direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Bernheze, herziening Achterstraat 54
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPAchterstraat54-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Historische boerderij in staat van verval

Op het erf van de woning aan de Achterstraat 54 in het buitengebied van Nistelrode staat een historische boerderij. De historische boerderij is in gebruik als bijgebouw van de woning en is in matige staat. In een redengevende omschrijving van het Monumentenhuis Noord-Brabant wordt geconcludeerd dat: Hoewel de boerderij in staat van verval verkeert is deze zeker nog niet verloren. De hoofdvorm en de indeling zijn nog vrij gaaf. Het metselwerk en de invulling van de gevelopeningen dateren van verschillende tijden, maar dit toont het boerenbedrijf in ontwikkeling en draagt daarmee bij aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw. Omdat de voormalige boerderij prominent aan de Achterstraat ligt is er tevens sprake van beeldbepalende waarde.

1.2 Restauratie boerderij gewenst

De eigenaar van de boerderij heeft de wens om de boerderij in oude luister te herstellen. Restauratie van de boerderij, met behoud van cultuurhistorische waarden, is echter een zeer kostbare aangelegenheid. Om de restauratiekosten (deels) te dekken heeft hij gemeente Bernheze verzocht om in ruil voor restauratie van de boerderij een woonbestemming aan het pand toe te kennen.

Gemeente Bernheze heeft in beginsel positief gereageerd op het verzoek. De woonbestemming is echter niet opgenomen in het onlangs vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Bernheze. Daarom moet de haalbaarheid van de voorgesteld ontwikkeling blijken uit een partiële herziening van dit bestemmingsplan.

In het principebesluit heeft gemeente Bernheze opgenomen aan welke voorwaarden voldaan moet worden om wijziging van het bestemmingsplan mogelijk te maken. Niet alleen moet voor de ontwikkeling een nieuwe bestemmingsplan worden opgesteld. Tevens moet onderbouwd worden hoe het pand gerestaureerd wordt onder handhaving van de cultuurhistorische waarde.

Deze herziening bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en verbeelding vormen de juridisch bindende onderdelen van dit plan. Als onderdeel van de toelichting zijn in de bijlagen een aantal onderzoeksrapporten opgenomen, waarin is opgenomen hoe restauratie van de boerderij gaat plaatsvinden.

1.3 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie en de planbeschrijving. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader weergegeven. In hoofdstuk 4 en 5 wordt de haalbaarheid van het plan aangetoond voor wat betreft waardestellingen en milieuaspecten. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de juridische planopzet en hoofdstuk 7 geeft informatie over de uitvoerbaarheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstraat54-vg01_0001.png"

Zicht op de boerderij vanaf de Achterstraat

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven welke ontwikkeling met dit bestemmingsplan wordt beoogd en waarom deze ontwikkeling niet in het bestemmingsplan past.

2.2 Huidige situatie

Het plangebied betreft het bouwblok bedoeld voor woondoeleinden aan de Achterstraat 54 te Nistelrode in het buitengebied van gemeente Bernheze. Het bouwvlak heeft een oppervlakte van ongeveer 2200 m2 .Op het bouwvlak staat een burgerwoning met twee bijgebouwen. Eén van deze bijgebouwen betreft een historische boerderij uit 1852. Deze boerderij heeft een inhoud van 1243 m3 en een grondvlak van 265 m2. De historische boerderij verkeert in matige staat.

2.3 Planbeschrijving

De eigenaar van het terrein wenst de boerderij te restaureren en te behouden voor de toekomst. Om de hoge restauratiekosten (deels) te dekken wordt daarvoor aan de boerderij een woonbestemming toegekend. Middels de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan buitengebied Bernheze wordt de boerderij vervolgens gesplitst in twee gelijkwaardige woningen. De woonbestemming op de bestaande woning blijft behouden.

Door een beperkte bouwblokverschuiving ontstaan mogelijkheden om toekomstige bijgebouwen aan de achterzijde van de historische boerderij te situeren, zodat de boerderij goed zichtbaar blijft vanaf de weg. De oppervlakte van het bouwblok wordt nadrukkelijk niet vergroot. De gewenste situatie is op de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen.

De boerderij wordt in de toekomst zowel vanaf de Achterstraat als via de Molenhoeve aan de achterzijde ontsloten. Bij bestudering van de mogelijkheden, bleek dit het beste alternatief. Uitgangspunt is dat hiervoor geen bomen worden gekapt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstraat54-vg01_0002.png"

Schematische weergave huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstraat54-vg01_0003.png"

Schematische weergave toekomstige situatie

2.4 Vigerende bestemming plangebied

In het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Bernheze is het plangebied bestemd als “agrarisch met waarden - landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden”. De aanwezige burgerwoning en de historische boerderij zijn binnen deze enkelbestemming gesitueerd op één bouwvlak met de functieaanduiding wonen. Op dit bouwvlak is slechts één burgerwoning woning toegestaan.

Op het bestemmingsvlak zijn ook de gebiedsaanduidingen 'Reconstructiewetzone-extensiveringsgebied', wro-zone-woonwerkontwikkelingsgebied' en 'milieuzone-1000mkernen' van toepassing. De voorgestelde ontwikkeling past binnen de regels die op deze gebiedsaanduidingen van toepassing zijn. De archeologische waarden in de ondergrond zijn beschermd middels een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstraat54-vg01_0004.png"

Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Bernheze (bron:www.ruimtelijkeplannen.nl)

2.5 Conclusie

De voorgestelde ontwikkeling past niet binnen de regels die volgens het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied op het plangebied van toepassing zijn. De haalbaarheid van de voorgestelde ontwikkeling wordt in dit bestemmingsplan onderbouwd.

Hoofdstuk 3 Beleidstoets

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het beleid dat van toepassing is op het plangebied en dat van toepassing is op het plan zelf. Daarvoor wordt onderscheid gemaakt tussen de drie beleidsniveaus, namelijk rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid, Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op nationaal niveau wordt het ruimtelijk beleidskader bepaald door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteitsaanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken uit onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en de gebruiker komt centraal te staan. Het Rijk laat de sturing tussen verstedelijking en landschap over aan de provincies om meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. Daarmee is het beleid ten aanzien van landschap op land niet langer een rijksverantwoordelijkheid. De voorgestelde ontwikkeling aan de Achterstraat belemmert geen doelstellingen die op rijksniveau zijn geformuleerd.

3.3 Provinciaal beleid

Provincie Noord-Brabant heeft een belangrijke rol voor wat betreft de ruimtelijke ordening. De ruimtelijke ordening van Noord-Brabant is uitgewerkt in de Structuurvisie ruimtelijke ordening. De ruimtelijke ordening, zoals deze verwoord staat in de structuurvisie, is beschermd met regels in de Verordening Ruimte.

3.3.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen ten opzichte van de Structuurvisie Ruimtelijke ordening 2010  hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.

De SVRO bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 en is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. De SVRO vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de provinciale verordening.

De projectlocatie ligt op de structurenkaart binnen de grenzen van het gemengd landelijk gebied.De provincie beschouwt het hele landelijk gebied als een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is: het gemengd landelijk gebied. De mate van menging varieert daarbij van de gebieden waarbinnen meerdere functies in evenwicht naast elkaar bestaan tot gebieden waar de land- en tuinbouw de dominante functie is.

In de gemengde plattelandseconomie is naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies, zoals toerisme, recreatie, kleinschalige bedrijvigheid, zorgfuncties etcetera. Dit kan door verbreding van agrarische activiteiten maar ook als zelfstandige functie, met name op vrijkomende locaties. Rondom steden, dorpen en natuur is er in de meeste gevallen feitelijk sprake van een gemengde plattelandseconomie. In de gebieden rondom steden en dorpen is daarbij meer ruimte voor de ontwikkeling van functies die zich richten op de inwoners van die kernen, in de gebieden rondom de groenblauwe structuur is de ontwikkeling van functies meer afgestemd op het ondernemen in een groene omgeving en de versterking van natuur- en landschapswaarden.

De herbestemming van een historische boerderij past uitstekend binnen de doelstellingen van dit structuurvisiegebied.

3.3.2 Verordening Ruimte 2014

De uitwerking van de structuurvisie ruimtelijke ordening is opgenomen in de Verordening Ruimte. De Verordening Ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten die de provincie inzet bij de realisatie van haar doelen en het borgen van haar belangen. Bij de keuze voor het instrument verordening is het belangrijk dat dit het enige instrument is voor de provincie dat vooraf aangeeft waarmee de gemeente rekening moet houden én dat rechtstreeks doorwerkt naar de ruimtelijke besluitvorming op gemeentelijk niveau. In de verordening is gekozen voor een systeem waarbij ruimte wordt geboden voor een afweging op gemeentelijk niveau. Dit betekent dat de provincie vooral kijkt naar de wijze waarop de achterliggende provinciale ruimtelijke belangen zijn behartigd.

In de Verordening zijn algemene regels opgenomen die op alle ontwikkelingen van toepassing zijn. Elk plangebied is gesitueerd binnen één van de vier begrensde structuren. Bovendien kunnen op elke locatie één of meerdere aanduidingen van toepassing zijn op het gebied van :

  • 1. Stedelijke ontwikkeling
  • 2. Cultuurhistorie
  • 3. Agrarische ontwikkeling en windturbines
  • 4. Water
  • 5. Natuur en landschap

Het plangebied is in de Verordening Ruimte 2014 gesitueerd binnen de structuur 'Gemengd landelijk gebied'. In artikel 7.1 van de Verordening Ruimte 2014 zijn de regels voor de deze structuur beschreven. Relevant voor de voorgestelde ontwikkeling van het plangebied zijn:

  • 1. Een bestemmingsplan gelegen in gemengd landelijk gebied onderscheidt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening gebieden waar:
    • a. een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen, en
    • b. een in hoofdzaak agrarische economie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen.
  • 2. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat een verantwoording waaruit blijkt dat:
    • a. het aanwijzen van bestemmingen, als bedoeld in het eerste lid, een uitwerking is van de voorgenomen ontwikkeling en het te voeren ruimtelijk beleid voor dat gebied en tevens bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in artikel 3.1;
    • b. het aanwijzen van bestemmingen in het gebied als bedoeld in het eerste lid, onder b geen afbreuk doet aan de ontwikkeling van de agrarische economie.

In artikel 7.7 zijn de regels opgenomen voor wonen binnen de structuur gemengd landelijk gebied. In lid 3 onder b van dit artikel is opgenomen dat een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe woonfunctie in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing indien dit is gericht op het behoud of herstel van deze bebouwing.

Op de themakaart stedelijke ontwikkeling van de Verordening Ruimte is het plangebied gesitueerd binnen de begrenzing van een zoekgebied voor stedelijke ontwikkelingen. Volgens artikel 8 van de Verordening is een stedelijke ontwikkeling binnen deze gebieden, zoals het herbestemmen van de historische boerderij tot woning, mogelijk.

Op de themakaart water is het plangebied deels aangeduid ten behoeve van behoud en herstel van het watersysteem. In artikel 18 zijn de regels opgenomen die op deze gebieden van toepassing zijn. Een bestemmingsplan ter plaatse van deze aanduiding moet mede tot doel hebben om het behoud en herstel van watersytemen te verwezenlijken. Het gebied heeft een breedte van ten minste 25 meter aan weerszijden van de waterloop.

Een bestemmingsplan stelt daarom regels om te voorkomen dat een gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen aangaande:

  • a. beperkingen aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;
  • c. het ophogen van gronden.

Waterschap De Dommel is als onderdeel van deze procedure over de ontwikkeling geinformeerd. Het plangebied is deels gesitueerd binnen het aanduidingsgebied voor het behoud en herstel van het watersysteem. De betreffende boerderij en toekomstige nieuwe bijgebouwen zijn buiten het aanduidingsgebied gesitueerd. Aan het gedeelte van het plangebied dat binnen het aanduidingsgebied is gesitueerd is op de verbeelding van het bestemmingsplan een gebiedsaanduiding 'behoud herstel watersystemen' toegekend. Om die reden worden de uitgangspunten van de Verordening Ruimte gerespecteerd en past de voorgestelde herbestemming van de boerderij binnen de regels van de Verordening Ruimte.

3.3.3 Kwaliteitsverbetering Landschap

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap. Kwaliteitsverbetering wordt niet alleen bereikt met een traditionele groene inpassing van het initiatief met de aanleg van (cultuurhistorische) landschapselementen, het terugbrengen of behouden van ontginningsstructuren, de realisering van nieuwe natuur, ecologische verbindingszones of landschapsversterkende maatregelen van waterstructuren. Ook sloop van bebouwing, het verbeteren van de recreatieve ontsluiting van een gebied en het behoud of herstel van cultuurhistorische waarden dragen bij aan de kwaliteit van het landschap (bron: Handreiking Kwaliteitsverbetering van het Landschap).

Provincie Noord-Brabant heeft een handreiking “kwaliteitsverbetering van het landschap” opgesteld. Deze handreiking biedt kaders voor gemeenten om eigen beleid op te stellen. Vanuit provinciale optiek is het wenselijk dat er binnen Brabant zoveel mogelijk een uniforme toepassing wordt gegeven aan de regeling kwaliteitsverbetering landschap. Op hoofdlijnen zijn er drie methodes (met varianten) opgenomen die invulling geven aan de kwantitatieve invulling van de rood-met-groen koppeling:

  • door maatwerk te leveren per ontwikkeling met menselijke expertise;
  • door het 'rood' om te rekenen naar euro's en die euro's in te zetten voor 'groen';
  • door de oppervlakte 'rood' om te rekenen naar een oppervlakte 'groen'.

Provincie Noord-Brabant geeft de voorkeur aan het omrekenen naar euro's. Dit levert een goed hanteerbare kwantitatieve norm op, die mits eenmaal is vastgesteld ook makkelijk is toe te passen. Voorwaarde is dat er een uitgewerkt kwalitatief kader is om de euro's ook weer naar 'groen' terug te rekenen. Rekening houdend met de diverse aspecten die bij de uitwerking zijn benoemd, wordt voorgesteld om als minimale basisinspanning een percentage van 20% te hanteren.

Intergemeentelijke uitwerking kwaliteitsverbetering landschap

De regio noordoost Brabant heeft gezamenlijk invulling aan deze regeling gegeven door het opstellen van een notitie. In deze notitie worden ontwikkelingen in drie categorieën onderverdeeld.

  • 3. Categorie 1: ruimtelijke ontwikkelingen, die geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap vereisen;
  • 4. Categorie 2: ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt vormgegeven door te voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • 5. Categorie 3: ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de basisinspanning voor kwaliteitsverbetering wordt genormeerd in euro's (op basis van forfaitare bedragen).

Toepassing kwaliteitsverbetering landschap

Voor het herbestemmen en splitsen van de historische boerderij, waarbij de herbestemming en splitsing mede gericht is op het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, hoeft geen extra bijdrage geleverd te worden aan kwaliteitsverbetering van het landschap in het kader van artikel 3.2 Verordening Ruimte 2014. Herbestemmen, splitsen en restaureren is een activiteit die al gericht is op behoud/herstel van de ruimtelijke kwaliteit. Er vindt bovendien geen vergroting van het bouwvolume plaats. Omdat ook de oppervlakte van het huidige bouwvlak niet wordt vergroot is een extra investering vanuit de regeling kwaliteitsverbetering landschap niet noodzakelijk.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Bernheze

De gemeenteraad van de gemeente Bernheze heeft op 1 februari 2010 de Structuurvisie Bernheze vastgesteld. De Structuurvisie Bernheze geeft een samenhangend beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de hele gemeente. De structuurvisie is een visie op hoofdlijnen en vormt daarmee een belangrijk (toetsing)kader voor het initiëren, beoordelen, afwegen en vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen en projecten. In de structuurvisie staan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen beschreven voor de komende jaren.

De structuurvisie verschaft helderheid in het ruimtelijke beleid van de gemeente Bernheze en de wijze waarop zij deze tot uitvoering wordt gebracht. Deze helderheid is gewenst voor inwoners en ondernemers, als ook voor andere (semi)overheden en maatschappelijke partners. De structuurvisie bestaat uit twee delen:

  • Deel A: Ruimtelijk Casco
  • Deel B: Uitvoeringsprogramma

Het Ruimtelijk Casco betreft het ontwikkelingskader voor de gemeente Bernheze en vormt een casco voor concrete projecten en plannen. Het Ruimtelijk Casco bestaat uit een kaartbeeld en toelichting. Deze zijn nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld.

Het plangebied ligt binnen een zone die op het kaartbeeld van het ruimtelijk casco is aangeduid als cultuurhistorisch waardevol halfopen landschap rondom de Peelrandbreuk.. In de beekdalen en op de dekzandruggen rond de historische

bebouwingsconcentraties heeft het agrarische gebruik van het open landschap geleid tot een halfopen landschap met oude bouwlanden, boscomplexen en kronkelende wegen. Het halfopen landschap wordt voor het grootste deel gebruikt als landbouwgrond. Door de variatie in dit halfopen landschap is er een coulisselandschap gevormd. Het voegt een kwaliteit toe aan het beeld van de gemeente Bernheze en dient geconserveerd te worden. Verandering aan dit landschap moet hier ook zoveel mogelijk worden voorkomen.

In delen van de Peelhorst is de Peelrandbreuk nog zichtbaar en met daarmee verbonden verschijnsel 'wijst'. Deze delen van de Peelrandbreuk als ook de direct aangrenzende zones behoeven nadrukkelijke bescherming tegen ingrepen in zowel het aardoppervlak als in de bodemstructuur

Het plan om de historische boerderij aan de Achterstraat te herbestemmen sluit aan op de doelstellingen uit de structuurvisie

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstraat54-vg01_0005.png"

Uitsnede ruimtelijk casco structuurvisie Bernheze

3.4.2 Landschapsontwikkelingsplan

Het buitengebied van Bernheze heeft veel kwaliteiten op het gebied van natuur en landschap. De gemeente werkt actief aan het behoud daarvan. Het LOP vormt een kwalitatief kader voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van landschap en natuur in het buitengebied van de gemeente Bernheze.

In het LOP zijn de opgaven beschreven en vertaald naar een visie. Behoud en versterking van bestaande parels en pareltjes van cultuurhistorie en natuur is één van die opgavend aan een vsie op beeldkwaliteit en ruimtelijke inpassing van erven wordt hiermee een bijdrage geleverd aan de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.

Het plangebied is gesitueerd in het Landschapstype dekzandrug en –vlaktenlandschap. Bovendien is in het Lop de aanduiding natuur en landschapsbelevingswaarden voor het plangebied opgenomen. Diot is een zichtbaar waardevol cultuurhistorisch landschap (rond de kernen) met authentieke (agrarische) elementen (akkers, reliëf, verkavelings-, beplantings- en wegenstructuren.

De herbestemming van de boerderij betreft een functionele wijziging, die nauwelijks ruimtelijke impact op de omgeving heeft. Restauratie en behoud van de boerderij voor de toekomst zal echter een positieve bijdrage leveren aan de cultuurhistorische belevingswaarden langs de Achterstraat. De toepassing van beplanting aan de voorzijde van de boerderij onttrekt het pand aan het straatbeeld. Om die reden is geen zware landschappelijke inpassing van de boerderij voorzien, maar een bescheiden erfinrichtingsplan. Voor het erfinrichtingsplan worden enkele bouwstenen uit het landschapsontwikkelingsplan gebruikt (houtsingel, bomenrij, laan, enkele bomenrij langs weg, knotbomen langs sloot, sloot, boomgaard, bosperceel, poel).

Daarvoor een greep uit het beplantingsassoriment gebruikt: Sortiment / Laan: eik, beuk, berk. Houtwal of –singel: eik, es, els, ruwe berk, lijsterbes, meidoorn, hazelaar, veldesdoorn, hondsroos, vuilboom, gelderse roos, hulst. Solitair of boomgroep: eik, beuk, kastanje, linde, noot, grove den. Boomgaard: hoogstamfruit als (sier)appel, (sier)peer, eikengaarde, wilde appel,wilde peer, mispel, kweepeer. Bos: eik, ruwe berk, grove den, eikenhakhout.

3.5 Conclusie

Uit de voorgaande beleidsanalyse blijkt dat het project geen beleidsdoelstellingen van het Rijk belemmert. Op provinciaal niveau is de projectlocatie aangewezen als 'Stedelijk concentratiegebied'. Deze gebieden zijn aangewezen voor stedelijke ontwikkeling en daar sluit de ontwikkeling op aan. Voorwaarden zijn, dat er zorgvuldig wordt omgegaan met het ruimtegebruik, er rekening wordt houden met de omgeving en dat de ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Op gemeentelijk niveau sluit de ontwikkeling aan op de doelstellingen uit de Structuurvisie.

Beleidsmatig zijn er zodoende geen belemmeringen voor het herbestemmen van de boerderij tot gesplitste woning.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt geanalyseerd wat de (basis)waarden zijn, die in en rondom het plangebied aanwezig zijn. Hierbij gaat het om natuurwaarden, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, archeologische waarden en een watertoets. Tot slot wordt in de conclusie opgesomd wat het effect van medewerking aan dit plan is op deze basiswaarden.

4.2 Flora en fauna

In het kader van natuurwetgeving is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden die in het plangebied aanwezig zijn. Hiermee kan worden voorkomen dat in strijd met de geldende natuurwetgeving gehandeld zal worden. De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS).

Vanwege het intensieve dagelijkse gebruik van de boerderij en het ontbreken van spouwmuren en dakbetimmering is het vrijwel uitgesloten dat zich kwetsbare flora- en fauna waarden in de schuur bevinden. De verwachting is niet dat de herbestemming van het de boerderij effecten op beschermde soorten kan hebben. Voorkeur heeft om werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Het uitvoeren van een quickscan flora en fauna wordt niet noodzakelijk geacht.

4.3 Landschap en cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarden worden met ingang van 1 januari 2012 meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Artikel 3.1.6, tweede lid onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormt hiervoor de wettelijke basis. In het kader van de Modernisering van de Monumentenzorg krijgt de ruimtelijke ordening zo een uitgesproken rol met betrekking tot het in stand houden van cultuurhistorische waarden.

De gewenste ontwikkeling aan Achterstraat 54 betreft enkel een functionele wijziging van bestaande bebouwing. De ontwikkeling heeft geen ruimtelijke impact en heeft daardoor geen negatieve invloed op eventuele waarden die aan het landschap worden toegekend. Behoud en restauratie van de boerderij op basis van een overeengekomen restauratieplan heeft een positieve invloed op de ruimtelijke kwaliteit.

In een monumentbeschrijving, opgenomen in de bijlage van deze toelichting, is cultuurhistorische waarde van de boerderij beschreven. Deze waarden vormen het uitgangspunt voor de restauratie van het object, Restauratie van de boerderij vindt plaats op basis van een overeengekomen restauratieplan.

Het restauratieplan bestaat uit een aantal onderdelen:

  • 1. Bouwhistorisch onderzoek
  • 2. Bouwtechnisch rapport
  • 3. Programma van eisen voor restauratie

Pas wanneer overeenstemming is over het programma van eisen voor de restauratiewerkzaamheden, zal een omgevingsvergunning worden verleend. Op deze manier wordt behoud van de cultuurhistorische waarde gegarandeerd. Bovenstaande wordt als randvoorwaarde opgenomen in de anterieure overeenkomst.

4.4 Archeologie

Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met bekende archeologische waarden, zoals die door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) zijn aangeven op de 'Archeologische Monumentenkaart' (AMK; 2000) en de te verwachten archeologische waarden, zoals die door de ROB zijn aangegeven op de 'Indicatieve Kaart Archeologische Waarden' (IKAW; 2000), Het uitgangspunt hierbij is dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt moeten in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of een middelhoge verwachtingswaarde voor archeologisch erfgoed, de archeologische waarden door middel van een vooronderzoek in kaart worden gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstraat54-vg01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstraat54-vg01_0007.png"

'Binnen de gemeente Bernheze is sinds februari 2011 een eigen gemeentelijk beleid van kracht ten aanzien van de archeologische monumentenzorg. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een gemeentelijke archeologische verwachtingskaart en een archeologische beleidsadvieskaart. Verwachtingswaarden zijn verwerkt in het bestemmingsplan buitengebied.

Binnen de grenzen van een gebied met een hoge archeologische verwachting. In het voorontwerpbestemmingsplan is deze verwachting vertaald naar een aanduiding “waarde – Archeologie 2” In de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan buitengebied is voor deze zone opgenomen dat deze gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 40 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van de vergunningverlener in voldoende mate zijn vastgesteld, waarbij advies wordt ingewonnen van een senior-archeoloog over de aard van het uit te voeren onderzoek

Het plan betreft een functionele wijziging van een bestaand gebouw. Als gevolg daarvan wordt het bodemarchief niet geroerd. De functionele wijziging heeft tot gevolg dat de boerderij wordt gesplitst in twee woningen. Bij deze woningen mogen in de toekomstige situatie nieuwe bijgebouwen worden gesitueerd. De maximale oppervlakte van deze bijgebouwen zal niet meer zijn dan 250 m2.

Conform de Archeologische beleidsadvieskaart en het daaraan gekoppelde beleid van de Gemeente Bernheze wordt hier bij bodemverstorende ingrepen geen archeologisch vooronderzoek verlangd. Dat betekent echter niet, dat geen archeologische waarden kunnen voorkomen, al wordt de kans op aanwezigheid daarvan gering geacht. (Bij aantreffen van een toevalsvondst geldt een meldingsplicht conform art. 53 van de herziene Monumentenwet 1988).

4.5 Water

De watertoets heeft aIs doel om water aIs ordenend principe een rol te Iaten spelen bij ruimtelijke plannen en besluiten, door relevante waterhuishoudkundige aspecten vroegtijdig te betrekken bij de planvorming. De watertoets is vanaf november 2003 wettelijk verankerd.

Ruimte maken voor water: dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de Startovereenkomst Waterbeheer op 14 februari 2001 door rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, werd de watertoets van toepassing verklaard op ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Provincie Noord-Brabant heeft de watertoets opgenomen in haar Interim structuurvisie en de Paraplunota.


De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk.

Beschrijving van het watersysteem

Volgens de Wateratlas Noord-Brabant ligt de projectlocatie binnen de contouren van grondwatertrap VI. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) op het terrein ligt tussen 100-120 cm onder maaiveld. Ten zuiden van het plangebied is volgens de leggerkaart van waterschap Aa en Maas een watergang aanwezig. Binnen het plangebied bevindt zich geen oppervlaktewater. De maaiveldhoogte is ongeveer 10,40 meter boven NAP. De projectlocatie ligt op de grens van een oud akkercomplex dat bestaat uit goede voedselrijke eerdgronden (zEZ21) en een matig voedselrijke beekdalgronden (pZn21). De infiltratiesnelheid van hemelwater in deze grondsoort bedraagt ongeveer 0.3 m /dag.

Waterparagraaf digitale watertoets

Medio 2010 is de watertoets van Waterschap Aa en Maas (deels) digitaal gemaakt voor ruimtelijke plannen. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen via dit watertoetspakket. Hierbij is de beslisboom uit het pakket gevolgd. Gebleken is dat dit plan in waterhuishoudkundig opzicht klein en eenvoudig van opzet is. Dat wil zeggen dat de verhardingstoename of -afkoppeling minder dan 2.000m2 bedraagt. Verder zijn alleen de waterthema's hemelwater- en afvalwaterverwerking van toepassing. De achterliggende selectiecriteria moeten in onderling overleg met gemeente Bernheze worden bepaald.

In het waterplan Bernheze heeft de gemeente Bernheze samen met Waterschap Aa en Maas het lokale waterbeleid vastgelegd. De ontwikkeling aan de Achterstraat 54 te Nistelrode is getoetst aan het waterplan. Aan de hand van deze waterparagraaf wordt uitgelegd hoe het waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in dit bestemmingsplan.


Vanaf 1 februari 2008 gebruikt Waterschap Aa en Maas bij advisering over de watertoets acht uitgangspunten:

  • wateroverlastvrij bestemmen;
  • gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  • doorlopen van de afwegingsstappen: hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer;
  • hydrologisch neutraal ontwikkelen;
  • water als kans;
  • meervoudig ruimtegebruik;
  • voorkomen van vervuiling;
  • waterschapsbelangen.

Beperkingsgebied Inundatiegebied

Bij intekening van het plangebied op de digitale watertoets blijkt het plan binnen een gebied te liggen waar de kans op inundatie vanuit het oppervlaktewater groter is dan eens in de 100 jaar. Op basis van de huidige situatie en het klimaat is indicatief berekend waar de kans op inundatie vanuit het oppervlaktewater groter is dan eens in de 100 jaar. Als een locatie in zo'n gebied ligt, wordt door het waterschap in de nader bekeken of er inderdaad sprake is van inundatie. Als dit het geval is, is bouwen in deze gebieden alleen onder bepaalde voorwaarden toegestaan. In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt daarvoor contact opgenomen met het waterschap.

Vertraagde hemelwaterafvoer

De ontwikkeling dient te voldoen aan het principe van 'hydrologisch neutraal ontwikkelen' (HNO). Dit wil zeggen: waar het verharde oppervlak toeneemt of verhard oppervlak wordt afgekoppeld, dienen maatregelen te worden genomen om afstromend hemelwater te verwerken. Algemeen dient te worden gestreefd naar het volgen van de trits 'hergebruiken-vasthouden-bergen-afvoeren'. Verder dient versnelde waterafvoer op het oppervlaktewatersysteem te worden voorkomen.

De ontwikkeling aan de Achterstraat 54 betreft een herbestemming van een historische boerderij tot gesplitste woning. Bij beide wooneenheden ontstaat in de toekomst de mogelijkheid om een bijgebouw te realiseren van 100 m2. De toename aan verharding betreft op basis daarvan 200 m2.

De wateropgave (in m3) is met de HNO-tool van het waterschap berekend. De waterbergingsvoorziening wordt minimaal gedimensioneerd op een bui die qua intensiteit eens per 10 jaar (T=10) valt. Vanwege de klimaatveranderingen wordt een correctiefactor van + 10 % toegepast op deze bui. De resultaten van de HNO-tool zijn in de bijlage opgenomen. Uit de kengetallen blijkt dat binnen het plangebied een waterberging moet worden gerealiseerd van 10 m3.

Doorlopen van de afwegingsstappen: hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer

Overschotten aan hemelwater worden zo min mogelijk afgewenteld op benedenstrooms gelegen gebieden. Dit betekent dat schoon afstromend hemelwater zoveel mogelijk binnen het plangebied wordt vastgehouden. Hierbij hanteert het waterschap het beleid dat een aantal afwegingsstappen in een vaste volgorde wordt afgewogen: hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer. Alleen als het nodig is vindt vertraagde afvoer plaats via een leggerwatergang, of een watergang die hier direct of indirect mee in verbinding staat.

Verwerking hemelwater

De woningen aan de Achterstraat zijn aangesloten op een drukriolering. Als onderdeel van de aan te vragen omgevingsvergunning wordt in overleg met gemeente Bernheze hoe de nieuwe woningen op de aanwezige riolering worden aangesloten. Hemelwater wordt in de toekomstige situatie niet via het rioolstelsel afgevoerd. Binnen het plangebied is voldoende ruimte om het hemelwater in de toekomst binnenplans in de ondergrond te laten infiltreren. daarvoor wordt binnen het plangebied, aan de achterzijde van de historische boerderij een bovengrondse infiltratievoorziening gerealiseerd in de vorm van een vloeiveld. Door een minimale ingreep in de aanwezige weidegrond kan deze als vloeiveld functioneren. De ontwatering is voldoende, er wordt niets gedaan met het grondwater.

'Schoonhouden, scheiden, zuiveren'

Conform de Waterwet is het verboden om zonder vergunning afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in welke vorm dan ook te lozen in oppervlaktewateren. Verontreinigingen worden zoveel mogelijk voorkomen en aangepakt bij de bron (trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren`). Bij uitvoering van het plan worden om die reden geen uitlogende materialen gebruikt, die via het afstromend hemelwater het oppervlaktewater kunnen vervuilen

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPAchterstraat54-vg01_0008.png"

Begrenzing beperkingsgebied inundatiegebied met plangebied

Conclusie

De watertoets levert geen belemmering op voor de voorgenomen ontwikkeling. Hemelwater zal in de toekomst geïnfiltreerd worden in het plangebied door de aanleg van een vloeiveld op de te behouden weidegrond aan de achterzijde van het plangebied. Binnen de regels van het bestemmingsplan worden 'water- en waterhuishoudkundige voorzieningen' opgenomen in de relevante bestemmingsomschrijvingen. Categorie-A - watergangen zijn, indien van toepassing, aangegeven op de verbeelding. Als onderdeel van de bestemmingsplanprocedure is het plan met deze watertoets in het kader van vooroverleg aangeboden aan het waterschap Aa en Maas.

4.6 Conclusie

In dit hoofdstuk zijn de waarden beschreven die in en rondom het plangebied aanwezig zijn. Daarbij zijn natuur, landschappelijke en cultuurhistorische, archeologische waarden onderzocht en is een watertoets uitgevoerd.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de uitvoering van de werkzaamheden geen onevenredig negatieve invloed heeft op uiteenlopende waarden die aan het plangebied worden toegekend. Het heeft de voorkeur om werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Bovendien wordt in nauw overleg met de gemeentelijke monumentencommissie een programma van eisen opgesteld voor de restauratie van de historische boerderij, voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Dit programma van eisen is gebaseerd op een bouwhistorisch onderzoek en bouwtechnisch rapport.

Hoofdstuk 5 Milieutechnische aspecten

5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen hebben te maken met milieuaspecten. In dit bestemmingsplan wordt ingegaan op geluidshinder, geurhinder, verkeerskundige situatie, luchtkwaliteit, bodem en externe veiligheid. Tot slot wordt in de conclusie opgesomd wat het effect van medewerking aan dit plan is op deze aspecten.

5.2 Geluid

Een woning is een geluidgevoelig object. Bij herbestemming van de boerderij moet aangetoond worden dat voldaan wordt aan de eisen van een goed leefklimaat. Het woonklimaat mag niet onvenredig negatief beïnvloed worden door wegverkeerlawaai. In de Wet geluidhinder (Wgh) is opgenomen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij een maximale geluidbelasting door wegverkeer van 48 dB op de gevel. De gemeente kan volgens art. 83, lid 1 en 2 van de Wet geluidhinder (Wgh) voor woningen in buitenstedelijk gebied een hogere waarde vaststellen tot 53 dB in buitenstedelijk gebied.

Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van zowel de Achterstraat als De Molenhoeve. De maximumsnelheid op beide wegen bedraagt 60 km/uur. Voor een weg buiten de bebouwde kom bestaande uit een of twee rijstroken of een of twee sporen wordt een invloedszone van 250 meter gehanteerd. De minimale afstand van de boerderij tot de as van de Achterstraat is 23 meter. Formeel gezien moet daarom onderzocht worden of aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voldaan.

De verkeersintensiteit op beide wegen is echter erg laag en betreft vrijwel alleen lokaal bestemmingsverkeer. Langs de Achterstraat zijn de afgelopen jaren diverse andere geluidgevoelige functies ontwikkeld.

Vanwege de afstand tot de weg, de beperkte verkeersintensiteit op de Achterstraat en het feit dat omliggende geluidgevoelige ontwikkelingen niet zijn belemmerd door wegverkeerlawaai, kan aannemelijk gemaakt worden dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden wordt.

5.3 Geurhinder

Per 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. Een woning is een geurhindergevoelig object in de zin van deze wet. Indien een nieuwe ruimtelijke activiteit wordt ontplooid, dient getoetst te worden of het woon- en leefklimaat binnen het plangebied gehandhaafd kan blijven en of niemand onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.

Door SPA Ingenieurs is een geuronderzoek uitgevoerd naar geuraspecten van omliggende agrarische bedrijven Dit onderzoek is als bijlage toegevoegd. Op basis van de resultaten wordt geconcludeerd dat:

  • Aan de afstandscriteria wordt voldaan.
  • Wat betreft de voorgrondbelasting op het plangebied is de veehouderij aan de Molenhoeve 9 in Nistelrode maatgevend. De geurconcentratie die veroorzaakt wordt door deze veehouderij voldoet ter plaatse van de historische boerderij aan de wettelijke norm van 8 ouE/m3. De rechten van de veehouder in kwestie worden door de gewenste ontwikkeling niet beperkt.
  • De voor- en achtergrondbelasting zijn beide maatgevend voor de te verwachten geurhinder. Het te verwachten geurhinderpercentage leidt bij de historische boerderij tot een redelijk goed woon- en verblijfklimaat. Op grond daarvan staat het aspect geur de gewenste ontwikkeling niet in de weg. Het is echter aan de gemeenteraad om hierover te beslissen.

Herbestemming van de boerderij wordt niet belemmerd door geurhinder uit de omgeving. Bovendien worden omliggende bedrijven niet in hun rechten geschaad.

5.4 Milieuzonering

Omliggende bedrijvigheid kan ook op het gebied van akoestiek een belemmering opleveren voor een ontwikkeling. Tegelijkertijd kan een ontwikkeling van invloed zijn op de vergunde bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

Aangezien het plangebied direct naast een champignonkweker is gesitueerd is door Alcedo BV onderzocht of de nieuwe woonbestemming de naastliggende inrichting beperkt in hun bedrijfsvoering. De resultaten van dit onderzoek zijn in de bijlage opgenomen.

Op basis van de argumenten in het uitgevoerde onderzoek, richtafstanden, de al aanwezige woningen en bebouwing rondom het bedrijf en de locatie van de historische boerderij wordt geconcludeerd dat de nieuwe woonbestemming geen akoestische belemmering voor de inrichting oplevert. Een aanvullend akoestisch onderzoek naar de geluidsuitstraling van het bedrijf wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.

5.5 Verkeerskundige situatie

In de toekomstige situatie zullen nieuwe verkeersbewegingen ontstaan van en naar de gesplitste boerderij. Per saldo zal de verkeersintensiteit niet dusdanig toenemen dat verkeersproblemen ontstaan rondom het plangebied. Omliggende wegen hebben voldoende capaciteit voor een goede verkeerafwikkeling. Op eigen terrein wordt bij elke woning ruimte geboden aan parkeerruimte voor 2 auto's.

5.6 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet In Betekenende Mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder ander beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.

Wanneer een ontwikkeling tot gevolg heeft dat < 3000 woningen worden gerealiseerd hoeft er volgens de Regeling NIBM geen luchtkwaliteitonderzoek te worden uitgevoerd. De ontwikkeling aan de Achterstraat valt binnen deze categorie. Een nader onderzoek naar luchtkwaliteit is om die reden niet noodzakelijk.

5.7 Bodem

In het kader van de ruimtelijke procedure dient beoordeeld te worden, conform de NEN 5740  (onderzoeksstrategie voor verkennend bodemonderzoek), of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van het plangebied.

Door Lankelma Geotechniek Zuid B.V. is daarom een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een locatie aan de Achterstraat 50 en52 te Nistelrode, gemeente Bernheze. Het volledige onderoek is bijlage bij deze toelichting gevoegd. Hier wordt volstaan met de conclusies.

Formeel gezien is de bodem op de locatie niet geheel vrij van bodemverontreiniging. Gezien de aard en mate van de aangetroffen verontreiniging is nader onderzoek echter niet noodzakelijk. In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN 5707) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond en op het maaiveld. Wel heeft een inspectie van het terrein plaatsgevonden. In de vrijkomende grond en op het maaiveld zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Het voorliggende onderzoek doet echter geen bindende uitspraak over de aan- of afwezigheid van asbest in de bodem binnen de onderzoekslocatie. Er bestaan uit bodemkwaliteitsoogpunt geen beperkingen ten aanzienvan de geplande ontwikkelingen.

5.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:

  • Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
  • Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.

In de risicoatlas van Noord-Brabant zijn transportleidingen voor gevaarlijke stoffen en risicobronnen opgenomen. In de directe omgeving van de projectlocatie is alleen de A50 opgenomen als potentiële risicobronnen voor de veiligheid van omwonenden. De projectlocatie ligt op 570 meter van de A50. Deze afstand zal geen onacceptabele consequenties hebben op de veiligheid op de projectlocatie.

5.9 Conclusie

Uit de toetsing van de voorgestane ontwikkeling van het plangebied aan relevante planologische en milieuhygiënische aspecten, blijkt dat er geen aspecten zijn, die een belemmeringen opleveren voor de ontwikkeling.

Hoofdstuk 6 Planopzet

Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er zijn een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2008) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2008). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden, voor zover van toepassing, gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.

Deze partiële herziening bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het plan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van deze herziening geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van de herziening.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

6.1 Verantwoording van de regels

In deze paragraaf worden de bestemmingsregels nader toegelicht. Voor de onderscheiden hoofdfuncties zijn afzonderlijke bestemmingsregels opgesteld die zijn gebaseerd op de overwegingen die in de voorafgaande hoofdstukken zijn verwoord. De in de regels opgenomen bestemmingsregels zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Bernheze. Bepaalde regels hebben geen betrekking meer op het voorgenomen gebruik, deze kunnen dan ook buiten beschouwing worden genomen of zijn inmiddels al verwijderd.

1. Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische

betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen.

Artikel 3 Agrarisch met waarden – Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden

De gronden binnen het plangebied hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden. Binnen deze bestemming zijn specifieke bouwvlakken begrensd die ruimte bieden aan woningen met bijgebouwen. Buiten de aangewezen bouwblokken bestaan geen mogelijkheden voor bebouwing.

Artikel 4 Waarde – Archeologie - 2

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.

3. Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat de algemene regels:

Artikel 5 Antidubbeltelregeling

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaren verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel wordt beschreven welke gebiedsaanduidingen op het plangebied en het plan van toepassing zijn.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor één specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Naast de algemene afwijkingsregels is er ook een aantal algemene wijzigingsregels die in dit artikel worden beschreven.

Artikel 9 Overige regels

Deze regels vallen niet onder één van bovenstaand artikel.

4. Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de regels betreffende overgangsrecht en de slotregel.

Artikel 10 Overgangsrecht

Hier worden de overgangsbepalingen beschreven met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Artikel 11 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In dit slothoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het voorgenomen plan beschreven.

7.2 Ruimtelijke uitvoerbaarheid

In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen plan past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Tevens worden geen wezenlijke waarden in het plangebied aangetast en heeft het plan geen negatieve milieuhygiënische gevolgen of zijn er belemmeringen van milieuhygiënische aard. Het voorgenomen plan is daarmee ruimtelijk uitvoerbaar.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.3.1 Vooroverleg

In het kader van het wettelijk vooroverleg zijn de provincie Noord-Brabant en waterschap Aa en Maas in kennis gesteld van het plan.

7.3.2 Inspraak

Omdat het een plan betreft met een beperkte ruimtelijke impact, is het plan niet als voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Het plan is direct als ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd.

Tijdens deze periode is een zienswijze ingediend door provincie Noord-Brabant. Deze zienswijze is in de bijlage van deze toelichting opgenomen. De strekking van de zienswzije is dat het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de boerderij, middels een aanduiding op de verbeelding en in de regels bij het bestemmingsplan zekergesteld dient te worden. De verbeelding en regels van het vast te stellen bestemmingsplan zijn conform de strekking van deze zienswzije aangepast.

7.4 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief. Voor de activiteiten die worden uitgevoerd geldt dat de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk is voor de financiering van deze ontwikkelingen.

In een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente is vastgelegd welke exploitatiekosten worden verhaald op de intiatiefnemer. Voor de benodigde procedure worden leges geïnd en via een overeenkomst is geregeld dat ook alle eventuele planschade op de initiatiefnemer wordt verhaald.

Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid gewaarborgd. Het financiële risico van het plan ligt bij de initiatiefnemer.

7.5 Conclusie

Zoals uit voorgaande paragrafen blijkt is het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk en economisch uitvoerbaar.