Plan: | Verkweldering Noorderleeg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1722.1311604-VA01 |
Al enige tijd heeft It Fryske Gea de wens om in het gebied Noard Fryslân Bûtendyks een zoet-zout gradiënt te realiseren. Deze gradiënt leidt tot een versterking van de biodiversiteit in het gebied. Met de realisatie van het gemaal Vijfhuizen en een vispassage, ontstaat een concrete mogelijkheid om deze gradiënt te realiseren. Het is daarbij de bedoeling om 33 hectare van de bestaande zomerpolder Bokkenpollenpolder in te richten met een zoet-zoutgradiënt en bijbehorende natuur. De herinrichting gaat samen met het ophogen van de bestaande kades waar deze bestaande particuliere zomerpolders moeten beschermen.
Het gemaal Vijfhuizen is al planologisch mogelijk gemaakt op basis van het bestemmingsplan Buitengebied (2014). Voor het buitendijkse deel, waar de zoet-zout gradiënt, visdrempel en afvoerkanaal van het gemaal Vijfhuizen wordt aangelegd, geldt een agrarische bestemming, waardoor het doorlopen van een ruimtelijke procedure voor dit deel van het project noodzakelijk is. Gemeente Ferwerderadiel heeft aangegeven in principe mee te willen werken aan deze ontwikkeling.
Het project is onderdeel van een groter geheel van projecten in de gemeente Ferwerderadiel die onder regie van de Gebiedscommissie Ferwerderadiel tot stand komen. Het voorliggende plan is goedgekeurd door de Gebiedscommissie.
Randvoorwaarden vanuit de gemeente
De afgelopen twee jaar is er een intensieve dialoog geweest tussen de initiatiefnemers van het plan (It Fryske Gea) en de gemeente Ferwerderadiel. In eerste instantie is een principeverzoek gedaan om verkweldering van ruim 200 hectare (de gehele Bokkenpollenpolder) mogelijk te maken. Dit oorspronkelijke plan ging gepaard met randvoorwaarden vanuit de gemeente, maar bleek door stagnatie in de grondverwerving niet haalbaar.
Het aangepaste plan Fan Swiet nei Sâlt heeft een veel kleiner ruimtebeslag en is van een andere aard. Het plan is uitgewerkt binnen de randvoorwaarden die eerder zijn gesteld. Het gaat daarbij om de volgende randvoorwaarden:
Raadsbesluit 18 december 2014
Op 18 december 2014 heeft de gemeenteraad van de gemeente Ferwerderadiel een positief besluit genomen over de realisatie van het plan Fan Swiet nei Sâlt en de daarvoor benodigde financiering. Het raadsbesluit is opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting.
In de onderstaande figuur is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1 Begrenzing van het plangebied
In het geldende bestemmingsplan "Buitendijksveld - Waddenzee" van de gemeente Ferwerderadiel heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch'. De nieuwe inrichting past niet binnen deze bestemming. Daarom is dit bestemmingsplan nodig om de inrichting planologisch mogelijk te maken. De maalkom van het gemaal is in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied (2014) al mogelijk gemaakt door middel van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. De uitstroomzijde van het gemaal valt in het plangebied van het bestemmingsplan "Buitendijksveld - Waddenzee" en is daarmee nog niet juridisch-planologisch geregeld. In de onderstaande figuur wordt de grens tussen beide bestemmingsplannen weergegeven.
Figuur 2 Geldend planologisch kader (uitsnede www.ruimtelijkeplannen.nl)
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een overzicht gegeven van de huidige situatie. In hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het plan. Hoofdstuk 4 gaat in op het relevante planologisch beleid van rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 5 bevat de resultaten van uitgevoerde omgevingsonderzoeken. Hoofdstuk 6 bevat een toelichting op de juridische regeling van het plan. De maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid volgen in respectievelijk hoofdstuk 7 en 8.
Kerngegevens
Noard-Fryslân Bûtendyks omvat een gebied van circa 4000 hectare en is daarmee een van de grootste vastelandkwelders van Europa. In de huidige situatie kunnen in het gebied drie terreintypen worden onderscheiden (van zuid naar noord, van oud naar jong):
Het Noorderleeg vormt een klein deel van Noard Fryslân-Bûtendyks (zie onderstaande figuur), maar beslaat op zichzelf ook 478 ha aan zomerpolder en kwelder. De kwelders en slikvelden zijn eigendom van de Dienst der Domeinen, maar het beheer is overgedragen aan It Fryske Gea. Een deel van de zomerpolders is aangekocht en in beheer van It Fryske Gea. De zomerpolders hebben echter ook een groot aantal andere eigenaren en gebruikers.
Figuur 3 Ligging van Noorderleeg ten opzichte van andere polders (Bron: Altenburg & Wymenga, 2007)
Ontstaansgeschiedenis
De vastelandskwelders Noard-Fryslân Bûtendyks kennen een half-natuurlijk karakter en zijn ontstaan door een wisselwerking tussen landaanwinning en natuurlijke opslibbing. Aan de landzijde liggen polders die dateren van 1275 tot 1754. Buitendijks van deze polders zijn nieuwe kwelders aangeslibd (P. Esselink, 2003). Dit proces werd bevorderd door middel van landaanwinningswerken. Vanaf de zeventiende eeuw ontwikkelde zich een systeem van begreppeling om de aanslibbing op kwelders te bevorderen. Deze 'boerenmethode' van landaanwinning is blijven bestaan tot in de twintigste eeuw.
In de eerste decennia van de twintigste eeuw kwam de klad in de landaanwinning, omdat er een gebrek was aan goedkope arbeidskrachten. Met de economische crisis van de jaren dertig nam de regering tijdelijk de landaanwinning zelf ter hand. Daarbij werden grote aantallen werklozen ter werk gesteld. Hierbij werd een landaanwinningstechniek overgenomen uit Duitsland, waarbij bezinkvelden werden geconstrueerd door lichte rijshoutdammen. In Nederland legde men bezinkvakken aan van 400 x 400 meter.
Vooruitlopend op een definitieve inpoldering, werd vanaf 1897 gestart met de aanleg van zomerkaden. Dit ging door tot 1939. Toen was ongeveer 1100 hectare ingepolderd. De inpoldering is nog steeds goed in het gebied zichtbaar in de vorm van dijken en kaden, ontwateringssloten, greppels, sluizen en spoorlijnen.
Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een deel van het gebied gebruikt als oefenterrein voor bommenwerpers en jachtvliegtuigen. Uit deze periode dateert ook de bunker in het westelijke deel van het plangebied. Vanuit de bunker werden de oefeningen gevolgd en werden bomkraters dicht gegooid.
Ophoging van de primaire waterkering
Na de Tweede Wereldoorlog werd de landaanwinningswerken hervat en grotendeels gemechaniseerd. In de jaren zestig maakten de stijgende lonen het greppelonderhoud echter onevenredig duur. In de tweede helft van de twintigste eeuw werd de landaanwas minder intensief.
In het kader van het Deltaplan moesten de dijken aangepast worden. Voor de primaire waterkering langs de Friese kust werden vier varianten voorgesteld:
In 1988 werd uiteindelijk gekozen voor de handhaving van de bestaande waterkering en de aanwezige natuurwaarden (plan A).
Proefverkweldering Noorderleeg
Proefpolder Noorderleeg betreft een langgerekte zomerpolder van 3 kilometer die is ingeklemd tussen kwelders aan de zeezijde en een complex van zomerpolders aan de landzijde (zie figuur 3 en 4). Het gebied is in 1997 in beheer genomen. Tot aan de herinrichting van de polder is een overgangsbeheer gevoerd met het stopzetten van de bemesting, extensivering van de beweiding en het openzetten van twee klepduikers.
Figuur 4 Proefverkweldering
In 2001 is in een deel van het gebied gestart met een proefverkweldering. Het doel van de proefverkweldering was om ervaring op te doen met de omvorming van zomerpolder naar kwelder. Daarbij zijn de volgende inrichtingswerkzaamheden uitgevoerd:
De proefverkweldering is door middel van een uitgebreid monitoringsonderzoek gevolgd. Door de monitoring zijn verschillende successen en leerpunten geconstateerd, die bij vervolgprojecten kunnen worden toegepast. Op basis van de monitoring is het volgende geadviseerd:
Hoogteligging maaiveld
Door inpoldering is het proces van opslibbing en veroudering grotendeels verdwenen als gevolg waarvan de zomerpolders nu een lager maaiveld kennen. In de huidige situatie varieert het maaiveld in hoogteligging van circa +1,25 m NAP tot circa +1,75 m NAP. Uit de onderstaande hoogtekaart kan worden afgeleid dat het buitendijkse gebied hoger ligt dan het binnendijksgebied. Op de kaart is ook te zien dat binnen het verkwelderde gebied enkele ingesloten laagtes liggen die een risico vormen voor insluiten van vee bij hoog water.
Figuur 5 Hoogtekaart
Waterhuishouding
De primaire waterkering beschermt het achterland tegen de Waddenzee. De aanwezige zomerpolders binnen het plangebied worden middels dijken en kaden beschermd tegen invloed van zee. De Lontkade is met een gemiddelde hoogte van +3,40 NAP in dit opzicht de belangrijkste kade.
De Ryd speelt als hoofdafwatering een belangrijke rol in de ontwatering van de zomerpolders. Tijdens laag water kan het overtollige water via uitwateringssluizen op het Wad worden afgelaten. Tijdens hoog water zorgen terugslagkleppen er voor dat de aanwezige duikers worden afgesloten en geen instroom van zout water kan plaatsvinden. Naast de waterafvoer spelen de aanwezige sluizen en duikers ook een rol in de te hanteren waterpeilen. Door de hoogteligging van duikers en sluizen wordt voorkomen dat sloten in het gebied bij laag water droog vallen en niet meer als veekering kunnen fungeren. Bij waterstanden boven circa +2,80 meter NAP (meetstation Holwerd) loopt het gebied onder water via lage plekken in de bestaande kaden. Dit komt ongeveer één keer per jaar voor.
Landschap en cultuurhistorie
Het buitendijks gebied is van grote cultuurhistorische- en landschappelijke waarde. Het gebied ontleent zijn landschappelijke waarde aan de openheid en grootschaligheid. Daarnaast zorgen gradiënten in de hoogteligging, de waterhuishouding en het beheer (beweiding) voor een kleurrijk geheel van afwisselende vegetatiepatronen.
Binnen het gebied zijn de destijds ten behoeve van de inpoldering aangelegde kaden en dijken nog steeds in het landschap zichtbaar en belangrijke cultuurhistorische elementen en oriëntatiepunten. De inpoldering is nog steeds goed in het gebied zichtbaar in de vorm van dijken en kaden, ontwateringssloten, greppels, sluizen en spoorlijnen.
Daarnaast vormen de aanwezige drinkplaatsen voor het vee (dobben) een belangrijk landschappelijk herkenningspunt. Ooit zijn het er tientallen geweest, maar bij het verhogen van de dijk zijn verscheidene van deze drinkpoelen verdwenen. De Westerdobbe, de Alde dobbe, de Oosterdobbe en nog vele kleinere bleven over. En bij het eerdere proefverkwelderingsproject heeft It Fryske Gea er nog een aan toegevoegd: de Nije dobbe. De overgebleven dobben hebben na aanleg van een waterleiding hun functie als drinkplek grotendeels verloren maar zijn van blijvende cultuurhistorische waarde. Op de dobben worden kenmerkende soorten voor brakke vegetatie aangetroffen waarvan sommige elders in het gebied niet voorkomen. Daarnaast hebben de dobben een functie als vluchtplek voor vee en andere dieren tijdens hoogwater.
Natuurwaarden
Door inpoldering zijn veel voor kwelders karakteristieke plant- en diersoorten thans uit het gebied verdwenen. Uit resultaten van de eerdere (proef)verkwelderingen is gebleken dat veel voor kwelders karakteristieke plant- en diersoorten zijn teruggekeerd. Dit ging gepaard met een afname van soorten die beter gedijen op zomerpolders. Het gebied wordt gebruikt als broedplaats voor weide- en kustvogels en rust- en fourageerplek voor ganzen.
Het bestemmingsplan vormt het planologisch kader voor de uitvoering van het projectplan Fan swiet nei sâlt en (deels) voor de realisatie van het gemaal Vijfhuizen. Het projectplan Fan swiet nei sâlt bevat echter ook onderdelen die buiten de (geografische) reikwijdte van dit bestemmingsplan vallen. Onderstaand wordt ingegaan op het volledige projectplan. Waar mogelijk is aangegeven waar het gaat om elementen die buiten het plangebied van het bestemmingsplan worden gerealiseerd.
Ten behoeve van de herinrichting van een deel van de zomerpolder tot zoet-zoutgradiënt is door It Fryske Gea een projectplan gemaakt. Het projectplan heeft betrekking op een gebied van 33 hectare van de bestaande Bokkenpollenpolder. Het projectplan Fan Swiet nei Sâlt is opgenomen als bijlage 2 van deze toelichting.
Het project Fan Swiet nei Sâlt kent een vijftal hoofddoelstellingen:
In de onderstaande figuur is een overzicht van het gebied waarop de herinrichting betrekking heeft en een overzicht van de maatregelen die binnen en buiten het plangebied zijn voorzien.
Figuur 6 Plankaart zoet-zoutgradiënt Bokkenpollenpolder (bron: It Fryske Gea, 2015)
Onderstaand worden per thema hierna de beoogde doelen en inrichtingsmaatregelen van het plan beknopt beschreven.
Het projectplan Fan Swiet nei Sâlt kent een duidelijk relatie met het plan gemaal Vijfhuizen, waarvan de realisatie eveneens de komende jaren is voorzien. Dit plan beoogt de realisatie van een nieuw gemaal op de zeedijk (incl. vispassage) ter hoogte van Hallum ten behoeve van het verbeteren van de waterafvoer uit het achterland. Voor de afwatering van het gemaal naar de Waddenzee is de huidige waterloop De Ryd niet geschikt door de mogelijke negatieve effecten daarvan voor het agrarisch gebruik van de aanwezige zomerpolders. Voor de afwatering wordt een nieuwe vaart aangelegd die aan weerszijden wordt voorzien van kaden. De kruinhoogte van de nieuwe oostelijke kade langs de afwateringsvaart wordt op een hoogte gebracht van +3,70 m NAP, oplopend tot +3,80 m NAP nabij de primaire kering. De westelijke kade wordt op een hoogte gebracht van +3,50 m NAP, oplopend tot +3,70 m NAP nabij de primaire kering. Deze afwateringvaart gaat over in een slenk door het te verkwelderen gebied. Op de overgang van vaart naar slenk wordt een visdrempel gerealiseerd.
Met het nieuwe gemaal Vijfhuizen wordt zoet water uit de Friese boezem en polder geleverd voor het realiseren van de zoet-zoutgradiënt. It Fryske Gea heeft in juni 2013 in een formele brief aan het Algemeen Bestuur van Wetterskip Fryslân de garantie gegeven dat de zoetwaterafvoer over haar terreinen is gegarandeerd. De ontwerpen van beide projecten sluiten op elkaar aan en zijn inhoudelijk afgestemd.
In bijlage 3 is een uitgebreide beschrijving van het project Gemaal Vijfhuizen opgenomen.
Binnen het project Gemaal Vijfhuizen/Hallumer Ryt wordt een zoet-zout overgang op de kwelders nagestreefd. Om er voor te zorgen dat de afvoer uit het achterland niet willekeurig over de kwelders gaat lopen (en hier zijn eigen weg gaat zoeken) wordt binnen het plan de aanleg van een nieuwe centrale slenk dwars door het gebied voorgestaan. Uitgangspunt is dat binnen deze slenk een zoet-zout overgang ontstaat die voldoende diep en watervoerend is, zodat vis bij de nieuw aan te leggen vispassage kan komen.
Voor het creëren van een zoet-zoutgradiënt van 33 hectare, zijn de volgende inrichtingsmaatregelen aan de orde:
De afwateringssituatie van de zomerpolders binnen De Keegen blijft ongewijzigd. Dit betekent dat deze zomerpolders vrij blijven afwateren via De Ryd en de bestaande uitwateringssluis.
Het huidige gebied in de Bokkenpollenpolder is een belangrijk weidevogelgebied. Door het treffen van inrichtings- en beheermaatregelen, wil It Fryske Gea de broedvogelgelegenheid voor weidevogels in het gebied optimaliseren.
Uit onderzoek van Vogelbescherming Nederland en het Programma Rijke Waddenzee (maart 2014) blijkt dat het broedsucces van wadvogels mede afhankelijk is van broedgelegenheid nabij het wad. Door het toepassen van extensieve beweiding (waarbij ook maatregelen voor veeveiligheid en drinkwatergelegenheid horen) in de nabijgelegen polders en het nemen van maatregelen tegen predatie, wil It Fryske Gea ook het broedsucces van wadvogels vergroten.
In de notie Optimalisatie broedvogelbiotoop Noard-Fryslân Bûtendyks 2015-2016 van It Fryske Gea zijn de optimalisatievoorstellen op een rij gezet. Deze notitie is opgenomen als bijlage 6 bij deze toelichting. Binnen het plangebied en omgeving zijn de volgende inrichtingsmaatregelen voorzien:
In de onderstaande figuur is een overzicht gegeven van de maatregelen in de verschillende deelgebieden.
Figuur 7 Totaaloverzicht van maatregelen weide- en wadvogels Noard-Fryslân Bûtendyks
Voor het beheer van de zoet-zoutgradiënt/kwelder komt er in de nieuwe situatie een optimalisering van de beweidingseenheden. Hiervoor wordt de kennis benut uit de studie Natuurbeheer van kwelders, de invloed van beweiding op biodiversiteit (2013). Aanbevelingen uit het rapport zijn dat de inzet van meer rundvee dan paarden beter werkt. Daarnaast moet de veedichtheid beter op de doelen zijn afgestemd. Dat wil zeggen een afwisselend mozaïek met kort afgegraasde delen en extensiever begraasde kruidenrijkere delen.
Een herindeling van de pachtgebieden maakt de uitvoering van deze maatregelen mogelijk. Daarvoor is een aantal inrichtingsmaatregelen (deels buiten het plangebied) nodig:
Belangrijk uitgangspunt van dit plan is dat de te handhaven zomerpolders geen overlast ervaren van hoog water en invloeden van de zee en dat deze ook bij hoog water goed toegankelijk blijven. Vanaf een waterstand hoger dan +3.20 m NAP zullen de kaden en achterliggende gebied overstromen met zeewater. Hetzelfde geldt voor de in het gebied aanwezige infrastructuur zoals belangrijke toegangspaden (Strjitwei), vangkraal, dammen en hekwerken. Voor een optimaal gebruik van de zomerpolders, is het van belang dat dit gebied voldoende worden beschermd tegen hoog water (incl. overslag- en spatwater) en dat tevens de afwatering (ten behoeve van drooglegging) blijft gewaarborgd.
Ter bescherming worden de Lontkade aan de oostkant van de doorbraak en de Kadijk opgehoogd tot een hoogte van + 3.60 m NAP. De Lontkade sluit via de oostelijke kade langs de zoet-zout gradiënt aan op de kades van het afvoerkanaal gemaal Vijfhuizen. Ook bij incidentele overstroming (eens in de zoveel jaar), hebben de opgehoogde kaden een functie om dat zij zorgen voor golfreductie en het remmen van de golfaanval op de primaire waterkering.
Belangrijk uitgangspunt voor de landschappelijke inpassing van kaden in dit plan is dat zo veel mogelijk wordt aangesloten bij historische en bestaande kaden en infrastuctuur in het gebied.
Het buitendijks gebied was reeds voor de uitvoering van het kwelderplan (proefkwelders) interessant voor vogelaars, rustzoekers en andere natuurliefhebbers. It Fryske Gea heeft daarom geruime tijd geleden al een recreatieve visie voor het gebied opgesteld: de Visie Recreatie en Toerisme Noard-Fryslân Bûtendyks (2003). Hierin is de toekomstige recreatieve invulling van het gebied beschreven. Deze visie bevat de volgende elementen:
De rijkdom aan natuur die zoet-zoutgradiënten met zich meebrengen, is goed zichtbaar. Foeragerende vogels, rustende vogels, trekkende vis, bloeiende zeeasters. In het plan Fan Swiet nei Sâlt is het expliciet de bedoeling om deze natuurwaarden beleefbaar te maken. Dit sluit aan op de kenmerken van duurzaam toerisme zoals die door UNESCO zijn geformuleerd in het kader van de Werelderfgoedstatus van de Waddenzee.
Het betrekken van mensen bij de waarde van een zoet-zoutgradiënt biedt de gelegenheid om draagvlak te verkrijgen voor het realiseren van zoet-zoutgradiënten op andere plekken langs de Waddenkust. Het ontsluiten van het gebied voor belevingsdoeleinden past in het beleid van It Fryske Gea om mensen van natuur, landschap en cultuur te laten genieten (zie bovenstaand).
De realisatie van het Kweldercentrum Noarderleech nabij het plangebied speelt daarin een belangrijke rol. Het centrum is uitvalsbasis voor een bezoek aan het gebied en is gericht op beleving, bewustwording, indrukken opdoen en nieuwsgierigheid prikkelen over natuur, beheer en cultuurhistorie. Het centrum is bedoeld voor een brede, in het landschap geïnteresseerde doelgroep, van natuurliefhebbers en cultuurhistorisch geïnteresseerden tot fietsers en wandelaars van binnen en buiten de regio. Het kweldercentrum is vrij toegankelijk en iedere dag geopend. De expositie in het centrum is toegankelijk voor mindervaliden. Tevens is er een mindervalidentoilet aanwezig. Bezoekers kunnen vanaf het centrum wandelen door het gebied op drie bestaande wandelroutes waarvan er twee het hele jaar open zijn. Buiten het broedseizoen is het toegestaan om van dijk tot slikvelden door het hele gebied te struinen. Daarnaast zijn er GPS routes uitgezet.
In het gebied worden de volgende maatregelen getroffen:
Ook het optimaliseren van voorzieningen voor wandelroutes in het kader van het Waddenwandelen staat op de planning. Zo zijn klaphekjes, wandelbruggen en een informatiepaneel geplaatst in de route door de Holwertwestpolder. Op de route Burmaniapaad Ferwert zijn een brug en klaphekjes geplaatst. Ook de wens van dorpsbelang Marrum, een route vanaf het tempeltje van Ids Willemsma naar de zogenaamde 'Hynderdobbe', kan worden gerealiseerd met het aanleggen van de brug over de Ryd (zie Beweiding en veeveiligheid).
Er worden arrangementen opgezet met ondernemers en derden. Voorbeelden zijn de samenwerking met Stichting Aerdenplaats ('Leren lezen van het Landschap'), Seedykstertoer en het Verzetsmuseum (themamiddag Luchtoorlog in Fryslân). Filmavonden over slikwerkers en een themalezing over de ontwikkeling van dijken in samenwerking met Wetterskip Fryslân staan ook op het programma.
Eigenaren van hotels, bêd en brochje e.d. worden benaderd om in hun accommodatie aandacht te schenken aan de toeristisch-recreatieve mogelijkheden buitendijks en in het kweldercentrum.
Door optimaliseren en uitbreiden van wandelroutes, samenwerking met andere ondernemers, het uitbreiden van eigen arrangementen en door ruimte geven aan arrangementen van derden in haar terreinen, zet It Fryske Gea concrete stappen op toeristisch-recreatief gebied en geeft daarmee invulling aan goed gastheerschap.
Het zichtbaar houden van de ontstaansgeschiedenis van het gebied voor het nageslacht is een belangrijk (neven)doel in het Beheerplan Noard-Fryslân Bûtendyks (De Jager & Rintjema, 2003). Het kwelderland is een ontginningslandschap waar zomerpolders, greppels en sloten, kades en sluisjes de tastbare elementen zijn van de historie van het gebied. Ze laten de geschiedenis zien van honderden jaren strijd tegen het zeewater en vorming van agrarisch land buiten de dijk. Waar het kan worden deze karakteristieken behouden zodat de ontstaansgeschiedenis zichtbaar blijft.
Binnen het plan is er voor gekozen om de aanwezige hoofdstructuur van oude, historische dijken en afwateringen (Bargerêch, De Ryd, Lontdyk, Kadijk, Strjitwei en bunker) te behouden en waar nodig te versterken.
Binnen het plan behoudt de aan het eind van De Ryd aanwezige historische sluis haar functie ten aanzien van de afwatering van De Keegen. Ook in het Kweldercentrum Noarderleech en de hiervoor genoemde arrangementen zal op allerlei mogelijke manieren uiting worden gegeven aan de cultuurhistorie van het gebied.
Beweiding is een belangrijk middel en een voorwaarde om de biodiversiteitsdoelen op de kwelders te kunnen bereiken. Zonder beweiding zal het gebied snel gaan verruigen en ongeschikt worden voor veel planten- en diersoorten die kenmerkend zijn voor kwelders. Ten aanzien van beweiding en veeveiligheid worden in dit plan de volgende doelen beoogd:
Uitgangspunt voor het creëren van voldoende vluchtroutes is dat zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande, nieuw aan te leggen en op te hogen kaden in het gebied. In overleg met de pachtersvereniging is een veiligheidsplan opgesteld ten behoeve van het vee.
Door de aanleg van de centrale slenk wordt het gebied ten behoeve van de beweiding en de veeveiligheid duidelijk in tweeën gedeeld. Hierdoor ontstaat een duidelijke situatie van waaruit met concrete maatregelen aansluiting wordt gezocht bij de opvanggebieden voor vee uit het veiligheidsplan. De maatregelen betreffen de realisatie van een nieuwe brug en de vervanging van een bestaande brug over de Ryd. Daarnaast is het nodig op het oostelijk deel van het
Noorderleeg een nieuw vanghok te realiseren ter hoogte van de te vervangen brug over de Ryd.
Ten behoeve van grotere beweidingseenheden voorziet het plan in de aanleg van tussendammen in sloten. Deze tussendammen maken de uitwisseling van vee tussen diverse percelen mogelijk parallel aan de zeedijk. De uiteindelijke locaties zijn afhankelijk van de beoogde beweidingseenheden en zullen nader worden vastgesteld.
Het veiligheidsplan voorziet in een waarschuwingssysteem naar de pachters voor het tijdig wegvoeren van het vee. Met hoger gelegen vluchtroutes kan de zomerpolder worden doorkruist bij uitzonderlijk hoge waterstanden (zoals in 2006 en in 2013). Uitgangspunt is dat de vluchtroutes minimaal dezelfde hoogte hebben als de achterliggende hoge kwelder (NAP + 1.70 m). Ten aanzien van vluchtroutes binnen de verkweldering wordt een veilige hoogte aangehouden van minimaal ca. NAP +2.30 m.
In de laagste delen van het te verkwelderen gebied zullen op enige afstand van de bestaande dobben, hogere delen worden aangelegd ('terpjes'), die dienen als vluchtplek tijdens hoog water. Details ten aanzien van hoogte en oppervlak van deze hogere gebieden worden uitgewerkt in het uitvoeringsbestek. Bij de aanleg van routes wordt rekening gehouden met de recreatieve waarde van de zogenaamde 'hynderdobbe'.
Ook na realisatie van het project is het van belang dat het gebied toegankelijk blijft voor beheer en onderhoud. Uitgangspunt is dat zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de in de vorige paragraaf beschreven maatregelen ten behoeve van de veeveiligheid en veekering, waarbij wordt aangesloten bij bestaande en nieuw aan te leggen kaden in het gebied. De huidige twee noord-zuid lopende (hoofd)ontsluitingsroutes door het gebied blijven daarbij gehandhaafd. Ook de in de vorige paragraaf genoemde brug over de Ryd wordt zodanig zwaar uitgevoerd dat deze tevens de belasting van onderhoudsmaterieel (landbouwvoertuigen, kranen, dumpwagens, enz.) kan dragen.
Het realiseren van de nieuwe zoet-zoutovergang in de Bokkenpollenpolder biedt It Fryske Gea de gelegenheid een goed monitoringsprogramma op te zetten. Voorafgaand aan de inrichtingsmaatregelen is het de bedoeling om met diverse partijen (Waddenacademie, Wadvogelwerkgroep SOVON, etc.) een meerjarig monitoringsprogramma op te zetten. It Fryske Gea zal een projectgroep samenstellen en leiden met deskundigen op het gebied van abiotiek (zoet-zout en sedimentatie), vegetatie, weidevogels en wadvogels en aquatische natuur. Ten aanzien van de monitoring zijn de volgende uitgangspunten relevant:
Het inrichten en beheren van de brakke biotoop én het monitoringsprogramma gaan naar verwachting een grote hoeveelheid kennis en inzicht over de waarden en werking opleveren. It Fryske Gea wil de kennis en inzicht de komende jaren planmatig gaan communiceren met uiteenlopende doelgroepen. De aanwezigheid van het Kweldercentrum Noarderleech in de nabijheid van het plangebied, geeft de gelegenheid om daar ruime aandacht te besteden aan het project. Zowel in de bestaande expositie als in de vorm van excursies, lezingen en andersoortige bijeenkomsten. Het is de bedoeling in alle fases van het project specifieke communicatie-activiteiten te organiseren. Daarnaast is het gewenst om de opgedane kennis en inzichten in de vorm van wetenschappelijke en publieke rapportages te ontsluiten. Voor de ontsluiting van kennis wordt aan de volgende zaken gedacht:
Het is de bedoeling om het plan eind 2018 gerealiseerd te hebben. Rekening houdende met een extra jaar tbv van mogelijke herstel- en uitloopwerkzaamheden als gevolg van stormschade en onwerkbaar weer ziet de beoogde planning er derhalve (globaal) als volgt uit:
Net als bij de voorgaande projecten in Noard-Fryslân Bûtendyks geldt als uitgangspunt dat de werkzaamheden bij voorkeur niet in het broedseizoen en rustperiode van ganzen zullen worden uitgevoerd. Rekening houdende met het stormseizoen (1 oktober - 1 april) betekent dit dat de uitvoeringsperiode relatief kort is en zich beperkt tot de periode 15 juli - 1 oktober (ca. 3 maanden). Rekening gehouden wordt met twee uitvoeringsjaren.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Meer dan bij het eerdere rijksbeleid legt het Rijk het primaat van de ruimtelijke ordening bij Provincies en Gemeenten ('decentraal, tenzij...').. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Het natuurlijk en cultureel erfgoed van de Waddenzee ziet het Rijk als een Nationaal belang. Ook de bescherming van primaire waterkeringen is een rijksbelang. Bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening wordt dit nader uitgewerkt.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De rijksbelangen zijn juridisch geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarmee vervangt het Besluit - ook wel AMvB Ruimte genoemd - het bestaande planologisch beleid uit de Nota Ruimte en een aantal Planologische Kernbeslissingen.
In het besluit zijn onder andere de regelingen met betrekking tot de EHS, Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat het huidige beleid zoveel mogelijk 'beleidsneutraal' wordt voortgezet. Een aantal regelingen zijn 'getrapt' vastgelegd. Dit wil zeggen dat de provincies en gemeentes verplicht zijn dit beleid nader uit te werken.
Voor dit bestemmingsplan gelden de regels met betrekking tot de:
Planologische Kernbeslissing Waddenzee
Voor kwelders zijn in de Planologische Kernbeslissing Waddenzee (PKB, 2007, paragraaf 5.3) de volgende doelstellingen opgenomen:
Bij natuurherstel en ontwikkeling wordt onder andere gedacht aan vergroting van het kwelderareaal en het herstel van geleidelijke zoet-zoutovergangen (uit de Nota van toelichting bij de PKB). De voorgenomen plannen sluiten aan bij deze doelstelling.
Trilateraal Waddenzeeplan
In het Trilaterale Wadden Sea Plan (Sylt, 2010; paragraaf 5.2) zijn de volgende doelen voor kwelders in de Waddenzee overeengekomen:
Het voorgenomen plan sluit vooral aan bij de tweede en derde doelstelling. Door een nieuwe afwateringsgeul ontstaat nieuwe dynamiek op de kwelder. Daarnaast draagt het herstel van de zoet-zoutgradiënt bij aan een rijkere vegetatiestructuur.
Natura 2000 en Natuurbeschermingswet
Noard-Fryslân Bûtendyks is in 1988 aangewezen als beschermd natuurmonument onder de Natuurbeschermingswet. Met de aanwijzing van de Waddenzee als Natura 2000-gebied, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, zijn de bestaande doelstellingen van het beschermd natuurmonument overgegaan naar het Natura 2000-gebied.
Natura 2000 geeft aan dat voor kwelders dient te worden gestreefd naar “Behoud van de oppervlakte en de verbetering van de kwaliteit”. De Staat van Instandhouding van kwelders in de Waddenzee wordt als “Matig ongunstig” beoordeeld. De kwaliteit kan worden verbeterd door de variatie aan hoogtezones, geomorfologische vormen (groene stranden, slufters, zandige kwelders, kleiige kwelders) en beheervormen (beweide en onbeweide kwelders) uit te breiden.
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft tot doel om de kwaliteit en kwantiteit van oppervlakte-, grond- en zeewater te beschermen. Kwelders worden in de KRW beschouwd als graadmeters voor waterkwaliteit. Het Beheer- en Ontwikkelplan Rijkswateren van Rijkswaterstaat bevat maatregelen die Rijkswaterstaat treft om te voldoen aan de KRW. Het uitbreiden van het areaal kwelders aan de vastelandskust van de Waddenzee is een van de maatregelen. Ook het herstel van zoet-zoutgradiënten is een belangrijk doel in de Kaderrichtlijn Water. Het plan draagt bij aan deze doelstelling.
Deltawet
In het Deltaprogramma 2013 (nationaal programma waarin Rijksoverheid, provincies, waterschappen en gemeenten samenwerken) worden met betrekking tot de veiligheidsopgave voor het Waddengebied enkele strategieën genoemd, waarbij aangegeven wordt dat de huidige strategie is te optimaliseren door dijken te combineren met kwelders. Kwelders dempen de golfenergie (omdat ze langzaam oplopen in hoogte) waardoor ze als dijkbescherming kunnen functioneren. Daarnaast kunnen kwelders zich aanpassen aan zeespiegelstijging en bodemdaling door opslibbing.
Daarnaast zorgen kwelders, afhankelijk van de breedte daarvan, vanwege de golfreducerende werking voor een lagere belasting van de achterliggende zeekerende dijk. Dat kan tot een reductie in onderhoud of tot lagere eisen aan de dijkbekleding leiden.
Werelderfgoed
In 2009 is de Waddenzee tot werelderfgoed benoemd. Door UNESCO worden verschillende criteria gehanteerd om te beoordelen of een gebied in aanmerking komt voor het predicaat Werelderfgoed. Voor de Waddenzee geldt dat het gebied uitzonderlijk is vanwege haar grote belang voor het behoud van zowel de biodiversiteit als van de ecologische en geologische processen. De status van werelderfgoed brengt geen additionele beperkingen met zich mee. Het vigerende wet- en regelgevingskader is bepalend voor de afwegingen ten aanzien van het toestaan van activiteiten. De bescherming van Werelderfgoed is in Nederland geregeld via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie bovenstaand).
Conclusie rijksbeleid
Geconcludeerd wordt dat het voornemen past binnen het rijksbeleid.
Streekplan Om de kwaliteit van de romte
In het Streekplan Fryslân 2007 staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers ruim de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen, waarbij de kernkwaliteiten van Fryslân voor de toekomst in stand gehouden en versterkt worden. Daarbij stuurt de provincie op bovenlokale belangen, met als leidende gedachte: lokaal wat kan en provinciaal wat moet.
De provincie ziet het landelijk gebied primair als een gebied voor functies die hier een ruimtelijk-functionele relatie mee hebben. Hierbij gaat het vooral om landbouw, recreatie, natuur en waterberging. Het plan Fan swiet nei Sâlt voorziet in functies die passend zijn in het landelijk gebied (natuur en waterafvoer). Het plan sluit daarmee aan bij het beleid van de provincie.
Verordening Romte Fryslân (2014)
In 2014 is de Verordening Romte geactualiseerd. In de Verordening Romte Fryslân worden regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze regels hebben betrekking op diverse onderwerpen. Voor dit plan is de bescherming van de ecologische hoofdstructuur van belang. Het plangebied maakt hier onderdeel vanuit. Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur moet worden voorzien van een passende bestemming met gebruikregels gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gronden, met inbegrip van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het plan Fan Swiet nei Sâlt draagt bij aan ecologische doelen van de ecologische hoofdstructuur. Zodoende staat de Verordening Romte de uitvoering van het project niet in de weg.
Grutsk op 'e Romte
Met de structuurvisie Grutsk Op 'e Romte zet de Provincie in op de verankering van landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten in ruimtelijke plannen.
Het gehele Waddengebied wordt daarbij gezien als één van de overkoepelende kernkwaliteiten van de provincie. Het advies voor dit deelgebied luidt: "Het -waar mogelijk- toestaan van natuurlijke dynamiek door zee en wind als vormende factor in dit gebied (dynamisch kustbeheer, herstel oude slenkpatronen en toelaten verstuiving)." Het graven van een nieuwe slenk en het herstellen van de zoet-zoutgradiënt sluit goed aan bij dit advies.
Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied Kleigebied Oostergo. Voor dit gebied geldt onder andere het volgende advies: "Zichtbaar houden van inpolderingen (jonge en oude zeepolders) die worden gekarakteriseerd door openheid, dijken in verschillende leeftijden en buitendijkse landen met landaanwinningswerken."
Van belang in het gebied is dat vanaf de bestaande dijk over de nieuwe dijken heen wordt gekeken. Dit is en blijft het geval. De bestaande Lontkade is al gemiddeld 3,40 meter. Ophoging van deze kade en de realisatie van een nieuwe kade (langs de afvoerslenk) tot 3,60 meter veranderen het bestaande landschappelijke beeld niet of nauwelijks.
In het plan wordt de cultuurhistorische waarde van de aangelegde dijken waar mogelijk gerespecteerd. Daarnaast draagt het plan samen met het kweldercentrum bij aan het ontsluiten en beleefbaar maken van deze cultuurhistorische waarden.
Natuurbeheerplan
Op 7 oktober 2014 heeft het College van Gedeputeerde Staten van Fryslân het Provinciaal Natuurbeheerplan 2015 vastgesteld. Het Natuurbeheerplan beschrijft de subsidiemogelijkheden voor beheer en ontwikkeling van natuurgebieden, agrarische natuur en landschapselementen in Fryslân, vanaf 1-1-2015. De begrenzing van gebieden in het Natuurbeheerplan heeft vooral betrekking op deze subsidiemogelijkheden. De subsidiemogelijkheden zijn nadrukkelijk gerelateerd aan de natuurdoelen die de provincie nastreeft. Het natuurbeheerplan is in die zin ook een belangrijk sturingsinstrument.
Het Natuurbeheerplan kent een beschrijving van de kwaliteitsimpulsen van natuurgebieden. Bij kwaliteitsimpulsen gaat het veelal om een kwantitatieve of kwalitatieve opgave om in een bepaald gebied de natuurkwaliteit te verbeteren door: verwerving van gronden voor natuurontwikkeling; (her)inrichting van terreinen; functieverandering van landbouwgrond naar natuurgrond en herstel van milieu- en watercondities. Een belangrijk middel om de kwaliteitsimpuls te bepalen is de ambitiekaart. De ambitiekaart beschrijft de gewenste eindsituatie van een natuurterrein op basis van beheertypen en geeft inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden van een terrein.
Het plangebied heeft op dit moment het natuurdoeltype Nat weidevogelgrasland (N13.01). Voor de slikken, kwelders en zomerpolders van het Noorderleeg geldt als ambitie het natuurdoeltype Duin- en kwelderlandschap (N01.02). Het plan Fan Swiet nei Sâlt sluit aan bij deze ambitie.
Figuur 8 Ambitie natuurbeheer (Provincie Fryslân, Natuurbeheerplan 2015)
Agenda Netwerk Noordoost: project "Noordoost aan het Wad"
Het ambitieproject ‘Noordoost aan het Wad’ heeft tot doel een blauwdruk te maken voor het Waddengebied. Een kaart waarop de routing van toekomstige ontwikkelingen aan het Wad naar een economisch sterkere regio Noordoost Fryslân is ingetekend en de grenzen zijn afgebakend waarbinnen de ontwikkelingen dienen plaats te vinden. Het gaat om het opstellen van een ontwikkelingsvisie voor het Waddengebied, uitvloeiend in een lijst van concrete projectideeën. Het zwaartepunt zal liggen bij het leesbaar maken van het waddenlandschap en het toegankelijk maken van het buitendijks gebied. Het project geeft daarbij sturing aan de verschillende initiatieven die er nu al in het Noordoostelijke Waddenkustgebied zijn en worden ontwikkeld.
Eén van de maatregelen is Noordoost Fryslân buitendijks: een lijst van concrete maatregelen voor een goede ontsluiting en beleving van het buitendijks gebied. Voor deze stap worden de maatregelen op een rij gezet die enerzijds voortkomen uit de lopende initiatieven en plannen (stap 1) en die anderzijds voortvloeien uit de visie (stap 2). Er zijn vooralsnog geen concrete maatregelen of deelprojecten benoemd. In de nota staat dat onderzocht moet worden of in ieder geval de hieronder opgesomde projectideeën (niet-uitputtende lijst) als concrete maatregel kunnen worden opgenomen:
In de planuitwerking (zie hoofdstuk 3) zijn een aantal van deze ideeën opgenomen.
‘Land en water verbonden’, Toekomstbeeld en strategische visie waterrecreatie Noordoost Fryslân 2025
Het toekomstbeeld ten aanzien van waterrecreatie is als volgt. Noordoost Fryslân staat op de kaart als aantrekkelijk watersportgebied. Het vaarwegennetwerk is op orde en kenmerkt zich door een dicht netwerk van vaarten en kanalen en heeft een sterke verbinding met de cultuur en natuur in het achterland. De camper- en sloepenvaarder zijn de voornaamste doelgroepen. Als de regio deze doelgroepen vertroeteld, zullen in hun kielzog ook andere doelgroepen aangenaam verblijven.
Het toekomstbeeld is uitgewerkt in strategische thema's. Eén van de strategische thema's is bijzondere bestemmingen. Een bijzondere trekker en bron van vermaak vormen de Wadden. Het is niet alleen een belangrijk vaargebied en daarmee bestemming voor tal van watersporters maar het vormt eveneens het meest oorspronkelijke landschap en natuurgebied dat Nederland te bieden heeft. De wijze waarop de Wadden op dit moment geëtaleerd wordt, laat sterk te wensen over en vraagt om veel meer voorzieningen en mogelijkheden. In de nota staat dat met de zeedijk als symbolische rode draad ten noorden van het plangebied, meer mogelijkheden worden geschapen voor beleving van de kwelders, uitkijkpunten maar ook verbindingen landinwaarts zodat de campervaarder vanuit het haventje in de nabijgelegen plaatsen eenvoudig naar de dijk kan lopen of fietsen.
Het kweldercentrum (binnendijks) in combinatie met natuurontwikkeling (buitendijks) is een goed voorbeeld van een verbinding tussen land en water.
Waterbeheersplan 2010-2015
Binnen de kader van het Waterbeheerplan 2010-2015 'Wetter jout de romte kwaliteit' werkt Wetterskip Fryslân aan:
In het noorden van Fryslân liggen een aantal duidelijke opgaven met betrekking tot deze doelstellingen. Er bestaat de wens om extra water te kunnen afvoeren en het systeem door te spoelen (vanwege verzilting). Daarnaast bestaat vanuit de Kaderrichtlijn Water de wens om zout-zoet-overgangen te realiseren en de vismigratie te herstellen. Met de realisatie van het gemaal Vijfhuizen wordt deze doelstelling concreet ingevuld.
In Ferwerderadiel ligt een deel van de primaire waterkering van Nieuwebildtzijl tot Blije. Deze kering is essentieel bij de bescherming tegen hoog water (categorie A). De gronden langs deze kering zijn door het waterschap gereserveerd voor het toekomstbestendig maken van de kering. De kering kent een overstromingnorm van 1:4000. Daarnaast wordt binnendijks gewerkt aan het verbeteren van regionale kades.
Watergebiedsplan Ferwerderadiel / Leeuwarderadeel
Op 15 november 2011 heeft het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân het Watergebiedsplan Ferwerderadiel / Leeuwarderadeel vastgesteld. In het plan geeft een onderbouwing van het gewenste peilbeheer in het landelijk gebied en de daarvoor benodigde maatregelen. Ook worden de waterbergingsopgave en knelpunten in het watersysteem benoemd. In dit plan neemt het gemaal Vijfhuizen en de inrichting van het watersysteem een prominente plaats in.
Structuurvisie
De gemeente Ferwerderadiel heeft met de structuurvisie (2002) een ruimtelijk beleidskader geformuleerd waaraan ruimtelijke ontwikkelingen dienen te worden getoetst. Centraal in de visie staat de ambitie om de identiteit en de ruimtelijke kwaliteit van Ferwerderadiel te behouden en te versterken.
De identiteit van Ferwerderadiel wordt gekenmerkt door de elementen ruimte, rust, historie en natuur. Het behouden van deze identiteit is een uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid van de gemeente. Bij dit plan is rekening gehouden met de bestaande kwaliteiten van het plangebied. Het is daarom inpasbaar binnen de uitgangspunten van de structuurvisie.
TROP Ferwerderadiel 2004 - 2014
Het doel van de gemeente is om de sector recreatie en toerisme te versterken en deze te benutten om haar kwaliteiten op het gebied van wonen en werken te behouden en waar mogelijk te versterken.
Het streven van Ferwerderadiel op het gebied van toerisme en recreatie is als volgt verwoord: Ontwikkeling en versterking van de toeristisch-recreatieve mogelijkheden, met name gericht op kwaliteitsverbetering en vernieuwing van routegebonden en watergebonden recreatie, inspelend op en rekening houdend met de bestaande natuur- en cultuurhistorische waarden. Daarmee zet Ferwerderadiel binnen het grotere omringende palet, haar eigen unieke toeristische handtekening.
'Ingetogen schoonheid' in die zin dat, de weidsheid van het landschap afgewisseld met de cultuurhistorische elementen zoals de terpdorpen met hun kerken en molens, de 'staten' en dagattracties zoals het bezoekerscentrum te Hegebeintum de kernkwaliteiten van het gebied vormen. Deze worden met elkaar verbonden door een uitgebreid fietsroutenetwerk. Daartoe wordt de bestaande infrastructuur verbeterd en waar nodig uitgebreid. Het routenetwerk vormt eveneens de verbindende schakel tussen het 'weidse wad' in het noorden en het 'bedrijvig water' van de Dokkumer Ee aan de zuidkant van de gemeente.
De natuur- en recreatiegerichte ontwikkeling van het 'weidse wad', zoals voorgestaan door It Fryske Gea past binnen dit beleid.
Bij de afweging of medewerking kan worden verleend, moet tevens rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rondom het plangebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven.
Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Noard-Fryslân Bûtendyks is onderdeel van Natura 2000-gebied Waddenzee en kerngebied van de Ecologische Hoofdstructuur.
Natura 2000-gebied
De omvorming van een deel van de zomerpolder tot een zoet-zoutgradiënt past bij de doelstellingen voor het Natura 2000-gebied. Dit neemt niet weg dat de zomerpolders ook in de huidige situatie hoge natuurwaarden kennen, daar zij van groot belang zijn voor weidevogels en als foerageergebied voor overwinterende ganzen (vooral Brandganzen). Voor een deel van de vogelsoorten die nu in het projectgebied voorkomen, is een instandhoudingsdoelstelling geformuleerd voor Natura 2000-gebied Waddenzee. De omvorming van de zomerpolders tot kwelders zal gevolgen kunnen hebben voor de huidige natuurwaarden van het projectgebied. Daarnaast kunnen de werkzaamheden ten behoeve van de inrichting van het gebied leiden tot verstoring van aanwezige (avi)fauna.
Voor het project is een ecologische voortoets opgesteld. Eindconclusie van de voortoets is dat de realisatie van gemaal Vijfhuizen en de zoet-zoutverbinding op zichzelf, of in cumulatie met andere projecten, niet leidt tot verslechterende of significant verstorende effecten op de beschermde waarden van Natura 2000-gebied Waddenzee. De Natuurbeschermingswet 1998 staat daarom de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
De voortoets is opgenomen als bijlage 4 bij deze toelichting.
Ecologische Hoofdstructuur
In 1990 is het gebied in het Natuurbeleidsplan als Kerngebied in de EHS aangewezen. Het doel is om dit kerngebied via natuurontwikkeling om te vormen in een grootschalige vastelandskwelder waar de Waddenzee een grote mate van invloed heeft op de flora en fauna. Het realiseren van een zoet-zout-overgang in een deel van de zomerpolder draagt bij aan deze doelstelling. De openheid en rust in het gebied blijft in stand. Er is daarom geen sprake van het aantasten van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS, maar eerder een versterking daarvan.
Soortenbescherming
De bescherming van soorten is vastgelegd in de Flora- en Faunawet. Hierin zijn bepalingen opgenomen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze wet is een aantal planten- en diersoorten aangewezen die licht, middelzwaar of zwaar beschermd zijn. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. Voor middelzwaar beschermde soorten geldt alleen een vrijstelling wanneer de beoogde werkzaamheden worden uitgevoerd volgens een door LNV goedgekeurde gedragscode. Voor zwaar beschermde soorten dient bij ruimtelijke ingrepen ontheffing te worden aangevraagd. Behalve de Flora- en Faunawet is ook de Rode Lijst van belang, waarop zeldzame en bedreigde soorten zijn opgenomen.
Ten behoeve van het eerdere (grotere) kwelderplan heef een toetsing Flora- en faunawet plaatsgevonden (Toetsing Flora- en faunawet voor de verkweldering van Noard-Fryslân Bûtendyks, Buro Bakker, 2013). Ten aanzien van beschermde flora- en fauna wordt het volgende geconcludeerd:
Deze toetsing is ten behoeve van het nieuwe plan geactualiseerd door middel van een oplegnotitie (zie bijlage 5). Geconstateerd is dat de conclusies ook voor het nieuwe (verkleinde) plangebied gelden.
Toetsing provinciaal weidevogelbeleid
Het vigerende provinciale weidevogelbeleid is verwoord in de Weidevogelnota (2014-2020). Het plangebied is daarbij aangemerkt als weidevogelkansgebied. In de Verordening Romte wordt de openheid en rust in de voor weidevogels geschikte gebieden beschermd. In een actualisatie van de weidevogeltoetsing is geconcludeerd dat uitvoering van Fan Swiet nei Sâlt daarom geen wezenlijke gevolgen zal hebben voor de draagkracht van de Bokkepollenpolder voor weidevogels en daarom niet in strijd is met het provinciale weidevogelbeleid. (zie bijlage 5).
Om de kwaliteit en draagkracht van Noard-Fryslân Bûtendyks voor weide- en kustvogels een algehele impuls te geven, zijn maatregelen uitgewerkt voor het verbeteren van de broedomstandigheden van weidevogels in het plangebied van de verkweldering en elders in Noard-Fryslân Bûtendyks. Deze maatregelen vindt grotendeels plaats buiten het plangebied en kunnen worden beschouwd als een autonome ontwikkeling, die los van dit bestemmingsplan plaatsvindt. Aangezien de maatregelen niet nodig zijn voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan, is een juridische regeling ook niet noodzakelijk.
Ganzen
Met betrekking tot de effecten van de verkweldering op het binnendijks foerageren van ganzen is door Buro Bakker een notitie opgesteld. Het eerdere onderzoek naar ganzen is in de bijgevoegde oplegnotitie geactualiseerd (zie bijlage 5). Conclusie van het onderzoek is dat een wezenlijke verandering in het aantal binnendijks foeragerende Brandganzen onwaarschijnlijk is.
Archeologie
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.
FAMKE
Een betere bescherming van het bodemarchief vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de provincie Fryslân het initiatief genomen om het bodemarchief zo goed mogelijk in kaart te brengen. Dit gebeurt op de FAMKE: Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr - 1500 n Chr).
De adviezen die voor de verschillende zones in Fryslân gegeven worden variëren van 'streven naar behoud' tot 'geen nader onderzoek nodig'. Deze adviezen geven aan welke vervolgstappen noodzakelijk zijn om op een verantwoorde manier om te gaan met het bodemarchief in een nieuw te maken bestemmingsplan, een bestemmingsplanwijziging, een ontgronding of een sanering. Door middel van de twee advieskaarten kan aldus worden nagegaan welke onderzoeksinspanning gevraagd wordt op een bepaalde plaats.
De archeologische adviezen op de FAMKE zijn gebaseerd op kennis van al bekende archeologische terreinen en op zogeheten archeologische verwachtingen, die op hun beurt weer gebaseerd zijn op bronnen als de bodemkaart, veldwerk en literatuurstudie. De adviezen bestaan uit twee delen:
De archeologische waarden in het plangebied zijn voor een groot deel afhankelijk van de bewoonbaarheid van het gebied door de tijd heen. Het gebied is nooit bewoond geweest. Uit de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) kan dan ook worden afgeleid dat er geen archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn (zie onderstaande kaarten).
Figuur 9: Archeologische verwachtingswaarde Steentijd-Bronstijd
Figuur 10: Archeologische waarden Ijzertijd-Middeleeuwen
Cultuurhistorie
De kwelders zijn van grote cultuurhistorische- en landschappelijke waarde. Het gebied ontleent zijn landschappelijke waarde aan de openheid en grootschaligheid van het gebied. De verkweldering zorgt ervoor dat deze waarden bewaard blijven. Daarnaast zorgen bij een juiste beweiding karakteristieke planten voor een kleurrijk geheel en afwisselende vegetatiepatronen als gevolg van gradiënten in hoogteligging en gebruik. Binnen het gebied zijn de destijds ten behoeve van de inpoldering aangelegde kaden en dijken nog steeds in het landschap zichtbaar en belangrijke cultuurhistorische elementen en oriëntatiepunten. Voor wat betreft de aanleg van kaden en begrenzing van te verkwelderen gebieden is binnen dit plan zo veel mogelijk aangesloten bij deze elementen (zie ook Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3).
Bij de totstandkoming van dit plan wordt de watertoets doorlopen. De betrokken waterbeheerders zijn het Wetterskip Fryslân en Rijkswaterstaat. Het Wetterskip Fryslân is mede-initiatiefnemer van het bestemmingsplan, dat de ruimtelijke voorwaarden schept voor het Projectplan Vijfhuizen.
Waterafvoer- en berging
Met de realisatie van het gemaal wordt het afvoerend vermogen van het binnendijkse watersysteem aanzienlijk vergroot.
Waterkwaliteit
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese wet met als doel dat alle lidstaten in alle wateren in Europa uiteindelijk een goede chemische en ecologische waterkwaliteit weten te bereiken. Een goede ecologische kwaliteit betekent dat plant- en diersoorten die ‘van nature' in bepaalde wateren voorkomen daar ook daadwerkelijk in (kunnen) leven en zich voortplanten. Daar wordt naar gestreefd in alle wateren.
Effecten voor de primaire waterkering
In het kader van het eerdere verkwelderingsplan is onderzoek gedaan naar de effecten van verkweldering op de zeedijk (primaire waterkering) (Noard Fryslân Bûtendyks, Effecten van de verkweldering op de Zeedijk, Royal Haskoning DHV, 5 maart 2013). De uitkomst van het onderzoek is dat de verkweldering geen negatieve gevolgen heeft voor (de stabiliteit van) het dijklichaam en niet leidt tot een verslechtering van de waterkeringsveiligheid. Gelet op de beperktere opzet, kan worden gesteld dat dit ook geldt voor het project Fan Swiet nei Sâlt.
Watertoets procedure
Ter afronding van de watertoetsproces wordt het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg toegezonden aan Wetterskip Fryslân en Rijkswaterstaat.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient bij een bestemmingsplan afstemming plaats te vinden tussen activiteiten die milieuhinder kunnen veroorzaken en hindergevoelige functies. Gezien de aard van het project is dit aspect niet aan de orde.
Als uitgangspunt geldt dat de grond geschikt moet zijn voor de toekomstige functie. Verdachte plekken dienen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Waar nodig moeten de saneringsmaatregelen worden aangegeven. De gronden zijn geschikt voor de realisatie van dit type project.
Ten behoeve van het afgraven van kaden is het uitgangspunt dat zo veel mogelijk met een gesloten grondbalans per deelgebied wordt gewerkt en dat zo weinig mogelijk grondtransport in het gebied plaats vindt. Mede om deze reden worden de zomerkaden die bij de beoogde inrichting geen functie meer hebben ter bescherming van achterliggend gebied plaatselijk doorgebroken en niet volledig afgegraven.
Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Dit aspect is niet aan de orde gezien de aard van het project.
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit aspect is niet aan de orde gezien de aard van het project.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. In de directe omgeving van het plangebied vinden geen risicovolle activiteiten plaats.
Risicovolle inrichtingen of vervoer van gevaarlijke stoffen vindt in de directe omgeving van het plangebied niet plaats.
Uit onderzoek en kaartmateriaal is gebleken dat het gebied Noard-Fryslân Bûtendyks gebruikt is als schijnvliegveld gedurende de 2e wereldoorlog. Daarnaast is het gebied in deze periode gebruikt als munitie-afwerpplaats. Op basis van bestaande bronnen (o.a. luchtfoto's) is bekend welke plekken worden verdacht als munitieafwerpplaats.
Voorafgaand aan de uitvoering van het plan wordt op de verdachte locaties een detectieonderzoek naar Niet Gesprongen Explosieven uitgevoerd. Dit onderzoek richt zich op de locaties waar grondwerkzaamheden plaatsvinden:
Daarnaast worden transportroutes binnen het werkgebied onderzocht.
Toetsingskader
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Plannen waarvoor een passende beoordeling moet worden gemaakt, zijn altijd planmer-plichtig.
Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusies
Het plan kan worden gekenmerkt als een landinrichtingsproject. De drempelwaarde voor milieueffectrapportage ligt bij een oppervlakte van 125 hectare. Omdat het plan voorziet in de herinrichting van 33 hectare grond, is van een mer-plicht geen sprake. Bovendien zijn van het project geen belangrijke negatieve milieueffecten te verwachten, omdat het plan voorziet in de ontwikkeling van natuurwaarden in een gebied dat al heel extensief wordt gebruikt.
Mer-beoordeling Project Vijfhuizen
Ten behoeve van de realisatie van het gemaal is een mer-beoordelingsnotitie opgesteld. Uit deze mer-beoordeling komt naar voren dat er geen belangrijke negatieve milieueffecten aan de orde zijn, die het opstellen van een milieueffectrapport noodzakelijk maken.
Geen passende beoordeling
Voor het plan is een ecologische voortoets gemaakt. Hieruit blijkt dat significant negatieve effecten niet aan de orde zijn en dat het opstellen van een passende beoordeling niet aan de orde is. De resultaten van de voortoets worden verder beschreven in paragraaf 5.1.
Dat ten aanzien van overige milieuaspecten ook geen belangrijke negatieve milieueffecten aan de orde zijn, blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals verwoord in de voorgaande paragrafen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 20012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In dit hoofdstuk zijn de verschillende bestemmingen toegelicht. Hieronder wordt uitgelegd uit welke onderdelen een bestemming bestaat.
Bestemmingsomschrijving
Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Door middel van aanduidingen worden op enkele specifieke locaties extra bestaande functiemogelijkheden geboden.
Bouwregels
Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.
Afwijking van de bouw- en gebruiksregels
In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (thans nog niet voorzien), waaruit blijkt dat de bouw- en gebruiksregels niet voldoende blijken te zijn. In deze gevallen kan door het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouw- en gebruiksregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt.
Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
Voor een aantal van de genoemde werken en werkzaamheden geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden (dit zijn de vroegere aanlegvergunningen). Het gaat daarbij om werken en werkzaamheden die ingrijpen in de aard van de gegeven bestemming. Dat betekent dat deze pas mogen worden uitgevoerd, nadat een omgevingsvergunning is verkregen. Hierbij vindt een afweging van belangen naar evenredigheid plaats. Als het gaat om activiteiten die behoren tot het normale onderhoud en/of beheer of het normaal agrarisch gebruik, is geen vergunning vereist.
Als er voor meerdere werken en/of werkzaamheden een vergunning nodig is dan wordt hier één omgevingsvergunning voor aangevraagd. Er hoeft dus niet voor elke activiteit een aparte omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Er wordt dan in één keer voor alle werken en/of werkzaamheden een omgevingsvergunning verleend als de activiteiten passen binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan (een algemene toestemming).
Specifieke gebruiksregels
In principe moeten gronden en bouwwerken worden gebruikt overeenkomstig de bestemming, dus gebruiksvormen die hier niet binnen passen, zijn aan te merken als strijdig gebruik. Er zijn echter de volgende redenen om nog specifiek een aantal zaken op te nemen in specifieke gebruiksregels (strijdig gebruik):
Overgangsbepaling
Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een vergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.
In beginsel mogen de bouwwerken slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.
In paragraaf 6.1 Algemeen zijn de opbouw van deze paragraaf en de opbouw en
systematiek van de bestemmingen toegelicht.
Doeleinden
Nadat het inrichtingsplan is gerealiseerd, is sprake van natuur in de vorm van een zoet-zoutgradiënt. De gronden zijn daarom als 'Natuur' bestemd. Nadat het project is gerealiseerd is het van belang dat de natuurlijke waarden behouden blijven. In de bestemmingsomschrijving is daarom zowel de ontwikkeling als het behoud van de natuurlijke waarden als doel opgenomen. Daarnaast is van belang dat de openheid van het landschap behouden blijft. De aanwezige oude dobbes zijn beschermd door een instandhoudingsdoelstelling en een gebruiksverbod.
Extensief agrarisch medegebruik gericht op het natuurbeheer van de gronden, recreatief medegebruik, educatief medegebruik en kleinschalige duurzame energieopwekking is in ondergeschikte mate toegestaan.
Bouwregels
Gebouwen mogen niet gerealiseerd worden. Dit zou de natuurwaarden schaden. Bouwwerken zijn wel toegestaan met een maximale hoogte van 1,50 m. Dit moeten bouwwerken zijn die ten dienste staan van de natuurwaarden. Ten behoeve van een kijkwand geldt een afwijkende bouwhoogte van 2,50 meter. Deze functie zal geen afbreuk doen aan de natuurwaarden.
Specifieke gebruiksregels
De volgende activiteiten zijn strijdig met de natuurwaarden waardoor ze expliciet in de specifieke gebruiksregels opgenomen zijn :
Doeleinden
De bestemming 'Water' heeft als doel om de waterafvoerende functie van de afwateringsvaart te waarborgen. Ter plaatse van de uitstroomvoorziening van het gemaal wordt een aanduiding opgenomen 'nutsvoorziening' om hier bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van het gemaal te kunnen realiseren.
Bouwregels
Binnen de bestemming mag niet worden gebouwd. Bouwwerken zijn wel toegestaan met een maximale hoogte van 1,50 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' geldt een afwijkende bouwhoogte van 5,00 meter om bouwwerken ten behoeve van het gemaal mogelijk te kunnen maken.
Doeleinden
De bestemming 'Water - Waterkering heeft als doel de waterkerende functie van de primaire waterkering te borgen en daarmee het achterland te beschermen tegen overstroming. Voor aanleg- of graafwerkzaamheden ter plaatse moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. De aanduiding 'nutsvoorzieningen' geldt ook ter plaatse van deze bestemming.
Bouwregels
Binnen de bestemming mag niet worden gebouwd. Bouwwerken zijn wel toegestaan met een maximale hoogte van 1,50 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' geldt een afwijkende bouwhoogte van 5,00 meter om bouwwerken ten behoeve van het gemaal mogelijk te kunnen maken.
In de algemene gebruiksregels is een aantal activiteiten opgenomen die strijdig zijn met de bestemmingen.
Dit bestemmingsplan doorloopt de wettelijk vastgelegde procedure. Hierbij wordt eenieder de gelegenheid gegeven zijn of haar inspraakreactie of zienswijze kenbaar te maken. Tevens wordt Overleg gevoerd met verschillende overleginstanties.
Inspraak en overleg
Het bestemmingsplan wordt, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar overleginstanties als de Provincie en Wetterskip Fryslân. Daarnaast wordt, zoals bepaald in de inspraakverordening van de gemeente Ferwerderadiel, het voorontwerp bestemmingsplan voor inspraak ter inzage gelegd.
De ingekomen inspraak en overlegreacties worden samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording in de Nota van inspraak en overleg. De ingekomen reacties kunnen aanleiding geven om de inrichting van het plangebied op onderdelen aan te passen. Aanpassingen worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bekendmaking van het bestemmingsplan en raadsbesluit vindt plaats door middel van een publicatie in het gemeentelijke huis-aan-huisblad en in de Staatscourant. Het ontwerpplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Een ieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Eventueel ingediende zienswijzen worden geanonimiseerd en voorzien van een passend antwoord.
Vaststelling
Tot slot wordt het bestemmingsplan door de gemeenteraad (al dan niet gewijzigd) vastgesteld. De bekendmaking van het bestemmingsplan en raadsbesluit vindt plaats door middel van een publicatie in het gemeentelijke huis-aan-huisblad en in de Staatscourant. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening bij de voorzitter van de ABRvS is aangevraagd.
Financiële uitvoerbaarheid
De begrenzing van dit plan is zodanig gekozen dat geen gronden hoeven te worden verworven. De benodigde gronden zijn reeds alle in eigendom van It Fryske Gea. De realisatie van het plan leidt tot andere beweidingseenheden en nieuwe afspraken met pachters.
De benodigde investeringen worden gedekt door financiering van:
Kostenverhaal
Wanneer een bestemmingsplan een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient op basis van artikel 6.12. van de Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan te worden vastgesteld. Onder een aangewezen bouwplan wordt krachtens artikel 6.2.1. van het Bro onder andere de bouw van één of meer woningen of andere hoofdgebouwen, de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² brutovloeroppervlakte, of de bouw van ten minste 1.000 m² brutovloeroppervlakte aan kassen verstaan. Een dergelijk bouwplan is hier niet aan de orde. Het opstellen van een exploitaitieplan kan daarom achterwege blijven. Wel wordt met de initiatiefnemer(s) een overeenkomst gesloten voor het afwentelen van mogelijk planschade.
In het kader van het Overleg ex artikel 3.1.1. van het Bro over het bestemmingsplan is het voorontwerp van het bestemmingsplan verzonden naar de betrokken wettelijke overleginstanties en nutsbedrijven. De volgende aan-geschreven instanties hebben gereageerd:
Ad 1. Provincie Fryslân
De provincie Fryslân geeft aan dat de provinciale belangen op een juiste wijze zijn verwerkt. Verder heeft zij geen opmerkingen.
Antwoord:
De gemeente neemt dit ter kennisgeving aan.
Ad. 2 Wetterskip Fryslân
Wetterskip Fryslân geeft aan betrokken te zijn bij het opstellen van het bestemmingsplan. De waterschapsbelangen zijn daarmee voldoende gewaarborgd. Het waterschap heeft daarom geen opmerkingen.
Antwoord:
De gemeente neemt dit ter kennisgeving aan.
Ad 3. Brandweer Fryslân
De Brandweer Fryslân ziet geen noodzaak tot opmerkingen omdat er geen risicovolle activiteiten invloed hebben op het plangebied.
Antwoord:
De gemeente neemt dit ter kennisgeving aan.
Ad 4. Liander
Liander geeft aan dat de bedrijfsvoering van Liander niet wordt belemmerd door het bestemmingsplan.
Antwoord:
De gemeente neemt dit ter kennisgeving aan.
Op 26 mei 2015 is het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Hierop zijn twee inspraakreacties ontvangen van een eigenaar en een pachter van nabijgelegen gronden. Beide inspraakreacties zijn grotendeels gelijkluidend. Daarom wordt volstaan met één beantwoording van beide inspraakreacties. Eerst is een korte samenvatting van beide inspraakreacties gegeven, daarna is een antwoord gegeven.
De gemeente heeft het initiatief genomen om in overleg met insprekers te treden, omdat de meeste reacties betrekking hebben op zaken die zich buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan om afspelen. De beide inspraakreacties hebben geen aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Ad 1. Inspreker 1
(1) Allereerst komt de afgesproken kadehoogte van minimaal 3,60-3,80 m niet terug in de toelichting. (2) Daarnaast is er in de toelichting niets te vinden ten aanzien van beheer en onderhoud van de kaden, terwijl hierover wel is gesproken (in de bijlage bij de inspraakreacties zijn daar documenten voor bijgevoegd). Uit de bijlagen blijkt dat dit nog wel geregeld moet worden. (3) Om de hoogte van de kades rondom de zomerpolders te waarborgen, stelt de inspreker voor deze op te nemen in het bestemmingsplan, met een bescherming als vrijwaringszone. (4) Verder wil de inspreker de stand van zaken weten ten aanzien van het onderzoek over opstuwing van zeewater. (5) Daarnaast wordt gesproken over een spatwatergeul. De inspreker wil weten waar deze komt te liggen en waar deze afwatert. (6) In de toelichting wordt verder gesproken over een eventuele verwijdering van de Lontkade. De inspreker voorziet enige problemen en wil hierover meer duidelijkheid. (7) In de toelichting komt naar voren dat het gemaal uit kan worden gezet bij een waterpeil van 2,70 boven NAP. De inspreker vraagt zich af waarom dit niet eerder kan en wie dit 's nachts gaat doen. (8) Verder staat in de toelichting niets over de capaciteit van dit gemaal. (9) De inspreker geeft verder aan dat de distelproblematiek in het te verkwelderen gebied en zijn eigen perceel elk jaar erger wordt. Hij vraagt zich af waarom de distels niet voor of na het broedseizoen kunnen worden bestreden. Hij stelt voor dit als verplichting op te nemen in een pachtcontract totdat de distels verdwenen zijn. (10) Tot slot wil de inspreker weten wie aansprakelijk is en schade betaalt indien de afwateringsgeul tijdens hoge waterstanden doorbreekt.
Ad 2. Inspreker 2
(1) Inspreker 2 geeft aan dat de afgesproken kadehoogte aan de oostzijde van het afwateringskanaal niet terugkomt in de toelichting. Daarbij is deze kade ook niet genoemd in de inrichtingsmaatregelen. (2) Verder wil de inspreker op de hoogte gehouden worden van het onderzoek over opstuwing van zeewater. (3) Graag ziet inspreker 2 onder 3.3. in de toelichting een aanpassing van het woord 'gebied' in bijvoorbeeld 'de zomerpolders in de Bokkepolder'. (4) Daarnaast is in het bestemmingsplan nog niets geregeld over het beheer en onderhoud, terwijl eerder wel is aangegeven dat dit moet worden gewaarborgd. (5) De inspreker doet twee suggesties ten aanzien voor beheer en onderhoud. (5.1.) De eerste is het opnemen van de zomerpolder met kaden in het bestemmingsplan en deze te voorzien van een aanduiding. (5.2.) De tweede is in het pachtcontract opnemen dat voor en na het broedseizoen wordt gespoten tegen distels tot deze zijn verdwenen. (6) Daarnaast wordt in de toelichting gesproken over de spatwatergeul. Het is niet duidelijk waar deze is gesitueerde. (7) Tot slot wil de inspreker graag weten hoe de afwatering van het van het afwateringskanaal plaatsvindt.
Antwoord:
Algemeen
De verwijzingen naar afspraken over de door insprekers gemelde zaken (ad.1: 2,9 en ad.2: 4,5) zijn niet opgenomen in de toelichting op het bestemmingsplan, omdat deze reeds in een afzonderlijk traject met insprekers zijn vastgelegd. Deze vastlegging heeft plaatsgevonden in een op 2 maart 2015 door betrokken partijen ondertekend verslag met afspraken- en actielijsten. Wat op grond daarvan nog nader geregeld zal worden, wordt opgenomen in het Projectplan Waterwet van Wetterskip Fryslân, in de beheerplannen van It Fryske Gea of in een afzonderlijke overeenkomst met belanghebbenden.
Insprekers voeren in hun zienswijze zaken aan die betrekking hebben op de aanleg of wijziging van waterstaatswerken, met hierbij behorende vastlegging van de ligging, vorm, afmeting en constructie van deze waterstaatswerken, de wijze waarop het onderhoud van waterstaatswerken plaatsvindt en hoe de nadelige gevolgen hiervan voorkomen of beperkt worden (ad. 1: 1,3,4,5,6,7,8,10 en ad.2: 1,2,6,7). Deze zaken worden niet in een bestemmingsplan of toelichting op het bestemmingsplan geregeld. De toelichting is niet meer dan een uitleg van de achtergrond van de regelgeving en heeft op zichzelf geen formele rechtskracht. In het bestemmingsplan zelf wordt ruimtelijk een juridische basis gegeven voor de toegestane inrichting voor de in het bestemmingsplan genoemde gebieden. In het bestemmingsplan worden tevens gebieden aangewezen die een (mede) waterhuishoudkundige bestemming hebben. Het leggen van een vrijwaringszone op de kaden kan evenwel de gewenste kwaliteit van onderhoud niet afdwingen. Een bestemmingsplan geeft aan wat is toegelaten en kan geen plichten opleggen. Ditzelfde geldt ook voor de details van uitvoering.
De inspraakreacties hebben zoals gezegd grotendeels geen betrekking op de inhoud van het bestemmingsplan en hetgeen in een bestemmingsplan geregeld kan worden. Omdat insprekers veel zaken aanhalen, wordt hierna nog wel ter informatie het een en ander in relatie tot de inspraakreactie gezegd. Temeer ook daar het Projectplan Waterwet nog niet bij insprekers bekend is, worden ook enkele zaken uit het ontwerp Projectplan aangehaald. Voor een veel uitgebreidere beschrijving en onderbouwing daarvan wordt verwezen naar genoemd Projectplan dat een afzonderlijke procedure volgt. In het kader van die procedure kan op het Projectplan worden gereageerd en ingesproken. Vanuit het Wetterskip is aangegeven dat contact met insprekers opgenomen zal worden om de genoemde zaken te bespreken.
Doorbraak Lontkade (ad.1: 6)
De doorbraak krijgt een breedte die nodig is om het water af te voeren. De kade wordt niet over de hele lengte compleet afgegraven. Het waterschap heeft de gemeente kenbaar gemaakt dat onderzoek heeft plaatsgevonden naar mogelijke opstuwing van zeewater als gevolg van de doorbraak. Op basis van dat onderzoek is geconcludeerd dat de doorbraak verantwoord is.
In het Projectplan is het voornemen beschreven dat de nieuw aan te leggen kaden, langs de slenk, worden aangesloten op de primaire kering. Deze kaden worden aangesloten op de bestaande Lontdijk.
Hoogten buitendijkse keringen (ad. 1: 1,3)
De kruinhoogte van de bestaande Lontdijk varieert van ca. +3,20 m tot 3,50 m NAP. Dit geeft
in de huidige situatie een kans op overstroming van die kade van eenmaal per jaar. Het
gedeelte van de Lontdijk ten oosten van de slenk tot de Kadijk en Kadijk worden in het kader
van onderhoud opgehoogd tot een hoogte van + 3,60 m NAP. De kruinhoogte van de nieuwe
oostelijke kade langs de afwateringsvaart wordt op een hoogte gebracht van +3,70 m NAP,
oplopend tot +3,80 m NAP nabij de primaire kering. De westelijke kade wordt op een hoogte
gebracht van +3,50 m NAP, oplopend tot +3,70 m NAP nabij de primaire kering (ad. 1: 1 en
ad. 2:2) .
Met deze kruinhoogten wordt voorkomen dat door de opstuwing door opwaaiing van
zeewater bij vloed, in de slenk en de afwateringsvaart, de nieuwe aan te leggen kaden eerder
dan de Lontdijk overstromen door zeewater. De naastgelegen polders overstromen bij
hogere zeewaterstanden daarmee altijd als eerste via overstroming van de Lontdijk. De
westelijke kade overstroomt vanuit het verkwelderingsgebied eerst als overlaat, voordat de
polder waar inspreker gronden heeft overstroomt. De opstuwing door opwaaiing staat in
het projectplan.
Opstuwing (ad. 1: 4 en ad. 2:2)
De opstuwing door opwaaiing van zeewater is berekend. Afhankelijk van de wind uit de
windrichting noord en west gaat het om extra verhogingen of verlagingen van de
zeewaterstand door opstuwing in de orde grootte van 0,05 m. oplopend tot 0,12 m nabij de
kering, bij een windkracht van 6 tot 9 Beaufort.
Bediening gemaal (ad. 1: 7)
Met betrekking tot de bediening van het gemaal kan het volgende worden gezegd. Volgens
het beleid van Wetterskip Fryslân worden zeegemalen bij een zeewaterstand van NAP +2,70
m gesloten in verband met de veiligheidseisen van de primaire kering. Het gemaal wordt
geautomatiseerd en is daarmee met een telemetriesysteem op afstand bedienbaar door de
rayon- en de boezembeheerder van Wetterskip Fryslân.
Plaatsing en capaciteit gemaal (ad. 1: 8)
De maximale capaciteit van het gemaal is 4,2 m3/s, of te wel een debiet van maximaal 252 m3 per minuut. De keuze van de capaciteit is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
Met de grootte van de gemaalcapaciteit van 4,2 m3/s worden de volgende doelstellingen gerealiseerd:
De capaciteit van het te realiseren gemaal Vijfhuizen is vastgelegd in het besluit van het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân d.d. 16 december 2014.
Distelproblematiek (ad. 1:9 en ad. 2: 5.2)
De distelproblematiek is een kwestie van onderhoud en beheer waarin een bestemmingsplan ook geen regels kan geven. Overtreders van de regels van de provinciale distelverordening kunnen op basis daarvan worden gevergd zich aan die regels te houden.
Beheer en onderhoud (ad. 1:2 en ad. 2: 4, 5)
Het klopt dat het beheer en onderhoud nog moet worden geregeld voordat bestemmingsplan wordt vastgesteld. IFG neemt hiervoor het initiatief in overleg met eigenaren en Wetterskip Fryslân.
Spatwatergeul (ad. 1:5 en ad. 2:6)
De spatwatergeulen worden aangelegd aan de buitenzijden van de kaden langs de zoet-zout gradiënt. Dit zijn laagtes waar in natte tijden water blijft staan (combinatie van regenwater en overspattend zoutwater) en zomers verdampt dit weer. Deze laagtes zijn zeer geschikt als foerageergebied voor steltlopers.
Schade (ad. 1: 10)
De betaling van schade in verband met een toekomstige dijkdoorbraak valt buiten het bestek van het bestemmingsplan. Ter informatie kan wel kenbaar gemaakt worden dat schade als gevolg van een dijkdoorbraak alleen de beheerder van keringen (het waterschap) verweten kan worden als er evident sprake is van nalatig onderhoud aan de kering. Het waterschap is namelijk in de waterschapskeur en legger aangewezen als buitengewoon onderhoudsplichtige. Dit onderhoud omvat het in stand houden van de keringen qua ligging, afmeting, vorm en constructie.
Het ontwerpbestemmingsplan “Verkweldering Noorderleeg” heeft met ingang van 7 oktober 2015 zes weken ter inzage gelegen voor een ieder. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn drie zienswijzen ontvangen van of namens belanghebbenden. De ingediende zienswijzen worden onderstaand samengevat en zijn voorzien van een reactie door de gemeente.
Twee zienswijzen zijn binnen de termijn ontvangen. Een derde zienswijze werd buiten de termijn ontvangen. Omdat er op navraag geen reden werd aangegeven voor het te laat indienen van de zienswijze, blijft deze dan ook buiten behandeling. De twee overige zienswijzen zijn in een reactienota zienswijzen samengevat en zijn voorzien van een reactie door de gemeente (zie bijlage 7).
Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen zijn een aantal verduidelijking in de planbeschrijving (H3 van de toelichting) opgenomen. In de juridische regeling van het plan worden geen wijzigingen voorgesteld.
De gemeenteraad is bevoegd om het bestemmingsplan vast te stellen en neemt daarbij de ingediende zienswijzen in overweging.