Plan: | Windpark Oud Dintel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1709.155WindpOudDintel-0401 |
Toetsingskader
De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid in:
Het doel van de milieueffectrapportages (planMER en projectmer) is ervoor te zorgen dat milieuaspecten volwaardig worden meegenomen in de besluitvorming. Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over een plan of een project.
Een planMER moet worden opgesteld:
Het planMER beschrijft de milieugevolgen van de activiteit(en) en alternatieven op globaal niveau. Van het voornemen een planMER op te stellen wordt openbaar kennis gegeven. De betrokken bestuursorganen worden geraadpleegd over de reikwijdte en het detailniveau van de planMER. Het planMER wordt gelijktijdig met het ontwerpplan, waaraan het gekoppeld is, ter inzage gelegd.
Een projectMER moet worden opgesteld:
Een mer-beoordeling moet worden opgesteld voor de in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. onderscheiden besluiten waarmee activiteiten in datzelfde onderdeel D mogelijk worden gemaakt. Per 1 april 2010 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. De belangrijkste wijziging voor de realisatie van windturbines is dat de onderscheiden drempelwaarden in de D-lijst bij het Besluit mer niet langer een absolute maar een indicatieve werking hebben. Dat betekent dat ook bij windturbineparken met een omvang van minder dan 15 MW moet worden beoordeeld of er sprake is van belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu. Dit kan ertoe leiden dat ook bij projecten onder de drempelwaarde van 15 MW moet worden beoordeeld of een mer-beoordelingsprocedure of een projectmer-procedure moet worden doorlopen. De mer-beoordelingsplicht is in dit geval gekoppeld aan de omgevingsvergunning.
Procedure
De realisatie van minimaal 5 en maximaal 6 windturbines op de locatie ten noorden van de Dintel is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan vormt het kader voor een mer-beoordelingsplichtige activiteit, te weten de oprichting van één of meer met elkaar samenhangende installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie met een gezamenlijk vermogen van meer dan 15 MW (D 22.2). Het mer-beoordelingsplichtige besluit betreft in dit geval het besluit tot verlenen van de omgevingsvergunning.
Aan het bestemmingsplan is een gecombineerd plan- en projectmilieueffectrapport verbonden. De planMER-plicht volgt uit de mer-regelgeving; de projectmer-procedure wordt vrijwillig doorlopen. Omdat er sprake is van samenhang tussen de drie initiatieven is het MER opgesteld voor het totale Windpark Dintel. De resultaten worden in het milieueffectrapport echter zo gepresenteerd dat deze ook voor de afzonderlijke windparken te gebruiken zijn.
Het bestemmingsplan wordt voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het bestemmingsplan en het MER worden gelijktijdig ter inzage gelegd, zowel in de voorontwerpfase als in de ontwerpfase. In onderstaande tabel wordt de procedure voor het plan/projectMER en het bestemmingsplan in het kort weergegeven.
Tabel 4.1 Procedurestappen openbare voorbereiding MER en bestemmingsplan
fase | mer-procedure | bestemmingsplan |
Reikwijdte en detailniveau | - openbare kennisgeving van wijze waarop mer-procedure wordt doorlopen - aangeven wie zienswijzen in mag dienen op voornemen tot voorbereiden plan |
|
raadpleging adviseurs + betrokken bestuurdorganen over reikwijdte en detailniveau MER - vormvrij maar in het algemeen ahv een Notitie Reikwijdte en Detailniveau - eventueel vrijwillig advies Commissie m.e.r. |
||
Opstellen MER | opstellen MER | opstellen voorontwerpbestemmingsplan |
Afronding mer-procedure |
terinzagelegging MER, advies bestuursorganen + advies Commissie m.e.r. | terinzagelegging voorontwerpbestemmingsplan |
Afronden bestemmingsplan- procedure | beantwoording inspraak en overleg en opstellen ontwerpbestemmingsplan | |
terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan | ||
beantwoording zienswijzen en vaststellen bestemmingsplan | ||
bekendmaken bestemmingsplan |
Onderzoek
Op de omgevingsvergunningaanvraag voor een windturbinepark met een gezamenlijk vermogen van 15 MW of meer is op grond van het Besluit MER de mer-beoordelingsplicht van toepassing. Voor het bestemmingsplan waarmee een windpark van meer dan 15 MW mogelijk wordt gemaakt geldt daarnaast de planMER-plicht. Het gezamenlijk vermogen van Windpark Oud Dintel bedraagt circa 15 MW. Gelet op de samenhang tussen de effecten van de drie initiatieven Dintel-Raedthuys, Dintel-Surveycom en Dintel-Suiker Unie en de totale omvang van het Windpark Dintel hebben de initiatiefnemers er echter voor gekozen om vrijwillig een projectMER op te stellen.
Reikwijdte en detailniveau
De m.e.r.-regelgeving bepaalt dat in een planMER en projectMER de redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven worden opgenomen. De notitie Reikwijdte en Detailniveau voor het plan- en projectMER Windparken Dintel (toen nog aangeduid met de term Startnotitie) heeft van 8 oktober tot en met 26 november 2010 ter inzage gelegen. Tevens zijn de betrokken bestuursorganen en overlegpartners geraadpleegd. De beantwoording van deze zienswijzen heeft geleid tot de kadernotitie MER Windpark Dintel.
Vertaling MER in bestemmingsplan
In het MER zijn vier alternatieven onderzocht die zich van elkaar onderscheiden door de toepassing van een andere windturbine klasse (grote of kleine rotor) en door de locatie (binnendijks of buitendijks). Het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) bestaat uit een binnendijkse opstelling met 6 windturbines uit de kleine windturbineklasse omdat dit alternatief minder negatief scoort op enkele aspecten zoals slagschaduw. Op het thema landschap wordt de invloed van de grote en de kleine windturbineklassen overigens gelijk beoordeeld. Wanneer de energieopbrengst in verhouding tot de investering (inclusief de vermeden CO2-emissies) wordt meegewogen in de totaalbeoordeling, bestaat het MMA uit een binnendijkse opstelling van 5 windturbines met een grote rotordiameter (tot 112 m). Een opstelling met 5 windturbinetypen met een grotere rotordiameter vormt tevens het voorkeursalternatief. Uit het radarverstoringsonderzoek blijkt echter dat nog niet alle windturbinetypen met een grote rotordiameter kunnen worden toegestaan vanwege een te grote verstoring van defensieradar. Het voorkeursalternatief is daarom afgestemd op de windturbinetypen waarvoor uit radarverstoringsonderzoeken is gebleken dat deze geen belemmering vormen. Voor overige typen is een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid opgenomen om windturbines met een rotordiameter van maximaal 112 m mogelijk te maken nadat is aangetoond dat er geen onaanvaardbare radarverstoring plaatsvindt.
In de navolgende paragrafen wordt per aspect aangegeven wat de (milieu)effecten zijn van het te ontwikkelen windturbinepark. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de beoordeling die heeft plaatsgevonden in het MER Windparken Dintel. De gevolgen worden getoetst aan de geldende normstelling en het geldende beleid. De effecten van eventuele maatregelen worden daarbij beschreven. Voor een volledige beschrijving van de onderliggende onderzoeken wordt verwezen naar het MER dat als separate bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd.