direct naar inhoud van Artikel 23 Maatschappelijk
Plan: Steenwijk en Tuk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.SteenwijkenTukBP-VA01

Artikel 23 Maatschappelijk

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bibliotheek;
  • b. gezondheidszorg;
  • c. jeugd- en kinderopvang;
  • d. onderwijs;
  • e. sociaal-culturele doeleinden;
  • f. openbare dienstverlening;
  • g. religie;
  • h. verenigingsleven;
  • i. welzijnsinstelling;
  • j. zorginstelling;
  • k. een uitvaartcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum';
  • l. wonen, uitsluitend ter plaatse van aanduiding 'wonen';
  • m. ambtswoning van de imam, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • n. onderschikte detailhandel tot maximaal 10% van het vloeroppervlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. groenvoorzieningen;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
23.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 62.1.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 23.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 23.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

met inachtneming van de volgende regels (artikel 23.2.2 tot en met 23.2.4).

23.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;
  • b. de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. gebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;
  • d. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 9,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
    • 2. de goothoogte van een gebouw minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' aangeduide minimale en maximale goothoogte bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 16,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' aangeduide minimale en maximale bouwhoogte bedraagt;
  • f. voor de bouwhoogte van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 23.2.3;
  • g. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 23.2.4.
23.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • d. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 23.2.4.
23.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt.
23.3 Nadere eisen
23.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedure als bedoeld in artikel 61.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
23.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 23.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 23.2.2, ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. bij onderwijs voldoende onbebouwde buitenruimte resteert ten behoeve van speelruimte;
  • b. de goothoogte gebouwen maximaal 9,00 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte gebouwen maximaal 16,00 meter bedraagt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.5 Specifieke gebruiksregels
23.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 23.1;
  • b. wonen, anders dan bedoeld in artikel 23.1;
  • c. detailhandel;
  • d. horeca, anders dan bedoeld in artikel 23.1;
  • e. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • f. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.