Plan: | Golfbaan Moerdijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401 |
Inleiding
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Deze waterparagraaf is gebaseerd op het hiervoor genoemde MER. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Toetsingskader
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen in het watersysteem van waterschap Brabantse Delta. Knelpunten in het watersysteem zullen samen met gemeenten aangepakt worden en er zullen afspraken gemaakt worden om water te bergen en overstroming te voorkomen. Het nieuwe waterbeheerplan bevat minder details en biedt daardoor meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.
In de Beleidsregel Hydraulische Randvoorwaarden geeft het Waterschap aan hoe het dagelijks bestuur omgaat met zijn bevoegdheid als waterbeheerder hydraulische normen te stellen aan ingrepen die effecten hebben op het watersysteem. In de beleidsregel zijn de technische voorwaarden vastgelegd die gehanteerd worden bij de beoordeling van ingrepen in het watersysteem. Randvoorwaarden zijn bijvoorbeeld: voldoende hoeveelheid berging om het water niet versneld af te voeren, voldoende afmetingen van sloten om wateroverlast te voorkomen, nadere definiëring van het begrip 'water neutraal bouwen' en dergelijke. Hierbij is eveneens aansluiting gezocht bij de beginselen uit het NBW.
Gemeentelijk beleid
De visie van het Waterplan Moerdijk 2009-2015 luidt: 'een robuust watersysteem van voldoende kwaliteit en veiligheid dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om het Moerdijkse grondgebied en dat nu en in de toekomst voldoet aan de wettelijke verplichtingen en beleidsregels'.
Verdeeld over een aantal thema's is in dit waterplan de visie op het toekomstig watersysteem in Moerdijk uitgewerkt. Per thema is een toekomstbeeld geformuleerd. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn dat:
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen in de hoek van A17-A59 en de Roode Vaart en bestaat in de huidige situatie uit landbouwgrond, de vuilstortplaats Zevenbergen en de voormalige vuilstort Dikkendijk.
Bodem en grondwater
Het plangebied kent 3 verschillende bodems, die van de vuilstorten Dikkendijk en Zevenbergen en van de polder.
De Slikpolder en Keensche Gorzen zijn 2 late inpolderingen, respectievelijk uit de 17e en 18e eeuw, van de buitendijkse gronden tussen de Grote Polder van Klundert (1558) en de Noordt-, Toren-, Oost- en West-Meerenpolders van Zevenbergen (1546). Het oorspronkelijk maaiveld is vlak en varieert in de Slikpolder tussen NAP -0,4 m en +0,2 m en voor de Keensche Gorzen tussen NAP -0,3 m en +0,5 m. De kruin van de Dikkendijk ligt op NAP +3,4 m.
De bodem van de jonge polders bestaat uit zeekleigronden, die tot ten minste 1,2 m diep uit zavel of klei bestaan. Het afval van de stort Dikkendijk is afgedekt met een laag siltige klei van minimaal 0,5 m en maximaal 1 m. Op een kwart van de oppervlakte werd tijdens metingen een deklaagdikte van minder dan 0,5 m aangetroffen. De eindafdichting van de deponie Zevenbergen heeft van boven naar beneden een afdeklaag van zavel, met een dikte van minimaal 0,8 m, een drainagemat, afvoerend naar het oppervlaktewater, HDPE-folie 2 mm dik, trisoplast 0,07 m en een steunlaag met een dikte van 0,3 m. Onder de steunlaag is een horizontale gasdrainage aangebracht.
De grondwatertrap is IV of VI, dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,4 en de 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,5 m beneden maaiveld.
Gegevens van de monitoring (Grondwatermonitoring 2010-1. Locatie Zevenbergen, UDM, 05-10-2010) van de stort Zevenbergen geven aan dat de stort (nagenoeg) geen negatieve invloed heeft op de grondwaterkwaliteit. De parameter arseen is vrijwel overal verhoogd in het grondwater aanwezig. Het incidenteel voorkomen van chroom en EOX heeft, naar wordt aangenomen, een natuurlijke oorsprong.
Volgens onderzoeken, uitgevoerd van 1988 tot 2000 in opdracht van de gemeente, is het aannemelijk dat de voormalige stortplaats Dikkendijk de kwaliteit van het grondwater beïnvloedt. Omdat grondwater uit de stort zich voornamelijk via het watervoerend pakket verspreidt, is het risico op horizontale verspreiding van de verontreiniging in en onder de stort gering. Het meeste water wordt opgevangen in de kwelsloot aan de west- en zuidzijde van de stort. Voorbij de kwelsloot is de invloed van de stort niet goed aantoonbaar. Het ontbreken van een kwelsloot aan de noordzijde van de voormalige stort in combinatie met de geconstateerde inzijging ter plaatse van peilbuis 100, betekent een risico op de verspreiding van verontreiniging in noordwestelijke richting. Geanalyseerde parameters uit het NVN-grondwaterpakket tonen aan dat de invloed van de stort op de kwaliteit van het grondwater nihil is. Door de variatie in verhoogde gehalten is geconcludeerd dat invloed van factoren van buiten de stort, zoals bemesting, een grotere rol spelen dan de invloed van de stortplaats zelf. De algemene conclusie is dat de invloed van het stort op de kwaliteit van het oppervlaktewater niet is aangetoond.
Waterkwantiteit
Het plangebied is voor het grootste deel gelegen in peilgebied Slikpolder (W-Y12). Het zomerpeil dat wordt gehanteerd in dit gebied is NAP -0,90 m en het winterpeil NAP -1,20 m. Het noordoostelijke deel van het plangebied ligt in peilgebied Keensche Gorzen (W-Y11). Het zomerpeil dat hier wordt gehanteerd is NAP -0,70 m en het winterpeil NAP -0,90 m.
Er is sprake van geringe kweldruk. In de polder zelf is sprake van wegzijging. De poldersloten worden in de zomer aangevuld en doorgespoeld met inlaatwater vanuit de waterleiding parallel aan de A17, de Keenenhaven. De Keensche polder en een deel van de Slikpolder wateren via een duiker onder de Dikkendijk af op de aangrenzende polder met een lager polderpeil: een zomerpeil van NAP -1,65 m en een winterpeil van NAP -1,80 m. Het gemaal Torenpolder direct ten zuiden van de gemeentelijke stortplaats wordt alleen in zeer natte perioden gebruikt (< 5% van het jaarlijks geleverd vermogen).
Binnen het plangebied zijn een aantal watergangen gelegen. Deze zijn op onderstaande afbeelding weergegeven. Ten oosten van het plangebied ligt de boezemwatergang Roode Vaart.
Figuur 5.1 Watersysteem huidige situatie
Op de stortplaats Zevenberen is een vigerende watervergunning aanwezig (kenmerk 10UT011706 datum 22 november 2010) voor het lozen van afvalwater afkomstig van de stortplaats locatie Zevenbergen. De vergunning is bijgevoegd in Bijlage 2. Met deze vergunning dient rekening gehouden te worden bij de ontwikkeling. In figuur 5.2 is de schematische lozingssituatie van Deponie Zevenbergen, zoals deze in de vergunning is vastgelegd, weergegeven.
Figuur 5.2 Schematische lozingssituatie Deponie Zevenbergen
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In 1999 (Onderzoek risico's voormalige stortplaats aan de Dikkendijk, ARCADIS Heidemij Advies, 27 oktober 1999) en 2000 (Rapportage aanvullend onderzoek Dikkendijk te Zevenbergen, Tukkers Milieu-onderzoek, 25 oktober 2000) is de kwaliteit van het oppervlaktewater van de sloot aan de west- en zuidzijde van de stortplaats Dikkendijk onderzocht. Er zijn lichte verontreinigingen van de parameters van het NVN-pakket en minerale olie (overschrijding streefwaarde grondwater) telkens in één van de onderzoeken aangetroffen, die echter in het andere onderzoek geen overschrijding lieten zien. CZV en ammonium liggen boven algemene lozingsnormen voor oppervlaktewater. Door de variatie in verhoogde gehalten stroomopwaarts en stroomafwaarts in de sloot, is geconcludeerd dat invloed van factoren van buiten de stort, zoals bemesting, een grotere rol spelen dan de invloed van de stortplaats zelf. De algemene conclusie is dat de invloed van het stort op de kwaliteit van het oppervlaktewater niet is aangetoond.
Binnen het plangebied zijn geen KRW-waterlichamen gelegen. Binnen de invloedssfeer van het plangebied ligt de Roode Vaart wel aangemerkt als KRW-waterlichaam.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is voor een deel gelegen in de beschermingszone van de boezemwaterkering langs de Roode Vaart.
Afvalwaterketen en riolering
Binnen het plangebied is geen riolering aanwezig.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een golfbaan mogelijk.
Bodem en grondwater
Voor de ontwikkeling wordt het plangebied opgehoogd, worden nieuwe sloten gegraven en oude gedempt. Hiervoor vindt grondverzet plaats. In tabel 5.1 is dit schematisch weergegeven.
Tabel 5.1 grondverzet
Grondverzet | ||
Ophogen/afgraven | Hoeveelheid grond (m3) | |
Deklaag Zevenbergen 40 cm verhogen t.b.v. bosplantsoen | +20.000 m3 | |
Overbruggen verschil stort-maaiveld | +10.000 m3 | |
Ophogen deklaag Dikkendijk tot 60 cm | +4.000 m3 | |
Accidentatie golfbaan | +20.000 m3 | |
Dempen sloten | +4.000 m3 | |
Totaal benodigde ophooggrond | +58.000 m3 | |
Vrijgekomen grond bij graven waterpartij | -39.000 m3 | |
Totale grond van buitenaf aan te voeren | +19.000 m3 |
Uit de tabel blijkt dat in totaal 58.000 m3 aan ophooggrond nodig is. Door het graven van de waterpartij komt 39.000 m3 grond vrij waardoor 19.000 m3 grond elders vandaan aangevoerd moet worden. Daarnaast blijkt uit de tabel dat 4.000 m3 aan sloten wordt gedempt, terwijl 39.000 m3 aan waterpartij wordt gegraven.
Om op de vuilstort Zevenbergen een golvend maaiveld te genereren wordt uiterst licht ophoogmateriaal (bijvoorbeeld EPS) toegepast. De druk op het aanwezige afval neemt hierdoor nauwelijks toe waardoor dit geen risico's oplevert voor een veilige opslag van het afval.
Waterkwantiteit
Ten behoeve van de ontwikkeling wordt het watersysteem in het plangebied aangepast. Er wordt circa 0,35 ha aan watergangen gedempt. Het dempen van watergangen dient volgens de compensatie-eis van het Waterschap volledig gecompenseerd te worden. Onderdeel van het plan voor de golfbaan is de aanleg van een aantal nieuwe watergangen en twee waterpartijen. In totaal wordt er circa 1,6 ha nieuw water aangelegd. Dit is dus ruim voldoende om de te dempen watergangen te compenseren. Het totale oppervlak open water neemt door de ontwikkeling in het plangebied dus toe met 1,25 ha.
Figuur 5.3 Watersysteem nieuwe situatie
De waterpartijen worden door een duiker-stuw geïsoleerd van het omgevingswater aangelegd. Het peil van de waterpartijen ligt gelijk aan het zomerpeil in de polder (0,9 –NAP). In de winter betekent dit een extra berging van 4.500 m³. In de zomer wordt inlaat van omgevingswater met een slechtere kwaliteit voorkomen. Het run-off water van de stort Zevenbergen wordt voor meer dan de helft geloosd op de waterpartijen op de golfbaan waarmee voorzien wordt in de aanvoer van schoon water.
Alleen tees en greens worden beregend (8.000 m3 per jaar). Door deze beregening en het veranderde grondgebruik wordt over het hele plangebied (76,2 ha) ten minste 5.750 m³ meer water onttrokken, verdampt en afgevoerd. Omdat run-off water op de waterpartijen wordt geloosd en in de winter extra wordt geborgen, heeft de toename van de uitgaande waterstromen nauwelijks effect op de grondwaterstand. Als de ontwikkeling gevolgen heeft voor het huidige peil van het oppervlaktewater, zoals vastgelegd in het peilbesluit, is een ontheffing of wijziging van het peilbesluit nodig. Dit kan bij het waterschap worden aangevraagd.
In de nieuwe situatie met de golfbaan wordt de lozingssituatie van de (af)valwaterstromen en het drainagesysteem, zoals deze zijn weergegeven in figuur 5.3, conform de vigerende vergunning in het gebied in stand gehouden. Aan deze afvalwaterstromingen verandert door de aanleg van de golfbaan dus niets.
Het verharde oppervlak neemt door de ontwikkeling toe. Er worden een nieuw clubhuis (700 m2) en een nieuw houten driving range (300 m2) gebouwd en er wordt een verharde parkeerplaats aangelegd (4.000 m2). Doordat de verharding met meer dan 2.000 m2 toe neemt, is normalerwijze retentie nodig is (10% van de toename in verharding, in dit geval dus 500 m2). De runoff van dit verharde oppervlak wordt echter opgevangen in hetzelfde peilgebied waardoor geen retentie noodzakelijk is. Op de golfbaan wordt een nieuw peilgebied ingesteld door het interne watersysteem middels op hoogte gestelde duikers af te koppelen van het omliggende watersysteem. Dit heeft tot gevolg dat in de periode met een neerslagtekort geen water uit het omliggende watersysteem naar de golfbaan stroomt, terwijl in de periode met een neerslagoverschot in eerste instantie water wordt aangevuld en pas in tweede instantie wordt geloosd op het omliggende watersysteem. Door deze afkoppeling wordt ter plaatse alleen gebiedseigen water gebruikt (inclusief ca. de helft van de run-off van de vuilstort) en wordt per saldo minder water op het omliggende systeem geloosd. Hiermee fungeert de golfbaan als retentiegebied en is de waterkwaliteit in het interne systeem geschikt voor beregening van de baan. De beregeningsplas wordt dus ook aangevuld met het drainagewater van de vuilstort Zevenbergen. Er wordt hierbij voor gewaakt dat hier niet het vervuilde water van de stort (percolaat) voor gebruikt wordt.
Zoals vermeld is retentie bij deze ontwikkeling dus niet noodzakelijk. Doordat in het plangebied door de aanleg van de waterplassen het areaal oppervlaktewater met 1,25 ha toeneemt, is de toename in verharding echter ook ruimschoots gecompenseerd.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Rondom het plangebied zijn een aantal watergangen gelegen met een slechte waterkwaliteit. De komst van de golfbaan zal geen invloed hebben op de waterkwaliteit van deze watergangen, de kwaliteit zal niet verbeteren of verslechteren.
De Provincie beheert in het kader van de nazorg de waterzuivering. De Provincie heeft hier de bestuursrechtelijke zorg over en zorgt voor de nazorg en monitoring van de vuilstort Zevenbergen.
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Voor handelingen binnen de beschermingszone van de waterkering is een vergunning vereist.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en het vigerend waterschapsbeleid, is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terechtkomt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap een watervergunning te worden aangevraagd. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de watervergunning is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Binnen het plangebied zijn een aantal beschermde gebieden gelegen. Binnen de beschermde gebieden geldt dat voor iedere keer dat water in oppervlaktewaterlichamen wordt gebracht, water aan oppervlaktewaterlichamen wordt onttrokken, water wordt aan- of afgevoerd, een vergunning noodzakelijk is. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan onderbemalingen, drainages die water brengen op oppervlaktewaterlichamen, beregeningsinstallaties, etc.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater binnen het plangebied opgenomen in de bestemming 'Sport - Golfbaan'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones, geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Wel is belangrijk dat er voor de ontwikkeling op basis van de omgang met water verschillende vergunningen/ontheffingen nodig zijn die bij het waterschap kunnen worden aangevraagd. Er is namelijk een ontheffing of wijziging van het peilbesluit nodig wanneer een ander peil wordt gehanteerd, er is een watervergunning nodig voor de aanpassingen die worden gemaakt aan het bestaande watersysteem en er dient rekening gehouden te worden met de vigerende watervergunning voor het lozen van afvalwater afkomstig van de stortplaats locatie Zevenbergen.