direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf - Niet Agrarisch
Plan: Zitterd 61 Soerendonk en Heistraat 15 Gastel
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1706.BPBG3004-ONT1

Artikel 4 Bedrijf - Niet Agrarisch

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Niet Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet agrarische bedrijven, met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen overeenkomstig de in 3.2.1 opgenomen nadere detaillering van bestemming;
  • b. agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in 3.2.2;
  • c. één bedrijfswoning;
  • d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, erven en terreinen.

4.2 Nadere detaillering van de bestemming

4.2.1 Toegestane bedrijven

Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende tabel:

Aanduiding   Adres   Bebouwde oppervlakte  
specifieke vorm van bedrijf - verwerking agrarische restproducten   Zitterd 61 Soerendonk   4.195 m²  

4.2.2 Agrarische nevenactiviteiten

Op gronden met deze bestemming zijn binnen de 4.2.1 toegestane bebouwde oppervlakte tevens agrarische nevenactiviteiten toegestaan in de vorm van werkzaamheden ten behoeve van de aspergeteelt.

4.3 Bouwregels

4.3.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend zijn toegestaan bedrijfsgebouwen binnen het op de verbeelding aangeduide bouwvlak ten behoeve van de in 4.2.1 en 4.2.2 toegestane bedrijvigheid en één bedrijfswoning met bijgebouwen.

4.3.2 Bebouwde oppervlakte

De in de tabel in 4.2.1 aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen (exclusief de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen) mag niet worden overschreden. De bedrijfsgebouwen moeten binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak worden opgericht, met in achtneming van het bepaalde in 4.3.

4.3.3 Maatvoeringseisen

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen. Hierbij geldt dat de bestane (legale) afstand of goot- of bouwhoogte, voor zover opgericht in overeenstemming met de Woningwet, afwijkt van onderstaande maten, de bestaande afstand respectievelijk goot- of bouwhoogte als minimum/maximum geldt.

bedrijfsgebouwen   minimaal   maximaal  
afstand tot de zijdelingse, voorste en achterste bouwperceelgrens   3 meter   niet van toepassing  
goothoogte   niet van toepassing   5 meter  
bouwhoogte   niet van toepassing   10 meter  
dakhelling   12°   45°  

hoofdgebouw van de bedrijfswoning   minimaal   maximaal  
afstand tot de zijdelingse, voorste en achterste bouwperceelgrens   3 meter   niet van toepassing  
goothoogte   niet van toepassing   5,5 meter  
bouwhoogte   niet van toepassing   8 meter  
inhoud   maximaal 750 m³, indien de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestane inhoud als maximum  
afstand vrijstaande bedrijfswoning tot zijdelingse perceelsgrens   5 meter   niet van toepassing  
dakhelling   12°   45°  

bijgebouwen en aanbouwen bij bedrijfswoning   minimaal   maximaal  
gezamenlijke oppervlakte per woning   niet van toepassing   90 m² waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aanbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tezamen, maximaal 90 m² mag bedragen;  
afstand tot de zijdelingse, voorste en achterste bouwperceelgrens   3 meter; aan maximaal één zijde mag de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minder bedragen dan 3 meter   niet van toepassing  
goothoogte   niet van toepassing   3 meter  
bouwhoogte   niet van toepassing   5,5 meter  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot achtergevel bedrijfswoning of verlengde daarvan   niet van toepassing   15 meter  

bouwwerken geen gebouwen zijnde   maximaal  
bouwhoogte erfafscheidingen   2 meter  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   6 meter  
gezamenlijke oppervlakte per woning   30 m², waarbij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aanbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde tezamen, maximaal 90 m² mag bedragen.  

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:

  • a. gronden en opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. buitenopslag;
  • c. gronden en/of opstallen voor detailhandel anders dan bedoeld in 4.4.2 en 4.4.3;
  • d. gronden en/of opstallen voor verblijfsrecreatie;
  • e. gronden en/of opstallen voor bewoning, behoudens bewoning van de toegestane bedrijfswoning;
  • f. gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • g. aan-en uitbouwen en bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

4.4.2 Aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% voor aan huis verbonden beroepen en 50% voor lichte bedrijvigheid van de vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep of de lichte bedrijvigheid;
  • d. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. de woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven;
  • f. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.4.3 Ondergeschikte detailhandel

Ten dienste van de agrarische nevenactiviteit genoemd in 4.2.2 is ondergeschikte detailhandel toegestaan onder de volgende voorwaarde:

  • a. dat maximaal 100 m² verkoopvloeroppervlakte voor detailhandel mag worden aangewend.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Afwijken ten behoeve van statische opslag

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 teneinde nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • c. de totale vloeroppervlakte van eventuele andere nevenactiviteiten bij het bedrijf, mag maximaal 750 m² bedragen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van nevenactiviteiten met inbegrip van inpandige statische opslag maximaal 1.000 m² mag bedragen;
  • d. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • e. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

4.5.2 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder g, en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of meer aaneengebouwde bijgebouwen;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 90 m²;
  • e. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 30 meter van het hoofdgebouw;

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

4.6.1 Wijziging naar andere vorm van niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een andere vorm van niet-agrarische bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond dient te worden dat er sprake is van een ruimtelijke en milieukundige verbetering; een ruimtelijke en milieukundige verbetering betekent dat er afname van bebouwing plaatsvindt alsmede een visueel ruimtelijke verbetering van de situatie en een vermindering van de milieubelasting;
  • b. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • c. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • d. een tweede bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • e. voldaan moet worden aan de maatvoeringseisen uit 4.3;
  • f. de wijziging niet mag leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. detailhandel is niet toegestaan behoudens voor zo ver zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gericht gebruik;
  • h. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. uit te overleggen onderzoeken dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.