direct naar inhoud van 3.1 Provinciaal beleid
Plan: Nieuw Buinen - Het Nije Daip
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1681.05BP0010-VG01

3.1 Provinciaal beleid

Vanuit de provincie Drenthe is de Omgevingsverordening voor dit bestemmingsplan van belang. De omgevingsverordening geeft regels waar in een bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden. Deze regels zijn een vertaling van het beleid zoals dat opgenomen is in de Omgevingsvisie Drenthe, de opvolger van het Provinciaal omgevingsplan II.

3.1.1 Omgevingsvisie Drenthe

Op 2 juni 2010 is door Provinciale Staten de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Deze beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De missie van de omgevingsvisie is het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden passend bij deze kernkwaliteiten.

Het kernenbeleid uit het POP II ten aanzien van wonen, werken en voorzieningen is in grote lijnen voortgezet in de Omgevingsvisie. De provincie wil de leefkwaliteit van kernen op een hoog niveau houden. Behoud van voorzieningen wordt in dat verband van belang geacht. Ontwikkelingen voor het behoud van voorzieningen worden dan ook toegestaan.

Uitgangspunt voor ruimtelijke ontwikkelingen is de zogenaamde SER-ladder (zie kader). Het model stelt onder meer dat extra ruimte voor wonen en werken zo veel mogelijk moet worden gezocht in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied. Daarbij heeft de bundeling rond de nationale en regionale infrastructuur en de openbare vervoersvoorzieningen de voorkeur.


SER-ladder
1. Gebruik de ruimte die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering beschikbaar kan worden gemaakt.
2. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen.
3. Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Daarbij dienen de verschillende relevante waarden en belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak. Door een zorgvuldige keuze van de locatie van 'rode' functies en door investeringen in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte moet worden verzekerd dat het meerdere ruimtegebruik voor wonen, bedrijventerreinen of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt.
 

De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt voldoet aan de SER-ladder. In dit bestemmingsplan is sprake van herstructurering van een woongebied. Daarbij wordt gebruik gemaakt van ruimte die al beschikbaar is voor wonen. Bovendien is sprake van een netto afname van het aantal woningen in het plangebied.

In het plangebied is één kernkwaliteit van toepassing, namelijk: aardkundige waarden. Net als archeologische waarden zijn aardkundige waarden voor het merendeel onzichtbaar, onvervangbaar en niet te compenseren. Ze zijn per definitie kwetsbaar voor ruimtelijke ontwikkelingen die met bodemingrepen gepaard gaan. De provincie wil aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter behouden en waar mogelijk herstellen. Om die reden is het van belang om mogelijk aanwezige aardkundige waarden in beeld te brengen. Voor dit bestemmingsplan is dat in eerste instantie gedaan door een archeologisch bureauonderzoek. Hier wordt in 4.7 verder op ingegaan.

3.1.2 Omgevingsverordening

Met de omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie Drenthe (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft.

In de omgevingsverordening is aangegeven waar sprake is van bestaand stedelijk gebied. Het plangebied valt volledig binnen het aangewezen bestaand stedelijk gebied. Herontwikkeling voor woningbouw is daarmee mogelijk.

De verordening schrijft voor dat, wanneer bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, deze in het plan uiteengezet worden. Daarbij wordt aangegeven in welke mate het plan bijdraagt aan het behoud en de ontwikkeling van de betrokken kernkwaliteiten. De Omgevingsvisie en de uitwerkingen daarvan geven hiervoor aanwijzingen. In de vorige paragraaf is aangegeven welke kernkwaliteiten aanwezig zijn in het plangebied en hoe daarmee is omgegaan.