Plan: | Torendijk 41 Kortgene |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1695.WPTorendijk41Kgn-VA01 |
Naast het bedrijf Lubo International B.V. gevestigd aan de Torendijk 43-45 te Kortgene wil de initiatiefnemer een nieuwe woning met bedrijfsruimte bouwen op het aangrenzende perceel, kadastraal bekend als Kortgene F 2320 en 2321. Op de locatie geldt het bestemmingsplan Bebouwde kom Kortgene 2014, waarin de betreffende locatie is bestemd tot 'Recreatie'. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de bestemming om woningen met een bedrijfsruimte te realiseren (volgens artikel 24.3 van het bestemmingsplan). Dit wijzigingsplan voorziet in de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid van de hiervoor genoemde percelen. De locatie is afgebeeld in figuur 1.
Met dit plan wijzigen gedeeltelijk de juridisch-planologische kaders, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Bebouwde kom Kortgene 2014. Op dit moment is de regeling van toepassing die is vastgelegd in de planregels en op de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan. Na het vaststellen van dit wijzigingsplan wordt de verbeelding aangepast ten behoeve van een nieuwe bestemming (zie hoofdstuk 6). Voor de regels, die horen bij de nieuwe bestemming, wordt verwezen naar bestemmingsplan Bebouwde kom Kortgene 2014 en de regels van dit wijzigingsplan. Om na te gaan welke regeling geldt, zal dit wijzigingsplan steeds in samenhang met het voorgenoemde bestemmingsplan gelezen moeten worden.
In het huidige bestemmingsplan Bebouwde kom Kortgene 2014 heeft het plangebied de bestemming 'Recreatie'. In artikel 24.3 van dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hierin is vastgelegd dat het bevoegd gezag het plan kan wijzigen ten behoeve van de aanleg van woningen met een bedrijfsruimte. Hieraan is een aantal specifieke regels verbonden. De voorgenomen ontwikkeling wordt in hoofdstuk 3 van dit wijzigingsplan aan deze specifieke regels getoetst.
Het plangebied ligt in het zuid-westelijk deel van de kern Kortgene. Aan de noordkant wordt het plangebied begrenst door de Torendijk. Naast het plangebied (aan de noord-westelijke kant) ligt het bedrijf Lubo International B.V. Aan de andere kant wordt het plangebied begrensd door een volkstuin. Ten zuiden van het plangebied ligt een sloot, die de afscheiding vormt tussen het achtergelegen weiland en het perceel (zie figuur 1).
Figuur 1: Ligging van het plangebied (bron: Cyclomedia, 2015).
In dit wijzigingsplan komen de volgende aspecten aan de orde:
Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 770 m2. Het plangebied functioneert op dit moment als tuin van de naastgelegen woning en bestaat voornamelijk uit grasland. Er staan geen gebouwen op het terrein. Het plangebied is begrensd met een heg. Aan de zuidzijde, nabij de sloot, staan bomen (zie figuur 2).
Figuur 2: Zicht op het plangebied van de Torendijk (bron: Cyclomedia, 2016).
De beoogde ontwikkeling op het plangebied betreft de bouw van een woning met bijbehorende bedrijfsruimte (zie figuur 3). De bedrijfsruimte gaat gebruikt worden als werkplaats voor het vervaardigen van apparaten voor producten van Lubo International B.V. Er wordt voor deze activiteiten een melding gedaan in het kader van de wet milieubeheer. De woning heeft een vloeroppervlakte van 150 m2 en de bedrijfsruimte heeft een vloeroppervlakte van 100 m2.
Figuur 3: De toekomstige situatie van het plangebied.
De woning en de bedrijfsruimte hebben beide een straatoriëntatie (zie figuur 4). De gebouwen zijn tegen elkaar aan gebouwd en sluiten aan op de dijkbebouwing elders langs de Torendijk en Westdijk. Beide gebouwen zijn voorzien van een zadeldak met een nokhoogte van 8 meter en een goothoogte van 3,5 meter. De gevel van de bedrijfsruimte is voorzien van lichtgewicht vezelcement met een grijze kleur. De gevel van de woning is uitgevoerd met bruin metselwerk.
Figuur 4: Impressie van de voorgenomen ontwikkeling.
In figuur 5 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan Bebouwde kom Kortgene 2014 te zien waarop de grens van het plangebied is aangegeven. Het plangebied ligt op de bestemming 'Recreatie' (lichtgroen vlak). Rondom deze bestemming is, naast de plangebiedgrens, een ander rood kader weergegeven waarmee de gebiedsaanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1' is aangeduid. Op dit gebied is artikel 24.3 uit het bestemmingsplan van toepassing. Het plangebied van dit wijzigingsplan bestrijkt maar een gedeelte van dit wijzigingsgebied.
Figuur 5: Uitsnede van het bestemmingsplan Bebouwde kom Kortgene 2014 en de grens (rood kader) van het plangebied (bron: ruimtelijke plannen.nl, juli 2017).
Op de gronden van het plangebied van dit wijzigingsplan is in het bestemmingsplan geen bouwvlak gelegen. Bouwen wordt middels dit wijzigingsplan mogelijk gemaakt. Hiervoor zijn specifieke regels opgesteld. Hier wordt nader op ingegaan in hoofdstuk 3.
Om de wijzigingsbevoegdheid te kunnen toepassen, zal ten minste aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan moeten worden voldaan. Daarnaast kunnen ook andere eisen of voorwaarden van belang zijn, bijvoorbeeld als er nieuw planologisch beleid of nieuwe wet- en regelgeving is vastgesteld. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.
In tabel 1 zijn de wijzigingsvoorwaarden vermeld en is de beoogde ontwikkeling aan de betreffende bepalingen getoetst.
Tabel 1: Toetsing aan de wijzigingsvoorwaarden uit artikel 24.3
Criterium
Het bevoegd gezag kan de gronden met de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1' wijzigen ten behoeve van de realisatie van woningen met bedrijfsruimte, met dien verstande dat: |
Toetsing | ||
a. | maximaal 2 woningen mogen worden gebouwd | De beoogde ontwikkeling bestaat uit één woning. Aan deze voorwaarde wordt dus voldaan. Er zijn twee woningen mogelijk. Een deel van de wijzigingsbevoegdheid blijft in stand. | |
b. | de goothoogte maximaal 4,50 meter en de bouwhoogte maximaal 8,50 meter bedraagt | De gebouwen krijgen een maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale bouwhoogte van 8 meter. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. | |
c. | de bouwhoogte van andere bouwwerken maximaal 2,00 meter bedraagt | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Aan de gronden wordt de bestemming 'Wonen - 1' toegekend. Net als de bestemming Wonen in het vigerende bestemmingsplan is de maximale bouwhoogte 2,00 meter voor andere bouwwerken. | |
d. | de dakhelling minimaal 45° bedraagt | Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De woning en de bedrijfsruimte krijgen een kap van 45°. | |
e. | het bewoonbaar vloeroppervlak maximaal 150,00 m2 per woning bedraagt | Het maximaal bewoonbaar vloeroppervlak bedraagt 150 m2 en voldoet hiermee aan de wijzigingsvoorwaarde. | |
f. | de bedrijfsruimte een kleinschalig karakter heeft en dient te passen in de woonomgeving | De oppervlakte van de bedrijfsactiviteiten is, in de bestemming 'Wonen - 1', beperkt tot 100 m2 en is daarmee kleinschalig te noemen. Verder is in de regels benoemd dat het ten hoogste bedrijfsactiviteiten uit de categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten mogen betreffen. | |
g. | het bedrijfsvloeroppervlak maximaal 100,00 m2 per perceel bedraagt | Het maximaal bedrijfsvloeroppervlak bedraagt 100 m2 en voldoet hiermee aan de wijzigingsvoorwaarde. | |
h. | diegene die de activiteiten in de bedrijfsruimte uitoefent tevens de gebruiker van de bijbehorende woning is | De toekomstige gebruiker van de bedrijfsruimte is ook de bewoner van de naastgelegen woning. De woning en de bedrijfsruimte zijn tegen elkaar aangebouwd en bieden een toegang tot elkaar. | |
i. | er geen sprake is van onaanvaardbare verkeersaantrekkende activiteiten | Het betreft een kleinschalige bedrijfsactiviteit van maximaal 100 m2 en uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze combinatie draagt eraan bij dat het geen onaanvaardbare verkeersaantrekking opleverd. | |
j. | parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden | De parkeerbehoefte wordt opgevangen op het eigen erf. | |
k. | er voorzien wordt in een primaire bluswatervoorziening | De brandveiligheidsvoorzieningen worden vormgegeven in overleg met de brandweer. | |
l. | de wijziging alleen is toegestaan indien de wijziging milieutechnisch verantwoord is gelet op omliggende bedrijfsactiviteiten en woningen | Er wordt een melding gedaan in het kader van de Wet milieubeheer voor de activiteit die plaatsvindt in de bedrijfsruimte. In hoofdstuk 5 wordt verder ingegaan op de omgevingsaspecten. | |
m. | het bepaalde in 24.9 in acht wordt genomen: a. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad; b. uit onderzoek blijkt dat een goed woon- en leefklimaat is verzekerd; c. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met het waterschap; d. afstemming met het regionale woningbouwprogramma heeft plaatsgevonden. |
In hoofdstuk 5 wordt verder ingegaan op de mogelijke aanwezigheid van en effecten op ecologische waarden en natuurwaarden en afstemming met het waterschap. Een goed woon- en leefklimaat is geborgd met een melding in het kader van de wet milieubeheer. Afstemming met het regionale woningbouwprogramma heeft plaatsgevonden. In de woningbouwmonitor van 2017 van de gemeente Noord-Beveland is het toevoegen van deze woning uit de wijzigingsbevoegdheid aan de Torendijk opgenomen. |
Voor een beschrijving van het geldende beleidskader.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte leidt ertoe dat provincies en gemeenten in het ruimtelijke beleid meer bevoegdheden krijgen. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van dit wijzigingsplan past in die lijn.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De SVIR introduceert de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’, die op 1 oktober 2012 aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is toegevoegd en op 1 juli 2017 een aantal wijzigingen heeft ondergaan. Het doel van deze ladder is een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Overheden dienen op grond van het Bro nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard te motiveren met behulp van de Ladder.
In het artikel 3.1.6. lid 2 Bro (Besluit ruimtelijke ordening) staan stappen van de Ladder voor Duurzame verstedelijking als volgt beschreven:
Aan de uitgangspunten uit de duurzaamheidsladder wordt op de volgende wijze voldaan:
Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de duurzaamheidsladder geen beperking is voor de ontwikkeling die met het dit wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt.
Omgevingsplan Zeeland 2012 - 2018
Het omgevingsplan geeft de provinciale visie op Zeeland en waar de komende jaren door de Provincie op wordt ingezet. Kort samengevat wordt er middels het omgevingsplan ingezet op ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap. Voor wat betreft detailhandel en de voorzieningenstructuur wordt het vigerende beleidskader grotendeels gecontinueerd.
Verordening Ruimte
Bij de vaststelling van het omgevingsplan is besloten een select aantal provinciale belangen (onderdelen uit het omgevingsplan) te regelen in de Verordening ruimte van de Provincie Zeeland. Het betreft een aantal concreet geformuleerde provinciale beleidsdoelen waarvoor, met het oog op het gewicht dat vanuit het provinciaal belang daaraan wordt toegekend en met het oog op een goede ruimtelijke ordening, regeling bij verordening noodzakelijk wordt geacht (en niet de inzet van lichtere instrumenten). Op grond van de Wro dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van de Verordening Ruimte van de Provincie Zeeland in acht te nemen.
Op grond van de verordening ruimte wordt geconcludeerd dat er geen beperking is voor onderhavige ontwikkeling.
Conclusie
Het provinciaal beleid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Structuurvisie Noord-Beveland 2008
In de Structuurvisie Noord-Beveland 2008 is het te voeren ruimtelijk beleid voor Noord-Beveland voor middellange en lange termijn uiteengezet. De structuurvisie beschrijft het beleid voor de verschillende kernen in de gemeente. Het kernenbeleid is gericht op:
Binnen de kern Kortgene is, op grond van de ruimtelijke en functionele structuur, onderscheid te maken tussen het centrumgebied, karakteristieke lintbebouwing, een strook kleinschalige bedrijvigheid aan de rand van de kern en de woongebieden. Ter plaatse van het plangebied is kleinschalige bedrijvigheid bestemd (zie figuur 6).
Figuur 6: Beleidsvisiekaart Kortgene
Een centraal beleidsuitgangspunt is het faciliteren van kleinschalige bedrijven en bedrijvigheid die past bij het karakter van Noord-Beveland. Binnen de dorpskernen is kleinschalige bedrijvigheid toegestaan die geen milieubelastende en verkeersaantrekkende activiteiten heeft. Hier ligt de voorkeur bij een combinatie van wonen en werken.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling, die met dit wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt, is in lijn met het beleid uit de Structuurvisie Noord-Beveland 2008.
In het kader van het moederplan (bestemmingsplan Bebouwde kom Kortgene 2014) zijn alle noodzakelijke gebiedsonderzoeken uitgevoerd. Voor het grootste deel zijn deze onderzoeken ook van toepassing op het onderhavige wijzigingsplan. Een uitzondering hierop vormen de aspecten bodem, water en ecologie. Met dit wijzigingsplan wordt een woning mogelijk gemaakt, waar het in het moederplan ging om de bestemming 'Recreatie'. Voor bovengenoemde aspecten zijn dus nieuwe onderzoeken uitgevoerd waar hieronder op wordt ingegaan.
Kader
In het kader van dit wijzigingsplan dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de voorgenomen bestemming/functie. In het belang van de bescherming van het milieu zijn regels gesteld in de Wet bodembescherming. Deze wet is van toepassing op ruimtelijke plannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken.
De gronden zijn sinds jaar en dag in gebruik als volkstuin. Op basis van dit gebruik is de verwachting dat de bodemkwaliteit voldoet aan de wettelijke vereisten en daarmee geschikt is voor wonen en bedrijfsactiviteiten. Bij het aanvragen van de vergunning wordt een volledig bodemonderzoek gevoegd die deze hypothese moet ondersteunen.
Kader
De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, de bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden (dit laatste is niet van toepassing op het plangebied). Vanuit de Wnb is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van de mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het plangebied (zorgplicht).
Beschermde soorten
Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden toegebracht aan beschermde soorten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan (het 'nee, tenzij' – principe). Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen, waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk (onder andere in bezit van een ontheffing). In de Wet natuurbescherming is tevens een zorgplicht opgenomen. De zorgplicht houdt in dat planten en dieren (ongeacht hun beschermingskader) niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen worden. De initiatiefnemer/uitvoerder is verantwoordelijk voor een adequate naleving van de algemene zorgplicht tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
In de Wnb is de soortbescherming opgedeeld in drie categorieën van soorten. Voor elke categorie gelden verschillende verbodsbepalingen die zijn vermeld in artikel 3.1, 3.5 en 3.10 van de Wnb. Het gaat om de volgende drie categorieën:
Naast voorgenoemde categorieën wordt ook getoetst aan vogelsoorten met een jaarrond beschermd nest (LNV, 2009).
Beschermde gebieden
De Wnb regelt naast soorten ook de bescherming van Natura 2000-gebieden. In de Natura 2000-gebieden zijn de gebieden met de status Vogel- en/of de Habitatrichtlijn-gebied opgenomen.
Naast de Natura 2000-gebieden, geldt het Natuurnetwerk Nederland (NNN) als een stelsel van ecologisch hoogwaardige natuurgebieden die functioneren als leefgebieden van soorten. De begrenzing van de gebieden die tot het Natuurnetwerk Zeeland behoren is vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018 en nader uitgewerkt in het Natuurbeheerplan Zeeland.
De Provincie Zeeland draagt zorg voor planologische bescherming van alle bestaande natuurgebieden en de agrarische gebieden van ecologische betekenis. Rond natuurgebieden geldt een zone van 100 meter waar bij nieuwe ontwikkelingen wordt beoordeeld of er gevolgen zijn voor de natuur. Daarnaast stelt de Provincie dat in een bestemmingsplan geen bestemmingen aangewezen mogen worden of regels worden gesteld die mogelijk maken dat de wezenlijke kenmerken of waarden van NNN-gebieden per saldo significant worden aangetast (Verordening Ruimte, art. 2.16. Provincie Zeeland, 2016).
Inventarisatie
Vanwege de ontwikkeling is een bureauonderzoek uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet voor flora- en fauna. De rapportage van dit bureauonderzoek is als bijlage 1 bij de toelichting gevoegd. Onderstaand zijn de uitkomsten en conclusies weergegeven.
Beschermde soorten
Uit de Nationale Databank Flora en Fauna komt naar voren dat de afgelopen vijf jaar geen waarnemingen van beschermde soorten zijn gedaan binnen het plangebied. In een straal van 1 kilometer rondom het plangebied zijn enkel waarnemingen gedaan van vier soorten waarvan het nest jaarrond beschermd is (LNV, 2009) (boomvalk, buizerd, ransuil en de sperwer). Op basis van de aanwezige biotopen en de mate van verstoring worden deze soorten niet binnen het plangebied verwacht.
Er is opgaande beplanting aanwezig aan zowel de achterzijde als de voorzijde van het perceel. Aan de hand van de bureaustudie, op basis van luchtfoto's en de relatief verstoorde omstandigheden wordt de kans 'zeer klein' ingeschat dat in deze vegetatie beschermde soorten of jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn. Wel kunnen enkele algemeen voorkomende soorten van het stedelijk gebied, zoals de egel, konijn en de broedvogel, een geschikte biotoop vinden in het plangebied.
Beschermde gebieden
Uit de provinciale website is de ligging van de Natura 2000-gebieden en het NNN opgevraagd. De afstand tot het dichtstbij gelegen Natuurnetwerk Nederland is circa 550 meter. Op circa 770 meter ligt het Natura 2000-gebied 'Veerse Meer'.
Beoordeling
Beschermde soorten
In het plangebied en de direct aangrenzende invloedszone kunnen mogelijk algemeen voorkomende broedvogels tot broeden komen in biotopen van hagen en opgaande beplanting. Voor overige beschermde soorten of soortgroepen vormt het plangebied geen uitzonderlijk of zeer geschikt leefgebied.
Op basis van de beperkte aanwezigheid van geschikte biotopen voor beschermde soorten, en onder voorwaarde van 'rekening houden met het vogelbroedseizoen', wordt geconcludeerd dat de kans te verwaarlozen is dat de realisatie van het wijzigingsplan leidt tot effecten op beschermde soorten en overtreding van verbodsbepalingen.
Beschermde gebieden
Gezien de relatief ruime afstanden tot beschermde gebieden (van 550 meter voor en NNN en 770 meter voor Natura 2000) liggen deze buiten de invloedssfeer van de storingsfactoren van geluid en menselijke aanwezigheid, die optreden tijdens de werkzaamheden. Effecten zijn om voorgaande redenen niet aan de orde. Vervolgstappen in het kader van beschermde gebieden, zoals een compensatieplan (NNN) of Passende beoordeling (Natura 2000), zijn dan ook niet van toepassing.
Conclusie
De realisatie van het wijzigingsplan leidt, in de uitvoeringsfase, niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden die liggen in de nabijheid van het plangebied. Met betrekking tot beschermde soorten dient bij de realisatiefase rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van algemene broedvogels binnen het plangebied en de direct aangrenzende invloedszone. Met inachtneming van deze voorwaarde is geen sprake van belemmering van de uitvoerbaarheid van het plan in het kader van de Wet natuurbescherming en het Natuurnetwerk Nederland.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden of er ook waterbelangen in het geding zijn. De watertoets heeft tot doel om te komen tot een goed functionerend en beheersbaar ontwerp van de waterhuishouding en riolering van het plangebied, aansluitend op het vigerende beleid van het Rijk, de provincie, het waterschap en de gemeente. Daarom worden de randvoorwaarden en uitgangspunten in het ontwerp vroegtijdig uitgewerkt en kunnen eventuele kansen of knelpunten worden gesignaleerd.
Beoordeling
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een watertoets uitgevoerd. Het aanmeldformulier van deze toets is opgenomen in Bijlage 2 Aanmeldformulier watertoets. Het waterschap heeft een eerste reactie gegeven waarin met name aandacht wordt gevraagd voor de toename van de verharding van het terrein en de afkoppeling van regenwater. Omdat er nieuwe verharding wordt toegepast zullen er maatregelen genomen moeten worden om te voorkomen dat er wateroverlast ontstaat. Hierbij kan gedacht worden aan:
Bij de verdere uitwerking van de plannen zal samen met het Waterschap gekeken worden welke maatregelen het meest efficient en doelmatig zijn voor dit perceel.
Conclusie
Bij verdere uitwerking van de plannen dient met waterschap verdere afstemming plaats te vinden. Water is geen beperkende factor voor dit wijzigingsplan.
Algemeen
De plangrens van het wijzigingsplan omvat een gedeelte van het gebied, zoals aangegeven in de verbeelding van het bestemmingsplan Bebouwde kom Kortgene 2014. Voor het wijzigingsgebied wordt een specifieke bestemming opgenomen om in de ontwikkeling te voorzien. De bestaande regeling voor 'Wonen' voldoet niet. De berijfsruimte past daar bijvoorbeeld niet in. Voor het overige wordt de regeling uit het vigerende plan aangehouden.
Uit de toetsing is gebleken dat de het plan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan Bebouwde kom Kortgene 2014 van de gemeente Noord-Beveland (zie Hoofdstuk 3).
Toelichting verbeelding
Het uitgangspunt is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en bouwregels. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.
Toelichting regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan bestemmingsplan Bebouwde kom Kortgene 2014 zijn van overeenkomstige toepassing op het voorliggende wijzigingsplan. Ten behoeve van de wijziging is de bestemming 'Wonen - 1' opgenomen die de huidige bestemming 'Recreatie' ter plaatse vervangt. De regels van deze nieuwe bestemming zijn overeenkomstig de regels van de bestemming 'Wonen' uit het vigerende bestemmingsplan, met uitzondering van de volgende verschillen:
In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan.Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.Met de eigenaren van de overige gronden is inmiddels een anterieure overeenkomst gesloten. Het kostenverhaal is daardoor anderszins verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.
De kosten voor de realisatie van de plannen komen voor kosten van de initiatiefnemer, die daarvoor de nodige budgetten heeft gereserveerd. Naar verwachting levert de voorgenomen planologische ontwikkeling geen planschade op, die op grond van artikel 6.1 Wro, voor tegemoetkoming in aanmerking dient te komen.