direct naar inhoud van Artikel 5 Verkeer
Plan: Gaswinlocatie Eesveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.ESVmijnbwEesveenBP-VA01

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden;
  • b. fiets- en voetpaden, wegen en straten;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1. groenvoorzieningen;
  • 2. nutsvoorzieningen;
  • 3. bruggen, tunnels, viaducten, dammen en/of duikers;
  • 4. sloten, bermen en beplanting;
  • 5. bebossing;
  • 6. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 13.2.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  • b. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • c. bruggen, tunnels, viaducten, dammen en/of duikers;
  • d. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water.
5.2.3 Overige regels
  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 10,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. verkeers- en lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 12,00 mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing.
5.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 5.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. een goed woon- en leefklimaat;
  • c. verbetering van de gebiedskwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van het gebouw maximaal 6,00 meter mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van het gebouw maximaal 10 m² mag bedragen;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;
    • 8. de waterstaatskundige en huishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • c. opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie en zandopslag;
  • d. seksinrichting.