direct naar inhoud van 5.5 Ecologie
Plan: Golfbaan Moerdijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401

5.5 Ecologie

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EL&I aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit meer of minder intensief gebruikte weiden, intensief akkerland, jonge houtopstanden en een voormalige vuilstort met pioniervegetatie en ruigtes.

Gebiedsbescherming

Het Natura 2000-gebied 'Hollandsch Diep' ligt op circa 3 km afstand van de geplande activiteit en valt daarmee buiten de invloedssfeer van het initiatief.

Het plangebied is deels onderdeel van de GHS-landbouw, leefgebied kwetsbare soorten. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de EHS.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.GolfbaanMoerdijk-0401_0019.png"

Figuur 5.4 Natuurbeheerplan 2011, Provincie Noord-Brabant

Soortenbescherming

In het plangebied komen diverse beschermde soorten volgens de Ffw voor en enkele soorten die op de Rode Lijst staan. In tabel 5.1 is aangegeven om welke soorten het gaat. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar het MER.

Tabel 5.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     brede wespenorchis

mol, egel, veldmuis, bosmuis, bosspitsmuis, huisspitsmuis, konijn, haas en rosse woelmuis

kleine watersalamander, bruine kikker, gewone pad en bastaardkikker  
ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     geen  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen  
    bijlage IV HR   gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en watervleermuis (alle 3 foeragerend)  
  vogels   cat. 1 t/m 4   buizerd en sperwer  
Rode Lijstsoorten       kamgras

veldleeuwerik, graspieper, koekoek, patrijs, kneu, spotvogel, grauwe vliegenvanger en groene specht  

Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

Het Natura 2000-gebied 'Hollandsch Diep' ligt op circa 3 km afstand van de geplande activiteit en valt daarmee buiten de invloedssfeer van het initiatief.

De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

De bosgebieden in het plangebied worden voor 90% gehandhaafd. Er is voor gekozen het noordelijk deel van het jonge bos op de gemeentelijke stort - dat is gepland op een leeflaag van onvoldoende dikte voor duurzame instandhouding - te kappen ten behoeve van de aanleg van 2 holes.

Ten aanzien van natuurcompensatie zijn in het Streekplan randvoorwaarden en eisen gesteld. Deze zijn uitgewerkt in de beleidsregel natuurcompensatie. Voor het betreffende jonge bos geldt een toeslag van 1/3. Het Streekplan maakt het verder onmogelijk om in leefgebied van kwetsbare soorten een golfbaan aan te leggen. De aanwijzing die de provincie hiervoor gebruikt, vindt plaats op grond van de aanwezigheid van bepaalde soorten. In dit geval betreft het moerasvogels, de aanwezigheid van rietzanger in het bijzonder. Hierover is overleg met de provincie gevoerd, omdat de aanwijzing als zodanig niet op recente natuurgegevens lijkt gebaseerd. Recente broedvogelgegevens tonen dat het plangebied wel voldoet aan de criteria voor leefgebied struweelvogels. Na overleg hierover met de provincie is besloten de spelregels voor golfbaanaanleg in struweelvogelgebied te volgen. Hiervoor gelden ten aanzien van golfbaanaanleg weer andere criteria. Een nieuwe golfbaan mag voor hoogstens de helft worden aangelegd in de GHS-landbouw, subzone leefgebied struweelvogels. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de aantasting van de natuur- en landschapswaarden wordt tot het minimum beperkt en gecompenseerd, met inachtneming van de eisen zoals beschreven in het MER;
  • b. de bebouwing en de parkeervoorzieningen blijven zoveel mogelijk buiten het leefgebied voor de struweelvogels;
  • c. de golfbaan wordt zodanig ingericht dat er, afgezien van de natuurcompensatie, nieuwe natuur ontstaat op een oppervlakte, die ten minste even groot is als de oppervlakte die specifiek voor de sport is bestemd, inclusief gebouwen en parkeervoorzieningen.

Bij het ontwerp zullen de eisen die samenhangen met de natuurcompensatie en natuurinvestering op de baan worden geïmplementeerd.

Met inachtneming van de hierboven genoemde eisen en maatregelen, zal het beleid van de provincie de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Bij de golfbaanaanleg ontstaan er voor de meeste soorten meer woonruimte, dekking en foerageermogelijkheid. Anderzijds heeft het initiatief meer verstoring tot gevolg.

Het project is wel gunstig voor de biodiversiteit vooral wat betreft planten en kleinere diersoorten.

  • Bij de aanleg gaan geen standplaatsen van beschermde of bedreigde soorten planten verloren.
  • Bij de aanlegwerkzaamheden verdwijnt slechts 1 nest van de grote bonte specht. Hiervoor hoeft echter geen ontheffing van de Ffw te worden aangevraagd.
  • De aanleg van de golfbaan gaat vooral ten koste van struweelvogels. Dit verlies van habitat voor struweelvogels moet worden gemitigeerd door de natuurinvestering in de vorm van bosjes, struweel, ruigte en schraal grasland op de baan zelf (31,8 ha). Deze compensatie moet vooral aan de rustige buitenranden vorm krijgen.
  • Er gaan door de golfbaanaanleg geen habitats van kritische weidevogels verloren.
  • De golfbaanaanleg is positief voor bos- en parkvogels.
  • Het initiatief heeft door de aanleg van ruigte, struweel en bos een positief effect op de infrastructuur van zoogdiersoorten van meer gesloten landschap als vleermuizen, kleine marterachtigen, konijn, ree en vos. Omdat het gebied recreatief wordt ontsloten, worden verstoringsgevoelige soorten als ree, vos en haas wel geschaad. Voor de verstoring van deze licht beschermde soorten is echter geen ontheffing nodig.
  • Door de toename aan water in het gebied is het project positief voor amfibieën en vissen.
  • Het project is eveneens gunstig voor de diversiteit van de ongewervelden. Dit betreft overigens alleen algemene soorten.

Gezien bovenstaande staat de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.