direct naar inhoud van Artikel 8 Wonen
Plan: KBP 2008, herziening 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1728.BPA5011KBPherz11-VAST

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

  • a. wonen;
  • b. bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A;
  • c. kleinschalige bedrijfsactiviteiten, geldt uitsluitend ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  • d. tuinen, erven en verhardingen;
  • e. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • f. groenvoorziening en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bebouwing is uitsluitend toegestaan in de vorm van vrijstaande woningen ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarbij het op de verbeelding vermelde cijfer duidt op het maximaal aantal te realiseren woningen.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt dat het hoofdgebouw gebouwd dient te worden in het op de verbeelding opgenomen bouwvlak en dat de inhoud van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1.200 m³.
  • c. Hoofdgebouwen mogen een diepte hebben van ten hoogste 15 m.
  • d. De goothoogte bedraagt:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' niet meer dan 5,5 m;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' niet meer dan 3,5m.
  • e. De (nok)hoogte bedraagt:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' niet meer dan 10 m;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' niet meer dan 7,5 m.
  • f. De bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' bedraagt 6,5 m.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' geldt dat het hoofdgebouw is voorzien van een plat dak. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' geldt dat het hoofdgebouw is voorzien van een zadeldak of een lessenaarsdak.
  • h. De afstand van een hoofdgebouw tot de naar de openbare weg gerichte perceelsgrens of grenzen bedraagt niet minder dan 5 m.
  • i. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m.
8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw moeten worden gesitueerd.
  • b. Overkappingen mogen worden gesitueerd maximaal 3 m voor de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de (nok)hoogte van een overkapping maximaal 3 m bedraagt;
    • 2. de overkapping voor de voorgevellijn geen gesloten wanden heeft.
  • c. Voor overkappingen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag de afstand tot de grens met de openbare ruimte niet minder dan 1 m bedragen.
  • d. Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd voor het verlengde van de voorgevellijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouw.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet bedragen dan 85 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' aanvullend is toegestaan een bijgebouw ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten met een maximaal oppervlak van 400 m² en een nokhoogte van 9 m.
  • f. De gronden gelegen achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 55% worden bebouwd.
  • g. Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder e geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 115 m².
  • h. Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven voor tenminste 3 m tot de zijdelingse perceelgrens en tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 3 m achter de voorgevellijn.
  • i. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • j. De (nok)hoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen.
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
8.2.4 Ondergrond bouwen

Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m beneden peil;
  • b. Een ondergronds bouwwerk is alleen toegestaan onder het hoofdgebouw.