direct naar inhoud van Planregels
Plan: Nieuw-Buinen, Noorderdiep 99 en 101
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1681.05BP0019-VG01

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan "Nieuw-Buinen, Noorderdiep 99 en 101" met identificatienummer NL.IMRO.1681.05BP0019-VG01 van de gemeente Borger-Odoorn;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan woning gebonden beroep of bedrijf

het uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op juridisch, medisch, therapeutisch, administratief of kunstzinnig gebied, als ondergeschikt onderdeel in een woning of bijbehorend bouwwerk, waarbij de woonfunctie centraal staat.

Commerciële dienstverlening als bankfilialen, uitzendbureaus, makelaardij en reisbureaus, alsmede detailhandel en horeca worden niet begrepen onder een aan een woning gebonden beroep of bedrijf;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aardkundige waarden

landvormen en aardlagen met een informatiewaarde (over de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied), een belevingswaarde (omdat zij identiteit en variatie aan het landschap geven) en een ecologische waarde (als aiotische basis van de biodiversiteit);

1.7 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven of aan groene en recreatieve functies in het buitengebied, zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur, en agrarisch loonwerk, al dan niet in combinatie met onderhoud en/of reparatie van werktuigen of apparatuur;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen;

1.9 agrarisch bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop bebouwing met een hoofdgebouw en bijbehorende gebouwen van een agrarisch bedrijf is toegestaan;

1.10 agrarisch loonwerkbedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, zoals het uitvoeren van cultuurtechnische werken, mestdistributie, grondverzet of soortgelijke dienstverlening;

1.11 agrarische hobbyactiviteit

het houden van dieren op een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige wijze, waarop het Activteitenbesluit niet van toepassing is;

1.12 akkerbouw

de vorm van grondgebonden agrarisch bedrijf die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de grootschalige teelt van veldgewassen op of in de open grond;

1.13 ambacht

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of het leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;

1.14 archeologisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;

1.15 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek, booronderzoek, gravend onderzoek, begeleiding van bodemingrepen) verricht door een daartoe bevoegde instantie of onderneming;

1.16 archeologische verwachtingswaarden

waarden die aan een gebied zijn toegekend op basis van de kans op het voorkomen van archeologische resten, ook wel archeologische verwachting genoemd. De archeologische verwachting zegt iets over de dichtheid waarin archeologische terreinen binnen een landschappelijke eenheid voorkomen of worden verwacht. Hoe hoger de archeologische verwachting, hoe groter de verwachte dichtheid aan archeologische resten. Hoe groter de dichtheid aan archeologische resten, hoe groter de (verwachte) archeologische waarde van een bepaalde landschappelijke eenheid. Met de termen hoge, middelhoge en lage verwachting wordt dit tot uitdrukking gebracht;

1.17 archeologische waarden

waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarde zal telkens de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Borger-Odoorn het toetsingskader zijn;

1.18 bebouwde oppervlakte

de som van de oppervlakte van alle gebouwen op een bouwperceel;

1.19 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.20 bedrijf

een inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid;

1.21 bedrijfsbebouwing

één of meerdere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de uitoefening van een bedrijf, waaronder niet wordt begrepen een bedrijfswoning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;

1.22 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.23 bestaande
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

Bestaande situatie als bedoeld in lid 3.3.2

  • 1. de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt, of een melding op grond van artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming;
  • 2. indien een vergunning of melding als bedoeld onder a ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik;
1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 bijbehorend bouwwerk

een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.33 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- of tuingronden (waaronder de houtteelt), met uitzondering van bos;

1.34 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.36 dienstverlening

inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet commerciële diensten;

1.37 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.40 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.41 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.42 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 horeca

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, hieronder niet begrepen discotheken en dancings;

1.44 horeca, categorie I

horeca die wat betreft exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg spoort en waar naast kleinere etenswaren alcoholvrije dranken worden verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie en crêperie, cafetaria, snackbar en shoarmazaak;

1.45 horeca, categorie II

horeca die wat betreft de exploitatievorm behoort bij en ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van een bestemming, zoals een kantine;

1.46 horeca, categorie III

horeca waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die (deels) ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant, pension, pizzeria, Chinese restaurants;

1.47 intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en die gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkveehouderij en het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet;

1.48 kantoor

een inrichting voor het op commerciële basis verlenen van diensten, zonder een baliefunctie;

1.49 kwetsbaar object

een object als bedoeld in artikel 1, sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.50 landschappelijk inpassingsplan

plan dat aangeeft op welke wijze de inpassing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied plaatsvindt; tot deze inpassing behoren de situering van de opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap; het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap;

1.51 landschappelijke waarden

de essentiële elementen en kenmerken van landschappen, fysiek van aard, zoals beschreven in het Kwaliteitsdocument Buitengebied Borger-Odoorn;

1.52 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen op het gebied van educatie, waaronder begrepen peuterspeelzaal, kinderopvang en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, religieuze, museale, sociaal-culturele en sociaal-medische en publieksgerichte voorzieningen;

1.53 Natura 2000-gebied

een natuurgebied dat onderdeel uitmaakt van het Europese netwerk van natuurgebieden ‘Natura 2000’;

1.54 natuurlijke waarden

biotische en abiotische waarden van een gebied;

1.55 nevenactiviteiten

activiteiten die ruimtelijk in aard en omvang ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie ter plekke;

1.56 neventak agrarisch bedrijf

activiteiten die niet rechtstreeks tot de bedrijfsvoering van de agrarische hoofdactiviteit behoren en die op basis van de standaardopbrengst (SO) norm daaraan ondergeschikt zijn, hierbij kan worden gedacht aan glastuinbouw, intensieve veehouderij of biovergisting (co-vergisting);

1.57 normaal onderhoud

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden;

1.58 oorspronkelijk agrarisch gebouw
  • a. bebouwing die de afgelopen 15 jaar nog feitelijk agrarisch is gebruikt of die in het vorige bestemmingsplan een agrarische bestemming had en
  • b. waarvan het hoofdgebouw het uiterlijk van een boerderij heeft;
1.59 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en dat met een of twee wanden is omgeven; hieronder wordt in elk geval een carport verstaan;

1.60 peil
  • 1. peil gebouw: de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. peil ander bouwwerk:de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
1.61 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.62 plattelandswoning

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf; de bedrijfswoning blijft juridisch-planologisch deel uitmaken van het agrarisch bedrijf (zie Wet Plattelandswoningen);

1.63 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.64 stikstofdepositie

het neerslaan van stikstof uit de lucht op een oppervlakte; de depositie wordt uitgedrukt in mol per hectare per jaar (mol/ha/jaar);

1.65 volwaardig agrarisch bedrijf

een duurzaam agrarisch bedrijf waarvan het aannemelijk is dat het aan ten minste één arbeidskracht volledige werkgelegenheid biedt of op termijn zal bieden;

1.66 voorgevel

de naar de weg, het voetpad of andere openbare ontsluiting toegekeerde gevel van een gebouw, met dien verstande dat slechts één gevel als zodanig kan worden aangemerkt;

1.67 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.68 vrijkomende agrarische bebouwing

bebouwing op een bestaand agrarisch bouwperceel dat door (gedeeltelijke) beëindiging van het agrarisch bedrijf vrijkomt voor invulling met een niet-agrarische functie, dan wel gebouwen die als agrarisch gebouw zijn opgericht met een voormalige overeenkomstige bestemming en ook agrarisch in gebruik zijn geweest, maar inmiddels een niet-agrarische functie hebben;

1.69 woning

een complex van ruimten in een gebouw, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één persoon of meerdere personen of een gezin;

1.70 zomerseizoen

de periode van 1 maart tot 1 november;

1.71 zorgboerderij

een voorziening waar mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, psychiatrische cliënten of zorgbehoevende ouderen met een zorg- of hulpvraag terechtkunnen voor dagbesteding, dagopvang of arbeidstraining.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 perceelgrensafstand

de afstand van de perceelgrens tot het zijgevelvlak van een gebouw, daaronder niet begrepen bouwonderdelen, voor zover deze minder dan 0,5 m buiten het zijgevelvlak uitsteken en mits bedoeld onderdeel geen grotere lengte verkrijgt dan een derde van de lengte van de zijgevel van het hoofdgebouw, gemeten daar waar de afstand het kleinst is.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en toegangsportalen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de buitenzijde van de gevel niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden wolfseinden niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw' uitsluitend akkerbouwbedrijven zijn toegestaan;
  • b. de uitoefening van een neventak zorgactiviteiten bij een grondgebonden agrarisch bedrijf ten behoeve van een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak zorgactiviteiten’ en waarbij de relatie met de zorgboerderij aangetoond wordt met een koppelteken;
  • c. wonen ten behoeve van het agrarisch bedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning - agrarisch bedrijf’;
  • d. wonen ten behoeve van een zorgboerderij bij de neventak zorgactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning - neventak zorgactiviteiten';


en tevens voor:

  • e. het behoud en het herstel van de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden;

met de daarbij behorende

  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. tuinen en groenvoorzienignen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • i. verkeersdoeleinden in de vorm van wegen, paden en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Agrarische bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de agrarische bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd ten behoeve van het daar gevestigde agrarische bedrijf;
  • c. bij het bouwen van nieuwe gebouwen en overkappingen met een inhoud van meer dan 500 m³ dient het bouwplan vergezeld te gaan van een landschappelijk inrichtingsplan met inachtneming van het Kwaliteitsdocument Buitengebied Borger-Odoorn; het gebruik van de nieuwe bebouwing is uitsluitend toegestaan indien de erfinrichting en de beplanting is uitgevoerd en in stand gehouden conform het Landschappelijk inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 2 en 3;
  • d. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 5,5 m en 14 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • e. de agrarische bedrijfsgebouwen bestaan uit één bouwlaag;
  • f. de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, die in gebruik worden genomen ten behoeve van de neventak zorgactiviteiten bestaan uit maximaal twee bouwlagen;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 5 m;
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen mogen uisluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning - agrarisch bedrijf' en 'bedrijfswoning - neventak zorgactiviteiten' worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
3.2.3 Zorgappartementen

Voor het bouwen van zorgappartementen gelden de volgende regels:

  • a. zorgappartementen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. zorgappartementen bestaan uitsluitend uit één bouwlaag;
  • c. zorgappartementen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak zorgactiviteiten' worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak zorgactiviteiten' mogen maximaal 10-15 zorgappartementen worden gebouwd;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte binnen het bouwvlak bedraagt:
    • 1. van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan worden opgericht en in overige gevallen ten hoogste 2 m;
    • 2. van overige bouwwerken ten hoogste 8 m;
  • b. de bouwhoogte buiten het bouwvlak bedraagt:
    • 1. van perceelafscheidingen ten hoogste 1 m;
    • 2. van overige bouwwerken ten hoogste 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Toegestaan gebruik
a Ondergeschikte nevenactiviteiten

Het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de ondergeschikte neventak zorgactiviteiten is bij recht toegestaan bij het agrarische bedrijf, mits:

  • 1. de activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de activiteiten gekoppeld zijn aan de bestaande zorgboerderij;
  • 2. de activiteiten geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
  • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven niet onevenredig worden aangetast;
  • 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • 5. er geen opslag en/of stalling van goederen en materiaal plaatsvindt buiten de bedrijfsgebouwen.
3.3.2 Strijdig gebruik
a Bewoning bedrijfsgebouwen, verblijfsrecreatie en reclamedoeleinden

Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • 1. het gebruik van bedrijfsgebouwen, niet zijnde de bedrijfswoning en de daarbij behorende gebouwen, voor permanente bewoning;
  • 2. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van bestaande (vergunde) bed & breakfastvoorzieningen, kleinschalige kampeerterreinen, recreatieappartementen en zorgactiviteiten;
  • 3. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden, anders dan voor het op de gronden gevestigde agrarisch bedrijf;
b Toename stikstofdepositie
  • 1. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel voor het houden van vee, indien dit, ten opzichte van de bestaande situatie, leidt tot een toename van de stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
  • 2. Het bepaalde onder a geldt niet voor het gebruik, waarbij het aantal stuks vee op gronden en in bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie en deze toename van de veestapel, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, niet leidt tot een zodanige toename van de stikstofdepositie op de maatgevende voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden dat deze, in de periode waarvoor het Programma Aanpak Stikstof als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming geldt, de grenswaarde overschrijdt zoals vastgesteld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming.
c Houtteelt, bosbouw, boom- en sierteelt

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • 1. nieuwe boom- en fruitteelt, met uitzondering van de teelt van niet-opgaande gewassen;
  • 2. houtteelt en bosbouw, met uitzondering van bestaand productiebos.

d Huisvesten pluimvee

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • 1. het vanaf 23 november 2018 ingebruik nemen van de agrarische bedrijfsgebouwen voor het het huisvesten van pluimvee;
3.3.3 Voorwaardelijke verplichting
  • 1. het ingebruik nemen van de agrarische gronden, de bedrijfswoning en de bestaande (vrijkomende) agrarsiche bedrijfsgebouwen dient te gebeuren conform het ten behoeve van dit plan opgestelde en goedgekeurde Landschappelijk inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regeks;
  • 2. het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen, overkappingen, bedrijfswoningen en overige bouwwerken dient te gebeuren conform het ten behoeve van dit plan opgestelde en goedgekeurde Landschappelijk inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  • 3. de landschappelijke inpassing dient onderhouden en instand gehouden te worden.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijven

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan, na bedrijfsbeëindiging, van de volgende functies in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen:

  • a. wonen, met dien verstande dat twee inpandige woningen met ondergeschikte bedrijvigheid zijn toegestaan, mits:
    • 1. ernaar wordt gestreefd dat landschappelijk verstorende bebouwing wordt afgebroken;
    • 2. is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • b. sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, een kinderboerderij, een kampeerboerderij, een zorgboerderij, dan wel naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen functies, mits:
    • 1. bij de maatvoering zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
    • 2. ernaar wordt gestreefd dat landschappelijk verstorende bebouwing wordt afgebroken;
    • 3. de woonfunctie van de vrijkomende agrarische bebouwing gehandhaafd blijft;
    • 4. de uitoefening van de nieuwe functie hoofdzakelijk inpandig plaatsvindt;
    • 5. is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 6. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. het parkeren op eigen erf plaatsvindt.
  • c. bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten uit de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009) dan wel wat betreft leefklimaat vergelijkbare bedrijven, mits:
    • 1. bij de maatvoering zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
    • 2. ernaar wordt gestreefd dat landschappelijk verstorende bebouwing wordt afgebroken;
    • 3. de woonfunctie van de vrijkomende agrarische bebouwing gehandhaafd blijft;
    • 4. de bedrijfsactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
    • 5. is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 6. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. het parkeren op eigen erf plaatsvindt.

Daarnaast gelden de volgende afwegingscriteria:

  • Karakteristiek: Naarmate een boerderij met een eigen bouwstijl en een duidelijke relatie tussen vorm, functie en situatie meer kenmerkend is voor het veenkoloniale landschap of een bepaalde tijd, is het minder aanvaardbaar als door verbouw of ander gebruik afbreuk wordt gedaan aan typische kenmerken.
  • Verkeer: De functiewijziging dient geen nadelige invloed te hebben op de omgeving, waarbij bijvoorbeeld wordt gekeken naar de aspecten stof, geur en geluid. Hierbij is de milieuwetgeving toetsingskader.
  • Externe veiligheid: De functiewijziging mag geen strijd opleveren met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
  • Landschap: Om een negatieve uitstraling op de omgeving te voorkomen, dient het onbebouwde erf niet te worden gebruikt voor opslag van goederen en materialen en/of voor het stallen van voertuigen en/of machines.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Ruimte voor ruimte-regeling

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in een woonbestemming in het kader van de Ruimte-voor-ruimte-regeling, mits:

  • a. de regeling alleen wordt toegepast voor (voormalige) agrarische bedrijfbebouwing die op 2 juni 2010 al aanwezig was;
  • b. op het betreffende voormalige bouwperceel ten minste 750 m² (voor één compensatiewoning) en 2.000 m² (voor twee compensatiewoningen) aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde karakteristieke gebouwen, wordt gesloopt; het samenvoegen van agrarische bebouwing op meerdere percelen is mogelijk is om te komen tot de sloopnorm van 750 m²; saldering geeft slechts recht op de bouw van één compensatiewoning;
  • c. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woning direct achter of naast het voormalige boerderijpand moet worden gebouwd, met dien verstande dat de compensatiewoning niet worden gebouwd op gronden die in de provinciale omgevingsvisie zijn aangewezen als Natuurnetwerk Nederland en niet op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Openheid' en 'Waarde - Beekdal;
  • e. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit;
  • f. er een landschappelijk inpassingsplan wordt opgesteld met inachtneming van het Kwaliteitsdocument Buitengebied Borger-Odoorn en dat de aanleg en instandhouding hiervan in het wijzigingsplan wordt geborgd;
  • g. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • h. aangetoond is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • i. de nieuwe woning op deze locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten.

Indien op het perceel voormalige agrarische bebouwing behouden blijft, voor dit deel van het perceel de voormalige boerderij bestemd als 'Wonen - Voormalige boerderij'. De aanduidingen 'grondgebonden veehouderij', 'akkerbouw', 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' worden verwijderd;

Voor de nieuwe woonbestemming zijn na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve doeleinden, waaronder begrepen bijvoorbeeld een school, een peuterspeelzaal, kinderopvang en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, religieuze, sociaal-culturele voorzieningen, zoals een dorpshuis, sociaal-medische voorzieningen en publieksgerichte voorzieningen;
  • b. zorgboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen, inclusief overdekt parkeren;
  • g. speelvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan bestaand, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte eenmalig met 10% mag worden vergroot, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • b. indien een bouwvlak is opgenomen, mogen de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 5 m;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw of het verlengde hiervan worden opgericht en in overige gevallen 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • 1. het bouwen van een (tweede) bedrijfswoning;
4.3.2 Voorwaardelijke verplichting
  • 1. het ingebruik nemen van de maatschappelijke gronden dient te gebeuren conform het ten behoeve van dit plan opgestelde en goedgekeurde Landschappelijk inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regeks;
  • 2. het bouwen van gebouwen- en overkappingen en bouwwerken, geen gebouw zijnde dient te gebeuren conform het ten behoeve van dit plan opgestelde en goedgekeurde Landschappelijk inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  • 3. de landschappelijke inpassing dient onderhouden en instand gehouden te worden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Het is verboden gronden te gebruiken in strijd met de in het plan aan de grond en/of bouwwerken gegeven bestemmingsomschrijving.

Als strijdig gebruik wordt in elk geval aangemerkt:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van verblijfsrecreatieve voorzieningen voor permanente bewoning;
  • c. het gebruik van (een deel van) de (agrarische) (bedrijfs)woning voor een bed & breakfastvoorziening, met uitzondering van bed & breakfastvoorzieningen die met een omgevingsvergunning zijn vergund;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning als recreatieappartement, met uitzondering van recreatieappartementen die met een omgevingsvergunning zijn vergund;
  • e. het gebruik van gronden voor kleinschalig kampeerterrein, met uitzondering van de kleinschalige kampeerterreinen die met een omgevingsvergunning zijn vergund.

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het gebruik van gronden, waarop krachtens de bestemmingsregels gebouwen mogen worden gebouwd, ten behoeve van grondgebonden actieve zonnesystemen, zoals zonnepanelen en zonneboilers.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Maatvoering

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, daaronder niet begrepen de oppervlakte voor bijgebouwen en aan- en/of uitbouwen;
  • b. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat een geringe verschuiving van de in het plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en indelingslijnen met ten hoogste 5 m wordt aangebracht;
  • c. het bepaalde in het plan voor het houden van kortdurende evenementen.
7.2 Voorwaarden

De in lid 7.1 bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven;
  • de verkeersveiligheid;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • natuur en landschap.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting, met uitzondering van de seksinrichting die als zodanig is bestemd en aangeduid.

8.2 Afstemming Wet natuurbescherming

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Wet natuurbescherming. Indien uit gegevens, dan wel uit onderzoek blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaken, zal de betreffende (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat vrijstelling, dan wel ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming is verkregen.

8.3 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden
  • a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 317 en dat, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
  • b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  • c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met de daarvoor geldende beheersverordening of het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van deze beheersverordening of dit bestemmingsplan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Vanaf 23 november 2018 is het niet langer toegestaan de gronden en bouwwerken in gebruik te nemen ten behoeve van pluimveeactiviteiten. Deze activiteiten worden ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan als strijdig gebruik aangemerkt.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de voorheen geldende beheersverordening of het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van deze beheersverordening of dit bestemmingsplan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan 'Nieuw-Buinen, Noorderdiep 99 en 101'