direct naar inhoud van Regels
Plan: Borger, Borger dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Borger, Borger dorp met identificatienummer NL.IMRO.1681.01BP0023-VG01 van de gemeente Borger-Odoorn;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan woning gebonden beroep of bedrijf:

het uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op juridisch, medisch, therapeutisch, administratief, kunstzinnig of daaraan verwant gebied, als ondergeschikt onderdeel in een woning, waarbij de woonfunctie centraal staat.

Commerciële dienstverlening als bankfilialen, uitzendbureaus, makelaardij en reisbureaus, alsmede detailhandel en horeca worden niet gerekend onder een aan een woning gebonden beroep of bedrijf;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aardkundige waarden:

landvormen en aardlagen met een informatiewaarde (over de natuurlijke ontstaanswijze van het gebied), een belevingswaarde (omdat zij identiteit en variatie aan het landschap geven) en een ecologische waarde (als aiotische basis van de biodiversiteit);

1.7 ABC-goederen:

goederen met een volumineus karakter zoals auto's, boten en caravans en daarmee naar de aard een omvang gelijk te stellen goederen;

1.8 additionele voorzieningen:

voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, inclusief een productiegebonden paardenhouderij;

1.10 agrarisch bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop bebouwing met een hoofdgebouw en bijbehorende gebouwen van een agrarisch bedrijf is toegestaan;

1.11 agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.12 agrarische hobbyactiviteit:

het houden van dieren op een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige wijze, waarop het Activteitenbesluit niet van toepassing is;

1.13 ambacht:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of het leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;

1.14 appartementen:

boven, dan wel beneden en/of naast elkaar gelegen woningen, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau is gewaarborgd;

1.15 archeologisch deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;

1.16 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek, booronderzoek, gravend onderzoek, begeleiding van bodemingrepen) verricht door een daartoe bevoegde instantie of onderneming;

1.17 archeologische verwachtingswaarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend op basis van de kans op het voorkomen van archeologische resten, ook wel archeologische verwachting genoemd. De archeologische verwachting zegt iets over de dichtheid waarin archeologische terreinen binnen een landschappelijke eenheid voorkomen of worden verwacht. Hoe hoger de archeologische verwachting, hoe groter de verwachte dichtheid aan archeologische resten. Hoe groter de dichtheid aan archeologische resten, hoe groter de (verwachte) archeologische waarde van een bepaalde landschappelijke eenheid. Met de termen hoge, middelhoge en lage verwachting wordt dit tot uitdrukking gebracht;

1.18 archeologische waarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarde zal telkens de Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Borger-Odoorn toetsingskader zijn;

1.19 avondperiode:

de periode van 19.00 uur tot 23.00 uur;

1.20 bebouwde oppervlakte

de som van de oppervlakte van alle gebouwen op een bouwperceel;

1.21 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.22 bed & breakfastvoorziening:

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt met maximaal 2 kamers en maximaal 6 personen, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken van de (bedrijfs)woning en die geen zelfstandige eenheid mag zijn of kan verworden tot een zelfstandige eenheid;

1.23 bedrijf:

een inrichting voor de bedrijfsmatig uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid;

1.24 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van ruimtes binnen een gebouw ten behoeve van een in het bestemmingsplan benoemde vorm van gebruik;

1.25 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.26 belemmeringenstrook:

een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van ondergrondse en/of bovengrondse leidingen;

1.27 beperkt kwetsbaar object:

een object als bedoeld in artikel 1, sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.28 bestaande:
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.29 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.30 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.31 bijbehorend bouwwerk:

een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.32 biovergisting (co)vergisting:

het vergisten van dierlijke mest en andere organische (afval)stromen waardoor biogas ontstaat, dat kan worden gebruikt als duurzame energie;

1.33 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.34 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.35 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.36 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.37 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.38 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.39 carport:

een geheel of gedeeltelijk overdekte opstelplaats voor een auto welke ten minste aan twee zijden open is, geen gebouw zijnde;

1.40 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- of tuingronden (waaronder de houtteelt), met uitzondering van bos;

1.41 dagperiode:

de periode van 07.00 uur tot 19.00 uur;

1.42 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.43 dienstverlening:

inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet commerciële diensten;

1.44 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;

1.45 erfinrichtingsplan:

plan dat aangeeft op welke wijze een nieuwe ontwikkeling binnen de bestaande erfstructuur wordt ingepast; tot deze inpassing behoren de situering van de opstallen en de inrichting van het erf, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap;

1.46 evenement (hunebedcentrum):

een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak waarbij kunst, cultuur, wetenschap of een combinatie van deze centraal staat. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën:

  • middelgrote evenementen met een maximum van 4.000 bezoekers per dag;
  • kleine evenementen met een maximum van 1.500 bezoekers per dag;
1.47 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.48 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.49 geschakelde woning:

een grondgebonden woning, waarvan de muren of muren van bijbehorende bouwwerken gedeeltelijk aan (bijbehorende bouwwerken van) andere woningen grenzen;

1.50 gevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van en bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.51 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.52 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.53 hoofdvorm:

de uiterlijke hoofdvorm van een gebouw, bepaald door de dakvorm, goothoogte, bouwhoogte, nokrichting en dakhelling;

1.54 horeca, categorie 1:

horeca die wat betreft exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg overeenkomt spoort en waar naast kleinere etenswaren alcoholvrije dranken worden verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie en crêperie, cafetaria, snackbar en shoarmazaak;

1.55 horeca, categorie 2:

horeca die wat betreft de exploitatievorm behoort bij en ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van een bestemming, zoals een kantine;

1.56 horeca, categorie 3:

horeca waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die (deels) ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant, pension, pizzeria, Chinese restaurants;

1.57 horeca, categorie 4:

horeca die gericht is op het verstrekken van (sterke) dranken, het ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansen en het verhuren van zalen aan (besloten) gezelschappen, zoals café, bar, zalenverhuurbedrijf;

1.58 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, hieronder niet begrepen discotheken en dancings;

1.59 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen);

1.60 intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en die gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkveehouderij en het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet;

1.61 kampeerplaats:

een afgeschermd terrein van circa 100 m2, waarop één tot ten hoogste drie kampeermiddelen voor een familie of een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst;

1.62 kantoor:

ruimte om te worden gebruikt voor het op commerciële basis verlenen van diensten, zonder een baliefunctie;

1.63 karakteristieke gebouwen:

gebouwen die behoren tot het cultureel erfgoed vanwege hun cultuurhistorische waarde, architectonische en/of kunsthistorische waarde, situationele en/of ensemblewaarde, gaafheid en/of herkenbaarheid of zeldzaamheid;

1.64 kil- of zakgoot:

de schuin aflopende goten welke zich bevinden in de overgang (kil) tussen twee naar binnen gerichte dakvlakken;

1.65 kleinschalig kampeerterrein:

een onderkomen dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter; hiertoe worden gerekend tenten, toercaravans en campers; onder 'zonder een plaatsgebonden karakter' wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor niet langer dan het zomerseizoen;

1.66 kwetsbaar object:

een object als bedoeld in artikel 1, sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.67 landschappelijk inpassingsplan:

plan dat aangeeft op welke wijze de inpassing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied plaatsvindt; tot deze inpassing behoren de situering van de opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap; het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap;

1.68 landschappelijke waarden:

de essentiële elementen en kenmerken van landschappen, fysiek van aard, zoals beschreven in het 'kwaliteitsdocument buitengebied Borger-Odoorn';

1.69 LOFAR-radiotelescoop:

een over het plangebied verspreide ontvangstinrichting, hoofdzakelijk gericht op de ontvangst van signalen uit de ruimte en daarnaast te gebruiken voor ander wetenschappelijk onderzoek, bestaande uit diverse antenne- en sensorgroepen, die door middel van glasvezelkabels zijn verbonden met een centrale computer;

1.70 logies:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf bieden aan een recreant of tijdelijke werknemer, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;

1.71 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van educatie, waaronder begrepen peuterspeelzaal, kinderopvang en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, religieuze, museale, sociaal-culturele en sociaal-medische en publieksgerichte voorzieningen;

1.72 meststilo:

een opslagplaats voor dierlijke mest, niet zijnde mestbassin, mestzak of mestkelder en geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein;

1.73 mobiel kampeermiddel:

een onderkomen dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter; hiertoe worden gerekend tenten, toercaravans en campers; onder 'zonder een plaatsgebonden karakter' wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor niet langer dan het zomerseizoen;

1.74 monovergisting:

het kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen tot een hoeveelheid van maximaal 25.000 m3 per jaar;

1.75 nachtperiode:

de periode van 23.00 uur tot 07.00 uur;

1.76 Natura 2000-gebied:

een natuurgebied dat onderdeel uitmaakt van het Europese netwerk van natuurgebieden ‘Natura 2000’;

1.77 natuurlijke waarden:

biotische en abiotische waarden van een gebied;

1.78 nevenactiviteiten:

activiteiten die ruimtelijk in aard en omvang ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie ter plekke;

1.79 neventak agrarisch bedrijf:

activiteiten die niet rechtstreeks tot de bedrijfsvoering van de agrarische hoofdactiviteit behoren en die op basis van de standaardopbrengst (SO) norm daaraan ondergeschikt zijn, hierbij kan worden gedacht aan glastuinbouw, intensieve veehouderij of biovergisting (co-vergisting);

1.80 normaal onderhoud:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden;

1.81 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.82 ondergeschikte horeca:

niet-zelfstandige horeca die is of wordt gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;

1.83 oorspronkelijk agrarisch gebouw:
  • a. bebouwing die de afgelopen 15 jaar nog feitelijk agrarisch is gebruikt of die in het vorige bestemmingsplan een agrarische bestemming had en
  • b. waarvan het hoofdgebouw het uiterlijk van een boerderij heeft;
1.84 openbare dienstverlening:

instellingen die namens de overheid zog dragen voor blijvende essentiële voorzieningen die betrekking hebben op de bescherming en handhaving van het geheel van de levens en bezittingen van inwoners in een gemeenschap, zoals een politiebureau, brandweerkazerne en een ambulancepost;

1.85 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat functioneert als overdekking en dat met een of twee wanden is omgeven; hieronder wordt in elk geval een carport verstaan;

1.86 peil:
  • 1. peil gebouw: de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. peil ander bouwwerk: de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
1.87 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.88 plattelandswoning:

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf; de bedrijfswoning blijft juridisch-planologisch deel uitmaken van het agrarisch bedrijf (zie Wet Plattelandswoningen);

1.89 productiegerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht, die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden; hiertoe behoren onder andere hengstenstations, KI-stations, opfokbedrijven en stoeterijen;

1.90 publieksgerichte dienstverlening:

het al dan niet op commerciële basis verlenen van publieksgerichte diensten in de vorm van technische, administratieve en persoonlijke dienstverlening met een publieksgericht karakter, inclusief (sociaal-) culturele, medische en maatschappelijke dienstverlening met of zonder baliefunctie en de daarbij ondersteunende voorzieningen;

1.91 rijstrook:

het deel van een rijbaan dat de breedte heeft van een voertuig, plus enige speling aan beide zijden;

1.92 risicovollle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.93 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.94 stalvloeroppervlakte:

de gezamenlijke vloeroppervlakte van de stalruimtes waarin dieren worden gehouden op de wijze van een intensieve veehouderij, alsmede de hiermee onlosmakelijk verbonden ruimtes waaronder gang- en looppaden;

1.95 stikstofdepositie:

het neerslaan van stikstof uit de lucht op een oppervlakte; de depositie wordt uitgedrukt in mol per hectare per jaar (mol/ha/jaar);

1.96 twee-aaneengebouwde woning:

een grondgebonden woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd;

1.97 verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter:

het houden van een kampeerterrein van kleinschalige omvang waarop mobiele kampeermiddelen kunnen worden geplaatst;

1.98 verblijfsrecreatie:

recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, recreatiewoningen, appartementen en/of recreatieverblijven, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden;

1.99 verkoopvloeroppervlakte:

een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.100 voorgevel:

de naar de weg, het voetpad of andere openbare ontsluiting toegekeerde gevel van een gebouw, met dien verstande dat slechts één gevel als zodanig kan worden aangemerkt;

1.101 wadi (Water Afvoer door Drainage en Infiltratie):

laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren;

1.102 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit;

1.103 weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten, met dien verstande dat zelfstandige fiets- en voetpaden, brandgangen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voor openbaar verkeer openstaande paden hier niet onder worden begrepen;

1.104 wonen:

het huisvesten in een woning van één afzonderlijk huishouden;

1.105 woning:

een complex van ruimten in een gebouw, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één persoon of meer personen of een gezin.

1.106 zomerseizoen:

de periode van 1 maart tot 1 november;

1.107 zonnepark:

een gebied waar door middel van zonnepanelen zonlicht in elektriciteit wordt omgezet, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals ontsluitingspaden, onderhouds- en nutsgebouwen, erfafscheidingen en landschappelijke voorzieningen;

1.108 zorgboerderij:

een voorziening waar mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, psychiatrische cliënten of zorgbehoevende ouderen met een zorg- of hulpvraag terechtkunnen voor dagbesteding, dagopvang of arbeidstraining;

1.109 zorgwoning:

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatste van het bouwwerk.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en toegangsportalen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de buitenzijde van de gevel niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden wolfseinden niet meegerekend.

Bij toepassing van de wijze van meten met betrekking tot de afstand tussen de gebouwen wordt de afstand gemeten als kortste afstand tussen de buitengevels van de hoofdgebouwen en/of (bedrijfs)woningen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw' uitsluitend akkerbouwbedrijven zijn toegestaan;
  • b. cultuurgrond.

en tevens voor:

  • c. de instandhouding van de aanwezige landschappelijke waarde in de vorm van openheid;

met de daarbij behorende:

  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. verkeersdoeleinden in de vorm van landbouw- en kavelontsluitingswegen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw' geldt dat:
    • 1. gebouwen, mestopslagen en sleufsilo's slechts mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
    • 2. de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 5,5 m en 14 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hogerzijn;
    • 3. het bouwen van een (bedrijfs)woning niet is toegestaan;
    • 4. de bouwhoogte van een overkapping ten hoogste 3,5 m bedraagt, waarvan de bebouwde oppervlakte ten hoogste 35 m2 bedraagt en welke niet voor de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde van het hoofdgebouw mag worden opgericht.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geldt dat:
    • 1. er geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
    • 2. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 3. de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan bestaand.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. alle bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van perceelafscheidingen en de waterhuishouding;
  • b. de bouwhoogte binnen het bouwvlak bedraagt:
    • 1. van overige bouwwerken ten hoogste 8 m;
    • 2. van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan worden opgericht, en in overige gevallen ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte buiten het bouwvlak bedraagt:
    • 1. van perceelafscheidingen ten hoogste 1 m;
    • 2. van overige bouwwerken ten hoogste 3 m;
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 onder a-3, voor voor het bouwen van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw', met inachtneming van het volgende:
    • 1. de volwaardigheid van het bedrijf moet worden aangetoond;
    • 2. de bedrijfswoning moet ten dienste staan van de op het perceel uitgeoefende agrarische bedrijvigheid;
    • 3. de ontwikkelingsmogelijkheden van andere (agrarische) bedrijven mogen niet worden belemmerd;
    • 4. de bouwregels van artikel 26 zijn van toepassing;
    • 5. voor aanvang van de bouw van de bedrijfswoning moet het landschapsplan worden uitgevoerd, zoals dat als Bijlage 1 aan deze regels is gehecht;
    • 6. bij de aanvraag om omgevingsvergunning dient te worden aangetoond dat er geen sprake is van aantasting van beschermde dieren- of plantensoorten zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet Natuurbescherming.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Voorwaardelijke verplichting ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw'
  • 1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 onder a1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 van de regels opgenomen landschapsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • 2. In afwijking van het bepaalde onder 1 mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 onder a1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan Borger Hoofdstraat 12/Strengenweg L3103 uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 van de regels opgenomen landschapsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • 3. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 onder a1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de realisatie van de watercompenserende maatregel als bedoeld in de brief van het waterschap Hunze en Aa’s d.d. 2 februari 2017, kenmerk IN17-0017/17-0202, welke als Bijlage 2 aan deze regels is gehecht.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover deze zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijven;
  • b. de op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande bedrijvigheid;

en tevens voor:

  • c. een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';

met de daarbij behorende:

  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen.

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen
  • risicovolle inrichtingen;
  • detailhandel, met uitzondering van de bestaande, aan het bedrijf gerelateerde detailhandel.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • c. per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedraagt niet meer dan 75 m²;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m; bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
  • d. de totale oppervlakte van overkappingen mag maximaal 35 m2 bedragen, waarbij de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3,5 m bedraagt;
  • e. de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan te worden gebouwd.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedragen ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 8 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.2 sub e, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde ervan.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. detailhandel;
  • b. de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijven;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met het normale onderhoud of ten dienste van de bestemming;
  • d. het voor de handel in ABC-goederen plaatsen/uitstallen van goederen voor de voorgevellijn.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • natuur en landschap,

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.4, onder a, wat betreft het toestaan van vormen van detailhandel die in directe relatie staan met de aanwezige bedrijfsvoering. De vloeroppervlakte aan detailhandel mag niet meer bedragen dan 50% van de bestaande bebouwing;
  • b. lid 4.4, onder b, voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijven, maar die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld en tevens voor bedrijven, genoemd in de naast hogere milieucategorie (categorie 3.1, grootste afstand 50 m) en bedrijven die niet zijn genoemd in deze categorie, maar die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld.

Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

  • 1. er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zijn;
  • 2. het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

Artikel 5 Bedrijf - Openbaar nut

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Openbaar nut' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 6 Bedrijf - Wonen en werken

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Wonen en werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven of het uitoefenen van een beroep op het gebied van medische, therapeutische, maatschappelijke, administratieve, juridische, financiële, zakelijke, kunstzinnige of daaraan verwante dienstverlening, voor zover deze bedrijven zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 volgens de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijven alsmede bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven zoals genoemd in de categorieën 1 en 2;
  • b. wonen ten behoeve van het bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeervoorzieningen;

en tevens voor:

  • e. groenvoorzieningen en waterpartijen;
  • f. afschermende beplantingen tussen de bouwpercelen en loodrecht op de aangrenzende verkeersontsluiting;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • risicovolle inrichtingen;
  • detailhandel, tenzij dit in rechtstreekse relatie staat tot het bedrijf.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de bouwperceelsgrootte bedraagt minimaal 1.200 m2 en maximaal 2.200 m2;
  • c. ten hoogste 70% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
  • d. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • e. de bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • f. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • h. de gebouwen worden van een platte afdekking voorzien;
  • i. de afstand van de zijgevels van de gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 5 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan worden opgericht, en in overige gevallen ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een landschappelijk verantwoorde afscherming tussen de bedrijven nadere eisen stellen met betrekking tot de wijze waarop de afschermende beplantingen worden aangebracht.

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover deze zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijven;
  • b. de op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande bedrijvigheid;

en tevens voor:

  • c. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende:

  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen.

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen
  • risicovolle inrichtingen;
  • detailhandel.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een bouwperceel bedraagt ten hoogste 3.000 m2;
  • b. de bedrijfsgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. de bedrijfsgebouwen worden op een afstand van ten minste van 5 m van enige bouwperceelgrens gebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt indien de bedrijfsgebouwen van een platte afdekking worden voorzien;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • f. de oppervlakte aan verharding blijft beperkt tot maximaal 70% van het bouwperceel;
  • g. bedrijfswoningen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoningen bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 10 m;
  • i. de bedrijfswoningen worden op een afstand van ten minste 5 m van enige bouwperceelgrens gebouwd;
  • j. de bedrijfswoningen worden voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 45°;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mogen geen andere bedrijfsgebouwen dan bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt de perceelbreedte ten minste 25 m en ten hoogste 40 m.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedragen ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 10 m.
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 2 m² en/of een grotere hoogte dan 1,5 m.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.1 onder a, voor vergroting van de oppervlakte van een bouwperceel tot ten hoogste 5.000 m²;
  • b. lid 7.2.1 onder c, tot een afstand van 3 m, uitsluitend in geval de goothoogte van de bedrijfsgebouwen aan de betreffende zijde van het bouwperceel niet meer dan 3.5 m bedraagt;
  • c. lid 7.2.1 onder g, voor het oprichten van bedrijfswoningen buiten de aanduiding 'bedrijfswoning', mits:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen ten minste driemaal de oppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt;
    • 3. de bedrijfsgebouwen worden gebouwd voorafgaand aan de bouw van de bedrijfswoning;
  • d. lid 7.2.1 onder i, tot een afstand van 3 m.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. detailhandel;
  • b. de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met het normale onderhoud of ten dienste van de bestemming;
  • d. het voor de handel in ABC-goederen plaatsen/uitstallen van goederen voor de voorgevellijn.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • natuur en landschap;

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.5, onder a, voor detailhandel in:
      • auto's, boten, caravans en tenten;
      • woninginrichting;
      • keukens en sanitair;
      • bouwmarkten en tuincentra;

met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte van de detailhandel ten minste 1.000 m² bedraagt en de bedrijfsvloeroppervlakte van detailhandel in keukens en sanitair ten minste 500 m² bedraagt;

  • b. lid 7.5, onder b, voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven, maar die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld en tevens voor bedrijven, genoemd in de naast hogere milieucategorie (categorie 3.1, grootste afstand 50 m) en bedrijven die niet zijn genoemd in deze categorie, maar die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld.

Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

  • 1. er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zijn;
  • 2. het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
7.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. verkeersdoeleinden in de vorm van fiets- en voetpaden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de perceel- en erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • c. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven en verbreden van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur (mengwoelen, diepploegen);
  • d. het verwijderen en/of aanleggen van bomen, bos en boomgaard en diepwortelende beplanting.
8.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 8.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • e. het normale onderhoud en gebruik betreffen.
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • g. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
8.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en ecologische waarden van de gronden.

Artikel 9 Centrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  • b. bovenwoningen in de vorm van appartementen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - appartementen';
  • c. publieksgerichte dienstverlening en kantoren;
  • d. kleinschalige bedrijfsactiviteiten, genoemde in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven als bedoeld in de brochure Bedrijven en Milieuzonering;
  • e. detailhandel;
  • f. horeca van categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • g. horeca van categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • h. horeca van categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  • i. horeca van categorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4';
  • j. een laad- en losplaats ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats';

en tevens voor:

  • k. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende:

  • l. groen- en speelvoorzieningen;
  • m. openbare nutsvoorzieningen;
  • n. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • o. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen;
  • p. speelvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen, inclusief kelder, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) bedraagt de bouwhoogte niet meer dan is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - appartementen' bedraagt:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m);
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte (begane grond) aan commerciële ruimte, inclusief verkoopvloeroppervlakte aan detailhandel, ten hoogste 1.000 m2;
    • 3. het aantal appartementen ten hoogste 12;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' is een dubbele woning toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt het aantal woningen niet meer dan is aangegeven;
  • h. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m,
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
9.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 10 Cultuur en ontspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een openluchttheater ter plaatse van de aanduiding 'theater';
  • b. het uitvoeren van muziek- en theatervoorstellingen;
  • c. een opslagvoorziening binnen het aangegeven bouwvlak;

met daaraan ondergeschikt;

  • d. ondergeschikte horeca, categorie 2, met uitzondering van de opslagvoorziening;
  • e. ondergeschikte detailhandel, met uitzondering van de opslagvoorziening;

met de daarbij behorende:

  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • h. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 24 m²;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste respectievelijk 3,5 m en 4 m.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van het openluchttheater;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen en/of aanleggen van bomen, bos en boomgaard en diepwortelende beplanting.
10.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 10.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en gebruik betreffen.
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.5.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en ecologische waarden van de gronden.

Artikel 11 Cultuur en ontspanning - Museum en kenniscentrum

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Museum en kenniscentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. museum en kenniscentrum ten behoeve van prehistorisch erfgoed;

en tevens voor:

  • b. ondergeschikte horeca;
  • c. additionele voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' en 'specifieke vorm van verkeer - evenementenparkeerterrein';
  • e. een terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • f. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende:

  • g. groenvoorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • j. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen en paden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedragen respectievelijk 3,5 en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • c. de bijbehorende bouwwerken, inclusief overkappingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, inclusief overkappingen, bedraagt maximaal 300 m2 voor het gehele bouwperceel;
  • e. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken met een platte afdekking, inclusief overkappingen, bedraagt maximaal 3 m.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Ondergeschikte horeca is uitsluitend toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende criteria:
    • 1. er mogen alleen horeca-activiteiten plaatsvinden gedurende de dagperiode en de avondperiode tot 22.30 uur;
    • 2. de horeca-activiteiten zijn gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de horeca-activiteiten, voor zover binnen de gebouwen, bedraagt maximaal 300 m2 danwel maximaal 20% van het bestaande hoofdgebouw;
    • 4. gebruik ten behoeve van feesten en partijen is niet toegestaan.
  • b. Detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover dit rechtstreeks voortvloeit uit de activiteiten van het museum en kenniscentrum en daaraan ondergeschikt is.
  • c. Het houden van een evenement is uitsluitend toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende criteria:
    • 1. een evenement heeft een aan de bestemming gerelateerd karakter;
    • 2. het aantal dagen waarop evenementen plaatsvinden is beperkt tot maximaal 9 per jaar:
      • op maximaal 2 dagen per jaar zijn middelgrote evenementen toegestaan.
      • op maximaal 7 dagen per jaar zijn kleine evenementen toegestaan. Parkeren mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'.
    • 3. de activiteiten vinden uitsluitend plaats in de dagperiode (7.00-19.00 uur), met uitzondering van op- en afbouwactiviteiten;
    • 4. geluidversterking in de open lucht in de vorm van muziek- en spreekinstallaties is niet toegestaan;
    • 5. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - evenementenparkeerterrein' is uitsluitend toegestaan tijdens middelgrote evenementen.
11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 12 Detailhandel

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;

met de daarbij behorende:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub b heeft de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' een platte afdekking en bedraagt de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer dan is aangegeven;
  • e. per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken, inclusief overkappingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedraagt niet meer dan 75 m²;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de de bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m; bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
  • d. de totale oppervlakte van overkappingen mag maximaal 35 m2 bedragen, waarbij de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3,5 m bedraagt;
  • e. de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan te worden gebouwd.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedragen ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 8 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.2.2 sub e, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde ervan.

Artikel 13 Gemengd

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  • b. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • d. een huisartsenpraktijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • e. sportschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportschool';

en tevens voor:

  • f. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende:

  • g. groenvoorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • j. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. uitbreiding van het bestaande aantal (bedrijfs)woningen is niet toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt het aantal woningen niet meer dan is aangegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • f. per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedraagt niet meer dan 75 m²;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m; bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
  • d. de totale oppervlakte van overkappingen mag maximaal 35 m2 bedragen, waarbij de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3,5 m bedraagt;
  • e. de bijbehorende bouwwerken, dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan te worden gebouwd.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedragen ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 8 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, worden afgeweken van het bepaalde in:

  • c. lid 13.2.2, onder b, voor een vergroting van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen tot een maximum oppervlakte van 100 m², indien een medische indicatie dit noodzakelijk maakt;
  • d. lid 13.2.2 sub e, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde ervan.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. de vestiging van een bedrijf.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • natuur en landschap,

worden afgeweken van het bepaalde in:

lid 13.4, onder a, voor de vestiging van bedrijven in de mileucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijven of voor de vestiging van bedrijven die niet in de Staat van Bedrijven voorkomen, maar die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de daarin genoemde bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2.

13.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 14 Groen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

en tevens voor:

  • b. sport- en speelvoorzieningen;
  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. woonstraten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen, afschermende beplanting, ecologische zone, buurtplein en autowasplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Daalkampen II';
  • g. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • h. landschappelijke inpassing van het zonnepark Daalkampen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark';
  • i. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • j. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • k. water ter plaatse van de aanduiding 'water';
  • l. een houtwal ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';
  • m. een telecommunicatiemast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

met de bijbehorende:

  • n. (overige) openbare nutsvoorzieningen;
  • o. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt ten hoogste 40 m, dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark' ten behoeve van het zonnepark Daalkampen is uitsluitend toegestaan indien de inrichting en inpassing van de gronden conform het landschappelijk inpassingsplan, dat als Bijlage 4 bij deze regels is gevoegd, in stand wordt gehouden.

Artikel 15 Horeca

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijf, met horeca van categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';

met de daarbij behorende:

  • b. groen- en speelvoorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd.
15.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedraagt niet meer dan 75 m²;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m; bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
  • d. de totale oppervlakte van overkappingen mag maximaal 35 m2 bedragen, waarbij de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3,5 mbedraagt;
  • e. de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan te worden gebouwd.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedragen ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 8 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, worden afgeweken van het bepaalde in:

  • c. lid 15.2.2, onder b, voor een vergroting van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen tot een maximum oppervlakte van 100 m², indien een medische indicatie dit noodzakelijk maakt;
  • d. lid 15.2.2 sub e, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde ervan.

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve doeleinden, waaronder begrepen bijvoorbeeld een school, een peuterspeelzaal, kinderopvang en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, religieuze, sociaal-culturele voorzieningen, zoals een dorpshuis, sociaal-medische voorzieningen en publieksgerichte dienstverlening;
  • b. begeleid wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - hunebedcity, bestaande uit maximaal 10 wooneenheden met een maximale woonoppervlakte van 250 m2, met daaraan ondergeschikt:
    • 1. inpak- en werkruimte, met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 150 m2;
    • 2. horeca van categorie 1, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 200 m2;
    • 3. detailhandel, met een bedrijfsvloeroppevlakte van maximaal 50 m2;
    • 4. dagrecreatieve voorzieningen;
    • 5. overige ondersteunende voorzieningen, zoals magazijn en kantoor;

en tevens voor:

  • c. sportieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
  • d. horeca van categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', uitsluitend ten dienste van de in de bestemming opgenomen voorzieningen;
  • e. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak, uitsluitend inpandig;
  • f. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende:

  • g. groen- en speelvoorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • j. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden en parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de brandweerkazerne ten hoogste 40% van het bouwvlak mag worden bebouwd;
  • b. ter plaatse van de multifunctionele accommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - MFA' mogen bergingen worden gebouwd buiten het bouwvlak met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een totale oppervlakte van maximaal 200 m2 verspreid over ten hoogste drie verschillende locaties.
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • d. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt niet meer dan is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • f. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag, in afwijking van het bovenstaande, de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling, niet worden gewijzigd.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedragen ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de brandweerkazerne bedraagt niet meer dan 17 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van zendmasten ter plaatse van de brandweerkazerne ten hoogste 30 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 8 m.
16.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 17 Maatschappelijk - Begraafplaats

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. begraafplaats;

en tevens voor:

  • b. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bestaande oppervlakte van de gebouwen mag met 20% worden uitgebreid;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw of het verlengde hiervan worden opgericht en in overige gevallen 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
17.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 18 Recreatie - Dagrecreatie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;

met de daarbij behorende:

  • b. sport- en speelvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de totale bebouwde oppervlakte van de gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5% van de oppervlakte van het terrein;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 5 m;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. op de gronden is geen bedrijfswoning toegestaan.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgene regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan worden opgericht en in overige gevallen 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 19 Sport

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en speelvoorzieningen;
  • b. dagrecreatieve en culturele voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
  • c. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';

en tevens voor:

  • d. horeca van categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';

met de daarbij behorende:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • h. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. op de gronden zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan worden opgericht en in overige gevallen 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting van het sportterrein bedraagt ten hoogste 12 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,

worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder a, voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak, mits de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 5% van de oppervlakte van de bestemming.

Artikel 20 Tuin

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;

met de bijbehorende:

  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 21 Verkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, met daarbij inbegrepen paden, bermen, bushaltes, parkeervoorzieningen en dergelijke;
  • b. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • c. water, ter plaatse van de aanduiding 'water';

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Het aantal rijstroken bedraagt ten hoogste twee.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 22 Verkeer - Verblijf

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen paden, bermen, bushaltes, parkeervoorzieningen en dergelijke;

met de daarbij behorende:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Het aantal rijstroken bedraagt ten hoogste twee.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;

met de daarbij behorende:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • b. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 24 Wonen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  • b. logies, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-logies';

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de woningen worden vrijstaand en/of aaneen gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • d. de dakhelling van de gebouwen bedraagt ten minste 35°;
  • e. de afstand van de zijgevels van de woningen, niet zijnde de aangebouwde zijgevels of geschakelde zijden van de woningen, tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afwijkende maat;
  • f. uitbreiding van het aantal woningen is niet toegestaan, daaronder niet begrepen de splitsing in twee inpandige woningen van voormalige agrarische gebouwen, zoals bedoeld in lid 24.4.1.
24.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedraagt niet meer 60 m2; in afwijking hiervan zijn ter plaatse van de aanduiding 'oppervlakte (m2) bijbehorende bouwwerken toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte die is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m; bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
  • d. de totale oppervlakte van overkappingen mag maximaal 35 m2 bedragen, waarbij de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3,5 m bedraagt;
  • e. de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan te worden gebouwd.
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan worden opgericht, en in overige gevallen ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gebouwen;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • natuur en landschap,

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 24.1 en lid 24.2.2, onder c voor een aan een woning gebonden beroep of bedrijf tot een oppervlakte van maximaal 100 m². Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
    • 1. de woonfunctie van de woning dient in overwegende mate te worden gehandhaafd;
    • 2. er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan, waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zouden zijn;
    • 3. detailhandel is uitsluitend aanvaardbaar, voor zover dit in rechtstreekse relatie staat tot het aan de woning gebonden beroep of bedrijf;
    • 4. het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • b. lid 24.2.1, onder d, voor een platte afdekking tot maximaal 25% van de oppervlakte van een hoofdgebouw;
  • c. lid 24.2.2, onder b, voor de uitbreiding van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken tot niet meer dan 100 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de bebouwde oppervlakte van de woning;
    • 2. niet meer dan een/derde gedeelte van het bouwperceel wordt bebouwd. De omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels is uitsluitend van toepassing op voormalige agrarische gebouwen, waaraan thans de bestemming 'Wonen'is toegekend;
  • d. lid 24.2.2, onder b, voor de uitbreiding van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 250 m2 voor een agrarische hobbyactiviteit, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van eigendom van gronden ter grootte van minimaal 5.000 m2 (agrarische) cultuurgrond), direct aansluitend aan het bouwperceel;
    • 2. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel dat gebruikt wordt voor het onderhoud van de eigen gronden.
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. lid 24.2.2, onder e, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde ervan.
24.4 Afwijken van de gebruiksregels
24.4.1 Voormalige agrarische gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.1 voor het toestaan van de volgende functies in oorspronkelijk agrarische gebouwen, die zijn bestemd voor 'Wonen':

  • a. splitsing in twee inpandige woningen met ondergeschikte bedrijvigheid;
  • b. sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, een kinderboerderij, een kampeerboerderij, een zorgboerderij, dan wel naar de aard en de omvang daarmee gelijk te stellen functies;
  • c. bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009), dan wel wat betreft leefklimaat vergelijkbare bedrijven, mits:
    • 1. bij de maatvoering zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
    • 2. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
    • 3. de bedrijfsactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
    • 4. is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 5. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 6. het parkeren op eigen erf plaatsvindt.


Daarnaast gelden de volgende afwegingscriteria:

  • Karakteristiek: Naarmate een boerderij met een eigen bouwstijl en een duidelijke relatie tussen vorm, functie en situatie meer kenmerkend is voor het veenkoloniale landschap of een bepaalde tijd, is het minder aanvaardbaar als door verbouw of ander gebruik afbreuk wordt gedaan aan typische kenmerken.
  • Verkeer: De functiewijziging dient geen nadelige invloed te hebben op de omgeving, waarbij bijvoorbeeld wordt gekeken naar de aspecten stof, geur en geluid. Hierbij is de milieuwetgeving toetsingskader.
  • Landschap: Om een negatieve uitstraling op de omgeving te voorkomen, dient het onbebouwde erf niet te worden gebruikt voor opslag van goederen en materialen en/of voor het stallen van voertuigen en/of machines.

Artikel 25 Wonen - Appartementen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitsluitend in de vorm van gestapelde woningen;

met de daarbij behorende:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande bouwhoogte.
25.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in de gronden mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan worden opgericht, en in overige gevallen ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 26 Wonen - Voormalige boerderij

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige boerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. voorzieningen op het gebied van educatie, waaronder begrepen peuterspeelzaal, kinderopvang, en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, religieuze, museale, sociaal-culturele en sociaal-medische voorzieningen en publieksgerichte dienstverlening;
  • c. dienstverlening en bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en2, mits :
    • 1. Bij de maatvoering zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
    • 2. Ernaar wordt gestreefd dat landschappelijk verstorende bebouwing wordt afgebroken;
    • 3. De woonfunctie van de vrijkomende agrarische bebouwing gehandhaafd blijft;
    • 4. De bedrijfsactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;
    • 5. Is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 6. Is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Daarnaast gelden de volgende afwegingscriteria:

  • karakteristiek: Naarmate een boerderij een eigen bouwstijl en een duidelijke relatie tussen vorm, functie en situatie meer kenmerkend is voor een bepaalde tijd, is het minder aanvaardbaar als door verbouw of ander gebruik afbreuk wordt gedaan aan typische kenmerken.
  • verkeer: De functiewijziging dient geen nadelige invloed te hebben op de omgeving, waarbij bijvoorbeeld wordt gekeken naar de aspecten stof, geur en geluid. Hierbij is de milieuwetgeving toetsingskader.

en tevens voor:

  • d. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende:

  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woning worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken is beperkt tot maximaal 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte; de bijbehorende bouwwerken dienen in de directe omgeving van de woning te worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 8 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
  • d. de dakhelling van de gebouwen bedraagt ten minste 35° en ten hoogste 60°;
  • e. de totale oppervlakte van overkappingen mag maximaal 35 m2 bedragen, waarbij de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3,5 m bedraagt;
  • f. de afstand van de zijgevels van de woningen, niet zijnde aangebouwde zijgevels of geschakelde zijden van de woningen, tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afwijkende maat.
26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedragen ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan wordt opgericht en in overige gevallen 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 8 m.
26.3 Specifieke gebruiksregels
26.3.1 Toegestaan gebruik

In overeenstemming met deze bestemming is:

  • a. het gebruik van gedeelten van een woning, inclusief aan- en uitbouwen, en/of een bijbehorend bouwwerk bij de woning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een ander bedrijf uit categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de woning, met dien verstande dat één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte in de woning bedraagt niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning;
    • 3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte in een bijbehorend bouwwerk bedraagt niet meer dan 100 m²;
    • 4. parkeren vindt op eigen erf plaats;
    • 5. er vindt geen detailhandel plaats anders dan productiegebonden detailhandel.
26.3.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van gedeelten van gebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit anders dan bedoeld in lid 26.3.1 sub a;
  • b. het splitsen van een woning;
  • c. de aanleg van en het gebruik van gronden voor paardrijbakken, met uitzondering van bestaande paardrijbakken;
  • d. het gebruik van gronden voorzover deze zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de bouwperceelgrenzen van naastgelegen bedrijven voor nieuwe geurgevoelige objecten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;
  • e. bedrijfsmatige stalling en opslag van goederen buiten gebouwen;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning;
  • g. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van bestaande (vergunde) bed & breakfastvoorzieningen, kleinschalige kampeerterreinen en recreatieappartementen.
26.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 27 Wonen - Wooncentrum

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zorgwoningen in de vorm van gestapelde zorgwoningen;
  • b. sociaal-culturele en sociaal-medische voorzieningen;
  • c. horeca van categorie 2, met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 250 m2;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • g. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, paden, parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal zorgwoningen bedraagt niet meer dan 91;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat een gebouw een gevarieerde bouwhoogte heeft.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een perceel- en erfafscheiding bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde van het gebouw worden opgericht en in overige gevallen ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 28 Woongebied

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  • b. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • d. een woonwagenstandplaats ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  • e. bestaande garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • f. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • g. tuinen en erven;
  • h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • i. groen- en speelvoorzieningen en waterpartijen;

en tevens voor:

  • j. autowasplaatsen;
  • k. openbare nutsvoorzieningen;
  • l. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • m. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

In sub b zijn niet begrepen:

  • risicovolle inrichtingen;
  • detailhandel, tenzij dit in rechtstreekse relatie staat tot het bedrijf.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • c. de dakhelling van de woningen bedraagt ten minste 30°;
  • d. de afstand van de zijgevels van de woningen, niet zijnde de aangebouwde zijgevels of geschakelde zijden van de woningen, tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afwijkende maat;
  • e. uitbreiding van het aantal woningen is niet toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is sprake van bij elkaar behorende bebouwing en worden de bouwvlakken als één bouwvlak aangemerkt;
28.2.2 Hoofdgebouwen 'overige zone - Daalkampen II'

In afwijking van het bepaalde in lid 28.2.1 gelden voor de gronden ter plaatse van de 'overige zone - Daalkampen II' de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van het hoofdgebouw gericht te zijn op deze gevellijn;
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand' worden de woningen vrijstaand gebouwd;
    • 2. 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand en/of twee-aaneen' worden de woningen vrijstaand of ten hoogste twee aaneen gebouwd;
    • 3. 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' worden de woningen geschakeld gebouwd;

met dien verstande dat daar waar geen aanduiding is opgenomen de woningen worden gebouwd zoals bestaand;

  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de bouwhoogte, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. de goot- en/of bouwhoogte bedragen ten hoogste de goot- en/of bouwhoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • e. de goothoogte bedraagt ten minste en ten hoogste de goothoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)';
  • f. de dakhelling bedraagt ten minste de dakhelling zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden)';
  • g. de dakhelling bedraagt ten hoogste de dakhelling zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum dakhelling (graden)';
  • h. de maximale bouwdiepte van de woningen bedraagt 12 m;
  • i. de afstand van de zijgevels van de woningen, niet zijnde de de zijgevels van de aaneengebouwde of geschakelde woningen, tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m.
28.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedraagt niet meer dan 60 m2, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen, bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m; bij het toepassen van uitsluitend een bouwhoogte bedraagt de hoogtemaat ten hoogste 3 m;
  • d. de totale oppervlakte van overkappingen mag maximaal 35 m2 bedragen, waarbij de bouwhoogte van een overkapping maximaal 3,5 m bedraagt;
  • e. de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan te worden gebouwd.
28.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m indien zij voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan worden opgericht, en in overige gevallen ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m.
28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaatsing van de woningen onderling en de situering van de voorgevel van de woning ten opzichte van de bouwgrens.

28.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gebouwen;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • natuur en landschap,

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 28.1 en lid 28.2.3, onder b voor een aan een woning gebonden beroep of bedrijf tot een oppervlakte van maximaal 100 m². Hierbij dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
    • 1. de woonfunctie van de woning dient in overwegende mate te worden gehandhaafd;
    • 2. er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan, waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zouden zijn;
    • 3. detailhandel is uitsluitend aanvaardbaar, voor zover dit in rechtstreekse relatie staat tot het aan de woning gebonden beroep of bedrijf;
    • 4. het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • b. lid 28.2.1, onder d, voor een platte afdekking tot maximaal 25% van de oppervlakte van een hoofdgebouw;
  • c. lid 28.2.1 onder d, voor verhoging van de bouwhoogte naar maximaal 9 m, voor ten hoogste 50% van het oppervlak van een woning; mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beeldkwaliteitsplan en het energieconcept van de aangrenzende woningen.
  • d. lid 28.2.1 onder e, voor een verhoging van de goothoogte van 3,5 m tot 6 m, uitsluitend over een aaneengesloten zijde van een bouwvlak;
  • e. lid 28.2.1 onder f, voor het verlagen van de goothoogte van 5 m tot minimaal 4,5 m, uitsluitend over een aaneengesloten zijde van een bouwvlak;
  • f. lid 28.2.1 onder g, uitsluitend wat betreft de geschakelde woningen, alsdan dient de dakhelling maximaal 20° te bedragen;
  • g. lid 28.2.3, onder e, voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde ervan;
  • h. de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' voor het twee aaneen bouwen van woningen.
28.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
    • 4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarom geen onevenredige afbreuk/aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 1

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van archeologische waarden, voor zover het gronden betreft met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde (stuifzandgebieden en beekdalen).

29.2 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik waarbij sprake is van een permanente verlaging van het waterpeil, is alleen mogelijk indien rekening is gehouden met het belang van de archeologische waarden. Dit is het geval indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
29.3 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
29.3.1 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op de in lid 29.1 genoemde gronden, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

29.3.2 Afwegingskader
  • a. Het college van burgemeester en wethouders verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 29.3.1 genoegzaam blijkt dat de schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • b. In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vraagt het college van burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
29.3.3 Voorwaarden
  • a. Het college van burgemeester en wethouders kan de volgende voorschriften aan de in lid 29.3.2, sub a, genoemde omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
  • b. Indien het gestelde sub a, onder 3°, van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
29.3.4 Uitzondering onderzoeksplicht

De leden 29.3.1, 29.3.2 en 29.3.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bodemingreep die niet dieper reikt dan 0,3 m beneden maaiveld in een terrein;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m beneden maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
  • d. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders op de in lid 29.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden of dempen van watergangen, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • e. het diepploegen, mengwoelen of afgraven dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, het egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, en het aanleggen of rooien van bos en boomgaard waarbij stobben worden verwijderd.
29.4.2 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een in lid 29.4.1 genoemde omgevingsvergunning, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

29.4.3 Afwegingskader
  • a. Het college van burgemeester en wethouders verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 29.4.2 genoegzaam blijkt dat de schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • b. In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vraagt het college van burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
29.4.4 Voorwaarden
  • a. Het college van burgemeester en wethouders kan de volgende voorschriften aan de in lid 29.4.3, onder sub a, genoemde omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
  • b. Indien het gestelde sub a, onder 3°, van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
29.4.5 Uitzonderingen vergunningplicht c.q. onderzoeksplicht

Het in lid 29.4.1 tot en met lid 29.4.4 bepaalde is niet van toepassing op de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud;
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning;
  • c. werken of werkzaamheden die in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen wordt uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot niet meer dan 0,1 m onder de bouwvoor (bouwvoordikte 0,3 m).
29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 3

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van archeologische waarden, voor zover het gronden betreft met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde (stuifzandgebieden en beekdalen).

30.2 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik waarbij sprake is van een permanente verlaging van het waterpeil, is alleen mogelijk indien rekening is gehouden met het belang van de archeologische waarden. Dit is het geval indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
30.3 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
30.3.1 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op de in lid 30.1 genoemde gronden, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

30.3.2 Afwegingskader
  • a. Het college van burgemeester en wethouders verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 30.3.1 genoegzaam blijkt dat de schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • b. In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vraagt het college van burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
30.3.3 Voorwaarden
  • a. Het college van burgemeester en wethouders kan de volgende voorschriften aan de in lid 30.3.2, sub a, genoemde omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
  • b. Indien het gestelde sub a, onder 3°, van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
30.3.4 Uitzondering onderzoeksplicht

De leden 30.3.1, 30.3.2 en 30.3.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk dat een oppervlakte beslaat van niet meer dan 500 m2;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m beneden maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
  • d. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders op de in lid 30.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden of dempen van watergangen, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • e. het diepploegen, mengwoelen of afgraven dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, het egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, en het aanleggen of rooien van bos en boomgaard waarbij stobben worden verwijderd.
30.4.2 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een in lid 30.4.1 genoemde omgevingsvergunning, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

30.4.3 Afwegingskader
  • a. Het college van burgemeester en wethouders verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 30.4.2 genoegzaam blijkt dat de schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • b. In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vraagt het college van burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
30.4.4 Voorwaarden
  • a. Het college van burgemeester en wethouders kan de volgende voorschriften aan de in lid 30.4.3, onder sub a, genoemde omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
  • b. Indien het gestelde sub a, onder 3°, van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
30.4.5 Uitzonderingen vergunningplicht c.q. onderzoeksplicht

Het in lid 30.4.1 tot en met lid 30.4.4 bepaalde is niet van toepassing op de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud;
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning;
  • c. werken of werkzaamheden die in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen wordt uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot niet meer dan 0,1 m onder de bouwvoor (bouwvoordikte 0,3 m);
  • e. het aanbrengen van drainage;
  • f. een bodemingreep die een oppervlakte beslaat van niet meer dan 500 m2.
30.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 4

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van archeologische waarden, voor zover het gronden betreft met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde (stuifzandgebieden en beekdalen).

31.2 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik waarbij sprake is van een permanente verlaging van het waterpeil, is alleen mogelijk indien rekening is gehouden met het belang van de archeologische waarden. Dit is het geval indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
31.3 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
31.3.1 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op de in lid 31.1 genoemde gronden, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

31.3.2 Afwegingskader
  • a. Het college van burgemeester en wethouders verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 31.3.1 genoegzaam blijkt dat de schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • b. In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vraagt het college van burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
31.3.3 Voorwaarden
  • a. Het college van burgemeester en wethouders kan de volgende voorschriften aan de in lid 31.3.2, sub a, genoemde omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
  • b. Indien het gestelde sub a, onder 3°, van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
31.3.4 Uitzondering onderzoeksplicht

De leden 31.3.1, 31.3.2 en 31.3.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk dat een oppervlakte beslaat van niet meer dan 1.000 m2;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m beneden maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
  • d. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders op de in lid 31.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden of dempen van watergangen, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • e. het diepploegen, mengwoelen of afgraven dieper dan 0,3 m beneden maaiveld, het egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, en het aanleggen of rooien van bos en boomgaard waarbij stobben worden verwijderd.
31.4.2 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een in lid 31.4.1 genoemde omgevingsvergunning, legt een (onderzoeks)rapport over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

31.4.3 Afwegingskader
  • a. Het college van burgemeester en wethouders verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 31.4.2 genoegzaam blijkt dat de schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • b. In het geval dat het een terrein van provinciaal belang archeologie betreft, vraagt het college van burgemeester en wethouders de provincie om advies, alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend.
31.4.4 Voorwaarden
  • a. Het college van burgemeester en wethouders kan de volgende voorschriften aan de in lid 31.4.3, onder sub a, genoemde omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerd archeologisch bureau dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
  • b. Indien het gestelde sub a, onder 3°, van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
31.4.5 Uitzonderingen vergunningplicht c.q. onderzoeksplicht

Het in lid 31.4.1 tot en met lid 31.4.4 bepaalde is niet van toepassing op de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud;
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning;
  • c. werken of werkzaamheden die in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen wordt uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot niet meer dan 0,1 m onder de bouwvoor (bouwvoordikte 0,3 m);
  • e. het aanbrengen van drainage;
  • f. een bodemingreep die een oppervlakte beslaat van niet meer dan 1.000 m2.
31.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 32 Waarde - Landschap en cultuurhistorie

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap en cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke, en cultuurhistorische waarden alsmede de bescherming van de aardkundige waarden.

De waarden en kenmerken van het landschap zijn:

  • ruimtelijke samenhang van es en esdorp, wat zich uit in het wegenverloop, de ligging en opzet van dorpen en in beplantingselementen als esrandbosjes en houtsingels die esdorp en es verbinden;
  • besloten karakter met laanbeplanting, esrandbeplantingen, houtsingels en bosstroken op perceelsgrenzen;
  • zandpaden en klinkerwegen;
  • onregelmatige opzet van erven en verkaveling.

De waarden en kenmerken van de erven zijn:

  • veel oude erven met historische boerderijen in een onregelmatige opzet;
  • duidelijk verschil tussen het voorerf waar wordt gewoond en het achtererf waar de schuren en bijgebouwen staan;
  • afwisseling van bebouwing en beplanting waardoor een rafelig silhouet ontstaat;
  • erfbeplanting die doorloopt in het landschap;
  • rond het voorerf vaak een beukenhaag, op het achtererf boomgroepen en houtsingels.
32.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.


Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. het egaliseren of afvlakken van natuurlijk reliëf;
  • b. het ophogen van de bodem;
  • c. het afvoeren van keien groter dan 50 cm doorsnede.
32.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.2 indien dit nodig is

om de in lid 32.1 genoemde waarden te behouden of te versterken of om aardkundige processen te

herstellen.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken en geen werkzaamheden zijnde, uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:
    • 1. het verwijderen en/of aanplanten van bomen en ander houtgewas, erfbeplanting uitgezonderd;
    • 2. het aanleggen, verwijderen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden;
    • 3. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen.

  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op:
    • 1. werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen.

  • c. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichting)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in z'n geheel in de beoordeling betrokken.

  • d. De onder a bedoelde vergunning mag geen afbreuk doen aan de in lid 32.1 omschreven waarden.

Artikel 33 Waarde - Open ruimte

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Open ruimte' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van openheid.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van de bebouwing die op grond van de andere daar voorkomende bestemming is toegestaan.
33.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van een telecommunicatiemast bedraagt ten hoogste 40 m, dan wel de bestaande bouwhoogte

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

Het is verboden gronden te gebruiken in strijd met de in het plan aan de grond en/of bouwwerken gegeven bestemmingsomschrijving.

Als strijdig gebruik wordt in elk geval aangemerkt:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van verblijfsrecreatieve voorzieningen voor permanente bewoning;
  • c. het gebruik van (een deel van) de woning voor een bed & breakfastvoorziening, met uitzondering van bed & breakfastvoorzieningen die met een omgevingsvergunning zijn vergund;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als recreatieappartement, met uitzondering van recreatieappartementen die met een omgevingsvergunning zijn vergund;
  • e. het gebruik van gronden voor kleinschalig kampeerterrein, met uitzondering van de kleinschalige kampeerterreinen die met een omgevingsvergunning zijn vergund.

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

37.1 Overige zone - Daalkampen II
37.1.1 Aanduidingsomschrijving

Het totaal aantal woningen dat mag worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - Daalkampen II' bedraagt maximaal 225.

37.2 Overige zone - ontwikkelgebied
37.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - ontwikkelgebied' zijn aangewezen als gebied voor nieuwe ontwikkelingen.

37.3 Overige zone - radiotelescoop 2
37.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - radiotelescoop 2' zijn aangewezen voor de LOFAR radiotelescoop.

37.3.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt de volgende regel:

  • a. er mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de LOFAR-radiotelescoop, met uitzondering van de bestaande antennelocaties met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
37.3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt verstaan:

  • a. bedrijfsvestiging, -uitbreiding, intensivering van verkeer en andere activiteiten als hierbij elektromagnetische straling ontstaat die een storend effect heeft op de waarnemingen van de LOFAR-radiotelescoop.
37.4 Veiligheidszone - bevi
37.4.1 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in de regels is bepaald, gelden op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi ' de volgende regels:

  • a. er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is toegestaan mits:
    • 1. er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
    • 2. is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
37.4.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande gebruik.
37.4.3 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat :

de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' wordt verwijderd, mits de betreffende inrichting is gewijzigd of buiten gebruik is gesteld.

de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' wordt gewijzigd (verkleind), mits door maatregelen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar is gereduceerd.

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

38.1 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, daaronder niet begrepen de oppervlakte voor bijgebouwen en aan- en/of uitbouwen;
  • b. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat een geringe verschuiving van de in het plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en indelingslijnen met niet meer dan 5,00 m wordt aangebracht;
  • c. het bepaalde in het plan voor het houden van kortdurende evenementen.
38.2 Bed & breakfastvoorziening

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat in de woning en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken logies worden verstrekt in de vorm van een bed & breakfast. Hierbij worden de volgende voorwaarden in acht genomen:

  • 1. er wordt gebruikgemaakt van de hoofdentree en andere voorzieningen van de woning;
  • 2. de bed & breakfastvoorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige eenheid;
  • 3. de omvang van het verstrekken van logies moet ten opzichte van de huidige bestaande functie van de woning van ondergeschikte betekenis zijn en bedraagt tot niet meer dan 50% van het vloeroppervlak van de woning of bedrijfswoning met een oppervlakte van niet meer dan 75 m²;
  • 4. de bed & breakfastvoorziening biedt ruimte aan niet meer dan zes personen in niet meer dan twee slaapkamers;
  • 5. er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zijn;
  • 6. het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden;
  • 7. er mag geen extra inrit worden gemaakt als gevolg van de realisatie van een bed & breakfastvoorziening;
  • 8. een bed & breakfastvoorziening is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie van de woning;
  • 9. de initiatiefnemer van de bed & breakfastvoorziening moet zelf de hoofdbewoner van de woning of bedrijfswoning zijn.
38.3 Recreatieappartementen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat een recreatieappartement wordt gerealiseerd in de woning, de aangebouwde bijbehorende bouwwerken en/of een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk. Hierbij worden de volgende voorwaarden in acht genomen:

  • 1. de oppervlakte van het recreatieappartement bedraagt niet meer dan 50 m2;
  • 2. er mogen geen verkeersaantrekkende activiteiten ontstaan waardoor extra verkeersmaatregelen nodig zijn;
  • 3. het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden;
  • 4. er mag geen extra inrit worden gemaakt voor het recreatieappartement;
  • 5. een recreatieappartement is uitsluitend toegestaan in combinatie met de woonfunctie van de woning;
  • 6. de initiatiefnemer van het recreatieappartement moet zelf de hoofdbewoner van de woning of bedrijfswoning zijn.
38.4 Gereguleerde overnachtingsplaats voor campers

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor de realisatie van een gereguleerde overnachtingsplaats voor campers.

Voor de situering, inrichting en het gebruik zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • 1. de overnachtingsplaats mag uitsluitend worden gebruikt voor campers;
  • 2. het totaal aantal camperplaatsen in de gemeente mag niet meer dan 50 bedragen;
  • 3. er worden voorzieningen aangelegd voor drinkwater, afval(water) en elektriciteit;
  • 4. de bouw van nieuwe gebouwen voor voorzieningen is niet toegestaan;
  • 5. de afstand van de overnachtingsplaats tot woningen van derden en/of andere geluidgevoelige bebouwing bedraagt minimaal 50 m;
  • 6. de overnachtingsplaats is zodanig gesitueerd dat er sprake is van een goede sociale veiligheid, zoals nabijheid van en zichtbaarheid vanaf bebouwing en wegen;
  • 7. er wordt voorzien in een goede openbare verlichting;
  • 8. het gebruik van de overnachtingsplaats is gedurende het hele jaar toegestaan;
  • 9. de aanvraag voor een omgevingsvergunning gaat gepaard met een voorstel tot landschappelijke inpassing van de gereguleerde overnachtingsplaats; het gebruik van het terrein is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing is uitgevoerd en in stand gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan.
38.5 Voorwaarden

De in lid 38.2 tot en met 38.4 bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gevoelige objecten en/of bedrijven;
  • de verkeersveiligheid;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • natuur en landschap.

Artikel 39 Overige regels

39.1 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

39.2 Afstemming Wet natuurbescherming

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Wet natuurbescherming. Indien uit gegevens, dan wel uit onderzoek blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen, dan wel ontworteling of vernieling veroorzaken, zal de betreffende (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat vrijstelling, dan wel ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming is verkregen.

39.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
  • a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 381 en dat, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
  • b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  • c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, moeten na de realisering in stand worden gehouden.
  • d. Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het bepaalde in sub a en b:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

40.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Borger, Borger dorp van de gemeente Borger-Odoorn.'