direct naar inhoud van 6.5 Effecten wijzigingen waterhuishoudkundige situatie
Plan: Buitengebied - Landinrichting Wetering-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.BGBWeteringWest-VA01

6.5 Effecten wijzigingen waterhuishoudkundige situatie

6.5.1 Algemeen

In het MER Inrichtingsplan Scheerwolde wordt uitgebreid ingegaan op de waterhuishoudkundige effecten als gevolg van de plannen. In het MER wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen tijdelijk optredende effecten en permanente effecten.

Tijdelijke effecten ontstaan in de fase van de aanleg van de nieuwe natuur. De waterpeilen worden pas opgezet na de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen. Voor het afgraven van de voedselrijke toplaag en het graven van buffersloten is een laag waterpeil gunstiger in verband met een betere berijdbaarheid van de percelen. Verder is in het MER aangenomen, dat het graven van de plassen en het aanleggen van de benodigde kunstwerken wordt uitgevoerd in den droge, met behulp van bronbemalingen waardoor de grondwaterstanden tijdelijk worden verlaagd (worst case). De tijdelijke effecten tijdens uitvoering worden vooral veroorzaakt door de benodigde bronbemalingen voor de aanleg van kunstwerken en het graven van de plassen. De hierdoor optredende grondwaterstandverlagingen en toename van de kwel ter plaatse is voor het in het MER onderzochte basisalternatief en de varianten gelijk. Er zijn in de aanlegfase geen tijdelijke grondwaterstandverhogingen in de omgeving. Doordat de peilen pas na de afronding van de inrichtingsmaatregelen worden verhoogd is ook geen sprake van een verslechtering van de waterkwaliteit door inundatie van de voedselrijke bovengrond.

6.5.2 Wijzigingen grondwaterstanden

Voor het in het MER onderzochte basisalternatief geldt, dat de peilen in het gebied fors worden opgezet. Hierdoor stijgen de grondwaterstanden in het gebied. Omdat ter plaatse van de plassen de deklaag wordt doorgraven en de oppervlakte open water flink toeneemt, is de stijging echter minder groot dan op basis van de peilstijging (In Wetering West van NAP -3,1 m naar maximaal NAP -1,6 m) zou worden verwacht: de stijging varieert van 0,2 m tot 0,9 m in de (maatgevende) GVG situatie.

6.5.3 Wijzigingen oppervlaktewaterstanden

Onder meer voor Wetering West zijn de inrichtingsmaatregelen en toekomstige oppervlaktewaterpeilen eerst geoptimaliseerd voor de natuurdoelen binnen het gebied. Daarna zijn de inrichtingsmaatregelen aangevuld of aangescherpt om de omliggende belangen mee te nemen. Voor Wetering West bedraagt het huidige waterpeil NAP -3,1 m (zowel zomerpeil als winterpeil). Het toekomstig waterpeil is flexibel tussen NAP -2,0 m en NAP -1,6 m.

6.5.4 Beïnvloeding kwel-wegzijging

Het verhogen van het peil in Wetering West leidt er toe dat de huidige kwel slaat om in wegzijging.

6.5.5 Beïnvloeding waterkwaliteit

Doordat de landbouwfunctie wordt vervangen door natuur en de voedselrijke toplaag in het gebied wordt afgegraven zal de waterkwaliteit in het gebied verbeteren. De verwachte toekomstige waterkwaliteit voldoet aan de eisen voor ondiepe veenplassen en dynamisch moeras. Het risico van interne eutrofiering door de peilopzetting is minimaal, mede door de hoge ijzergehaltes in de bodem en het incidenteel droogvallen.