het gebruik, zoals beschreven onder 8.2.1 en het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zoals beschreven onder 8.4.1, mits voor de desbetreffende percelen voldoen aan de regelgeving omtrent erosie.

8.3.2 Afwijkingsprocedure

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 15.1 gegeven procedure.

8.4 Aanlegvergunning
8.4.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden

Het is verboden op of in de tot 'Waterstaat – Erosie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen of egaliseren van de in het landschap aanwezige laagten;
  • b. het afgraven van grond, indien door de afgraving de kans op bodemerosie en/of wateroverlast toeneemt;
  • c. het scheuren van grasland in gebieden die zijn gelegen binnen de dubbelbestemming Waarde-Ecologie met de aanduiding EHS;
  • d. de aanleg van een waterbuffer groter dan 100 m²;
  • e. het aanbrengen van verhardingen.
8.4.2

Het bepaalde in 8.4.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
8.4.3

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

8.4.4

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de in artikel 15.3 gegeven procedure.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid
8.5.1 Wijziging in de bestemming Waarde-Landschapselement

Burgemeester en Wethouders kunnen binnen 'Waterstaat – Erosie' de dubbelbestemming 'Waarde-Landschapselement' toevoegen, ten behoeve van de aanleg van landschapselementen op gronden steiler dan 2%, mits:

  • a. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • b. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • c. aangrenzende waarden en belangen, waaronder het agrarische belang, niet onevenredig worden geschaad,

met dien verstande, dat:

  • a. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 31 'Waarde - Landschapselement' van de regels van het bestemmingsplan 'Gulpen Wittem buitengebied'.
8.5.2 Procedure wijziging

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 15.2 gegeven procedure.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bouwverbod

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de op de plankaart aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.

10.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
10.2.1

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

10.2.2

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

10.2.3

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 10.2.1 en 10.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

10.2.4

Het bepaalde in 10.2.1 en 10.2.2 is niet van toepassing voor bouwwerken die zijn gelegen binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' en 'Natuur'.

10.3 Ondergronds bouwen
10.3.1

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

10.3.2

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    • 4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.
  • a. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • b. bij het berekenen van de blijkens de plankaart of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
10.3.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 10.2.3 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

11.2 Gebruik van de gronden en bebouwing

Onder verboden gebruik, als bedoeld in 11.1, wordt naast het bepaalde in 11.3 tevens verstaan het gebruik van de gronden en bebouwing voor:

  • a. een seksinrichting of soortgelijk bedrijf, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting' op de plankaart;
  • b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • c. straatprostitutie,

waarbij mede invulling wordt gegeven aan het gemeentelijk prostitutiebeleid, zoals vastgelegd in het Bestemmingsplan Prostitutiebeleid, vastgesteld Raad 21-2-2002, goedgekeurd GS 21-5-2002.

11.3 Ontheffing gebruiksverbod

Burgemeester en wethouders verlenen, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 15.1, ontheffing van het bepaalde in artikel 11.1 als strikte toepassing van het voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Milieuzone - Bodembeschermingsgebied

Binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland is duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden als bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven is naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzondere biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Milieuverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

12.2 Milieuzone - Stiltegebied

Binnen het 'milieuzone – stiltegebied' zijn storende gebruiksvormen, zoals lawaaisporten, vormen van intensieve recreatie, niet-agrarische bebouwing en infrastructuur, behalve indien het beoogde gebruik geen onevenredige akoestische verstoring tot gevolg heeft, uitgesloten, e.e.a. met uitzondering gebiedseigen geluid. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Provinciale Milieuverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

12.3 Overig - Landgoed

Binnen de het op de plankaart aangeduide 'Overig - Landgoed' dienen de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschappelijk, landschapsecologische en natuurlijkwetenschappelijke of cultuurhistorische waarden beschermd te worden.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, behoudens voor gronden bestemd voor 'Natuur' en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, ontheffing verlenen van de regels van het plan ten aanzien van:

  • a. de bebouwing van niet voor bewoning bestemde gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte ten hoogste 3,50 m mag bedragen;
    • 2. de inhoud ten hoogste 50 m³ mag bedragen.
13.2 Ontheffing antenne-installaties

Burgemeester en Wethouders kunnen, behoudens voor gronden bestemd voor 'Natuur' en 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden' en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, ontheffing verlenen van de regels van het plan ten aanzien van:

  • a. het oprichten van antenne-installaties met dien verstande dat de deze voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de beleidsnotitie Mobiele Telecommunicatie van de gemeente Gulpen-Wittem.
13.3 Ontheffing afwijken met 10%

Burgemeester en Wethouders kunnen, behoudens voor gronden bestemd voor 'Natuur' en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, ontheffing verlenen van de regels van het plan mits:

  • a. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
  • b. de belangen van derden niet worden geschaad.

In die gevallen waarin reeds uit hoofde van de regels in de respectievelijke artikelen een ontheffing is verleend mag niet nogmaals op grond van onderhavige ontheffingsregel ontheffing worden verleend. Tevens is de 10%-regeling reeds toegepast ter plaatse van de aanduiding '10%-regeling toegepast' en mag niet nogmaals worden verleend.

13.4 Procedure ontheffing

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 15.1 gegeven procedure.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.

14.2 Toepassing Ruimte voor ruimte

Burgemeester en Wethouders kunnen, toepassing gevende aan de 'POL-aanvulling Ruimte voor Ruimte Zuid-Limburg', het plan wijzigen ten behoeve van het realiseren van één of meerdere burgerwoningen op passende locaties, in ruil voor het duurzaam en substantieel slopen van (overtollige) bedrijfsgebouwen, mogelijk maken, mits voldaan wordt aan de algemene randvoorwaarden en de specifieke voorwaarden voor Zuid-Limburg, zoals deze zijn vermeld in de 'POL-aanvulling Ruimte voor Ruimte Zuid-Limburg', met dien verstande, dat:

  • a. aansluiting wordt gezocht bij de in dit plan opgenomen bestemmingen;
  • b. sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
14.3 Toepassing VORm

Burgemeester en Wethouders kunnen, toepassing gevende aan de 'Verhandelbare Ontwikkelings-Rechten-methode (VORm)', het plan wijzigen ten behoeve van het realiseren van één of meerdere burgerwoningen of andere stedelijke functies op passende locaties, in ruil voor een ruimtelijke kwaliteitsverbetering waarbij ingezet wordt op ecologische en maatschappelijke doelen, mits voldaan wordt aan de algemene randvoorwaarden en de specifieke voorwaarden, zoals deze zijn vermeld in de 'POL-herziening op onderdelen Contourenbeleid Limburg', met dien verstande, dat:

  • a. zoveel als mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de in dit plan opgenomen bestemmingen;
  • b. ontwikkelingen niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) plaatsvinden;
  • c. sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
14.4 Procedure wijziging

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 15.2 gegeven procedure.

Artikel 15 Algemene procedureregels

15.1 Procedure ontheffing

Bij het verlenen van ontheffing ingevolge de in deze regels opgenomen ontheffingsmogelijkheden ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. de aanvraag of het ontwerp van het ontheffingsbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende ten minste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. Burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan deze terinzagelegging, kennis van de aanvraag of het ontwerpbesluit en de terinzagelegging ervan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen die in de gemeente verspreid worden;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  • d. de overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit omtrent verlening van ontheffing.
15.2 Procedure wijziging

Bij het wijzigen van het plan ingevolge de in deze regels opgenomen wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, worden de procedureregels van artikel 3.6, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening in acht genomen en indien van toepassing wordt daaraan voorafgaand de inspraakprocedure als bedoeld in de gemeentelijke Inspraakverordening gevolgd.

15.3 Procedure aanlegvergunning

Bij het toepassen van de aanlegvergunning als bedoeld in deze regels geldt de procedure zoals vervat in de artikel 3.18 van de Wet ruimtelijke ordening.

15.4 Procedure sloopvergunning

Bij het toepassen van de sloopvergunning als bedoeld in deze regels geldt de procedure zoals vervat in de artikel 3.20 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

16.2 Voorrangsregeling
16.2.1 Strijdigheid belangen

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

16.2.2 Realisatie nieuw beleid door dubbelbestemmingen

De realisatie van nieuw beleid door middel van dubbelbestemmingen hoeft niet gebiedsbreed (binnen de gehele dubbelbestemming) te zijn, wil de doelstelling gehaald worden. Als er echter afbreuk gedaan wordt aan de gegeven gebiedsbreedte c.q. niet de gehele dubbelbestemming wordt benut, moet voor het resterende gedeelte aangetoond worden dat dit voldoende is om het beoogde beleid voor dat gebied te realiseren. Dat wil zeggen dat de omvang van de opgenomen dubbelbestemmingen zo ruim is dat, om het nagestreefde beleid te doen slagen, niet altijd de gehele dubbelbestemming behoeft te worden benut.

16.2.3 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.

16.3 Parkeren

Daar waar in de regels wordt verwezen naar het parkeerbeleid, moet de, op het tijdstip van aanvraag van de bouwvergunning geldende parkeernormen worden gehanteerd. De gemeente beschouwt de CROW/ASVV 2004 (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom), of een daarvoor in plaatstredend stuk, in het kader van dit bestemmingsplan als een gemeentelijke regeling.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

17.1.3

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsrecht van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.2.4

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

17.3 Hardheidsclausule
17.3.1

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen Burgemeester en Wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

17.3.2

Bij toepassing van de ontheffing als bedoeld onder 17.3.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 15.1.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Terzieterweg 17 te Epen'.