direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Gendt, Olyhorststraat 37
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.40-OH01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande, dat niet is toegestaan;
    • 1. een bedrijfsmatige boom- en heesterkwekerij en fruitteelt in de vorm van boomgaarden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1';
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat bij de bedrijfswoning tevens het volgende is toegestaan;
    • 1. de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 45 m2;
    • 2. inwoning met dien verstande dat maximaal 100 m2 van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van inwoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. duikers.
3.2 Bouwregels
3.2.1

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing bedraagt niet meer dan 320 m2;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m.
3.2.2

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat de bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het aantal bedrijfswoningen bedraagt per bouwperceel ten hoogste één;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 10 m;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan maximaal 120 m2;
  • g. de bouwhoogte van een bijgebouw bij een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 6 m.

3.2.3

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1, mogen gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, tevens buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend agrarische hulpgebouwen zoals melkstallen, veldschuren en schuilgelegenheden zijn toegestaan;
  • b. de totaal bebouwde oppervlakte mag per bedrijf niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
3.2.4

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m1 bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m1 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m1 bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.3 onder b en worden toegestaan om de toegestane bebouwde oppervlakte vergroten tot maximaal 200 m2 indien dit uit het oogpunt van een meer doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.