direct naar inhoud van Regels
Plan: Den Brabander - De Heerebeemd
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1723.bpbrabheer-VS01

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan “Den Brabander - De Heerebeemd” met identificatienummer NL.IMRO.1723.bpbrabheer-VS01 van de gemeente Alphen-Chaam.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

1.6 aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten

het door een bewoner in zijn of haar woning of daarbij behorende gebouwen uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, uitgezonderd prostitutie;

1.7 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

het door een bewoner in zijn of haar woning of daarbij behorende gebouwen uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de aard en de omvang zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en/of de daarbij behorende vrijstaande bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. De activiteiten dienen een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling te hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.18 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwverordening

bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de Woningwet;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 brutovloeroppervlakte (bvo)

de totale vloeroppervlakte van horecagelegenheden, kantoren, winkels, bedrijven of instellingen met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 erker

een voor de gevel uitgebouwde raampartij;

1.25 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming die het belangrijkst is;

1.28 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling daarvan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.29 kap

een constructie van één of meer dakvlakken;

1.30 levensloopbestendige woning

een grondgebonden woning met alle voor een woonfunctie noodzakelijke voorzieningen, zijnde ten minste de woonkamer, keuken, badkamer en slaapkamer, op de begane grond.

1.31 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, alsmede het ontvangen van mantelzorg;

1.32 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.33 onderkomen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.34 peil
  • voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  • voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die toegang na voltooiing van de aanleg van dat terrein;
  • indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend;
1.35 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.36 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.37 seksinrichting

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, waarin bedrijfsmatig handelingen en/of vertoningen plaatsvinden van seksuele, erotische en/of pornografische aard;

1.38 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.39 twee-aaneen

blok van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden;

1.40 voorgevel

de meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw aan de straatzijde of het openbaar gebied;

1.41 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;

1.42 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.43 zijdelingse bouwperceelsgrens

de niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat bij bijbehorende bouwwerken, gelegen buiten de bouwgrens, uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 meter buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' alsmede enkel op de begane grondlaag en met dien verstande dat supermarkten en volumineuze detailhandel niet zijn toegestaan;
  • b. publieksgerichte dienstverlening;
  • c. kantoren;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. het gezamenlijke bvo van de onder a tot en met d genoemde functies mag niet meer bedragen dan 100 m2 bvo;
  • f. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en met dien verstande dat per aanduidingsvlak maximaal één woning is toegestaan;

met daarbij behorende:

  • g. uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s), met inachtneming van het bepaalde in 3.4.4;
  • h. uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige door de hoofdbewoner(s), met inachtneming van het bepaalde in 3.4.5;
  • i. ontsluitingswegen en -paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. erven, tuinen en terreinen;
  • l. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 3.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de hoofdgebouwen dienen te worden afgerond met een kap;
  • d. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoering- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Hoofdgebouwen   Eis  
maximum goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)'  
maximum bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)'  
Situering   Eis  
afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   3 m  
afstand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   1 m  
afstand gebouwen tot de achterste perceelsgrens   1 m  

  • e. in afwijking van het bepaalde sub d, geldt de bestaande afstand tot de perceelsgrens als situeringmaat ingeval de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds minder was dan het bepaalde sub d;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, voor de voorgevelrooilijn   1 m  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen, achter de voorgevelrooilijn   2 m  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen, vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter
achter de voorgevelrooilijn  
1 m  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn  
2 m  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4 m  

3.2.3 Buiten bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per perceel niet meer bedragen dan 50 m², vermeerderd met 10% van het aantal m² dat het perceel groter is dan 300 m² tot een maximum van 150 m²;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • e. de diepte van een bijbehorende bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • f. de diepte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk aan de zijgevel mag niet meer bedragen dan 8 m, gemeten vanaf de zijgevel;
  • g. de afstand van een vrijstaand bijbehorende bouwwerken tot een hoofdgebouw bedraagt minimaal 2 m;
  • h. de afstand van een aangebouwd bijbehorende bouwwerken tot de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidinge   1 m  
speelvoorzieningen en pergola's   2 m  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 m  

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, - geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid,

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 3.1 is toegestaan;
  • b. het wonen, anders dan bedoeld in 3.1 sub e;
  • c. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • d. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG).

3.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruiken of gebruikt laten worden voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

3.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 3.4.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

3.4.4 Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten in het hoofdgebouw en vrijstaande bijbehorende bouwwerken is toegestaan, mits de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft. Dit betekent onder andere dat het medegebruik van de woning en daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten beperkt is tot ten hoogste 30 % van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het totale oppervlak niet meer mag bedragen dan 40 m².

3.4.5 Aan huis gebonden bedrijf

Voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten gelden de volgende regels:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de betrokken woning, tot een maximum van 50 m²;
  • b. het gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat geen aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • c. het gebruik is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming;
  • d. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • e. het gebruik niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. plantsoenen en groenstroken;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. voet- en rijwielpaden;
  • e. in- en uitritten en langzaamverkeersverbindingen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. voorzieningen van beeldende kunst;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,


met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 4.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend gebouwen van algemeen nut, gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen zijn toegestaan;
  • b. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaand schema:
Gebouwen   Eis  
maximale bouwhoogte   3 m  
maximale oppervlakte   15 m²  

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Maximale bouwhoogte   Maximale oppervlakte  
speeltoestellen   3 m   -  
afvalcontainers   2 m   4 m², indien bovengronds geplaatst  
lantaarnpalen   8 m   -  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 m   -  
kunstobjecten   5 m   -  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   1 m   -  

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid,

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding, en/of;
  • g. het woon- en leefklimaat.

Artikel 5 Groen - Landschappelijke inpassing

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het aanleggen en in stand houden van gebiedseigen beplanting overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1, ter inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen in het landschap;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. voet- en rijwielpaden, mits passend binnen het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • d. ontsluitingswegen en -paden, mits passend binnen het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1,

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen van houtgewas wat niet overeenkomt met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  • d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • e. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het aanbrengen van voorzieningen van geringe omvang ten behoeve van extensieve recreatie;
  • g. het aanbrengen van halfverhardingen.

5.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, als afzetten, knotten, dunnen, waarbij de in 5.1 sub a genoemde waarden duurzaam worden veiliggesteld;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de landschappelijke waarden van de landschapselementen.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeers- en verblijfsruimte voor langzaam en gemotoriseerd verkeer;


met de daarbij behorende:

  • b. paden en wegen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. voorzieningen van beeldende kunst;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. evenementen;
  • j. bouwwerken en voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 6.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er zijn uitsluitend gebouwen van algemeen nut, gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan;
  • b. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaand schema:
Gebouwen   Eis  
maximale bouwhoogte   3 m  
maximale oppervlakte   15 m²  

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Maximale bouwhoogte   Maximale oppervlakte  
speeltoestellen   3 m   -  
afvalcontainers   2 m   4 m², indien bovengronds geplaatst  
lantaarnpalen   8 m   -  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 m   -  
kunstobjecten   5 m   -  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   1 m   -  

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid,

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • e. de milieukwaliteit;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de brandveiligheid en rampenbestrijding, en/of;
  • i. het woon- en leefklimaat.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in grondgebonden woningen,


met daarbij behorende:

  • b. uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s), met inachtneming van het bepaalde in 7.4.2;
  • c. uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige door de hoofdbewoner(s), met inachtneming van het bepaalde in 7.4.3;
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen en erven;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. ontsluitingswegen en -paden.

7.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Wonen' mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met in achtneming van de onderstaande regels.

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, waarbij de woningtypen overeenkomstig de onderstaande bouwaanduidingen gebouwd dienen te worden;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': aaneengebouwde woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek bouwaanduiding - levenloopbestendige woningen': levensloopbestendige woningen;
    • 5. daar waar meerdere aanduidingen gelden zijn meerdere woningtypen toegestaan;
  • b. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij:
    • 1. twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde minimaal 3 m;
    • 2. vrijstaande woningen aan twee zijden minimaal 3 m;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  • f. hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap;
  • g. in afwikjing van het bepaalde in dit lid onder f, is het toegestaan om vrijstaande en levensloopbestendige woningen en te voorzien van een platdak, waarbij de maximale bouwhoogte maximaal 7 meter bedraagt.

7.2.2 Levensloopbestendige woningen

Voor het bouwen van levensloopbestendige woningen gelden deels afwijkende bouwregels voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken:

  • a. in afwijking van artikel 7.2.1 sub a zijn ook buiten het bouwvlak hoofdgebouwen toegestaan, mits daarbij wordt voldaan aan de bouwregels voor de oppervlakte en bouwhoogtes van bijbehorende bouwwerken;
  • b. in afwijking van artikel 7.2.1 sub c is het toegestaan om het hoofdgebouw tot in de zijdelingse perceelsgrens te bouwen, waarbij aan één zijde binnen 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens een maximum bouwhoogte geldt van 5,5 meter.

7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gerealiseerd te worden;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak op percelen tot en met 300 m² mag niet meer bedragen dan 50 m², mits de gronden gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak op percelen met een oppervlakte van meer dan 500 m², mag niet meer bedragen dan 50 m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bouwperceel boven de 300 m² tot een maximum van 150 m², mits de gronden gelegen buiten het bouwvlak voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd;
  • g. de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot een hoofdgebouw bedraagt minimaal 2 m;
  • h. de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m;
  • i. in afwijking van het bepaalde in dit lid sub b geldt dat voor de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van het hoofdgebouw een aangebouwd bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker of entreeportaal mag worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouw- en goothoogte mogen maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedragen;
    • 2. de diepte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag maximaal 1 m bedragen;
    • 3. de breedte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag maximaal 50% van de voorgevelbreedte bedragen.
7.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m;

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, bouwmassa, afmetingen en visuele karakteristieken van bouwwerken. De nadere eisen regeling wordt toegepast ter voorkoming van onevenredige aantasting van:

  • a. de woonsituatie: het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze bestemming, voorzover van toepassing, en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
      • de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
      • het uitzicht;
      • de aanwezigheid van voldoende privacy;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld: in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing met aandacht voor:
      • een goede verhouding tussen bouwmassa's en gevelbeelden;
      • de samenhang met nabij gelegen bebouwing;
      • de hoogtedifferentiatie;
      • een goede verhouding tussen bouwmassa's en inrichting van de omgeving
  • c. de verkeersveiligheid: ter waarborging van de verkeersveiligheid en in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken van wegen;
  • d. de sociale veiligheid: ter waarborging van een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
  • e. de gebruiksmogelijkheden: ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 7.4.3 sub f;
  • b. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken als onafhankelijke woonruimte.

7.4.2 Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten in het hoofdgebouw en vrijstaande bijbehorende bouwwerken is toegestaan, mits de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft. Dit betekent onder andere dat het medegebruik van de woning en daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten beperkt is tot ten hoogste 30 % van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het totale oppervlak niet meer mag bedragen dan 40 m².

7.4.3 Aan huis gebonden bedrijf

Voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten gelden de volgende regels:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten mag niet meer bedragen dan 30% van het vloeroppervlak van de betrokken woning, tot een maximum van 50 m²;
  • b. het gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat geen aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • c. het gebruik is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming;
  • d. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • e. het gebruik niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw.

7.4.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. het gebruiken en doen (laten) gebruiken van de voor 'Wonen' aangewezen gronden is slechts toegestaan indien de landschappelijke inpassing, overeenkomstig het landschappelijke inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1, binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van dit plan is gerealiseerd en vervolgens als zodanig in stand wordt gehouden;
  • b. het bepaalde sub a is niet van toepassing op het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken, zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van dit plan.

7.4.5 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. het gebruiken en doen (laten) gebruiken van de voor 'Wonen' aangewezen gronden is slechts toegestaan indien binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van dit plan een waterbergende voorziening is gerealiseerd, en vervolgens als zodanig in stand wordt gehouden, die voldoet aan de berekeningsmethode van de keur, dan wel het daarop afgestemde gemeentelijke beleid;
  • b. het bepaalde sub a is niet van toepassing op het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken, zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van dit plan.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.1 onder b. onder de voorwaarden dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg en hiervoor een positief advies is afgegeven door een door burgemeester en wethouders aangewezen onafhankelijke instantie;
  • b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien vaststaat dat het gebruik binnen het bestaande hoofdgebouw niet mogelijk is;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien vaststaat dat het gebruik binnen het bestaande hoofdgebouw en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet mogelijk is;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • f. er nog geen omgevingsvergunning is verleend ten behoeve van mantelzorg voor hetzelfde bouwperceel;
  • g. bij het verlenen van de omgevingsvergunning bij de toetsing rekening worden gehouden met de aspecten stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, milieukwaliteit, verkeersveiligheid, sociale veiligheid, brandveiligheid en rampenbestrijding en woon- en leefklimaat;
  • h. de omgevingsvergunning in wordt getrokken indien de bij het verlenen van voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie

8.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, bescherming en herstel van ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarde;
  • b. waar een (hoofd)bestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen met betrekking tot de hoofdbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn het met bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden, mag slechts worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht die afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde, zoals omschreven in de toelichting bij het bestemmingsplan.

8.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden op of in de voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de op de gronden voormalige looierij met cultuurhistorische waarde geheel of gedeeltelijk te slopen;
  • b. het slopen is slechts toelaatbaar indien:
    • 1. de cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden van het monument niet in onevenredige mate worden aangetast;
    • 2. voor vervangende nieuwbouw omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat.
  • c. het in lid 3 onder a. bepaalde is niet van toepassing voor sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • d. sloop als bedoeld in lid a is alleen toelaatbaar indien is aangetoond dat behoud van de cultuurhistorische waardevolle bebouwing bouwkundig, functioneel en financieel gezien niet realistisch en haalbaar is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Ondergeschikte bouwdelen

De bouwgrens mag in afwijking van het bepaalde in Artikel 7 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, balkons, funderingen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
  • c. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt;
  • d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt;
  • e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, indien de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt en deze onderdelen van de bouw niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,20 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijweg;
    • 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder sub 1. genoemde strook;
  • f. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen;
  • g. hijsinrichtingen, welke de bouwgrens met niet meer dan 1 m kunnen overschrijden.

10.2 Bouwverbod beneden peil

Het bouwen van ruimten die geheel of gedeeltelijk beneden peil zijn gelegen, zoals kelders en kruipruimten, is niet toegestaan.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • b. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels voor overschrijding van de in het plan voorgeschreven maatvoeringseisen met ten hoogste 10%, met dien verstande dat de verhoging/overschrijding geen onevenredige aantasting tot gevolg mag hebben van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
  • b. de milieukwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. het woon- en leefklimaat.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding en er geen bestemmingsplangrenzen overschreden worden;
  • b. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bouwvlakken/bouwgrenzen en/of differentiatievlakken/differentiatiegrenzen en hoogtescheidingslijnen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Parkeren

Tenzij in Hoofdstuk 2 expliciet is voorzien in een andere regel ten aanzien van de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, geldt de volgende regeling:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van een gebouw of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Alphen-Chaam 2019', als vastgesteld op 14 maart 2019;
  • b. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. indien:
    • 1. het voldoen aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat wordt voldaan aan de regels voor maatwerk (ontheffing) zoals neergelegd in de onder a. bedoelde nota parkeernormen;
  • c. indien het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. of de regels voor maatwerk (ontheffing) als bedoeld onder b. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan worden gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  • d. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient aldus in stand te worden gehouden.

14.2 Laden en lossen

Tenzij in Hoofdstuk 2 expliciet is voorzien in een andere regel ten aanzien van de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte, geldt de volgende regeling:

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van een gebouw of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan wordt uitsluitend verleend indien in een als gevolg van het beoogde gebruik van het gebouw te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt voorzien op eigen terrein;
  • b. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. indien:
    • 1. het voldoen aan de bepaling ten aanzien van het laden en lossen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien;
  • c. het bepaalde sub a is niet van toepassing op de herbouw van een gebouw zonder wijziging van het gebruik;
  • d. voorzieningen die zijn gerealiseerd om te voorzien in de nodige laad- en losruimte dienen aldus in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Den Brabander - De Heerebeemd'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ..............................

de griffier, de voorzitter,

……………………….. ………………………..