direct naar inhoud van Artikel 9 Leiding - Water
Plan: KBP 2008, herziening 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1728.BPA5011KBPherz11-VAST

Artikel 9 Leiding - Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. waterleiding;
  • b. het beheer, onderhoud en bescherming van de leiding;

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven figuur 'hartlijn leiding water' kan binnen een afstand van 5 meter uit de hartlijn een leiding ten behoeve van water worden gerealiseerd.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwverbod

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 3,5 meter.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1en toestaan dat in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kunnen worden gebouwd, mits de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en het bevoegd gezag bij de betreffende leidingbeheerder schriftelijk advies heeft ingewonnen.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod uitvoeren werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. het verharden van oppervlak, het aanleggen van leidingen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.
9.4.2 Uitzondering

Het in artikel 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
9.4.3 Voorwaarde
  • a. De in artikel 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de waterleiding zijn gewaarborgd.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.