direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
Plan: Marrum - Uitbreiding bedrijventerrein
Status: Vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1722.101613-VA02

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2;
    • 2. uitsluitend een bio-energieinstallatie, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - energieinstallatie”;
    • 3. duurzame energie-opwekking, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - duurzame energie";

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. erven en terreinen;
  • c. (ontsluitings)wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. windmolens, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - windmolen”;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal ten hoogste 75% bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. windmolens mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - windmolen”;
  • b. de bouwhoogte van een windmolen zal ten hoogste 44,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1sub c in die zin dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan voor bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, met uitzondering van een bedrijf voor opwekking van duurzame energie, voorzover aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - energieinstallatie" het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven, anders dan een bio-energieinstallatie;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • f. het in gebruik nemen van bouwwerken zonder realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Algemeen

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan respectievelijk 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 3.5 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 1. ten hoogste 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf wordt gebruikt ten behoeve van productiegebonden detailhandel;
    • 2. detailhandel binnen de bestaande bedrijfsgebouwen plaatsvindt;
    • 3. de detailhandel niet de uitstraling van een winkel heeft.
  • c. het bepaalde in lid 3.5 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van perifere detailhandel, mits:
    • 1. hierdoor geen onevenredige verstoring van de distributieve voorzieningenstructuur optreedt.
3.6.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.