Plan: | Herinrichting Keersop Kromhurken |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1724.OVUkro0083-VAST |
De Kromhurken is een natuurgebied ten zuiden van Bergeijk. Het gebied ligt in het beekdal van de Keersop, een zijbeek van de rivier De Dommel. De Keersop ontstaat als Elzenloop ten noorden van Lommel en stroomt langs Luyksgestel, Bergeijk, Westerhoven en Dommelen. Even voorbij buurtschap Keersop mondt hij uit in de Dommel. Het waterschap heeft diverse opgaven voor dit beekdal. Eén van de doelen is de ooit recht getrokken Keersop weer natuurlijker te maken. Een ander doel is het herstel van verdroogde natuur langs de Keersop en de Beekloop. Daarnaast dienen maatregelen te worden genomen om de waterkwaliteit van de Keersop te verbeteren. Naast deze wateropgaven gaat het waterschap aan de slag met de realisatie van het Natuurnetwerk en de Gebiedsimpuls N69, gericht op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in het gebied. Ten behoeve van de realisatie van deze opgaven is het beekdal onderverdeeld in een viertal deelgebieden. Een van deze deelgebieden betreft de Kromhurken.
Figuur 1 Uitsnede topografische kaart met globale situering plangebied
Natuurgebied De Kromhurken maakt onderdeel uit van het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux, het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en het integrale Gebiedsplan Grenscorridor N69. Het project Kromhurken geeft door middel van een integrale aanpak invulling aan de volgende gebiedsopgaven:
Om de in het natuurgebied Kromhurken aanwezige stikstofgevoelige habitattypen hoogveenbos en vochtig alluviaal bos (elzen- en berkenbroekbos) in stand te houden zijn in het gebied en de directe omgeving maatregelen nodig. Hiertoe is het project Kromhurken opgestart. Enkele aan het bestaande natuurgebied aangrenzende (voormalige) landbouwpercelen worden heringericht/afgegraven en aan het bestaande natuurgebied toegevoegd. Daarnaast worden enkele delen van watergangen gedempt en wordt onder meer een nieuwe watergang gegraven.
Waterschap De Dommel coördineert de uitvoering van de natuurherstelmaatregelen in het gebied. Voor de nadere uitwerking van de herinrichting en te nemen herstelmaatregelen in dit (midden)gedeelte van het beekdal van de Keersop is door Waterschap De Dommel in samenwerking met Staatsbosbeheer, provincie Noord-Brabant en belanghebbenden een inrichtingsplan opgesteld.
Dit inrichtingsplan is opgesteld, in de vorm van een definitief projectplan als bedoeld in de Waterwet. Op 24 maart 2020 heeft het Dagelijks Bestuur van het waterschap dit definitieve projectplan Waterwet (hierna genoemd PPWW) vastgesteld en heeft vanaf 30 maart 2020 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Hierop is geen beroep ingebracht. Het definitieve PPWW is als Bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. In dit PPWW zijn alle uit te voeren inrichtingsmaatregelen in het gebied opgenomen. Deze worden getoetst aan vigerende wetgeving en beleid.
De in het PPWW voorgestelde maatregelen vinden deels plaats op gronden, die in eigendom zijn van de provincie of natuurbeherende instantie en reeds zijn voorzien van een natuurbestemming. Maatregelen zijn echter ook deels voorzien op gronden, die weliswaar reeds in eigendom zijn van waterschap, provincie of gemeente, maar nog niet zijn voorzien van een passende natuurbestemming. Op basis van de geldende bestemmingen zijn de beoogde maatregelen ten behoeve van het gewenste natuurherstel niet zondermeer allemaal mogelijk.
Middels een aanvraag aan het bevoegd gezag om verlening van een (uitgebreide) omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt uitvoering van de voorgestelde natuurherstelmaatregelen op deze percelen alsnog planologisch mogelijk gemaakt. Deze ruimtelijke onderbouwing vormt een integraal onderdeel van deze omgevingsvergunning.
Om het bevoegd gezag in de gelegenheid te stellen de effecten van de voorgenomen maatregelen op het milieu te kunnen wegen en te beoordelen of er een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen, is een m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld, zie Bijlage 2. Gelet op het integrale karakter en vanuit het zorgvuldigheidsprincipe zijn de milieueffecten van de nodige maatregelen van het voornemen beeld gebracht. Hieruit blijkt dat er met de voorgenomen maatregelen geen aanleiding is voor het opstellen van een milieueffectrapport. Op 26 november 2019 heeft het college van B&W van de gemeente Bergeijk mede op basis van deze notitie besloten dat voor de omgevingsvergunning in het kader van de buitenplanse afwijking (Wabo artikel 2.12 lid 1 onder a, sub 3) geen MER hoeft te worden opgesteld, zie Bijlage 3.
Het projectgebied van het PPWW ligt in de gemeente Bergeijk, ten zuiden van de kern Bergeijk. De projectlocatie betreft een gedeelte van de Keersop, een klein gedeelte van het natuurgebied Kromhurken en enkele aangrenzende landbouwgronden. Aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door de Vlieterdijk, aan de oostzijde door de weg Kromhurken, aan de zuidzijde door de Looerheideweg en aan de westzijde grenst het projectgebied aan landbouwpercelen.
Figuur 2 Uitsnede topografische kaart met begrenzing projectgebied PPWW
Het plangebied van voorliggende aanvraag omgevingsvergunning omvat niet het gehele projectgebied van het PPWW, maar uitsluitend de gronden, waar inrichtingsmaatregelen ten behoeve van het NNB (waaronder afgraven van de bovenlaag) en hydrologische herstelmaatregelen zijn voorzien én waarvan de gronden dienen te worden voorzien van een natuurbestemming. Dit heeft betrekking op in totaal 6 kadastrale percelen, zie figuur 3a en 3b hieronder. Overige ingrepen in het kader van het vastgestelde PPWW kunnen reeds op basis van de geldende bestemming danwel artikel 5.10 van de Waterwet worden uitgevoerd.
Figuur 3a Uitsnedes topografische kaart met begrenzing percelen plangebied (noordelijk gedeelte)
Figuur 3b Uitsnedes topografische kaart met begrenzing percelen plangebied (zuidelijk gedeelte)
Voor de gronden van het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied Bergeijk 2011' van toepassing, dat deels is herzien met het bestemmingsplan '1e Herziening Buitengebied Bergeijk 2014' alsmede het bestemmingsplan '2e Herziening Buitengebied Bergeijk 2017' dat op 1 juni 2017 is vastgesteld door de gemeenteraad van Bergeijk. Binnen dit bestemmingsplan hebben de noordelijk gelegen gronden (A en B, zie navolgende figuur 4) de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden 1' en het meest zuidelijk gelegen perceel aan de Looerheideweg (perceel C) heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden 2'. Deze gronden zijn allen bestemd voor agrarisch gebruik, alsmede behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden in het algemeen. Voor de 4 percelen aan de westzijde van Keersop (A) is tevens de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels' opgenomen en voor het perceel B de functie aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten'. Ter plaatse zijn de gronden tevens specifiek bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden voor struweelvogels respectievelijk kwetsbare soorten. Voor zowel A als B is tevens de gebiedsaanduiding 'groenblauwe mantel' van toepassing. Ter plaatse zijn de gronden tevens specifiek bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Voor perceel C geldt de gebiedsaanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur'. Ter plaatse zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel, of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Voor zowel A als B is tevens de gebiedsaanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' opgenomen. Ter plaatse is uitbreiding, vestiging en omschakeling naar een veehouderij niet toegestaan, tenzij sprake is van een grondgebonden veehouderij.
Voor alle percelen is voorts de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5.1' van toepassing. Voor bodemingrepen met een omvang van meer dan 2.500 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m onder maaiveld geldt een omgevingsvergunningsplicht.
Figuur 4 Uitsnede bestemmingsplankaart met in blauw begrenzing percelen plangebied
Op grond van de geldende agrarische gebiedsbestemmingen is regulier agrarisch gebruik van de gronden binnen het plangebied nog mogelijk, terwijl dat niet meer verenigbaar is met de voorgenomen natuurherstelmaatregelen en voorgestane hoofdfunctie natuur voor de betreffende percelen. Om de herstelmaatregelen planologisch - juridisch te borgen is een bestemmingswijziging van deze percelen naar een natuurbestemming noodzakelijk. Hiervoor wordt bij het bevoegd gezag (gemeente Bergeijk) een aanvraag ingediend voor verlening van een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan. Deze ruimtelijke onderbouwing vormt een integraal onderdeel van deze omgevingsvergunning.
Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 een beschrijving opgenomen van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het Rijks-, provinciaal-, en gemeentelijk beleid beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de uitgevoerde milieueffect beoordeling en in hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de milieu- en waardenaspecten die van belang zijn in het kader van de voorliggende ruimtelijke onderbouwing. In hoofdstuk 6 komen de economische haalbaarheid alsmede de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde. In het laatste hoofdstuk volgt een integrale afweging en eindconclusie.
Het plangebied omvat in totaal 6 percelen, waarvan 4 percelen zijn gelegen ten westen van de Keersop. Dit betreft het kadastrale perceel H64 alsmede de kadastrale percelen: HBEK00H1023, H1025 en H1065 gedeeltelijk. Één perceel (kadastraal bekend BEK00H 915) is gelegen ten oosten van de Keersop, direct ten noorden grenzend aan het bestaande natuurgebied Kromhurken. Één perceel (kadastraal bekend BEK H 0073) is gelegen in het zuidoosten van het bestaande natuurgebied de Kromhurken op de hoek van de Looerheideweg en de Kromhurken, binnen het bestaand natuurgebied. Betreffende percelen zijn allen in eigendom van de Provincie Noord-Brabant met uitzondering van het perceel H1065. Dit perceel is nog in eigendom van Gemeente Bergeijk en hier is nu nog sprake van een reguliere pachtsituatie. In het kader van de beoogde herinrichting wordt echter gewerkt aan een overdracht van dit perceel naar de provincie Noord-Brabant.
Figuur 5 Ligging percelen plangebied
5 Percelen zijn momenteel nog in regulier agrarisch gebruik. Deze sterk bemeste graslanden worden nu nog intensief beheerd. Het perceel op de hoek van de Looerheideweg betreft een braakliggend terrein met opslag van grassen en ruigtekruiden.
De 4 noordelijke percelen grenzen aan de Keersop. De Keersop is een voor Brabantse begrippen snel stromende beek welke in het verleden sterk gekanaliseerd was. In het gebied is het water helder en is er sprake van sterke fluctuaties in het waterpeil, met een hoogteverschil van zo'n 70 cm tussen de hoogste en laagste waterstand. De afgelopen jaren hebben op verschillende plaatsen herstelmaatregelen plaatsgevonden, waarbij meanders terug gebracht zijn en er gewerkt is aan een natuurlijk waterpeil. Daarnaast zijn verschillende vispassages aangelegd. Aanpassingen aan De Keersop (hermeandering) zijn niet voorzien in het plangebied, maar wel wordt een deel van de oevers verlaagd.
Door de hogere stroomsnelheid, bijzondere watersamenstelling en het goede zuurstofgehalte heeft de Keersop een rijke soortensamenstelling. De flora van de beek is minder bijzonder, voornamelijk vanwege te hoge gehaltes aan voedingstoffen van het beekwater.
Figuur 6 Impressies van de Keersop (bron: wwww.bestemmingbergeijk.nl)
Direct grenzend aan het plangebied bevindt zich het natuurgebied Kromhurken. Dit natuurgebied bestaat voor het grootste deel uit vochtige en natte bossen, met een kern van elzen- en berkenbroekbos. De kern in het zuiden wordt doorsneden door een strook met voornamelijk lage vegetaties, waarin een zwak gebufferd ven ligt en in het oosten kleine stukken droge heide. De Keersop doorsnijdt het gebied. De overige delen van de Kromhurken bestaan vooral uit jong bos op voormalige landbouwgrond, voedselrijk grasland en delen met recente natuurontwikkeling. Het grote perceel grasland tussen het kerngebied in het zuiden en het bosje langs de Vlieterdijk bestaat momenteel uit soortenarm, voedselrijk grasland dat wordt begraasd door runderen. In het zuiden, grenzend aan de kruising tussen de Looerheideweg en de Kromhurken ligt een braakliggend terrein met opslag van grassen en ruigtekruiden.
Figuur 7 Ligging bestaande Natura 2000 habitattypen natuurgebied Kromhurken
Om de in het natuurgebied Kromhurken aanwezige stikstofgevoelige habitattypen hoogveenbos (berkenbroekbos) en vochtig alluviaal bos (elzenbroekbos) in stand te houden zijn in het gebied en de directe omgeving maatregelen nodig. Voor de nadere uitwerking van de herinrichting en te nemen herstelmaatregelen in dit (midden)gedeelte van het beekdal van de Keersop is door Waterschap De Dommel in samenwerking met Staatsbosbeheer, provincie Noord-Brabant, gemeente Bergeijk en belanghebbenden een inrichtingsplan opgesteld.
Dit inrichtingsplan is opgesteld, in de vorm van een definitief projectplan als bedoeld in de Waterwet. Dit projectplan is als Bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. In dit PPWW zijn alle uit te voeren inrichtingsmaatregelen in het gebied opgenomen. De maatregelen zijn tot stand gekomen op basis van fosfaatonderzoek, stroombaanonderzoek, natuuronderzoek en hydrologische modelberekeningen. Bij de inrichtingsmaatregelen is gekeken welke omstandigheden optimaal zijn voor de aanleg en de ontwikkeling van de verschillende doelen. Navolgend zijn de maatregelen beschreven:
Maatregelen perceelsniveau
Figuur 8 Opzet van de maatregelen en aanduiding percelen (Bron: definitief Project Plan WaterWet, BTL advies)
Ontgraven percelen P1 (incl. oevers KS1)
Ten behoeve van de ontwikkeling van het ambitiebeheertype vochtig hooiland wordt een deel van perceel P1b, 0,35m - maaiveld ontgraven. Hiermee wordt de fosfaatrijke toplaag verwijderd. Dit heeft als bijkomend voordeel dat het gebied natter wordt, wat bijdraagt aan de doelrealisatie van dit ambitiebeheertype. Kort na afgraven (< 1 jaar) wordt maaisel / plagsel opgebracht vanuit een goed ontwikkelde referentielocatie om kolonisatie door doelsoorten te stimuleren of wordt het gebied ingezaaid met een gewenst mengsel. In P1a wordt deels tot 0,40 m -maaiveld ontgraven ten behoeve van het ambitiebeheertype kruiden- en faunarijk grasland. De ontgraving van percelen P1a en P1b wordt tot en met de oevers van de Keersop doorgevoerd, zodat een meestromende waterberging ontstaat (klimaatbuffer). Het niet ontgraven deel van het perceel P1 (het westelijk gedeelte) blijft geschikt voor begrazing in het kader van agrarisch natuurbeheer. In drogere perioden zullen ook de ontgraven delen begraasbaar zijn.
Ontgraven watergang
Om te zorgen voor de ontwatering van het landbouwgebied wordt op de rand van perceel P3 een nieuwe watergang aangelegd en aangesloten op de KS17. Het hart van de watergang komt op de kadastrale grens van perceel P3 te liggen. Het profiel van de nieuw te graven watergang is hetzelfde als het te dempen deel. De bodemhoogte van de nieuwe watergang sluit aan op de huidige bodemhoogtes van het niet te dempen deel van de BODO-0320 (aan de oostzijde) en de KS17 (aan de westzijde). Hiermee is sprake van een aflopend profiel richting de KS17.
Ontgraven maaiveld perceel P3
Perceel P3 staat niet in rechtstreekse verbinding met de Keersop, heeft een beperkte fosfaatbeschikbaarheid en de juiste grondwaterstanden waardoor nat schraalland kan ontwikkelen. In verband met het verschil in fosfaatbeschikbaarheid wordt in het westelijk deel van het perceel. 0,40 m -maaiveld ontgraven en in het oostelijk deel 0,20 m -maaiveld. Kort na afgraven (< 1 jaar) wordt maaisel/plagsel opgebracht vanuit een goed ontwikkelde referentielocatie om kolonisatie door doelsoorten te stimuleren of wordt het gebied ingezaaid met een gewenst mengsel. Voor ambitiebeheertype nat schraalgrasland is het niet wenselijk dat de percelen jaarlijks inunderen met water uit de Keersop. Ook is nat schraalgrasland niet geschikt voor begrazing. De strook langs BODO-0320 wordt niet ontgraven.
Ontgraven perceel P4
Perceel P4 is na de ontgraving van de fosfaatrijke toplaag van 0,35m geschikt voor het ontwikkelen van hoogveenbos. Dit wordt niet aangelegd, maar wordt verkregen door middel van spontane ontwikkeling en beheer. Vanwege de verkeersveiligheid wordt de hoek van het perceel langs het kruispunt van de wegen Kromhurken en Looerheideweg vrijgehouden van bos.
Aanleg houtwal op percelen P1 en P3
In de percelen worden enkele houtwallen aangebracht. Ter plaatse van de houtwallen blijft het maaiveld op het huidige niveau, zodat de beplanting in de huidige (rijke) toplaag zich kan ontwikkelen.
De ingrepen die in het plangebied plaatsvinden bestaan voornamelijk uit het deels tot max 40 cm afgraven van landbouwpercelen en grasland ten behoeve van het realiseren van extra berging en schralere natuurtypen.
Overige ingrepen (passend binnen de bestemming)
Op perceel P2 worden eveneens ontgravingsmaatregelen voorzien, maar deze zijn reeds mogelijk binnen de bestaande natuurbestemming en archeologische dubbelbestemming en maken derhalve geen onderdeel uit van onderhavig plangebied.
Ook voor het in het PPWW beschreven dempen van de watergang OWL30135 en een gedeelte van de watergangen BODO-0321 (gelegen tussen de Keersop en de hoek weg Kromhurken - Looerheideweg) en BODO - 0320 (tussen het huidige natuurgebied en perceel P3) ten behoeve van het beperken van de drainerende werking van de watergang op het naastgelegen alluviale bos is geen bestemmingswijziging noodzakelijk en zijn betreffende gronden derhalve niet opgenomen in het plangebied.
Ter plaatse van een sterke meander in de Keersop, wordt een bypass aangelegd in de vorm van een beperkte maaiveldverlaging. In de huidige situatie veroorzaakt deze meander bij hoge piekafvoeren bovenstrooms problemen, omdat het water dan niet snel genoeg afgevoerd kan worden. Hiertoe wordt deze meander doorgestoken in de vorm van een maaiveldverlaging. Het maaiveld wordt 60 cm verlaagd, met een bovenbreedte van 7 meter en een talud van 1:5. De bypass treedt pas in werking bij hoge piekafvoeren doordat de bodemhoogte gelijk ligt aan het peil van de Keersop bij een t=1 (situatie die gemiddeld eens per jaar voorkomt. Voor deze ingreep is geen bestemmingswijziging noodzakelijk, de gronden zijn reeds voorzien van de bestemming 'Natuur' respectievelijk 'Water'. Betreffende gronden zijn derhalve niet opgenomen in het plangebied.
Bovenstaande overige ingrepen zijn reeds mogelijk op basis van de geldende bestemming en maken derhalve geen onderdeel uit van het plangebied. Met vaststelling van het definitieve PPWW zijn deze ingrepen tevens vrijgesteld van een omgevingsvergunningsplicht op basis van de waterwet, artikel 5.10. Dit geldt voor de ontgravingsmaatregelen op perceel P2, de demping van de watergangen (OWL30135 en gedeeltelijk BODO-0321 en BODO 0320), aanleg van de bypass alsmede aanleg van houtwallen op het perceel P1.
Natura 2000
Natura 2000-gebieden zijn natuurgebieden die onder de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn vallen. Om de waardevolle en kenmerkende natuur voor Europa te beschermen, heeft de Europese Unie het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden. Het netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit.
De lidstaten wijzen speciale beschermingszones aan en moeten instandhoudingsmaatregelen nemen om deze Natura 2000- gebieden te beschermen. De Habitatrichtlijn verplicht de Europese Lidstaten om instandhoudingsmaatregelen te treffen voor de Natura 2000 gebieden, waaronder het vaststellen van beheerplannen.
De verplichting om een beheerplan op te stellen is opgenomen in artikel 2.1 van de Wet natuurbescherming. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie (hierna: GS) waarin het Natura 2000-gebied ligt, is verplicht om in het beheerplan de nodige instandhoudingsmaatregelen op te nemen en de beoogde resultaten van die maatregelen. De gronden binnen het plangebied maken zelf geen onderdeel uit van een Natura 2000 gebied, maar grenzen wel direct aan de Keersop en het natuurgebied Kromhurken, die beiden onderdeel uit maken van het Natura-2000 gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux', dat in 2013 definitief is aangewezen en waarvoor in 2018 een beheerplan is vastgesteld.
Figuur 10 Uitsnede kaart Natura 2000 gebied 'Leenderbos, Groote Heide en de Plateaux' geel gemarkeerd en in blauw kader globale situering plangebied
Aan de oostzijde van de Keersop zijn o.a. de stikstofgevoelige habitattypen hoogveenbos en vochtige alluviale bossen aangewezen. Op de Keersop zelf is het habitattype beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels) van toepassing. Daarnaast is de Keersop aangewezen voor de N2000 habitatsoort beekprik.
De maatregelen die met dit voornemen planologisch mogelijk worden gemaakt dragen bij aan de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux' en vormen een uitwerking van de maatregelen, die in het Natura 2000 beheerplan Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux (2018) zijn weergegeven.
Kaderrichtlijn Water
In de Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft de Europese Unie regels voor de bescherming van het oppervlaktewater en het grondwater. De lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht deze regels op te nemen in hun wetgeving. Volgens de Kaderrichtlijn Water moet het oppervlaktewater in 2015 in goede ecologische en chemische toestand zijn. Nederland heeft echter gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het bereiken van de doelen uit te stellen tot het jaar 2027.
De Kromhurken is binnen de Kaderrichtlijn Water als onderdeel van het waterlichaam 'Keersop', aangeduid als 'R4 - Permanente langzaam stromende bovenloop op zand'. Doelen voor deze gebieden zijn:
De uit te voeren maatregelen in het kader van het PPWW hebben mede tot doel om de waterkwaliteit van de beek te verbeteren. De maatregelen dragen daarmee bij aan het realiseren van de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Een van deze 13 belangen betreft het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS (inmiddels opgegaan in Natuurnetwerk Nederland (NNN)), inclusief de Natura 2000-gebieden.
De uitwerking en nadere afspraken over realisering van het Natuurnetwerk laat het Rijk over aan de provincies. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
Het voornemen heeft betrekking op uitbreiding van het Natuurnetwerk Nederland, aansluitend aan het Natura 2000 gebied de Kromhurken. Nadere bescherming van het NNN vindt plaats via het Barro en de provinciale verordening. Het plangebied is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen, derhalve heeft de SVIR geen consequenties voor voorliggend plan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Barro, ook wel bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn de 13 nationale belangen conform de SVIR opgenomen die juridische borging vereisen. Dit betreft het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Binnen het Natuurnetwerk Nederland geldt dat nieuwe projecten niet zijn toegestaan, als ze de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN significant aantasten.
Het gehele plangebied maakt reeds onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het betreft veelal voormalige agrarische gronden, die inmiddels aan het aangrenzende Natuurnetwerk zijn toegevoegd. De gronden zullen worden heringericht en deels afgegraven. Met de voorgenomen ontwikkeling worden de omzetting van het bestaande agrarische gebruik naar een natuurlijk ingericht terrein alsmede overige hydrologische herstelmaatregelen planologisch geborgd. Het voornemen leidt tot behoud en versterking van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. Onderhavige ontwikkeling sluit hiermee aan bij het rijksbeleid en past binnen de beleidsuitgangspunten van het Barro.
Het plangebied is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen, derhalve heeft het Barro geen verdere consequenties voor voorliggend plan.
De Structuurvisie ruimtelijke ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.
Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten.
In de structuurvisie beschrijft de provincie ook vier ruimtelijke structuren: de groen-blauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Iedere structuur wordt verder onderverdeeld in verschillende structuurvisiegebieden, waarvoor telkens het beleid en de ambities uiteengezet worden.
Het plangebied is deels gelegen binnen de groenblauwe mantel en deels binnen het kerngebied 'groenblauw'. Het gehele plangebied is gelegen binnen het waterbergingsgebied.
Figuur 11 Uitsnede structurenkaart met plangebied en aanduidingen
Groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur omvat de samenhangende gebieden in Noord-Brabant, waaronder de ecologische hoofdstructuur, waar natuur- en waterfuncties behouden en ontwikkeld worden. De structuur bestaat voornamelijk uit beken en andere waterlopen en uit bos- en natuurgebieden. Daarnaast liggen ook gebieden met een andere functie (zoals agrarisch of recreatie) binnen de groenblauwe structuur, als die gebieden van belang zijn voor de natuur- en waterfuncties.
Behoud en ontwikkeling van natuurwaarden in én buiten natuurgebieden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Niet alleen voor een goed waterbeheer (waaronder hoogwaterbescherming en waterberging) maar ook voor de ontwikkeling van de natuur.
Kerngebied groenblauw
Het kerngebied groenblauw bestaat uit alle natuurgebieden uit het natuurnetwerk brabant alsmede de omliggende hydrologische beschermingszones, de zogeheten attentiegebieden. De hoofdfunctie is hier behoud en ontwikkeling van het natuur- en watersysteem. Het ruimtelijke beleid is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten. Er is geen ruimte voor (grootschalige of intensieve) ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstellingen voor het NNB en beheer/herstel van de waterstructuren. Bestaande functies en bestaand gebruik binnen de groenblauwe kern worden gerespecteerd.
Het planvoornemen, natuurherstel en herstel van een robuuste waterloop, past naadloos binnen de doelstellingen voor de binnen de groenblauwe structuur en kerngebied groenblauw aangewezen gronden. Het planvoornemen voorziet in de verwezenlijking van de doelstellingen voor het gebied.
Vooruitlopend en anticiperend op de in werking treding van de nationale Omgevingswet in 2021 hebben Provinciale Staten op 14 december 2018 de Brabantse omgevingsvisie vastgesteld. Met deze omgevingsvisie geeft de provincie richting aan wat zij voor Brabant wil bereiken en biedt daarmee handvatten voor haar handelen in de praktijk.
De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste provinciale ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Conform de Omgevingswet staan de waarden veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie.
De visie geeft daarbij richting aan deze opgaven vanwege de ingrijpende veranderingen waarmee zij gepaard gaan. Daarnaast geeft de Omgevingsvisie ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan. De omgevingsvisie is verplicht, maar uitsluitend zelfbindend voor de provincie. De visie zal komende jaren nader worden uitgewerkt in diverse programma's en een provinciale omgevingsverordening.
Ten behoeve van een klimaatproof Brabant dienen het grondgebruik en de inrichting beter te worden ingesteld op de dynamiek van het water, zodat sprake is van een klimaatbestendig beeklandschap. De provincie zal gezamenlijk met de waterschappen, gemeenten en overige partners deze opgave oppakken.
Met het voornemen wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van kwetsbare natuurwaarden alsmede aan de herinrichting van een duurzamer watersysteem. Door herontwikkeling van het beeklandschap wordt met dit voornemen bijgedragen aan een meer klimaatbestendig en waterrobuust landschap.
Provinciale Staten hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: IOV) vastgesteld. De IOV is hierna op (ondergeschikte) onderdelen aangepast, waardoor momenteel de geconsolideerde versie van 8 december 2020 als toetsingskader geldt. De IOV betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De IOV is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies.
De IOV is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid zoals de omgevingsvisie. De beleidsneutrale omzetting betekent overigens niet dat er in het geheel geen wijzigingen ten opzichte van de huidige verordeningen zijn verwerkt.
De voor de ontwikkeling relevante onderwerpen, die in de IOV worden geregeld zijn:
Belangrijk voor het beleid in het buitengebied is de zonering van het agrarische gebied, de groenblauwe mantel en het natuurnetwerk brabant. Aan deze zonering zijn de ontwikkelingsmogelijkheid gekoppeld voor de agrarische en niet agrarische functies.
Figuur 12 Uitsnede verbeelding IOV met aanduidingen en structuren plangebied gelegen in rode kaders
Natuurnetwerk Brabant
Het gehele plangebied maakt inmiddels onderdeel uit van het Natuurnetwerk Brabant, zie figuur 13 hieronder.
Figuur 13 Uitsnede verbeelding IOV Natuurnetwerk Brabant (in groen) met plangebied gelegen in blauwe kaders
Voor het NNB geldt op basis van het rijksbeleid de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Voor bestaande niet-natuurfuncties in het NNB geldt dat de bestaande bebouwing en planologische gebruiksactiviteit zijn toegestaan. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen geldt een “nee, tenzij” regime. In de het gebied mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die significant negatieve effecten hebben op het gebied. Een nieuw bestemmingsplan gelegen in het NNB dient regels te stellen ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. De ecologische waarden en kenmerken van het gebied betreffen de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan.
Daarnaast maakt het plangebied onderdeel uit van de beschermingszone attentiegebieden NNB. Dit betreffen agrarische gebieden rondom kwetsbare natuurgebieden. Deze gebieden zijn aangeduid ter bescherming van de waterhuishouding van de NNB. Voor bodemingrepen die een negatief effect kunnen hebben op de (grond)waterstand van het nabijgelegen natuurgebied is een omgevingsvergunning vereist.
Met de voorgenomen ontwikkeling worden ten behoeve van het behoud en herstel van het alluviaal bos in de Kromhurken in de aangrenzende percelen natuurherstelmaatregelen genomen. Met onderhavig plan wordt de omzetting van het bestaande agrarische gebruik van deze percelen naar een natuurlijk ingericht terrein ter realisering van het Natuurnetwerk Brabant nader planologisch geborgd.
Cultuurhistorie
In de IOV heeft de provincie gebieden aangeduid met cultuurhistorische en aardkundige waarden. Voor deze gebieden geldt dat er geen ontwikkelingen mogen plaats vinden die de waarden en kenmerken van het gebied aantasten. De gronden van de planlocatie maken geen onderdeel uit van een provinciaal aangeduid cultuurhistorisch waardevol gebied, maar grenzen aan de oostzijde wel aan het waardevol gebied 'jonge heideontginning Enderheide en Maaijerheide'. Het voornemen zal niet leiden tot negatieve effecten op dit gebied. Daarnaast maken de gronden onderdeel uit van het cultuurhistorisch landschap Dommeldal. Het beleid is hier gericht op behoud, versterking en duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden.
Met de voorgenomen maatregelen (afgraving van de bouwvoor van enkele voormalige agrarische percelen en dempen van enkele ondergeschikte greppels/sloten) zijn geen negatieve effecten van het voornemen op de cultuurhistorische waarden binnen dit plangebied te verwachten.
Waterhuishouding
In de IOV zijn zogenaamde wateraanduidingen opgenomen voor gebieden waar geen ontwikkelingen plaats mogen vinden die tot risico's kunnen leiden voor de grondwater- kwaliteit of die ten kosten kunnen gaan van het waterbergend vermogen. Dit betreft de waterbergingsgebieden, waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en zoekgebieden voor behoud en herstel van watersystemen. De percelen ten westen van de Keersop zijn gelegen binnen de aanduiding 'Behoud en herstel watersystemen'. In deze gebieden is het beleid gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem. Er is hierbij geen onderscheid gemaakt naar gebieden waar al maatregelen zijn uitgevoerd. Het blijft immers van belang om deze gebieden te beschermen en de ruimte beschikbaar te houden. Maatregelen worden uitgevoerd op het gebied van de morfologie, zoals het laten hermeanderen van beken, het aanleggen van plas-draszones en het herstel van kwel. Er is ruimte naast de waterloop nodig om de maatregelen die de waterschappen en gemeenten daar nemen goed uit te kunnen voeren. Veel van deze maatregelen zijn een verplichting die voortvloeit uit de Europese Kaderrichtlijn Water.
In de aangegeven gebieden gelden ruimtelijke beperkingen aan activiteiten die het realiseren van watersysteemherstel belemmeren of onnodig kostbaar maken. In zijn algemeenheid is er sprake van een bufferzone van 25 meter rondom een waterloop.
De betreffende percelen aan de westzijde van de Keersop maken evenals het perceel aan de noordzijde van de Kromhurken tevens onderdeel uit van de regionale waterberging. Oprichting van bebouwing en ophoging van gronden is hier in beginsel niet toegestaan.
De uit te voeren maatregelen in het kader van het PPWW hebben mede tot doel om het natuurlijke karakter van de beek te herstellen. De maatregelen dragen daarmee bij aan het realiseren van de doelstellingen voor een natuurlijker klimaatproof watersysteem met extra waterbergingsmogelijkheden.
Ruimtelijke kwaliteit
In de IOV worden tevens algemene regels ten aanzien van het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit gegeven. In het algemeen houdt ruimtelijke kwaliteit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Ten behoeve van de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit is in de IOV de 'zorgplicht' opgenomen. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling moet bijdragen aan behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit.
Naast de zorgplicht is in de IOV tevens het beleidsvoornemen opgenomen met betrekking tot 'kwaliteitsverbetering van het landschap'. De vereiste kwaliteitsverbetering koppelt ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied aan een concrete tegenprestatie gericht op een verbetering van de kwaliteit van het landschap. Dit kan onder andere door landschapselementen aan te leggen.
Met het voornemen wordt voldaan aan bovenstaande regels uit de IOV, omdat met het voornemen wordt bijgedragen aan behoud en verdere ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarde van het bestaande natuurgebied en aangrenzende gronden.
Binnen de aangewezen structuren en aanduidingen is de algemene focus op ontwikkeling en versterking van de landschappelijk natuur en waterfuncties. In het onderhavige planvoornemen wordt er specifiek ingezet op natuurherstel en de realisatie van een robuust watersysteem. Daarmee wordt er concreet invulling gegeven aan de doelstellingen binnen het Natuur Netwerk Brabant, alsmede voor de doelstellingen binnen de groenblauwe structuur. Het planvoornemen is daarmee in lijn met de provinciale verordening.
Ontgronden en vrijstelling vergunningplicht
In artikel 2.33 sub b van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is een vrijstelling opgenomen voor een ontgronding die vanwege een natuurontwikkelingsproject wordt uitgevoerd. Hieraan zijn voorwaarden gesteld dat de ontgronding moet passen binnen de vigerende gebiedsanalyse PAS of binnen het vigerende natuurbeheerplan en het project is afgewogen via een plan dat is voorbereid met afdeling 3.4 Awb.
De ontgrondingen uit het projectplan Kromhurken kwalificeren als ontgrondings- en herinrichtingsactiviteiten in het kader van ecologische verbindingszones, beek- en kreekherstelprojecten of een overige natuurontwikkelingsproject. De activiteiten zijn in overeenstemming met de vigerende gebiedsanalyse PAS of een ter plaatse geldende gebiedsanalyse PAS, het vigerend natuurbeheerplan (natuurbeheerplan als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016) en de activiteiten zijn opgenomen in een plan waarin de betrokken belangen bij de ontgronding zijn afgewogen en dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht: het PPWW.
De Waterwet is per provincie uitgewerkt in een regionaal waterplan. In Brabant is dit het Provinciaal Waterplan 2016-2021. Daarnaast is de Verordening Water (15 oktober 2015) van kracht. De provincie wil dat het water bijdraagt aan een gezonde omgeving voor mens, dier en plant, waarin we veilig kunnen wonen en waar ruimte is voor economische, maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen. Dit wordt vertaald in de volgende maatschappelijke doelen:
Het beekdal van de Keersop heeft als deelfuncties 'Beschermd gebied', 'Attentiegebied' en 'Natte natuurparel'. De inrichting en het beheer zijn gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van gezonde en goed functionerende ecosystemen. In deze gebieden ligt de focus op het aanpakken van verdroging. Voor de Natte natuurparels geldt bovendien een strikt beschermingsbeleid. Dit beleid houdt in dat ingrepen in de waterhuishouding die niet zijn gericht op behoud of versterking van de natuurwaarden niet zijn toegestaan binnen deze gebieden én in een zone van 2 km rondom.
Figuur 14 Uitsnede Verordening Water met in rode kaders plangebied
Het voornemen voldoet aan bovenstaande regels, omdat met de voorgestelde ingrepen wordt voorzien in herstel van de waterhuishouding en wordt bijgedragen aan natuurontwikkeling en versterking van daartoe aangewezen natuurgebieden.
Op 3 juni 2010 is de Structuurvisie Bergeijk ‘Leven en beleven tussen bossen, beken en boerenland’ vastgesteld door de gemeenteraad. De Structuurvisie bestaat uit twee delen. Deel A betreft het Ruimtelijk Casco, waarin de toekomstvisie voor de gemeente Bergeijk is opgenomen. Deze visie formuleert het ontwikkelingskader voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete plannen en projecten. In het projectenplan (deel B) is het ruimtelijk programma voor de korte en middellange termijn benoemd. Daarnaast is aangegeven welke concrete projecten en plannen op korte termijn richting uitvoering worden gebracht en op welke wijze dat zal gebeuren. Het projectenplan wordt periodiek geactualiseerd.
Ruimtelijk casco
Op basis van een integrale analyse die is gebaseerd op de ‘lagenbenadering’ zijn in het Ruimtelijk Casco ruimtelijke keuzes gemaakt voor de toekomstige ontwikkeling van de gemeente Bergeijk.
Figuur 15 Uitsnede ruimtelijk casco, met blauw gemarkeerd de planlocatie indicatief weergegeven.
Het plangebied is gelegen binnen het blauw en groen raamwerk. Hierbinnen heeft het de aanduidingen 'Zoekgebied Waterberging', 'Leefgebied kwetsbare struweelvogels', 'kwelgebied', 'natte natuurparel' en 'natuurontwikkelings-, beheers- en reservaatgebied'.
Beekdal
De beekdalen vertegenwoordigen belangrijke waarden wanneer het gaat om natuur, landschap en water, maar hebben ook betekenis voor landbouw en recreatie. Deze functies zijn echter nevengeschikt aan de waarden uit de onderste lagen. In de beekdalen wordt behoud en versterking van een robuust water- en bodemsysteem nagestreefd. Daarnaast zijn de beekdalen aangewezen als natuurontwikkelingsgebied. De beekdalen zijn ecologische gezien, zowel actueel als potentieel, van grote betekenis. Ze sluiten aan op natuurgebieden ten zuiden van Veldhoven en hebben verder een ecologische relatie met omliggende gebieden. Ingrepen die bedoeld zijn om het profiel van de oevers een meer natuurlijk verloop te geven of om de beek zijn oorspronkelijke meanderende karakter terug te geven (beekherstel) zijn toegestaan.
Zoekgebied waterberging
In deze gebieden dient het water de ruimte te krijgen, zodat de beken kunnen meanderen en overstromen. In de zoekgebieden wordt met de ontwikkeling van grootschalige kapitaalintensieve functies alleen ingestemd, als uit de watertoets blijkt dat de geschiktheid voor waterberging niet verloren gaat.
Leefgebied kwetsbare struweelvogels
Een deel van het half gesloten agrarisch landschap bestaat uit ecologische leefgebieden voor kwetsbare soorten en voor struweelvogels. Hier kunnen activiteiten worden uitgevoerd met respect voor de aanwezige soorten. Het gaat dan veelal om de handhaving van de landschapsstructuur met kleinschalige percelen, houtwallen, solitaire bomen, alsmede ruige perceelsranden en slootkanten.
Kwelgebied
Een kwelgebied is een gebied waar grondwater vanuit diepere grondlagen richting het maaiveld stroomt. Kwelgebieden zijn met name te vinden langs de Beekloop, Keersop en Run.
Natte natuurparel
Een natte natuurparel is een belangrijk nat natuurgebied met bijzondere ecologische waarden, die afhankelijk zijn van (grond)water en de waterkwaliteit. Er mogen in het gebied (de natte natuurparel) of de omgeving (de beschermingszone natte natuurparel) geen activiteiten plaatsvinden die een verslechtering van de (hydrologische) situatie in de natte natuurparel zelf tot gevolg hebben.
Natuurontwikkelings-, beheers- en reservaatgebied
De doelstellingen voor de beheers- en reservaatsgebieden zijn als volgt:
Beheersgebied
In deze gebieden wordt er naar gestreefd de landbouw mede te richten op doelstellingen van natuur- en landschapsbehoud, door middel van het sluiten van overeenkomsten tussen de overheid en landbouwers. In zulke overeenkomsten verplichten de landbouwers zich om tegen een vergoeding de agrarische bedrijfsvoering aan te passen aan eisen van natuur en landschap.
Reservaatsgebied
Hier wordt verwerving van landbouwgronden door een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie nagestreefd met het oog op doelstellingen van natuur- en landschapsbehoud.
Het planvoornemen voorziet in de versterking van de groenblauwe structuur door de realisatie van hoogwaardige natuur, waardoor habitats en leefgebied van kwetsbare soorten en het landschap wordt versterkt, de verbetering van de waterkwaliteit en de versterking van de waterberging in het plangebied. Daarmee is het planvoornemen in lijn met hetgeen beoogd is in de Structuurvisie Bergeijk.
Het waterschap de Dommel heeft een waterbeheerplan opgesteld waarin de beleidsdoelen voor de periode 2016-2021 zijn beschreven. Het plan is afgestemd op de Europese Kaderrichtlijn Water, het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan.
In het waterbeheerplan De Dommel worden de volgende thema's behandeld:
De ruimtelijk relevante aspecten uit de waterbeheerplannen zijn opgenomen in het provinciale milieu- en waterplan en in de Verordening ruimte. Vanuit de waterschappen wordt aandacht geschonken aan de rol van water bij nieuwe ontwikkelingen. De trits vasthouden-bergen-afvoeren is hierbij leidend. Daarnaast is de door het waterschap opgestelde handreiking 'hydrologisch neutraal ontwikkelen' nog steeds van toepassing, die ingaat op de rol van water bij een toename van verstening. De uitgangssituatie van het watersysteem mag door de ruimtelijke ingreep niet verslechteren. Daarnaast moeten de kansen om bestaande ongewenste situaties te verbeteren zoveel mogelijk benut worden. Waterbeheerders dienen in een vroeg stadium bij het proces betrokken te worden, zodat kennis kan worden aangereikt over het watersysteem en mee kan worden gedacht over de ruimtelijke planvorming.
Met het planvoornemen worden door het verbeteren van de waterkwaliteit de natuurwaarden van de beek vergroot, wordt de bergingscapaciteit verbeterd en wordt de verdroging van het gebied teruggedrongen.
Na de wateroverlast van juni 2016 heeft het Algemeen Bestuur van het Waterschap De Dommel in april 2017 besloten de komende jaren extra te investeren om het watersysteem in het gebied klimaatbestendiger te maken. In het actieplan zijn aansluitend op het Waterbeheerplan samen met de overlegpartners 24 concrete maatregelen vastgelegd, waarmee het watersysteem in extreem natte en droge situaties tegen een stootje kan.
Met het planvoornemen wordt er invulling gegeven aan de natuurwaarden langs de beek. Door een natuurlijkere inrichting van het beekdal ontstaat er onder andere ook meer ruimte ten behoeve van waterberging bij piekafvoer (klimaatbuffer).
Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en -kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. In de Keur staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Op 26 februari 2015 heeft het waterschap de nieuwe Keur vastgesteld, die op 1 maart 2015 inwerking is getreden. Deze keur is in samenwerking tussen de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel tot stand gekomen, waardoor nu sprake is van een uniforme Keur.
Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd met een projectplan is geen watervergunning nodig. Het is echter niet gewenst dat de werkzaamheden die middels een projectplan worden uitgevoerd niet in lijn zijn met de algemene en beleidsregels van de Keur. Om deze reden zijn de voorgenomen maatregelen van het project getoetst aan de beleidsregels van het waterschap.
Figuur 16 Uitsnede keur met in rood plangebied
Het plangebied is grotendeels aangeduid als 'attentiegebied'. Het zuidoostelijke perceel is aangeduid als 'beschermd gebied'. In deze gebieden wordt een strikte waterhuishoudkundige bescherming gehanteerd. Nieuwe waterhuishoudkundige ingrepen zijn niet toegestaan, tenzij deze zijn gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur. Dit betekent dat alleen vergunning kan worden verleend indien de ingreep gericht is op de gewenste natuurontwikkeling of deel uitmaakt van een integraal plan voor de ontwikkeling van de natuur (compenserende maatregelen ter voorkoming van vernattingschade die het gevolg is van de ingreep worden hierbij inbegrepen).
De voorgenomen maatregelen in het plangebied dragen bij aan de hoofddoelstellingen zoals die geformuleerd zijn in het waterbeheerplan.
Een m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van activiteiten die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Een m.e.r.-procedure heeft als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van een plan of besluit.
Om te bepalen of een plan of besluit m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig is, wordt met name gekeken of de geplande activiteiten voorkomen in het Besluit m.e.r. De voorgenomen maatregelen voor het project staan als activiteiten genoemd in de zogenaamde C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. Per categorie van activiteiten is een drempelwaarde voor de omvang van de activiteit gegeven.
Gezien de aard van het voornemen (realisatie doelen op het gebied van natuur en water), de aard van de te nemen maatregelen en de te nemen besluiten, het beperkte plangebied, de beperkte uitstralingseffecten van de voorziene maatregelen voor andere functies, de aard van de te nemen besluiten en de wettelijke bepalingen, is er geen sprake van een verplichting tot het doorlopen van een m.e.r.-procedure. De omvang van de voorgenomen activiteiten ligt onder de drempelwaarde(n) zoals opgenomen in de C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. Maar ook voor activiteiten onder de drempelwaarde moet het bevoegd gezag nagaan of activiteiten mogelijk aanzienlijke milieugevolgen hebben en er mogelijk wel een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Om het bevoegd gezag in de gelegenheid te stellen de effecten van de voorgenomen maatregelen op het milieu te kunnen wegen en te beoordelen of er een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen, is een notitie beoordeling milieu effecten opgesteld. Deze notitie is als Bijlage 2 bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
De beoordeling van milieueffecten is uitgevoerd voor de aspecten natuur, grond- en oppervlaktewater, bodem, landschappelijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden, woon-, werk- en leefmilieu en grondgebruik. Op grond van de resultaten van deze milieubeoordeling is er geen aanleiding voor het opstellen van een milieueffectrapport en het doorlopen van een m.e.r.-procedure. Op 26 november 2019 heeft het college van B&W besloten dat voor de omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan geen MER behoeft te worden opgesteld. Dit college-besluit is als Bijlage 3 aan deze ruimtelijke onderbouwing toegevoegd.
Uit de opgestelde m.e.r. beoordelingsnotitie kan worden geconcludeerd dat de geplande ingrepen een belangrijke bijdrage (kunnen) leveren aan de doelen op het natuur en water. De omvang van de ingrepen is beperkt en veroorzaakt geen belangrijke onomkeerbare nadelige effecten. Wel dient er bij de voorbereiding en uitvoering rekening te worden gehouden met aanwezige archeologische verwachtingswaarden.
De geplande graafwerkzaamheden zullen hiertoe worden uitgevoerd onder archeologische begeleiding, op basis van een programma van eisen, dat goedgekeurd is door het bevoegd gezag. Voor de uitvoering van de werkzaamheden zal in het kader van de Wet Natuurbescherming worden gewerkt volgens de vastgestelde gedragscode van de Unie van Waterschappen.
In hoofdstuk 4 zijn de conclusies van de m.e.r. beoordelingsnotitie weergegeven. In dit hoofdstuk worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten specifiek voor het planvoornemen kort weergegeven.
Het plangebied maakt zelf geen onderdeel uit van een Natura2000 gebied, maar grenst wel volledig aan het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. n de Natura 2000-gebieden en in de zones hieromheen worden maatregelen getroffen om de natuurwaarden in deze gebieden te behouden en te herstellen. De uitvoering van deze maatregelen kan een nadelige invloed hebben op habitats of leefgebieden van soorten in het gebied.
Uit de uitgevoerde Natuurtoets (september 2019, bijgevoegd als Bijlage 4) blijkt dat de meeste maatregelen die met dit voornemen, conform het PPWW Kromhurken planologisch mogelijk worden gemaakt de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Leenderbos dienen en een uitwerking vormen van de maatregelen, die op hoofdlijnen zijn vastgelegd in het Natura 2000 beheerplan Leenderbos, Groote Heide & de Plateaux (2018). Daarnaast blijkt uit de uitgevoerde Natuurtoets dat ten gevolge van de overige kleinschalige ingrepen (waaronder het plaatsen van een stuw en duikers en het dempen en verleggen van watergangen met als doel het verhogen van de plaatselijke grondwaterstand ter voorkomen van verdroging van natuurparels) significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Vogel- en Habitatrichtlijngebied `Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux' en overige Natura 2000-gebieden eveneens uitgesloten kunnen worden.
Vrijstelling van vergunningplicht Wnb
Op 1 januari 2020 is de Spoedwet aanpak stikstof in werking getreden en het op grond hiervan gewijzigde artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming. In de toelichting van de Spoedwet aanpak stikstof staat het volgende: “De …. vergunningplicht geldt … niet voor een project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Dat soort projecten kunnen op grond van de voorgestelde wijziging in de toekomst dus zonder vergunning worden uitgevoerd, ook als zij voor bepaalde natuurwaarden in het gebied een zekere verslechtering van de kwaliteit kunnen veroorzaken.” Dit is een vrijstellingsregeling voor natuurherstelmaatregelen. De Spoedwet aanpak stikstof behelst door de wijziging van artikel 2.7 Wet natuurbescherming en de hiervoor opgenomen toelichting een verruiming van de overieg maatregelen die zijn vrijgesteld (naast de beheermaatregelen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 2.9 Wet natuurbescherming). Beoogd is dat (integrale) natuurprojecten sneller kunnen worden gerealiseerd.
Op 10 december 2019 heeft Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant bevestigd dat voor alle Natura 2000-instandhoudingsmaatregelen geldt dat ze vrijgesteld zijn van de verplichting van een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming. Het Besluit van GS van 10 december 2019 is opgenomen in Bijlage 8. Dit geldt ook voor instandhoudingsmaatregelen die (nog) niet zijn opgenomen in een Natura 2000-beheerplan en ook voor andere maatregelen die integraal onderdeel uitmaken van het natuurproject. Maatregelen die in belangrijke mate samenhangen met de instandhoudingsmaatregelen zijn ook vrijgesteld. In het besluit van 10 december 2019 is dit nog niet nader uitgewerkt. Deze nadere uitwerking is te vinden in een werkinstructie die door de provincie is opgesteld. In deze werkinstructie geven GS een nadere toelichting bij de kaders voor toetsing door de ODBN, zodat duidelijk is voor welke maatregelen de vrijstelling van vergunningplicht geldt. In deze werkinstructie staat ook uitgewerkt wat de rollen en taken zijn van de aanvragende partij, de ODBN en Provincie Noord-Brabant.
De Spoedwet aanpak stikstof , het GS besluit van 10 december 2019 en de werkinstructie heeft de natuurtoets van september 2019 overtollig gemaakt. De natuurtoets geeft uiteraard, ten overvloede inmiddels, een goede ecologische onderbouwing van het feit dat het projectplan geen negatieve significante effecten veroorzaakt, maar inmiddels geldt de vrijstelling op de Wnb-vergunningplicht voor alle maatregelen uit het projectplan op grond van voornoemde wetgeving en besluitvorming.
De aangevraagde werkzaamheden zijn vrijgesteld van de vergunningplicht Wet natuurbescherming. Wel moeten bij de uitvoering van de maatregelen de gedragscodes als bedoeld in de Wet natuurbescherming worden nageleefd en de emissie van stikstof zoveel als mogelijk beperkt worden. Dit is in het PPWW opgenomen. Verder is ambtelijke afstemming met de provincie (ecoloog) nodig. Er is verder geen afzonderlijk en juridisch rechtens besluit nodig van de provincie Noord-Brabant inzake de Wet natuurbescherming.
In de Verordening Ruimte is het Natuurnetwerk Brabant (NNB) vastgelegd. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van groene gebieden, voorheen bekend als de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en wordt beschermd via het planologisch kader. Het NNB is verankerd in de bestemmingsplannen waarin de regels uit de provinciale Verordening ruimte zijn verwerkt.
Het ruimtelijke beleid voor het NNB kent het "nee, tenzij" principe en is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke waarden en kenmerken' van het NNB. Een project dat de natuur significant (te veel) aantast, mag niet worden toegestaan in het bestemmingsplan (nee), tenzij:
Voor ingrepen die aantoonbaar aan de criteria voldoen geldt het vereiste dat de nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd.
De Kromhurken is een Natte Natuurparel (NNP) en is onderdeel van het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Met de beoogde maatregelen wordt de inrichting van Natuurnetwerk Brabant (NNB) verder gerealiseerd. Het natuurnetwerk wordt hiertoe uitgebreid en ingericht en de gewenste hydrologische randvoorwaarden voor de ambitiebeheertypen kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast komt de Keersop volledig binnen het NNB te liggen, waarbij van de omliggende landbouwpercelen de fosfaatverzadigde toplaag wordt verwijderd en het intensieve landbouwkundig gebruik eraf gehaald wordt. De uitspoeling van nutriënten vermindert hierdoor wat positief is voor de waterkwaliteit en de natuurwaarden in de Keersop.
Aan het NNB zijn ten behoeve van het voornemen enkele (voormalige) landbouwpercelen toegevoegd (met een totale omvang van 5,6 ha). Door de geplande maatregelen wordt daarnaast 3,4 ha bestaand NNB kwalitatief hoogwaardiger.
Verdroging van de Natte Natuurparel wordt tegengegaan door het treffen van vernattingsmaatregelen. Het dempen en omleggen van watergangen zijn hier bepalend in. Deze maatregelen zijn maar beperkt van aard, waardoor het risico op interne eutrofiering door stagnant water uit te sluiten is.
Uit de uitgevoerde Natuurtoets kan worden geconcludeerd:
De voorgenomen ontwikkeling wordt daarmee passend geacht binnen de geldende natuurwetgeving. Het aspect natuur vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.
Ten aanzien van het project Kromhurken is door het Waterschap een hydrologische achtergrondrapportage opgesteld (zie Bijlage 5). Hieronder zijn de belangrijkste bevindingen en conclusies samengevat. Als gevolg van de beoogde maatregelen treden er geen negatieve effecten op voor de Natura2000-habitats en ook niet richting landbouwgebied.
Omdat op diverse locaties de fosfaatrijke toplaag afgegraven wordt, wordt naar het grondwater toe gegraven. De af te graven percelen worden hiermee natter en sluiten daarmee beter aan bij de gewenste hydrologische randvoorwaarden van de ambitiebeheertypen.
Met het grondwatermodel is aangetoond dat er als gevolg van de afgravingen op basis van hydrologisch onderzoek geen uitstralingseffecten op de Natura2000 habitats of reeds ingerichte Natte natuurparel zijn te verwachten. Het dempen van de B-watergang aan de zuidkant van de Kromhurken heeft ter plaatse een vernattend effect op het natuurgebied aan de noordzijde. Dit is omdat het dempen van een watergang ervoor zorgt dat een gebied minder gedraineerd wordt.
Er vinden als gevolg van het project geen negatieve effecten op de grondwaterstanden plaats op de landbouwgebieden in de omgeving. Als gevolg van het verlagen van de onderhoudsstroken langs de Keersop en het ontgraven van de naastgelegen percelen ontstaat bij hogere waterstanden in de beek ruimte voor een meestromende waterberging waardoor inundaties in het natuurgebied (o.a. vochtig alluviale bos) en het oostelijk gelegen landbouwgebied verminderen.
Voorafgaand aan het volgen van een ruimtelijke procedure dient te worden nagegaan of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik. Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreinigingen geen onaanvaardbare risico’s opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Zoals beschreven in de milieueffectbeoordeling blijkt op basis van de uitgevoerde onderzoeken dat er geen sterke verontreinigingen zijn aangetroffen in de grond en dat deze voldoet aan de eisen van schone grond. Daarmee zijn er voldoende kansen om de beoogde natuur te kunnen herstellen. Het planvoornemen genereert daarmee een bodemkwaliteit die geschikt is voor de functie natuur.
In juli van 2019 is een tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie vastgesteld. Op basis daarvan en een waarschijnlijk in 2020 definitief handelingskader dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd (incl. PFAS). Afhankelijk van de resultaten van dit bodemonderzoek en het op dat moment actuele handelingskader kan de omgang met de vrijkomende gronden worden bepaald.
Er zijn derhalve geen belemmeringen aan de orde met betrekking tot het aspect bodem.
Archeologie
Als wettelijk toetsingskader In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Gemeenten zijn met de inwerkingtreding van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in september 2007 in grote mate verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief.
In opdracht van Waterschap De Dommel heeft RAAP in 2015 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de voorziene realisatie van de waterdoelen langs de Keersop en Beekloop (herstel natte natuurparels en beekherstel), de opgaven vanuit de gebiedimpuls N69 en de realisatie van de ecologische hoofdstructuur in de gemeenten Bergeijk en Valkenswaard. In 2018 heeft een update plaatsgevonden, zie Bijlage 6. Doel van het onderzoek was de vervaardiging van een archeologische en cultuurhistorische verwachtingskaart, die de basis vormt van een archeologische beleidsadvieskaart. Het onderzoek is een vervolg op en uitbreiding van eerdere archeologische en cultuurhistorische studies ten aanzien van de Beekloop en Keersop.
Archeologische verwachting en adviezen
Voor de natte gebiedsdelen kunnen zes verwachtingszones worden gedefinieerd:
Voor verwachtingszones 1 t/m 4 wordt een intensieve archeologische begeleiding aanbevolen. Voor de verwachtingszones 5 en 7 wordt een extensieve archeologische inspectie aanbevolen. Met betrekking tot zone 6 wordt het nemen van paleo-ecologische monsters aanbevolen. In zones waar een intensieve archeologische begeleiding van de werkzaamheden wordt aanbevolen, moeten de graafwerkzaamheden onder continue begeleiding staan van een professioneel archeoloog. In zones waar een extensieve archeologische begeleiding van de werkzaamheden is geadviseerd, bestaan de archeologische werkzaamheden uit een regelmatige inspectie van de gegraven vlakken.
Voorafgaande aan een archeologische begeleiding dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld. Hierin worden de randvoorwaarden ten aanzien van het onderzoek bepaald. Dit PvE dient in overeenstemming te zijn met de richtlijnen die door het bevoegd gezag worden gesteld. Voor de droge gebiedsdelen buiten de beekdalen van de Keersop en Beekloop gelden de verwachtingen en aanbevelingen (categorieën) volgens de Erfgoedkaart.
Figuur 17 Archeologische waarden Keersop en omgeving
In het project gebied is een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde geconstateerd. In de zones met een hoge verwachting worden de graafwerkzaamheden onder intensieve archeologische begeleiding uitgevoerd. In zones met een middelhoge verwachting wordt een extensieve archeologische inspectie tijdens de graafwerkzaamheden uitgevoerd. Voor de zones waar een intensieve of extensieve archeologische begeleiding van de werkzaamheden is voorzien, is een Programma van Eisen (PvE) opgesteld dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het bevoegde gezag, zie Bijlage 7. Hierin zijn de randvoorwaarden ten aanzien van het de werkzaamheden bepaald.
Cultuurhistorie
Bij de opstelling en uitvoering van ruimtelijke plannen moet met de cultuurhistorische (landschaps)waarden van bovenlokaal belang rekening worden gehouden. De provincie heeft hiertoe in haar Verordening zogeheten cultuurhistorische vlakken aangeduid. Deze vlakken verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid van de aanwezige waarden. Gemeenten dienen de cultuurhistorische waarden en kenmerken van deze gebieden te behouden, herstellen en/of duurzaam te ontwikkelen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hier enkel worden toegestaan, indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied niet aantasten.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een aangeduid provinciaal cultuurhistorisch waardevol gebied. Aan de oostzijde grenzen de gronden wel aan het cultuurhistorisch vlak 'jonge heideontginning Enderheide en Maaijerheide'. Het voornemen zal niet leiden tot negatieve effecten op dit gebied.
De beekdalen van de Keersop bevatten enkele karakteristieke cultuurhistorische elementen die worden beschouwd als historische 'ankerpunten', waaronder watermolens en een voormalig kasteel. Behalve de ankerpunten zijn er ensembles zoals gedefinieerd op de erfgoedkaart. Voor alle cultuurhistorische elementen, maar specifiek voor de ankerpunten en ensembles geldt dat behoud het uitgangspunt is. Binnen het plangebied zijn geen gemeentelijke historische ankerpunten danwel ensembles gelegen.
Er zijn geen negatieve effecten van het voornemen op de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied te verwachten. Met het voornemen worden de gemeentelijke historische ankerpunten en ensembles niet aangetast. Met het voornemen worden tevens maatregelen genomen met betrekking tot aanplant van houtwallen, die bijdragen aan het herstel van het oude cultuurlandschap.
Het aspect cultuurhistorie leidt derhalve niet tot belemmeringen voor uitvoering van het voornemen.
De geplande ingrepen in het gebied zijn in landschappelijk opzicht klein te noemen en hebben geen of slechts in zeer beperkte mate invloed op dit landschap. De percelen die worden afgegraven zullen op termijn bijdragen aan de versterking van het landschapsbeeld. Dit geldt tevens voor de maatregelen met betrekking tot aanplant van verschillende houtwallen, die bijdragen aan het herstel van een kleinschaliger, natuurlijk landschap zoals aanwezig was aan het begin van de 20e eeuw.
Gelet op de aard, omvang en situering van de ingrepen en het plangebied is een nadere toetsing aan de overige omgevingsaspecten niet noodzakelijk.
De bestemmingswijziging van agrarische percelen naar een natuurbestemming voorziet niet in het toevoegen van een milieugevoelig object danwel nieuwe geluids- en/of geurgevoelige functie. Daarnaast voorziet het voornemen niet in een nieuw kwetsbaar object danwel in activiteiten waarin sprake is van veiligheidsrisico's voor de omgeving.
Geluid
Tijdens de aanlegfase is tijdelijk sprake van geluidsproductie door machines en voertuigen. Na realisatie vindt er geen additionele geluidsproductie ten opzichte van de huidige situatie plaats. Het Waterschap ziet er bij de contractvorming op toe dat de aannemers bij de routing van het noodzakelijke grondtransport rekening houden met de aanwezigheid van woningen, vogelrustgebieden en recreatiezones in het gebied en de omgeving en dat de uitvoering buiten de kwetsbare perioden plaatsvindt. In de directe nabijheid zijn geen/nauwelijks gevoelige objecten (zoals woningen) aanwezig.
Explosieven
De diepte waarop percelen worden afgegraven is beperkt (van 20 tot maximaal 40 cm beneden maaiveld) en gaat niet veel dieper dan reguliere landbouwkundige bewerkingen die hier in het verleden en heden plaats vinden of hebben gevonden. Om deze reden is de verwachting dat geen explosieven worden aangetroffen. Het bevoegd gezag (gemeente Bergeijk) heeft aangegeven dat zij derhalve geen nader explosievenonderzoek vereist.
Verkeersveiligheid
Het dempen van de watergang OWL30135 en een deel van de BODO-0321 aan de Looerheideweg heeft geen effect op de ontwatering van de Looerheideweg. De watergang aan de zuidzijde blijft intact en het maaiveld aan de noordzijde ligt behoorlijk lager dan de weg.
De verkeersveiligheid van de Looerheideweg wordt vergroot doordat meer ruimte ontstaat in de berm. Om te voorkomen dat een onoverzichtelijke kruising ontstaat bij de weg Kromhurken-Looerheideweg wordt door maaibeheer toe te passen de hoek vrijgehouden van de ontwikkeling van bos.
In de realisatiefase zal sprake zijn van een tijdelijke toename van het aantal lokale verkeersbewegingen. Door het dwingend voorschrijven van transportroutes zullen gemeente en het Waterschap verkeershinder beperken. Speciale aandacht daarbij verdient het aspect verkeersveiligheid voor het langzaam verkeer.
Leidingen
In en nabij het plangebied zijn twee leidingen gesitueerd: een waterleiding van Brabantwater en een hogedrukriool van Waterschap de Dommel. Deze leidingen zijn gelegen op de percelen P2 en P3, waar afgravingen zijn voorzien. Op basis van afstemming die heeft plaatsgevonden met beide partijen, zijn er geen belemmeringen voor het afgraven van de bovenlaag van deze percelen.
Het voornemen is gericht op het bereiken van doelen op het gebied van natuur en water, meer specifiek de instandhouding van bestaande habitats en inrichting van het natuurnetwerk Brabant. De geplande ingrepen worden in een extensief gebruikt landelijk c.q. natuurgebied uitgevoerd. De omvang van de ingrepen in het plangebied is beperkt (afgraven van de bovenste bouwvoor van enkele percelen en dempen van enkele watergangen). Op basis van de voorgenomen ingrepen zal het grondwaterpeil binnen het gebied dichter tegen het maaiveld komen te liggen. Daarnaast zullen inundaties meer in het beekdal plaatsvinden en verminderen deze in het landbouwgebied en ter plekke van de N2000 habitats. Dit laatste draagt bij aan de instandhouding van de bijzondere natuurwaarden (meer specifiek de alluviale bossen) in de Kromhurken, dat onderdeel uitmaakt van het Natura 2000 gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Daarnaast zal er sprake zijn van een verhoging van de landschappelijke waarde van het gebied. De voorziene maatregelen zullen voor omliggende landbouwgronden niet leiden tot negatieve effecten of een toename van de natschade.
Uit de uitgevoerde m.e.r.-beoordelingsnotitie blijkt dat er met de voorgenomen maatregelen geen sprake is van aantasting van kwetsbare gebieden of waarden en het voorkomen van eventuele aantasting daarvan voldoende is geborgd. Er is geen sprake van cumulatie van negatieve effecten met negatieve effecten van andere projecten. Nadelige (tijdelijke) effecten tijdens de realisatie fase op het gebied van verkeer en het woon- en leefmilieu kunnen tot een minimum blijven beperkt.
De gemeente is in beginsel verplicht om op grond van artikel 6.12 eerste lid Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (hierna: Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Deze verplichting vervalt indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
Het voornemen heeft betrekking op natuurontwikkeling. De daarmee samenhangende bouwwerken vallen niet onder de categorie bouwplannen die is genoemd in artikel 6.2.1 Bro. Een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk.
Bij de raming van de kosten voor dit plan is niet alleen rekening gehouden met de realisatie van het voornemen, maar ook met de kosten van maatregelen in het kader van archeologie, het treffen van mitigerende maatregelen en de eventuele financiële consequenties van bijvoorbeeld planschade.
Er zijn op voorhand geen situaties bekend waarbij sprake is van onevenredige schade, die aanleiding zou kunnen zijn om uitvoering van het voornemen te heroverwegen. Waterschap De Dommel zal ervoor zorgen dat mogelijke schade op een deugdelijke en eenduidige wijze zal worden afgewikkeld.
Het waterschap heeft voldoende budget gereserveerd in haar begroting om aan de geraamde kosten te kunnen voldoen, zodat het project financieel uitvoerbaar is.
Geconcludeerd is dat uit de beschikbare budgetten de scope van het project kan worden uitgevoerd.
Naast het bovenstaande geldt dat door de gemeente te maken financiële kosten en risico's zijn afgedekt met een anterieure overeenkomst.
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de economische en financiële uitvoerbaarheid van het project voldoende is gegarandeerd.
Middels voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt aangetoond dat bij onderhavig planvoornemen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Vooroverleg
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk besluit moeten burgemeester en wethouders overleg plegen met het waterschap, andere gemeenten van wie de belangen bij het plan betrokken zijn, en met de betrokken rijks- en provinciale diensten. Het benodigde overleg heeft plaatsgevonden.
Zienswijzen
Gedurende de (uitgebreide) procedure die in het kader van de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan voor dit voornemen doorlopen dient te worden kunnen belanghebbenden hun eventuele bezwaren kenbaar maken.
Hiertoe wordt voorafgaande aan de beslissing op de aanvraag door het bevoegd gezag een ontwerp van de te nemen beslissing (ontwerpbesluit) samen met de ruimtelijke onderbouwing gedurende 6 weken voor eenieder ter inzage gelegd, waarin een ieder zijn of haar zienswijze naar voren kan brengen (schriftelijk dan wel mondeling) bij het bevoegd gezag.
Op grond van de geldende agrarische gebiedsbestemmingen (zoals opgenomen bestemmingsplan ‘Buitengebied Bergeijk 2011’, gedeeltelijk herzien door het bestemmingsplan 'Herziening Buitengebied Bergeijk 2014' en het bestemmingsplan '2e Herziening Buitengebied Bergeijk 2017') is regulier agrarisch gebruik van de gronden binnen het plangebied nog mogelijk, terwijl dat niet meer verenigbaar is met de voorgenomen natuurherstelmaatregelen en beoogde hoofdfunctie natuur van de betreffende percelen. Om de herstelmaatregelen planologisch - juridisch te borgen is een bestemmingswijziging van deze percelen naar een natuurbestemming noodzakelijk.
De gemeente Bergeijk is voornemens medewerking te verlenen aan de realisatie van het project door toepassing van de procedure voor het afwijken van het bestemmingsplan ex artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo. Dit is op basis van artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo mogelijk indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Ten behoeve van de afwijkingsprocedure is aldus een ruimtelijke onderbouwing vereist. Voorliggend document voorziet daarin.
Tegen de realisering van het voornemen bestaat vanuit functioneel en ruimtelijk oogpunt geen bezwaar aangezien aan de volgende uitgangspunten c.q. randvoorwaarden wordt voldaan:
Op grond van vorenstaande overwegingen kan worden geconcludeerd dat het voornemen niet bezwaarlijk is.