21.1 doeleinden
21.1.1
De gronden met de bestemming "zone ten behoeve van ondergrondse leidingen" welke is gelegen:
- ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduidingen
"gastransportleiding (diameter maximaal 4"/werkdruk maximaal 40 bar)",
"gastransportleiding (diameter maximaal 12"/werkdruk maximaal 40 bar)",
"gastransportleiding (diameter maximaal 36"/werkdruk maximaal 67 bar)",
"gastransportleiding (diameter maximaal 42"/werkdruk maximaal 67 bar)",
"gastransportleiding (diameter maximaal 48"/werkdruk maximaal 67 bar)" en
"rioolpersleiding", alsmede
- 4 m ter weerszijden van de aanduidingen
"gastransportleiding (diameter maximaal 4"/werkdruk maximaal 40 bar)",
"gastransportleiding (diameter maximaal 12"/werkdruk maximaal 40 bar)" en
"rioolpersleiding", en
- 5 m ter weerszijden van de aanduidingen
"gastransportleiding (diameter maximaal 36"/werkdruk maximaal 67 bar)",
"gastransportleiding (diameter maximaal 42"/werkdruk maximaal 67 bar)" en
"gastransportleiding (diameter maximaal 48"/werkdruk maximaal 67 bar)",
zijn mede bestemd voor:
-
a. een gastransportleiding en een rioolpersleiding uitsluitend ter plaatse van de als zodanig op de plankaart aangegeven aanduidingen;
-
b. de bescherming van het aangrenzende woon- en leefklimaat,
met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
21.1.2
Onverminderd het bepaalde in artikel 21.1.1 zijn de gronden gelegen binnen een afstand van:
-
a. 20 m ter weerszijden van de op de plankaart aangeduide "gastransportleiding (diameter maximaal 4"/werkdruk maximaal 40 bar)";
-
b. 30 m ter weerszijden van de op de plankaart aangeduide "gastransportleiding (diameter maximaal 12"/werkdruk maximaal 40 bar)";
-
c. 115 m ter weerszijden van de op de plankaart aangeduide "gastransportleiding (diameter maximaal 36"/werkdruk maximaal 40 bar)";
-
d. 130 m ter weerszijden van de op de plankaart aangeduide "gastransportleiding (diameter maximaal 42"/werkdruk maximaal 40 bar)";
-
e. 150 m ter weerszijden van de op de plankaart aangeduide "gastransportleiding (diameter maximaal 48"/werkdruk maximaal 40 bar)";
tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefmilieu.
21.2 bouwen
21.2.1
Op de in artikel 21.1.1 bedoelde gronden mag, in afwijking van de voorschriften behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, niet worden gebouwd.
21.2.2
Op de in artikel 21.1.2 bedoelde gronden mogen, in afwijking van de voorschriften behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, geen nieuwe gebouwen en geen bouwwerken ten behoeve van de opslag van brandbare, explosieve en/of giftige stoffen worden gebouwd.
21.4 aanlegvergunning
21.4.1
Het is verboden op de in artikel 21.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende andere-werken uit te voeren:
- het vergraven, egaliseren en ophogen van gronden;
- het diepploegen van gronden;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
21.4.2
Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het ander-werk, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de (bescherming van de) leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
21.4.3
Alvorens te besluiten omtrent de verlening van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van de leidingbeheerder.
21.4.4
Een aanlegvergunning is niet vereist voor:
-
a. andere-werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
-
b. andere-werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.