Plan: | Ontsluiting Heeswijk-Dinther Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01 |
Wettelijk kader
Het Nederlandse wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen is opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen', van de Wet milieubeheer. Dit wettelijk stelsel is van kracht sinds november 2007 en wordt ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' ('Wlk') genoemd.
In algemene zin kan worden gesteld dat de 'Wlk' bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen van maximumconcentraties voor een aantal componenten. Het gaat hierbij om de componenten zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx als NO2), fijn stof (PM10 en PM2,5), koolmonoxide (CO), lood, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen. In bijlage 2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) zijn voor deze componenten richtwaarden en/of grenswaarden van concentraties in de buitenlucht opgenomen.
In Nederland zijn de componenten stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de meest kritische luchtverontreinigende componenten. Voor deze componenten bestaat in Nederland de hoogste kans op overschrijdingen van de gestelde grenswaarden.
Voor de componenten benzeen, zwaveldioxide, lood en koolmonoxide bestaat in Nederland (nagenoeg) geen overschrijdingsrisico. Voor de componenten arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen geldt dat op basis van een RIVM rapport uit 2007 gesteld kan worden dat voor deze componenten in Nederland ruimschoots zal worden voldaan aan de richtwaarde. Deze componenten kunnen derhalve als niet-kritisch beschouwd.
Voor ozon geldt dat deze component niet als zodanig door de mens in de atmosfeer wordt gebracht. Ozon wordt onder invloed van zonlicht gevormd vanuit de componenten NOx, VOS, CO en CH4 (methaan). Vanwege de indirecte invloed wordt het verlagen van de ozonconcentraties op Europees niveau geregeld. De richtwaarden voor ozon zijn gekoppeld aan de verplichte emissieplafonds voor de componenten zoals hierboven beschreven (NEC-richtlijn). Op basis van dit gegeven wordt ozon in dit onderzoek verder niet in beschouwing genomen.
Voor de component PM2,5 geldt dat vanaf het jaar 2015 een jaargemiddelde grenswaarde van 25 µg/m3 van kracht wordt. De component PM2,5 heeft een directe relatie met PM10. Uit onderzoek van het RIVM komt naar voren dat er in het algemeen een vaste concentratieverhouding bestaat tussen PM10 en PM2,5. Dit maakt dat wanneer aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan tegelijkertijd ook aan de grenswaarde voor PM2,5 zal worden voldaan. Op basis van dit gegeven wordt de component PM2,5 in onderhavig onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Toepassingsbereik van de luchtkwaliteitsnormen
Als aan de grenswaarden uit de 'Wlk' wordt voldaan, dan staat deze wet de realisatie van een project niet in de weg. Mocht voor één of meer componenten niet worden voldaan aan de grenswaarden dan hoeft de 'Wlk' nog niet definitief een belemmering te zijn voor de realisatie van een project. Conform artikel 5.16 Wm kunnen bestuursorganen hun bevoegdheden ook uitoefenen indien:
De toetsing van de projectresultaten aan de bovenstaande normen kan op verschillende manieren plaatsvinden.
Onderzoek (Luchtkwaliteitsonderzoek, Royal Haskoning, 14 juni 2012)
Ten gevolge van deze wijzigingen zullen de emissies van het verkeer naar de lucht veranderen. De veranderde emissies van NOx en fijn stof (PM10) zijn van invloed op de luchtkwaliteit in de omgeving. In dit onderzoek is voor de jaren 2015 en 2025 de luchtkwaliteit voor zowel de autonome ontwikkeling als de situatie na planrealisatie in kaart gebracht en getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer.
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van het rekenmodel CAR II (versie 10.0, release april 2011) om luchtkwaliteit langs de binnenstedelijk gelegen wegen te berekenen. Voor de berekening van de luchtkwaliteit langs de buitenstedelijk gelegen wegen is gebruik gemaakt van het rekenmodel Pluim Snelweg (versie 1.7, release mei 2012).
Addendum (Addendum luchtkwaliteit, Royal Haskoning, 22 oktober 2012)
Naast het hierboven genoemde onderzoek is er een aanvullend onderzoek uitgevoerd. Door de veranderde verkeersgegevens is zijn ook een aantal resultaten in het luchtkwaliteitsonderzoek veranderd. Dit addendum is opgenomen in Bijlage 3.
Conclusie
Op basis van de resultaten uit het onderzoek kan worden geconstateerd dat er langs alle in beschouwing te nemen wegen voor de componenten NO2 en PM10 uit de 'Wet luchtkwaliteit' geen overschrijdingen van de grenswaarden te zien geven.
Daarnaast tonen de berekeningsresultaten voor de uurgemiddelde (NO2) waarde en daggemiddelde (PM10) waarde aan dat:
Wanneer wordt gekeken naar de hoogst berekende jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 dan geldt het volgende:
Daarnaast kan nog worden opgemerkt dat de luchtkwaliteit voor zowel de autonome als de plansituatie naar de toekomst toe zal verbeteren.
Verder kan nog worden geconcludeerd dat ten aanzien van luchtkwaliteit de concentraties op de nabij gelegen wegen in Dinther vanwege een toename van het verkeer beperkt zal toenemen en dat de concentraties door de realisatie van de ontsluitingsweg aan de westzijde van Heeswijk (Hoofdstraat) enigszins zal afnemen.
Resumerend kan worden gesteld dat op basis van de uitgevoerde verspreidingsberekeningen voor beide rekenjaren in de situatie na realisatie van de ontsluitingsweg voldaan blijft worden aan de luchtkwaliteitseisen zoals gesteld in de 'Wlk'. Het aspect luchtkwaliteit vormt zodoende geen belemmering voor de realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg.