direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Borger, Borger dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Borger-Odoorn heeft in het verleden voor de kern Borger verschillende beheersverordeningen en bestemmingsplannen vastgesteld. De regelingen in deze verordeningen en plannen zijn afwijkend van elkaar, wat de rechtsgelijkheid voor de burger niet ten goede komt. Er is daarom besloten voor het dorp een eenduidig en actueel juridisch-planologisch kader op te stellen. Met dit bestemmingsplan wordt de kern Borger van een nieuwe regeling voorzien.

1.2 Geldende plannen

Dit bestemmingsplan is een actualisatie van de volgende bestemmingsplannen en beheersverordeningen:

  • bestemmingsplan Borger - Centrum (vastgesteld 26 februari 1992);
  • bestemmingsplan Nuisveen (deel Strijkijzer) (vastgesteld 22 december 1993);
  • bestemmingsplan Daalkampen I (vastgesteld 7 februari 1994);
  • bestemmingsplan Rijksweg 34 (vastgesteld 20 juli 2000);
  • bestemmingsplan Daalkampen II (vastgesteld 28 juni 2007);
  • bestemmingsplan Bedrijventerrein Aan de Strengen (vastgesteld 25 oktober 2007);
  • bestemmingsplan Borger Marslanden (vastgesteld 4 december 2007);
  • bestemmingsplan Avontuurlijk Toeristisch Centrum Borger (vastgesteld 24 april 2008);
  • bestemmingsplan Borger - Centrum, deelplan Hoofdstraat 45 (vastgesteld 23 november 2010);
  • bestemmingsplan Rolderstraat (vastgesteld 17 november 2011);
  • bestemmingsplan Aldi Borger (vastgesteld 8 maart 2012);
  • beheersverordening Buitengebied (vastgesteld 13 juni 2013);
  • beheersverordening Borger Dorp (vastgesteld 5 september 2013);
  • beheersverordening Borger - Centrum (vastgesteld 5 september 2013);
  • bestemmingsplan Hoofdstraat 29/hoek B. Beinsstraat te Borger (vastgesteld 29 januari 2015);
  • bestemmingsplan Borger Dorp - Schultestraat (vastgesteld 3 september 2015);
  • bestemmingsplan Borger Dorp - Hunzedal fase 3 (vastgesteld 1 juni 2017);
  • bestemmingsplan Borger Dorp - Borgerhof (vastgesteld 1 september 2016);
  • bestemmingsplan Borger Hoofdstraat 12/Strengenweg L 3103 (vastgesteld 7 september 2017);
  • bestemmingsplan Hunebedcity (vastgesteld op 3-9-2020);
  • beheersverordening Borger - Daalkampen fase II (vastgesteld 16 januari 2020);
  • bestemmingsplan Hunzedal Fase 2, (vastgesteld 27 augustus 2009);
  • bestemmingsplan buitengebied Borger-herziening Openluchttheater Borger (vastgesteld 21 juni 2012);
  • bestemmingsplan MFA Borger (vastgesteld 15 september 2011);
  • bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied Borger LOFAR-station nabij Westdorp (vastgesteld 26 mei 2011);
  • bestemmingsplan Borger, Torenlaan 8 (vastgesteld 19-11-2020).

Naast de genoemde plannen zijn in het verleden in het plangebied verschillende omgevingsvergunningen verleend. Ook zijn er in de loop der tijd diverse perceelsgebonden bestemmingsplannen vastgesteld. Deze omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen worden ook meegenomen in deze actualisatie.

1.3 Begrenzing

Op onderstaande overzichtskaart is de globale begrenzing van het plangebied opgenomen. Fase 3 van de nieuwe woonwijk Daalkampen is niet in het plangebied opgenomen. Er ligt een concreet bouwplan voor de realisatie van een middelbare school (Esdalcollege) in dit gebied. Dit leidt eveneens tot een heroriëntatie op de stedenbouwkundige invulling van fase 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0001.jpg"

Figuur 1. Globale begrenzing plangebied

1.4 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk geeft een beschrijving van het plangebied weer. In hoofdstuk 3 is het beleidskader voor het bestemmingsplan opgenomen. Daarbij wordt alleen ingegaan op beleidsdocumenten die van invloed zijn op het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 betreft de toets aan wet- en regelgeving op het gebied van natuur, milieu, externe veiligheid, archeologie en dergelijke. In hoofdstuk 5 is de juridische vormgeving opgenomen. In dit deel van de toelichting worden de regels nader uitgelegd. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid zijn opgenomen in hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

Ontstaan en ontwikkeling

De nederzettingsstructuur van het hoofd- en kerkdorp Borger werd rond het midden van de 19e eeuw in belangrijke mate bepaald door de noord-zuid lopende hoofdweg over de Hondsrug. De traverse van deze weg, de huidige Hoofdstraat, vormde duidelijk het dichtst bebouwde deel van het dorp. Straten die verder bebouwing kenden waren: de Ambachtstraat, de Brinkstraat, De Gang, de Hunebedstraat, de Kleine Brinkstraat, de Koesteeg (begin), de Lemmerstraat (begin), de Kruisstraat en de Torenlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0002.png"

Borger, 1850 (bron: topo tijdreis)

Hoofdzakelijk bestond de dorpsbebouwing van Borger rond 1850 uit boerderijen. Voorzieningen als winkels, cafés, de dorpsschool en de kerk concentreerde zich met name aan of in de directe nabijheid van de Hoofdstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0003.png"

Borger en omgeving, 1925 (bron: topo tijdreis)

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0004.png"

Borger (ingezoomd, 1925, bron topo tijdreis)

Tussen 1850 en 1940 gaf de bebouwing van Borger vervolgens een aanzienlijke uitbreiding te zien. In de eerste plaats was er sprake van verdichting van het bestaande bebouwingspatroon, waarbij er plaatselijk en dan vooral aan de Hoofdstraat straatwanden ontstonden. Daarnaast vonden er uitbreiding van wisselende omvang plaats langs de uitvalswegen. Vooral betrof het ook hier weer de noord-zuid gerichte hoofdweg. In 1940 reikte de nieuwbouw langs deze weg in zuidelijke richting, de Hoofdstraat gaat hierbij op een gegeven moment over in de Eeserstraat, tot aan het kanaal Buinen-Schoonoord.

In noordelijke richting was de opstrek van de bebouwing langs de hoofdweg, ter plaatse de Drouwenerstraat, veel geringer en meer overeenkomstig die langs andere al dan niet doorgaande uitvalswegen: de Bronnegerstraat, de Buinerstraat, de Koesteeg, de Lemmerstraat en de Molenplaatsweg. De voorkeur voor dorpsuitleg in met name zuidelijke richting blijkt tevens uit de bebouwingsontwikkeling die zich in de loop van de eerste helft van de 20e eeuw voltrok aan het zuidelijk deel van de Molenstraat en de op korte afstand van het kanaal nieuw aangelegde Markestraat en het Rozendael.

Hoewel er in de loop van de periode 1850-1940 in toenemende mate ook niet-agrarische bebouwing in de vorm van woningen, bedrijfsgebouwen, winkels en andere voorzieningen in Borger verrees, bleef het dorp in belangrijke mate toch agrarisch van karakter. De industriële ontwikkeling die in het veenkoloniale deel al vroeg op gang kwam, ging vrijwel volledig voorbij aan het hoofddorp. Het enige bedrijf met een industriële inslag was tijdens de periode 1850-1940 in Borger de Coöperatieve Zuivelfabriek en Korenmalerij "Borger", welke in 1898 in het dorp werd opgericht. Naar aard van de bebouwing was er ruimtelijk gezien in 1940 binnen het dorp min of meer sprake van een twee-eenheid: het oude noorden met een uitgesproken agrarisch karakter en het nieuwe zuiden met veel meer een niet-agrarische karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0005.png"

Borger 1950 (bron: topo tijdreis)

Door de toename van de bevolking vanaf het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw ontstond er een tekort aan woningen. De vraag naar woningen kon niet meer in de oude kern en langs de uitvalswegen worden gerealiseerd waardoor de uitbreidingen op de voormalige essen en groenlanden buiten de oude kern werden geplaatst. Hierbij verloor de bebouwing het verband met het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0006.png"

Borger 1975 (bron: topo tijdreis)

De N34 werd aangelegd rond 1960 en heeft lange tijd als barrière gewerkt voor expansie van het dorp. Dit veranderde met de ontwikkeling van de wijk Daalkampen zoals dat vanaf 2007 tot ontwikkeling kwam.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0007.png"

Borger 2000 (bron: topo tijdreis)

Inmiddels manifesteren zich binnen de huidige dorpsgrens ook herstructureringsplannen. Zoals de woningbouw aan de oostkant van het Rozendael.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0008.png"

Borger 2020 (bron: topo tijdreis)

Ruimtelijke karakteristiek

Voor het oorspronkelijke esdorp Borger gelden de volgende ruimtelijke karakteristieken:

  • een onregelmatige paden- en wegenstructuur aan de rand van of tussen één of meerdere essen;
  • een verdichting van de bebouwing tussen de wegen, die samen het dorp vormt;
  • oudere (< 1900) bebouwing die niet op de wegenstructuur is georiënteerd, maar schijnbaar onder een hoek op de weg staat, vaak wat verder terug op de percelen;
  • met name jongere bebouwing (> 1900), zoals burgerwoonhuizen en woonwinkelpanden, die wél op de wegenstructuur geprojecteerd is;
  • een open structuur rond de oudere bebouwing; deze bebouwing werd omringd door moestuinen en boomgaarden;
  • brinken (pleinvormige ruimtes) als agrarisch en sociaal middelpunt met functies op het gebied van het produceren van hout, het bijeenbrengen van vee en het houden van markten;
  • verwijde wegaansluitingen op de plekken waar meerdere wegen bij elkaar komen.

Delen van het centrum, met name langs de Hoofdstraat ten zuiden van de rotonde hebben een verdergaande verdichting verkregen waarbij winkel- en appartementenbouw zijn ontstaan.
Bij de na-oorlogse uitbreidingen is over het algemeen sterke verwantschap per deelgebied waardoor elke bouwperiode duidelijk herkenbaar is. Het streekeigene is daarmee opgegaan in meer landelijke trends. De eerste uitbreidingswijken vertonen qua bebouwingsbeeld nog een zekere eenheid (zoals delen van het plan Oosteres zichtbaar is) en worden cultuurhistorisch als waardevol ensemble beschouwd omdat ze kenmerkend zijn voor de zogenaamde Wederopbouwperiode (globaal tot 1965). De uitbreidingen vanaf de jaren negentig kenmerken zich door meer verscheidenheid aan vorm, materiaalgebruik en kleurstelling.

Bij de herstructureringsplannen, zoals aan de oostzijde van de Rozendael, wordt zichtbaar dat inpassing in de sfeer van de bestaande buurt een belangrijk aandachtspunt is.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.
Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4, 2001) en de Rijksnatuurvisie 2014 gaan op in en worden vervangen door de NOVI en het bijbehorende Nationaal Milieubeleidskader. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel, behalve paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet.
In zijn totaliteit kent de NOVI in totaal 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:


Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;

  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; en.
  • Afwentelen wordt voorkomen.


Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de afwegingsprincipes benut worden.

Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie in een, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.
Dit bestemmingsplan is niet strijdig met de NOVI.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de Ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

STEDELIJKE ONTWIKKELING
Voordat de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die gedefinieerd kunnen worden als een stedelijke ontwikkeling. De Ladder is daarmee niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 28 september 2022 de Actusalisatie Omgevingsvisie Drenthe 2022 vastgesteld. De Omgevingsvisie 2022 is een geactualiseerde versie van de Omgevingsvisie 2018.

Met de Omgevingsvisie Drenthe 2022 wordt invulling gegeven aan de verplichte strategische visie voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving op grond van de Omgevingswet. De Omgevingsvisie gaat in op de samenhang tussen landbouw, natuur, water, wonen, werklocaties, verkeer en vervoer, landschap en cultureel-, aardkundig- en archeologisch erfgoed. De visie beschrijft de provinciale belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing, beschrijft het beleid en schetst de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe richting 2030.

Omgevingsverordening

De Omgevingsvisie is verder vertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsverordening is op 3 oktober 2018 vastgesteld en nadien enkele malen geactualiseerd. De laatste actualisatie dateert van 1 juni 2022.

In de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe is opgenomen dat in een ruimtelijk plan uiteengezet wordt hoe het desbetreffende plan zich verhoudt tot het behoud en de ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid, en de strategische opgaven en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de omgevingsvisie.


Voor het plangebied zijn de kernkwaliteiten Natuur, Landschap, Cultuurhistorie, Archeologie en Aardkundig erfgoed van toepassing:

  • Natuur

Het plangebied ligt aan de noord(oost) kant en zuidkant aansluitend aan het Natuurnetwerk Nederland. Bij eventuele ontwikkelingen wordt hiermee rekening gehouden. Het plangebied ligt eveneens aan de noordzijde (bijna) aansluitend aan het Nationaal Park Drentsche Aa.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0009.png"

Uitsnede Natuurnetwerk Nederland (bron: POV)

  • Landschap

Het plangebied ligt in het esdorpenlandschap, met aan de noord- en westzijde essen en het beekdal aan de zuid- en oostzijde. Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap, met de boermarken als het oorspronkelijke gezag. De esdorpen vormen vanouds de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos).

Voor de essen ligt het provinciaal belang in het behoud en versterken van de voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes omgeven met esrandbeplanting. Bij de beekdalen gaat het om behoud en versterking van het onbebouwd gebied met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand)beplanting.

Het tracé van de N34 is aangeduid als wegpanorama. De provincie hecht waarde aan een zorgvuldige presentatie van Drenthe aan de hoofdinfrastructuur en wil de karakteristieken van de landschapstypen en het contrast tussen stad en land, gezien vanaf de infrastructuur, zichtbaar houden. Het gaat daarbij nadrukkelijk niet om gefixeerde fotomomenten die luttele seconden een blik op het landschap werpen. De essentie van het begrip wegpanorama’s zit in het beleefbaar houden van de afwisseling tussen bebouwd en onbebouwd gebied.

Het plangebied bestaat grotendeels uit bestaand bebouwd gebied. Het plan is conserverend van aard en maakt geen activiteiten mogelijk die de kernkwaliteit aantasten. Dit is via specifieke (dubbel)bestemmingen ook vastgelegd in het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0010.jpg"

Kernkwaliteit landschap (bron: POV, blauw: beekdal en bergingsgebied; geel is esdorpenlandschap; bruin is es))

  • Cultuurhistorie

Het provinciaal beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Twee doelstellingen staan hierin centraal. Ten eerste wil de provincie de cultuurhistorie herkenbaar houden. Ten tweede wil de provincie de ruimtelijke identiteit versterken. Dit door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten. Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en tegelijkertijd het bieden van ruimte voor ontwikkelingen vraagt om een heldere wijze van sturing. De provincie Drenthe maakt hierbij onderscheid in drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen.

Het plangebied ligt in het deelgebied Hondsrug en (deels) Hunzedal. Bepalend voor dit deelgebied zijn drie zones, die parallel aan elkaar liggen en die samenvallen met de ondergrond: de hoge Hondsrug, het lage Hunzedal (beiden ontstaan in de voorlaatste ijstijd) en een reeks randveenontginningen.

Er is hier sprake van structuren van provinciaal belang. Voor de Hondsrug gaat het om:

  • De oorspronkelijke middeleeuwse routes die de dorpen verbinden en die vrijwel intact en functioneel zijn;
  • De noord - zuid keten van esdorpen, waarvan de typerende structuren en elementen nog merendeels herkenbaar zijn;
  • Een grote dichtheid aan prehistorische (en historische) bewoningssporen, zoals hunebedden, grafheuvels en celtic fields, waarvan een deel als keten een prehistorische route over de Hondsrug markeert;
  • Een reeks van grote boseenheden, vooral staatsboswachterijen, door de rechthoekige vormen en hun massa scherp begrensd en zichtbaar in het landschap.

In het Hunzedal zijn de volgende structuren van provinciaal belang:

  • De openheid en grote schaal van het dal wordt benadrukt door de begrenzingen aan de oostzijde en de westzijde: de bebouwingslinten van de randveenontginningen en de vrij steile rand van de Hondsrug met haar besloten boseenheden;
  • Enkele dwarsverbindingen die de esdorpen verbinden met hun randveenontginningen;
  • Randveenontginningen;
  • Licht slingerend verloop van de doorlopende ontginningsas;
  • Lintbebouwing variërend in dichtheid, met doorzichten naar het achterland.

In dit gebied worden eisen gesteld aan ontwikkelingen. Gebieden waar eisen worden gesteld, kenmerken zich in het algemeen door grotere en meer planmatige ontwikkelingen. Bovendien zijn dit gebieden waar de cultuurhistorische samenhang zeer groot is. In deze gebieden wil de provincie de ontwikkelingen in de vanuit cultuurhistorie gewenste richting kunnen (bij)sturen. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat de cultuurhistorische samenhang als dé drager voor nieuwe plannen wordt gebruikt. Ontwikkelingen bouwen voort op de bestaande cultuurhistorische samenhang.

In de regels van het bestemmingsplan zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden.

  • Archeologie

Voor een groot deel van het plangebied is een generiek beschermingsniveau van toepassing. Dit beschermingsniveau richt zich op het algemene uitgangspunt dat alle behoudenswaardig archeologische vindplaatsen (waarden) die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Drenthe staan en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen.

Voor de essen, het beekdal en de prehistorische route worden archeologische waarden verwacht. In gebieden of terreinen waar archeologische waarden worden verwacht (verwachtingsgebieden) die van provinciaal belang zijn, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek, conform de gangbare, in de archeologische beroepsgroep geldende kwaliteitseisen. In onderstaande uitsnede zijn de (verwachtings)waarden aangegeven met kleur, die corresponderen met de archeologische dubbelbestemmingen in de regels van het bestemmingsplan. Voor de verschillende dubbelbestemmingen is de bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden specifiek geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0011.png"

Kernkwaliteit archeologie (bron: POV)

  • Aardkundige waarden

In de Nota 'wAARDEvol Drenthe' (Beleidsnotitie aardkundige waarden, 2010) is het provinciaal beleid voor het behoud en de bescherming van aardkundige waarden in Drenthe beschreven. Aardkundige waarden behoren tot de kernkwaliteiten van Drenthe en ze hebben betrekking op vormen in het landschap, bodems, laagpakketten in de (on)diepe ondergrond en actuele processen en afzettingen.
In de mate van bescherming zijn vier niveaus te onderscheiden die richting geven aan de ontwikkelingen in een gebied. Ten eerste worden de stergebieden onderscheiden. Dit zijn de meest bijzondere en gave gebieden met een hoge aardkundige kwaliteit die absoluut behouden moeten blijven. Ten tweede zijn er gebieden met een hoge aardkundige kwaliteit waaraan een hoog beschermingsniveau wordt toegekend. Ten derde is er een middelhoog beschermingsniveau voor gebieden die minder zeldzaam of gaaf zijn, maar wel bijdragen aan de kenmerken van het aardkundig hoofdlandschap. De vorengenoemde gebieden zijn van provinciaal belang.
Vervolgens zijn er nog gebieden die niet kenmerkend zijn voor een aardkundig hoofdlandschap en evenmin zeldzaam zijn op provinciaal niveau. Hieraan kent de provincie het generieke beschermingsiveau toe. Deze gebieden worden gewaardeerd omdat zij bijdragen aan de lokale identiteit.

Ten aanzien van aardkundige waarden is er sprake van een hoog beschermingsniveau. In gebieden met een hoog beschermingsniveau is het de ambitie om de context en het referentiebeeld van de aardkundige eenheid te behouden of te herstellen. In deze gebieden staat de provincie ontwikkelingen alleen toe als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden. Het plangebied bestaat grotendeels uit bestaand bebouwd gebied. Het plan is conserverend van aard en maakt geen activiteiten mogelijk die de kernkwaliteit aantasten. Voor de aardkundige waarden is een beschermende regeling opgenomen.

RADIOASTRONOMIE
Een ruimtelijk plan kan, voor zover dat gebieden bestrijkt die op de bij de verordening behorende kaart D8 zijn aangeduid als 'Zonering radioastronomie zone II', alleen voorzien in bedrijfsvestiging, -uitbreiding, intensivering van verkeer en andere activiteiten als hierbij geen elektromagnetische straling ontstaat die een storend effect heeft op de waarnemingen van de radiotelescopen in die gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0012.png"

Uitsnede kaart beschermingszone radioastronomie (bron: POV)

Het oostelijk deel van het plangebied ligt in de 'Zonering radioastronomie zone II'. Het plan is conserverend van aard en maakt geen activiteiten mogelijk die significant storende effect heeft op de waarnemingen van de radiotelescoop. In de regels is een gebiedsaanduiding opgenomen voor de bescherming van de radiotelescoop.

ROBUUSTE SYSTEMEN
De vier robuuste systemen die worden onderscheiden als de dragers voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe zijn het sociaaleconomische systeem, het landbouwsysteem, het natuursysteem en het watersysteem, zoals hierboven is weergegeven.

  • het sociaaleconomische systeem

Dit systeem betreft een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen in een aantrekkelijke leefomgeving en een goed netwerk van verbindingen.

  • het landbouwsysteem

Dit systeem betreft de gebieden die van belang zijn voor een toekomstgerichte landbouw.

  • het natuursysteem

Dit systeem betreft de gebieden en verbindingen die de ruggengraat vormen voor de natuur in Drenthe.

  • het watersysteem

Het samenhangende systeem van beken en kanalen die zorg dragen voor een optimale waterstand in Drenthe.

Naast de robuuste systemen kent Drenthe gebieden waar verschillende functies en ambities samenkomen. Het gaat hierbij vooral om de combinatie van landbouw, natuur, recreatie en landschappelijke waarden. Deze gebieden worden de multifunctionele gebieden genoemd.

VISIE
Onder een ‘bruisend Drenthe’ wordt in de omgevingsvisie verstaan: een provincie waarin het goed wonen en werken is en waar voor jong en oud veel te beleven valt. Een provincie waar ondernemerschap, cultuur en sport floreren. De provinciale missie laat zien dat er wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit, door nieuwe ontwikkelingen en bestaande kwaliteiten in samenhang te bezien.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan dat op zichzelf geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Het bestemmingsplan houdt rekening met de relevante kernkwaliteiten. Waar nodig zijn de kernkwaliteiten doorvertaald op de verbeelding, met een beschermende regeling. Aan de combinatie van opgaven en robuuste systemen wordt op passende wijze invulling gegeven. Het bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

3.3 Regionaal beleid

Regionale Woonagenda Zuidoost Drenthe

De drie gemeenteraden Borger-Odoorn, Coevorden en Emmen hebben de Regionale Woonagenda vastgesteld. Daarin hebben de gemeenten zich verbonden om binnen de regio gericht en selectief samen te werken aan goed wonen en leven.

De demografische verandering is een gegeven voor de regio en dit vraagt om het toevoegen van kwaliteit aan de regio. Dit zal minder door nieuwbouw en meer in de bestaande woningvoorraad gebeuren. Kwantiteit is minder belangrijk, het gaat om kwaliteit. Om die reden is in de Regionale Woonagenda ook geen kwantitatief woningbouwkader opgenomen. Het beleid voor de woningbouwplanning en -programmering heeft haar zwaartepunt op lokaal niveau. Dit verwoorden de gemeenten in hun lokale Woonvisies. Op regionaal niveau ligt het accent op monitoren en bevorderen dat kwalitatief de beste plannen ook ten uitvoer kunnen komen. Daarbij hebben de gemeenten afgesproken om geen elkaar beconcurrerende plannen te ontwikkelen.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Borger-Odoorn

In 2011 heeft de gemeente Borger-Odoorn de gemeentelijke Structuurvisie vastgesteld. Dit document bevat de strategische ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het grondgebied van de gemeente. De structuurvisie brengt de gemeentelijke ruimtelijke belangen in beeld aan de hand van de ruimtelijk relevante thema's en trends. Daarbij wordt een driedeling gehanteerd aan de hand van de landschapstypes Zand, Hunzedal en Veen. Borger ligt in die driedeling in het Zand, op de overgang naar het Hunzedal.

Woonvisie 2022+

De Woonvisie 2022+ 'Wonen met toekomst op 'oergrond'' is in maart 2022 vastgesteld door de gemeente. Borger-Odoorn is een groene plattelandsgemeente. Het onderscheid tussen ‘zand’ (op de Hondsrug) en ‘veen’ kenmerkt het landschap. De gemeente telt 25 kernen met ruim 11.000 huishoudens en ruim 25.000 inwoners. Basisvoorzieningen zijn geclusterd in vier leefgebieden; dankzij de goede bereikbaarheid vinden bewoners ook hun weg buiten de gemeente. Rust en ruimte zijn de kernkwaliteiten van Borger-Odoorn. De woningen zijn overwegend grondgebonden, groot en karakteristiek. De energetische kwaliteit blijft in verhouding wel achter, wat lokaal tot energie-armoede kan leiden. Ook is de huidige woningvoorraad niet berekend op de vergrijzing die in de komende jaren verwacht wordt. Anders dan eerder voorspeld wordt krimp tot 2030 niet verwacht. Leefbaarheid en tevredenheid over de woonomgeving zijn overal voldoende, maar aan de zandkant wel hoger. Zorg en welzijn wordt een steeds belangrijker thema. Op duurzaamheidsgebied is vooral de afhankelijkheid van aardgas opvallend. Wel wordt er al veel duurzame energie opgewekt. De auto wordt relatief veel gebruikt. Klimaatadaptatie en luchtkwaliteit spelen een kleine rol.
Steeds meer mensen gaan bewust landelijk wonen. Dat kan bij uitstek in Borger-Odoorn, met goed bereikbare, levendige en aantrekkelijke dorpskernen. Het landschap vertelt hier echt een verhaal en trekt naast bewoners ook recreanten en toeristen. Zij zien karakteristieke en moderne woningen voor alle doelgroepen. Daar horen ook levensloopbestendige bijzondere woonvormen bij. Borger-Odoorn is een stabiele en toekomstbestendige gemeente. In deze tijden van grote vraag betekent dat extra nieuwbouw en groei van het aantal huishoudens, tot wel 500 in de periode tot 2030. Dat stimuleert de doorstroming op de woningmarkt, zodat ook jonge starters hier kunnen slagen. Dorps wonen schept een band en betekent ook omzien naar elkaar: naoberschap. Hier wonen diverse maar ook hechte gemeenschappen. Bewoners en corporaties trekken samen op bij het verduurzamen van de woningvoorraad. Woningen worden energiezuiniger en gaan stapsgewijs van het gas af. Het aandeel duurzame energie blijft groeien. Mensen laten de auto vaker staan en dragen zo bij aan een schonere leefomgeving met meer woonkwaliteit.


Borger-Odoorn wil groeien. En daar is ook ruimte voor. Ruimte in realistische scenario’s, die rekening houden met de werkelijke druk op de woningmarkt en de impuls die het noorden krijgt om daar antwoord op te geven. En ruimte in de gemeente. Meer dan 500 woningen passen er binnen de verschillende dorpskernen nog bij. Borger is en blijft de sterke voorzieningenkern, maar ook in de kleinere kernen is ruimte voor toevoeging. De nieuwbouw onderscheidt zich door een hoge mate van flexibiliteit en kwaliteit. Betaalbaar, bijzonder en levensloopbestendig bouwen heeft de hoogste prioriteit. De woongebieden krijgen meer variatie en diversiteit. De bestaande woningvoorraad wordt energiezuiniger dankzij inzet van bewoners, gemeente en corporaties. Door betere woningisolatie worden energierekening en CO2-uitstoot lager en het wooncomfort hoger. Hiervoor kunnen ook middelen uit het Volkshuisvestingsfonds worden ingezet. Borger-Odoorn is terughoudend met het inzetten van instrumenten die groei afremmen, maar zorgt juist voor voldoende aanbod en stimuleert gericht de kwetsbare groepen die dat nodig hebben.


In de Woonvisie 2016+ ging het veel over krimp en ruimtelijke kwaliteit. Die stond onder druk in gebieden met moeilijk verhuur- en verkoopbare woningen. Met het sterk aantrekken van de landelijke woningmarkt is ook de situatie in Borger-Odoorn veranderd. De vraag naar woningen is groot. Hierin wordt in afzonderlijke nieuwbouwplannen voorzien, zoals bijvoorbeeld in de wijk Daalkampen.


Het aandeel eengezinswoningen is met ruim 90% hoog. Ook is de voorraad relatief groot én oud. Bijna driekwart bestaat uit koopwoningen. Borger-Odoorn is geliefd vanwege zijn rust en ruimte. Anno 2022 zijn er geen zorgen over leegstand. De woningkwaliteit is overwegend goed. De energetische kwaliteit van de woningen blijft achter, met nog relatief veel F- en G-labels. Ook het aardgasverbruik is hoger dan gemiddeld. Vergeleken met het landelijk gemiddelde zijn woningen in Borger-Odoorn relatief betaalbaar. Wel dreigt energie-armoede in een aantal kernen. Bestaande bouw moet worden verduurzaamd en/of worden verbeterd, daar waar nodig. Middelen uit het Volkshuisvestingsfonds kunnen hiervoor ingezet worden. Dit gebeurt in overleg met onder meer de woningcorporatie Woonservice.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan dat op zichzelf geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Ten aanzien van de aspecten bodem, geluid, luchtkwaliteit en milieuzonering is daarom geen onderzoek noodzakelijk. Het bestemmingsplan is op de genoemde aspecten uitvoerbaar. In de volgende paragrafen wordt enkel ingegaan op de omgevingsaspecten waarvoor het onderzoek is geactualiseerd.

4.2 Gezonde leefomgeving

In het bestemmingsplan wordt waar mogelijk een verbinding met een gezonde leefomgeving gemaakt. Deze bestaat uit de volgende onderdelen:

  • gezond wonen: (nieuwe) woningen zijn betaalbaar, energiezuinig, waar mogelijk en nodig bijzonder en levensloopbestendig (zie hiervoor de Woonvisie 2022+);
  • het groen (en water) wordt beschouwd als kwaliteit en daarmee voorzien van een passende (beschermende) bestemming;
  • archeologische, aardkundige, cultuurhistorische en landschappelijke waarden maken het gebied leefbaar. Ook deze waarden zijn voorzien van een passende (beschermende) bestemming.

De bovenbeschreven onderdelen zijn geanalyseerd en op waarde gezet in hoofdstuk 2 en worden hieronder waar nodig verder beschreven.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Kader

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast moet ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, moet op grond van voorgaande dan ook worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden rekening wordt gehouden.

Archeologie

De gemeente beschikt over een archeologische beleidsadvieskaart die in 2011 is vastgesteld en in 2014 is gewijzigd. Het plangebied kent op grond van de beleidsadvieskaart verschillende archeologische (verwachtings)waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0013.png"

Uitsnede archeologische waardenkaart Borger

Het zijn de volgende (verwachtings)waarden:

  • hoge of middelhoge verwachting;
  • hoge verwachting (dekzandkoppen in beekdal);
  • terreinen van archeologische waarde;
  • terrein van zeer hoge archeologische waarde;
  • bufferzone AMK-terreinen;
  • hoge verwachting (beekdal);
  • middelhoge verwachting (beekdal).

De vorenbeschreven waarden zijn voorzien van een passende regeling die voldoende bescherming voor behoud biedt.

Cultuurhistorie

Op dit moment is het beleidsprogramma (nota) Cultuurhistorie in voorbereiding. Deze nota kent een aantal stappen tot het formuleren van beleid. Allereerst is de aanwezige cultuurhistorische waardenkaart uit 2014 gebruikt voor de inventarisatie van waarden, gecombineerd met de meest recente inzichten over de aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit kaartmateriaal wordt voorgelegd aan stakeholders (waaronder ook de inwoners), waarbij de vraag wordt gesteld wat waardevol wordt geacht. Op basis van deze input wordt duidelijk hoe men om wil gaan met cultuurhistorie. Dit krijgt vervolgens concreet vorm in een beleidsprogramma. Voor het voorliggende plan is de inventarisatiekaart uit 2014 als informeel toetsingskader gebruikt. Op deze kaart staan ook de karakteristieke panden weergegeven. In Hoofdstuk 2 en paragraaf 3.2 is nader ingegaan op de cultuurhistorische waarden en de karakteristieke panden in het gebied.

Voor de specifieke gebieden zoals beschreven in voorgaande hoofdstukken is op de verbeelding een dubbelbestemming 'Waarde - Landschap en cultuurhistorie'. In deze gebieden ligt het accent op het behoud, herstel en de versterking van de aanwezige landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden in onderlinge samenhang.

De karakteristieke panden zijn eveneens aangeduid op de verbeelding, Voor de karakteristieke panden geldt dat de bestaande karakteristieke hoofdvorm in stand moet worden gehouden. Ook mogen deze panden niet zo maar worden gesloopt. De rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn ook aangeduid. Deze monumenten worden vanuit de rijkswetgeving en provinciale wetgeving beschermd.

4.4 Aardkundige waarden

In de Omgevingsvisie Drenthe wordt het aardkundig landschap benoemd als één van de kernkwaliteiten van het provinciaal omgevingsbeleid. Het beleid voor de kernkwaliteit 'aardkundige waarden' is uitgewerkt in het document 'Op pad met wAARDEvol Drenthe'.

Aardkundige waarden zijn de onderdelen van het landschap die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied. Deze waarden hebben een relatie met de geologische opbouw, de geomorfologie (landvormen), de geohydrologie en de bodems van een gebied. Zij vormen de natuurlijke variatie in het aardoppervlak, maar ook de mens heeft zijn sporen achtergelaten. Aardkundige waarden hebben een relatie met bodemgebruik, cultuurhistorie en archeologie. Verder hangen ze samen met natuur- en landschapswaarden en met landbouwkundige mogelijkheden. Aardkundige waarden bepalen zo de identiteit van het landschap waarop de levende natuur en het menselijk bestaan zijn gebaseerd.

Op onderstaande afbeelding (bron: Op pad met wAARDEvol Drenthe) zijn de aardkundige vormgroepen onderscheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0014.png"

In de Omgevingsverordening Drenthe zijn drie niveaus van bescherming te onderscheiden, die richting geven aan ontwikkelingen, inrichting en beheer van een gebied, te weten:

  • a. gebieden met een hoge aardkundige kwaliteit hebben een hoog beschermingsniveau. In deze gebieden worden alleen ontwikkelingen toegestaan als de aardkundige kwaliteiten en gaafheid worden behouden.
  • b. gebieden die bijdragen aan de kenmerken van het aardkundig hoofdlandschap, maar minder zeldzaam of gaaf zijn, hebben een middelhoog beschermingsniveau. In beginsel kunnen ontwikkelingen in deze gebieden alleen worden toegestaan als de kenmerken worden behouden.
  • c. gebieden die niet onderscheidend zijn voor een aardkundig hoofdlandschap, die teveel zijn aangetast of niet zeldzaam zijn op provinciaal niveau. Aan deze gebieden wordt een generiek beschermingsniveau toegekend. Bij ontwikkelingen moet zorgvuldig gekeken worden of en hoe aardkundige waarden kunnen worden gehouden. Ook kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron worden gebruikt.


Het dorp Borger ligt (deels) in een gebied met een hoog beschermingsniveau. (zie onderstaande afbeelding, bron: Op pad met wAARDEvol Drenthe).

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0015.png"

De beschermende regeling van de gebieden met een hoog beschermingsniveau moet gericht zijn op:

  • instandhouding van de macrogradiënt en de hoofdlijnen in het huidige reliëf en van de bodem- en vochtgradiënten
  • behoud van de zwerfstenen in het gebied
  • niet vergraven, doorsnijden, geen diepe grondbewerking.

De bescherming van de aardkundige waarden is vastgelegd in de dubbelbestemming Waarde - Landschap en cultuurhistorie.

4.5 Ecologie

Toetsingskader

Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen of wijzigingen van bestemmingen die van invloed zijn op de aanwezige soorten. Onderzoek naar soorten kan daarom achterwege blijven.

Gebiedsbescherming

In of grenzend aan het plangebied liggen geen natuurgebieden die vallen onder de Wnb (waaronder Natura 2000-gebieden). Aan de zuid- en oostzijde van het plangebied bevinden zich percelen die onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op de verbeelding is voor deze percelen (voorzover deel uitmakend van dit plan) een passende bestemming opgenomen met een bijbehorende beschermende regeling. Voor het overige zijn er in het plangebied geen gronden die deel uitmaken van het NNN.

Een nadere analyse in het kader van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is niet noodzakelijk. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het plan.

4.6 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof ).

Om voldoende ruimte te scheppen tussen de risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0016.png"

Uitsnede risicokaart

Buisleidingen

Uit een inventarisatie van de risicokaart (risicokaart.nl) blijkt dat zich in de omgeving van het plangebied buisleidingen van Gasunie bevinden die relevant zijn in het kader van externe veiligheid. Onderstaand is een uitsnede van de EV-signaleringskaart opgenomen met

Leiding   Invloedsgebied (m)   100% letaliteitszone (m)  
A-516   540   202  
A-519   540   202  
A-619   540   202  
A-661   580   210  

De leidingenstrook met leidingen A-516, A-519, A-619 en A-661 ligt buiten het plangebied, op een afstand van minimaal 300 m ten zuidoosten van Borger. Het plangebied ligt daarmee buiten de 100% letaliteitszone. Het zuidoostelijk deel van Borger ligt in het invloedsgebied van de leidingen. Zie ook onderstaande EV-signaleringskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01_0017.jpg"

Transportroutes

SPOOR- EN WATERWEGEN
In of nabij het plangebied bevinden zich geen spoorlijnen en waterwegen waarover gevaarlijke stoffen worden gevoerd.

WEGEN
In het plangebied liggen de N34 en N374. Deze wegen vallen niet onder het Basisnet. Over beide wegen worden in beperkte mate gevaarlijke stoffen vervoerd. Dit transport is dusdanig beperkt dat er geen belemmeringen zijn voor het plangebied. Er hoeft geen aparte regeling in het bestemmingsplan te worden opgenomen.

Inrichtingen

Nabij het plangebied bevindt zich één inrichting die relevant is in het kader van externe veiligheid, namelijk Recreatiepark Hunzedal (De Drift 3). Deze inrichting valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit en heeft geen plaatsgebonden risicocontour. Het groepsrisico is niet van toepassing op deze inrichting. In het bestemmingsplan zijn hiervoor geen nadere regels opgenomen.

Inrichting en ontwikkeling

BLUSWATERVOORZIENINGEN

In beginsel is er voor het dorp Borger in voldoende mate voorzien in bluswatervoorzieningen.

WAARSCHUWINGS- EN ALARMERINGSSYSTEEM

Het plangebied valt grotendeels binnen de dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel. Daarnaast wordt er tegenwoordig door de Rijksoverheid ook gebruik gemaakt van NL-alert waarmee gerichter een gebied gealarmeerd kan worden.

BEREIKBAARHEID

In beginsel heeft het dorp Borger een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Echter zijn er op een aantal locaties/gebieden al langere tijd doodlopende straten waar hulpdiensten de nodige uitdagingen in kunnen krijgen. Dit betreffen voornamelijk de straten rondom:

  • Dingspil
  • Sassenbergen
  • Torenes
  • Oosterveld
  • Noordes

De Veiligheidsregio adviseert de gemeente om te bekijken of hier in de toekomst alternatieve ‘noodroutes’ voor specifiek de hulpdiensten gerealiseerd kunnen worden.

OPKOMSTTIJD

De Veiligheidsregio adviseert om bij nieuwe ontwikkelingen in de planbeschrijving vande onderstaande brandveiligheidsmaatregelen op te nemen. Denk hierbij aan de BIObiz factoren:

  • bouwkundige voorzieningen, bijv. conform bouwregelgeving en voorkomen van brandoverslag naar naburige percelen
  • installatietechnische voorzieningen, bijv. woningrookmelders – woningsprinklers
  • organisatorische voorzieningen, bijv. goede BHV organisatie, vluchtplan voor de bewoners
  • brandweeropkomsttijd, vrij houden van wegen / zo min mogelijk verkeersbelemmerende maatregelen
  • inventaris, toepassen van moeilijk brandbaar materiaal
  • zelfredzaamheid van de aanwezigen, toepassen veilige vluchtroutes

Afweging

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en leidt niet tot een significant hogere personendichtheid dan al mogelijk was op grond van de geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Het bestemmingsplan leidt niet tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Een nadere verantwoording van het groepsrisico wordt niet noodzakelijk geacht.

Wat betreft de goede bereikbaarheid van hulpdiensten zijn er een aantal aandachtspunten voor de gemeente.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.7 Water

Toetsingskader

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder verbouw- en nieuwbouwplannen, wordt getoetst welke consequenties deze plannen hebben voor de waterhuishouding en hoe in de plannen wordt omgegaan met aspecten van water.

Onderzoek

Voor het bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd, Bijlage 2 watertoets definitief en 1 Watertoets. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen significante ontwikkelingen mogelijk ten opzichte van de bestaande plannen en verordeningen.

In het kader van de watertoets heeft het waterschap een aantal zaken beoordeeld. Dit betreft de onderstaande thema's, die in het kader van dit plan van belang kunnen zijn:

  • Specifieke en aanvullende uitgangspunten
  • Water veiligheid
  • Water kwantiteit
  • Waterkwaliteit
  • Aanvullende belangen waterschap
  • Verdere betrokkenheid waterschap

De belangrijkste thema's komen hieronder aan de orde.

Water kwantiteit

SCHOUW SLOTEN
Binnen het plangebied liggen schouw sloten. Schouw sloten zijn sloten die niet in eigendom zijn van het waterschap, maar een belangrijke lokale functie vervullen voor de afwatering van een groter gebied, meerdere eigenaren en/of belangen van derden. Vanwege deze afwateringsfunctie is het van belang dat een schouwsloot goed onderhoud heeft. De eigenaren van schouw sloten zijn verplicht het benodigde doorstroomprofiel jaarlijks schoon te houden en het waterschap ziet hierop toe via de schouw. Het profiel van een schouwsloot mag niet zonder toestemming van het waterschap gewijzigd worden (Keur Waterschap Hunze en Aa s).

WIJZIGINGEN IN HET OPPERVLAKTEWATERSYSTEEM
Voor het plan kunnen wijzigingen in het oppervlaktewatersysteem nodig zijn. In de meeste gevallen moeten wijzigingen worden gemeld of moet een watervergunning worden aangevraagd, om ongewenste gevolgen voor het watersysteem te voorkomen en/of te beperken. Het bergend vermogen in het watersysteem mag niet afnemen (bijvoorbeeld door een (gedeeltelijke) demping) op locaties waar dit tot wateroverlast kan leiden en de doorstroomprofiel van het watersysteem mag niet worden gehinderd. In de Keur van het waterschap en in de Algemene Regels staan aangegeven onder welke voorwaarden fysieke aanpassingen aan het watersysteem plaats mogen vinden.

VERHARDINGSTOENAME
In het ingediende plan neemt het verharde oppervlak toe boven de compensatiedrempel; voor stedelijk gebied of kassengebieden met meer dan 150 m2 of in het buitengebied met meer dan 1.500 m2 (Keur Waterschap Hunze en Aa s). Omdat deze verhardingstoename ervoor zorgt dat hemelwater versneld tot afstroming komt, kan dit tot overlast en schade leiden verderop in het watersysteem (peilgebied). Dit vergroot de kans op inundatie, zeker bij piekbuien, waardoor de landelijke werknormen (landbouwkundige afvoer)voor de inundatiekans overschreden kunnen worden. Compenserende waterberging is noodzakelijk om de kans op inundatie binnen peilgebieden niet te vergroten en de werknormen te kunnen waarborgen.

GRONDWATERSTAND EN ONTWATERINGSDIEPTE
Om grondwateroverlast te voorkomen, is een minimale ontwateringsdiepte (de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand) nodig. In het plangebied is de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) (plaatselijk) relatief hoog, waardoor de kans op overlast toeneemt. De voor het plan noodzakelijke ontwateringsnorm wordt mogelijk niet in het hele plangebied gehaald. Voor primaire wegen is de ontwateringsnorm 1,0 m-mv, voor woningen met kruipruimtes, industrieterreinen en secundaire wegen is dit 0,7 m-mv, voor tuinen en plantsoenen is dit 0,5 m-mv, en voor woningen zonder kruipruimte is de norm 0,3 m-mv. Mocht de beoogde functie van het ingediende plan overlast kunnen ondervinden door onvoldoende ontwateringsdiepte, is het te adviseren om hier rekening mee te houden in het ontwerp en bij de inrichting.

Waterkwaliteit

Om de waterkwaliteit te waarborgen heeft het waterschap de zorg voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water, waarin systeem-specifieke dieren en planten voorkomen. In de eerste plaats is dit van belang voor de grotere beken, kanalen en meren waarvoor binnen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) doelen en maatregelen zijn opgesteld voor aangewezen waterlichamen. Daarnaast is een goede waterkwaliteit van belang voor het recreatief medegebruik als zwemmen en kanoën en voor het stelsel van kleinere watergangen voor water aan- en afvoer.
Vervuiling van het oppervlaktewater moet in ieder geval zoveel mogelijk voorkomen worden. Om deze reden vraagt het waterschap op de toepassing van uitlogende materialen zoveel mogelijk te beperken en om vervuiling door bedrijfsmatige activiteiten te voorkomen. Afstromend hemelwater dat vervuild is geraakt moet zo veel mogelijk gescheiden worden afgevoerd, of moet worden gezuiverd. Dit volgt de trits; ''schoonhouden, scheiden, zuiveren''.

Verdere betrokkenheid waterschap
Voor alle voor dit plan relevante watergerelateerde onderwerpen zijn in het watertoetsdocument uitgangspunten opgenomen. Voor de verdere procedurele afhandeling van het ruimtelijk plan (voorontwerp en ontwerp), is het van belang om het waterschap te blijven informeren en te betrekken en hierin rekening te houden met deze uitgangspunten.

4.8 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd door het 'Besluit reparatie en modernisering milieueffectrapportage' en is bepaald dat de grenswaarden voor een m.e.r.-beoordelingsplicht indicatief zijn. Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). In het kader hiervan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.

In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval moet een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Afweging

Dit bestemmingsplan is een beheerplan dat op zichzelf geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk. Uit de verrichte milieuonderzoeken, zoals opgenomen in dit hoofdstuk, blijkt verder dat het plan geen significante effecten op de omgeving heeft.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan 'Borger' is een bestemmingsplan dat is gebaseerd op artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Het primaire doel van het voorliggende bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime. Het is dan ook een zogenaamd conserverend plan of beheersplan. In het plan is daarnaast wel ruimte voor enige nieuwe ontwikkelingen; deze zijn (voor zover voorzienbaar) zoveel mogelijk meegenomen.

Het plan is overeenkomstig artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening vervat in:

  • a. een verbeelding met bijbehorende verklaring, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden is aangewezen;
  • b. een omschrijving van de bestemming, waarbij het toe te kennen doel is of de toe te kennen doeleinden zijn aangegeven;
  • c. regels omtrent het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daarop bevindende opstallen.

5.2 Opzet

Een bestemmingsplan kan op verschillende manieren worden opgezet. Er kan globaal of gedetailleerd worden bestemd en er kan met zogenaamde flexibiliteitsbepalingen worden gewerkt. Het is afhankelijk van de gewenste sturing die de gemeente wil geven welke plansystematiek wordt gekozen. Daarnaast spelen ook de leesbaarheid voor de burger en de kosten van het opstellen van een plan een rol bij het bepalen van de zogenaamde plansystematiek.

In het geval van het bestemmingsplan 'Borger' is qua systematiek gekozen voor een tussenvorm, waarbij de bestemmingen Woongebied, Centrum en Gemengd het meest bepalend zijn.

Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP).

De standaard heeft betrekking op de presentatie van de verbeelding en de hoofdopzet van de regels. Alle bestemmingen zijn bij deze systematiek in alfabetische volgorde opgenomen. Verder wordt onderscheid gemaakt tussen aanduidingen en verklaringen. Het laatste zijn niet juridische gegevens zoals de GBKN en de plangrens.

5.3 Bestemmingen

In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende bestemmingen:

  • Agrarisch;
  • Bedrijf;
  • Bedrijf - Openbaar nut;
  • Bedrijf - Wonen en werken;
  • Bedrijventerrein;
  • Bos;
  • Centrum;
  • Cultuur en ontspanning;
  • Cultuur en ontspanning - Museum en kenniscentrum;
  • Detailhandel;
  • Gemengd;
  • Groen;
  • Horeca;
  • Maatschappelijk;
  • Maatschappelijk - Begraafplaats;
  • Recreatie - Dagrecreatie;
  • Sport;
  • Tuin;
  • Verkeer;
  • Verkeer - Verblijf;
  • Water;
  • Wonen;
  • Wonen - Appartementen;
  • Wonen - Voormalige boerderij;
  • Woongebied;
  • Waarde – Archeologie 1 (dubbelbestemming);
  • Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming);
  • Waarde - Archeologie 4 (dubbelbestemming);
  • Waarde - Landschap en cultuurhistorie (dubbelbestemming);
  • Waarde - Open ruimte.

Voor zover nodig wordt in het navolgende op de verschillende bestemmingen ingegaan.

Agrarisch

De bestemming 'Agrarisch betreft in dit bestemmingsplan vooral onbebouwde agrarische gronden aan de rand van Borger. Er is één grondgebonden bedrijf, dat is aangeduid als ‘akkerbouw’. Alle agrarische bebouwing moet binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Bedrijf

De bestemming ''Bedrijf' is bedoeld voor bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijven. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en er geldt een maximale goot- en bouwhoogte. Daarnaast zijn bestaande bedrijven overeenkomstig de bestaande bedrijfsvoering toegestaan.

Het tankstation (met lpg) aan de Buinerstraat is apart aangeduid.

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om productgebonden detailhandel toe te staan en om bedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 maar die wat milieueffecten daarmee kunnen worden gelijkgesteld. Ook kunnen via een afwijking bedrijven worden toegestaan uit een naast hogere categorie indien deze naar aard en effecten kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven uit de categorieën 1 en 2.

Bedrijf – Openbaar Nut

De bestemming 'Bedrijf – Openbaar Nut' omvat (openbare) nutsvoorzieningen.

Bedrijf - Wonen en werken

De bestemming 'Bedrijf - Wonen en werken' laat bedrijven toe van de categorieën 1 en 2, zoals die zijn genoemd in de Staat van Bedrijven, alsmede bedrijven die daarmee kunnen worden gelijkgesteld wat betreft geur, stof, geluid en gevaar. De woonfunctie maakt deel uit van de bedrijvigheid en is als nevenschikkend te beschouwen.

De bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.

Tussen de bouwpercelen en loodrecht op de aangrenzende verkeersontsluiting moeten afschermende beplantingen worden aangebracht.

Bedrijventerrein

Het bedrijventerrein Aan de Strengen ligt aan de westkant van Borger en is als 'Bedrijventerrein' bestemd. Op het bedrijventerrein zijn activiteiten tot en met milieucategorie 2.1 toegestaan. De goot- en bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing is respectievelijk 6 m en 10 m. De oppervlakte van een bouwperceel bedraagt ten hoogste 3.000 m2. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn bedrijfswoningen toegestaan.
Bij afwijking is detailhandel in zogenaamde ABC-goederen toegestaan.

Ook bij afwijking kunnen bedrijven worden toegestaan die niet in de bedrijvenlijst zijn genoemd. en kunnen bedrijven worden toegelaten met activiteiten van milieucategorie 3.1 die wat betreft milieueffecten gelijk gesteld kunnen worden met milieucategorie 2.

Bos

De bestaande bospercelen zijn bestemd als 'Bos'. Het bouwen van gebouwen is hier niet toegestaan.

Centrum

In het centrum van Borger is de bestemming 'Centrum' opgenomen, omdat daar diverse functies voorkomen, zoals horeca, detailhandel, dienstverlening, kleinschalige bedrijfsactiviteiten en wonen. De horecabedrijven zijn aangeduid met een aanduiding en daarbij behorende horecacategorie.

Cultuur en ontspanning

Het openluchttheater aan de noordkant van Borger is bestemd als 'Cultuur en ontspanning' met de aanduiding 'theater'. Er zijn beperkte bouwmogelijkheden.

Cultuur en ontspanning - Museum en kenniscentrum

Het hunebedcentrum heeft de specifieke bestemming 'Cultuur en ontspanning - Museum en kenniscentrum'. De hoofdgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mag maximaal 300 m2 aan bebouwing worden opgericht.

Detailhandel

Het aantal winkels dat valt onder de bestemming 'Detailhandel' is beperkt; het gaat om enkele buiten het centrum gelegen winkels.

Gemengd

De bestemming 'Gemengd' kent een grote diversiteit aan functies. Naast een woonfunctie zijn bij afwijking kleinschalige bedrijfsactiviteiten en publieksgerichte dienstverlening toegestaan.

Voor de bestaande detailhandel, dienstverlening en sportschool zijn aanduidingen opgenomen.

Groen

De bestaande groenvoorzieningen en inpassingsgroen zijn bestemd als 'Groen'. Het bouwen van gebouwen is hier niet toegestaan.

Horeca

Het bestaande pannekoekenrestaurant aan de Hoofdstraat is bestemd als 'Horeca' met de aanduiding 'horeca van categorie 3'. De overige horecabedrijven liggen in het centrum van Borger en zijn opgenomen in de bestemming 'Centrum'.

Maatschappelijk en Maatschappelijk - Begraafplaats

De bestemming Maatschappelijk heeft betrekking op een diversiteit aan functies, die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat zij dienstbaar zijn aan de woonfunctie. De volgende functies vallen onder deze bestemming:

  • educatieve voorzieningen;
  • religieuze voorzieningen;
  • sociaal-culturele voorzieningen;
  • museale voorzieningen.

Op de verbeelding is o.a. Hunebedcity opgenomen dat een aparte aanduiding heeft gekregen. De begraafplaats heeft een geëigende bestemming gekregen.

Recreatie - Dagrecreatie

De gronden aan de westkant van Borger waren al als zodanig bestemd en zijn in dit bestemmingsplan weer opgenomen. De gronden mogen in totaal voor 5% worden bebouwd.

Sport

De bestemming Sport heeft betrekking op de sport- en speelvoorzieningen in het dorp. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Tuin

Een drietal terreinen in het dorp heeft de bestemming 'Tuin' gekregen. Hier mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

Verkeer en Verkeer - Verblijf

De wegen met een doorgaande functie hebben de bestemming 'Verkeer'. De wegen met een functie van ontsluitingsweg zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijf'.

Water

Het kanaal 'Buinen - Schoonoord is bestemd als 'Water'.

Wonen, Wonen - Appartementen, Wonen -Voormalige boerderij, Wonen - Wooncentrum en Woongebied

De bestemming 'Wonen' heeft betrekking op de solitaire woonbebouwing in Borger en de bestemming 'Woongebied' op de meer seriematige uitbreidingen van de woonbebouwing.

De bestemming 'Wonen - Voormalige boerderij' heeft betrekking op de boerderij Hoofdstraat 12 die was opgenomen in het bestemmingsplan Borger Hoofdstraat 12/Strengenweg L 3103. Deze bestemming is een op een overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

De bestemmingen 'Wonen - Appartementen' en 'Wonen - Wooncentrum' hebben betrekking op respectievelijk appartementsgebouwen en een woonzorgcentrum.

BEBOUWING
De bestemming maakt onderscheid tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. Deze gebouwen zijn met name te onderscheiden in de maatvoering.

Voor de hoofdgebouwen is een maximale bouw- en goothoogte en dakhelling opgenomen.

De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

De maximale bouwdiepte van de woningen, met uitzondering van voormalige boerderijen, bedraagt 15 m.

BIJGEBOUWEN
Het bouwen van bijbehorende bouwwerken is afzonderlijk geregeld in de regels, er gelden een maximale bouw- en goothoogte en een maximale totale oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken. Het spreekt vanzelf dat buiten het bouwvlak geen bebouwing is toegestaan.

In de bestemming 'Wonen' en 'Woongebied' geldt een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 60 m2. Via een afwijkingsbevoegdheid kan deze oppervlakte worden vergroot tot 100 m2.

AAN HUIS VERBONDEN BEROEP OF BEDRIJF
Ook kan via de afwijkingsregels voor het bouwen de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden uitgebreid voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Hieronder worden beroepen verstaan die door de bewoner van een woning worden uitgeoefend. Het betreft dienstverlenende beroepen die traditioneel onder de zogenaamde vrije beroepen vallen, zoals huisarts en architect. Onder de bedrijven worden kleinschalige bedrijfsactiviteiten verstaan overeenkomende met de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijven. De woonfunctie van de woning moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan. Parkeren dient op het eigen erf te geschieden en detailhandel is slechts aanvaardbaar voor zover het in een rechtstreekse relatie staat tot het bedrijf en beroep. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, dient afweging van de toetsingscriteria plaats te vinden.

Waarde – Archeologie 1, 3 en 4

De gronden met een archeologische waarde, een hoge archeologische waarde of een zeer hoge archeologische waarden zijn bestemd als 'Waarde - Archeologie 1'. Voor deze gebieden geldt alleen een onderzoeksvrijstelling voor bouwwerken tot een diepte van niet meer dan 0,30 m en voor niet bodemkerende werkzaamheden tot 0,10 m onder de bouwvoor.

De gronden met 'Waarde - Archeologie 3' (stuifzandgebieden en beekdalen) hebben een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde en daarom geldt voor deze gronden een onderzoeksplicht. Voor deze gebieden geldt een onderzoeksvrijstelling bij een oppervlakte van niet meer dan 500 m2 en een diepte van niet meer dan 0,30 m.

De gronden met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde zijn bestemd als Waarde - Archeologie 4. Voor deze gebieden geldt een onderzoeksvrijstelling bij een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2 en een diepte van niet meer dan 0,30 m.

Waarde - Landschap en cultuurhistorie

Landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden zijn in belangrijke mate bepalend voor het karakter van het landelijk gebied. Stimulering van het behoud en de ontwikkeling van landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische kwaliteiten leiden uiteindelijk tot een verdere verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en een betere herkenbaarheid van het gebied. Dit komt de beleefbaarheid van het gebied voor de burgers en de bezoekers ten goede. Binnen de dubbelbestemming ligt het accent op het behoud, herstel en de versterking van de aanwezige landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden in onderlinge samenhang.

De dubbelbestemming 'Waarde - Landschap en cultuurhistorie' is gekoppeld aan het gebied dat in het bestemmingsplan 'Borger-Dorp' uit 2001 was opgenomen als 'gebied tot behoud en herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden'.

Ook de in dat plan als V2' bestemde wegen (met een landschappelijke en cultuurhistorische waarde) hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap en cultuurhistorie' gekregen. De aan deze wegen toegekende waarden hebben vooral betrekking op het handhaven van de bestaande verhardings- en beplantingsstructuur.

Het vervangen van klinkerwegen door andersoortige bestrating (zoals asfalt en beton) is niet toegestaan. Er is een afwijkingsregeling opgenomen voor het vervangen van klinkerwegen indien dit nodig is respectievelijk ter voorkoming van onevenredige hinder voor het landbouwverkeer en voor een veilige verkeersafwikkeling.

De bestaande waardevolle esrandbeplantingen, houtsingels en -wallen, bosstroken en laanbeplanting worden beschermd door een kap- en rooiverbod. Hiervan kan alleen worden afgeweken als de noodzaak kan worden aangetoond en er compensatie plaatsvindt.

De dubbelbestemming richt zich ook op het behoud van deze onderlinge samenhang door het egaliseren of afvlakken van (natuurlijk) reliëf niet toe te staan in het essenlandschap.

Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Landschap en cultuurhistorie 1 zijn geen nieuwe kleinschalige kampeerterreinen toegestaan.

Er is een omgevingsvergunningstelsel (aanlegvergunningen) opgenomen voor werken en werkzaamheden.

Waarde - Open ruimte

Deze dubbelbestemming is uit het bestemmingsplan 'Borger-Dorp' uit 2001 overgenomen. De gronden mogen niet worden bebouwd.

Karakteristieke panden en monumenten

De karakteristieke panden zijn aangeduid op de verbeelding, dit op basis van de RAAP-inventarisatie uit 2014 die op dit moment wordt doorvertaald in de Nota Cultuurhistorie. Voor de karakteristieke panden geldt dat de bestaande karakteristieke hoofdvorm in stand moet worden gehouden. Ook mogen deze panden niet zo maar worden gesloopt, in het bestemmingsplan is geregeld dat een omgevingsvergunning nodig is om te kunnen slopen. De rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn ook aangeduid als karakteristiek (signalerende functie). In het bestemmingsplan is voor deze objecten geen regeling opgenomen omdat deze panden vanuit de rijks- en provinciale wetgeving worden beschermd.

5.4 Algemene regels

Onder algemene regels zijn opgenomen de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels. Daarnaast zijn overgangsregels en een slotregel opgenomen.

De anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens het bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

In de algemene gebruiksregels is een aantal gebruiksmogelijkheden als strijdig gebruik aangemerkt.

In de 'Algemene aanduidingsregels' is aangegeven dat het totaal aantal woningen dat in Daalkampen II kan worden gebouwd maximaal 225 bedraagt. Dit is aangeduid met de aanduiding 'overige zone - Daalkampen II'.

De gebiedsaanduiding 'Overige zone - ontwikkelgebied' is op een aantal gronden gelegd, waar nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien, maar waarvoor nog geen concrete invulling bekend is.

De gebiedsaanduiding 'Overige zone - radiotelescoop 2' is opgenomen ter bescherming van de LOFAR-radiotelescopen. Het betreft de zogenaamde 'zone II' die geldt als 'overlegzone'. Activiteiten die electromagnetische straling veroorzaken die een storend effect kunnen hebben op de telescopen zijn binnen deze zone verboden. Via een afwijking van de gebruiksregels kan worden afgeweken van het verbod voor nieuw of gewijzigd gebruik (inclusief bouwen). Om helderheid te verkrijgen dat de nieuwe bebouwings- of gebruiksmogelijkheden niet tot verstoring leiden moet in een vroeg stadium overleg worden gepleegd met ASTRON, waarbij ook wordt bezien op welke wijze de ontwikkeling kan worden ingepast.

De gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - bevi' geldt voor het tankstation met lpg aan de Buinerstraat .

In de algemene afwijkingsregels is onder andere opgenomen dat er kan worden afgeweken van de in het plan opgenomen maten en afmetingen tot 10% en voor het verschuiven van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen met maximaal 5 m.

Ook zijn afwijkingsregels opgenomen voor het realiseren van een bed and breakfastvoorziening in het hoofdgebouw en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken van een woning of (agrarische) bedrijfswoning. Verder zijn afwijkingsregels opgenomen voor het realiseren van een recreatieappartement in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een woning of (agrarische) bedrijfswoning. De voorwaarden voor de bed and breakfast en de recreatieappartementen zijn aangepast aan de beleidsnota 'Bed and breakfast voorzieningen en recreatieappartementen (2017)' die de gemeenteraad op 6 juli 2017 heeft vastgesteld.

Tot slot kan via de afwijkingsregels een gereguleerde overnachtingsplaats voor campers worden gerealiseerd. Deze bepaling is opgenomen naar aanleiding van een door de raad d.d. 10 december 2015 aangenomen amendement in het kader van de nota van uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied.

In de Overige regels is een uitsluiting van het gebruik als seksinrichting en een afstemmingsregel met de Wet natuurbescherming opgenomen.

In verband met het schrappen van artikel 9, lid 2 van de Woningwet geldt voor bestemmingsplannen die na 29 november 2014 worden vastgesteld dat voor de parkeernormen niet langer kan worden teruggevallen op de Bouwverordening. In de Overige regels is daarom nu een regeling voor het parkeren opgenomen die is geënt op de regeling zoals die in de Bouwverordening stond. In deze regeling is aangegeven dat moet worden voldaan aan de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 381. De gemeente gaat hierbij uit van de parkeerkencijfers "niet-stedelijk" en de maximale cijfers die daarbij horen (in verband met de hoge mate van auto-afhankelijkheid in de gemeente Borger-Odoorn). In het geval van meerdere functies in een plangebied is het maken van een parkeerbalans (conform hoofdstuk 5 van de CROW publicatie) verplicht. Hiermee wordt voorkomen dat er een overdaad of juist tekort aan parkeren wordt gerealiseerd.

5.5 Overgangs- en slotregels

De gebruikelijke regeling met betrekking tot het overgangsrecht is hierin opgenomen. In de slotregel is de naamgeving van het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan dat op zichzelf geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Een exploitatieplan waarin kostenverhaal wordt geregeld is daarom niet noodzakelijk. Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak en overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 17 maart tot en met 28 april 2022 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er 15 reacties binnengekomen. Het plan is ook aan de belanghebbende instanties gestuurd. Er zijn 5 overlegreacties binnengekomen.

De inspraak- en overlegreacties zijn in de 'Nota overleg- en inspraakreacties' (zie bijlage 3) inhoudelijk samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Ook is aangegeven of de reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

7.2 Zienswijzen ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf donderdag 9 november tot en met woensdag 20 december 2023 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode had iedereen de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Er zijn 9 zienswijzen ingediend. Er is een 'Nota zienswijzen' opgesteld waarin de ingekomen zienwijzen inhoudelijk zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijk antwoord. In de nota zienswijzen is ook een lijst met ambtshalve wijzigingen opgenomen. De 'Nota zienswijzen' is als bijlage 4 bij de toelichting gevoegd.