direct naar inhoud van 4.5 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Buitengebied, partiële herziening 'Inrichting middenloop Vledder Aa, fase 1'
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1701.BP00013-0002

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

Door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. is onderzoek gedaan naar de bekende en verwachte archeologische waarden in het plangebied. In het kader van dat onderzoek is onder meer een archeologische verwachtingskaart opgesteld (zie afbeelding 4.2). Deze verwachtingskaart richt zich hoofdzakelijk op prehistorische nederzettingsterreinen. Een middelhoge tot hoge verwachting is toegekend aan:

  • mogelijke dobben/pingoruïnes en een zone eromheen;
  • vvoorden, en een zone eromheen;
  • opduikingen (zandige koppen in het beekdal, die aan het maaiveld niet of nauwelijks zichtbaar kunnen zijn);
  • de flanken van het dekzandplateau (met moerige podzolgronden);
  • het dekzandplateau (met veldpodzolen).

Aan de laagten in het beekdal (meerveengronden, moerige eerdgronden) is een lage archeologische verwachting toegekend, omdat deze doorgaans onaantrekkelijk geweest zullen zijn als nederzettingslocaties. In beekdalen zijn echter wel andere archeologische fenomenen te verwachten, zoals rituele deposities (offers) en resten van bijvoorbeeld vaartuigen, visweren en fuiken.

De archeologische 'beekdalfenomenen' hebben als algemene kenmerken dat hun locaties niet of nauwelijks aanwijsbaar zijn, en dat zij bij archeologisch vooronderzoek (booronderzoek) niet of nauwelijks op te sporen zijn. Nederzettingen laten zich bij archeologisch vooronderzoek doorgaans beter karteren. Hoe zwaarder de aantasting is van het oorspronkelijke bodemprofiel, hoe kleiner de kans is dat nederzettingen ontdekt worden.

Drentse beekalen (of delen ervan) hebben tegenwoordig een bijzondere archeologische status (zie Omgevingsvisie Drenthe, 2010: Kaart Provinciaal belang archeologie). Formeel valt alleen een zone aan weerszijden van de Vledder Aa, vanaf circa 100 meter ten zuiden van de Dieverseweg en zuidelijker, onder de beekdalen van provinciaal belang. Bij voorgenomen bodemingrepen in beekdalen van provinciaal belang geldt de verplichting tijdig contact op te nemen met de provinciaal archeoloog.

Afbeelding 4.2. Archeologische verwachtingswaarde

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.BP00013-0002_0005.png"

Inrichtingsplan

Voor het inrichtingsontwerp is een archeologisch advies opgesteld. Dit archeologisch advies is opgenomen in bijlage 3. Hierin wordt geconcludeerd dat bij het inrichtingsontwerp voor de middenloop van de Vledder Aa, fase 1 nadrukkelijk rekening is gehouden met de archeologische waarden. Daardoor zijn de te nemen maatregelen op archeologisch gebied (archeologisch vervolgonderzoek) relatief beperkt. Voor zover nodig, betreft het veelal een extensieve vorm van archeologische nazorg (archeologische inspectie achteraf) en soms een archeologische begeleiding. Een archeologische begeleiding wordt uitgevoerd op basis van een door de bevoegde overheid goedgekeurd programma van eisen.

Tabel 4.2 geeft een samenvattend overzicht van de te nemen archeologische maatregelen.

Tabel 4.2. Inrichtingsmaatregelen en geadviseerd archeologisch vervolgonderzoek

inrichtingsmaatregel   archeologisch vervolgonderzoek  
dempen, afdammen, verondiepen, versmallen watergangen   geen, mits hiervoor grond gebruikt wordt uit de aangewezen terreinen/depot  
verwijderen stuwen   geen  
beekherstel Vledder Aa   geen  
aanleg laarzenpad/oversteekvoorzieningen   geen  
functieverlies schouwpad   geen  
aansluiting Veldbeek   archeologische inspectie  
aanleg zijwatergang W385   archeologische inspectie/archeologische begeleiding  
aanleg zijwatergang W425   geen  
aanleg zijwatergang W415   archeologische inspectie/archeologische begeleiding  
aanleg kade met duiker en overlaat   geen  
aanleg grenssloot   archeologische inspectie/archeologische begeleiding  
aanbrengen waterstandmeters   geen  
afplag-/ontgravingslocaties:    
1. bestaand depot langs de beek   geen, mits gegarandeerd wordt dat de onderliggende zandkoppen bij het ontgraven van het depot niet worden aangetast  
2. ruggetjes langs de beek   geen, mits gegarandeerd wordt dat hierbij opduikingen in de ondergrond ontzien worden (dus niet dieper ontgraven dan het direct achterliggende maaiveld)  
3. ontgraven 20 cm Veenhuizerlanden   geen (eventueel archeologische inspectie), mits de in dit perceel te verwachten opduidingen worden gemarkeerd en ontzien  
4. Rijkmanshoeve, ontgronden 20-40 cm   geen (vervolgonderzoek, booronderzoek, archeologische inspectie of archeologische begeleiding), mits niet dieper dan 30 cm gegraven wordt  
5. afplaggen 7 ha buiten het plangebied   geen (eventueel archeologische inspectie)  
6. verwijderen nutriëntenrijke bouwvoor ten westen van Veenhuizerlanden   geen (vervolgonderzoek, booronderzoek, archeologische inspectie of archeologische begeleiding), mits niet dieper dan 30 cm gegraven wordt  

De grootste bedreiging van eventuele archeologische waarden vormen vermoedelijk niet de directe inrichtingsmaatregelen, vanwege hun relatief beperkte impact en omvang, maar het afplaggen en het ontgronden. Hoe beperkter het afplaggen/ontgronden, hoe gunstiger dit is vanuit archeologisch oogpunt. Voorafgaand aan de civieltechnische grondwerkzaamheden worden de uitvoerder en kraanmachinisten goed geïnstrueerd en wordt duidelijk gemaakt dat uitsluitend op de aangewezen terreingedeelten afgegraven mag worden. Indien archeologische vondsten worden gedaan worden de provinciaal archeoloog en de gemeentelijke archeologische adviseur direct ingelicht.

Hiermee zijn de archeologische waarden in het plangebied voldoende gewaarborgd.