direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Buitengebied, zonnepark Westdorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het agrarisch gebied van de gemeente Borger Odoorn, tussen Westdorp, Eesergroen en Ellertshaar liggen 2 agrarische velden van circa 5 ha groot. De locatie ligt in het veenontginningen landschap van de Hondsrug. De locaties liggen beide open in het landschap. In figuur 1 is de ligging van het plangebied op een luchtfoto weergegeven. Figuur 2 geeft de begrenzing van het plangebied weer.

Het voornemen is om op beide locaties een zonnepark met een totaal vermogen van circa 7 MW te realiseren.

De gewenste situatie kan niet plaatsvinden op basis van de huidige planologische regeling. Energiewinning is niet toegestaan binnen de huidige agrarische bestemming. Mede door haar duurzaamheidsambitie staat de gemeente Borger Odoorn positief tegenover het initiatief. Het college van B&W heeft op 13 maart 2018 besloten om in principe medewerking te verlenen aan het voornemen van de ontwikkelaar voor de aanleg van twee zonneakkers van 5 hectare groot.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een nieuw juridisch-planologisch kader, waarmee de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied (rode omlijning) Bron: Google Earth

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0002.png"

Figuur 2. Begrenzing plangebied (rode omlijning), bron: Google Earth

1.2 Huidige planologische regeling

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan ‘Buitengebied Borger’ (vastgesteld 13 mei 1997). Het perceel heeft in dit plan een agrarische bestemming. De realisatie van een zonnepark is niet mogelijk binnen deze bestemming.

Ontwerp bestemmingsplan Buitengebied.

De gemeente Borger-Odoorn is bezig met een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied. Dit plan ligt op dit moment als ontwerp bestemmingsplan ter inzage. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen 'Agrarisch', 'Waarde – Beekdal' en 'Waarde - Archeologie 4'. De bestemmingen zijn gebaseerd op de bestaande situatie en bieden geen ruimte voor de gewenste invulling van het plangebied.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan worden de huidige- en nieuwe situatie beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft het beleidskader voor dit gebied. Daarbij wordt ingegaan op het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. Hoofdstuk 4 beschrijft de omgevingsaspecten waaraan de situatie is getoetst. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het project toegelicht. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 6 sluit af met de afwegingen en conclusies.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in open agrarisch gebied tussen de buurtschappen Westdorp, Eesergroen en Ellertshaar en omvat de percelen kadastraal bekend als gemeente Borger Odoorn, sectie M nummers 1022 (46.780 m2), 1027 (15.488 m2) en 1028 (30040 m2). Alle percelen worden ontsloten op de Kanaalstraat. De Kanaalstraat is een klinkerweg die hoger ligt dan de gronden aan weerszijden van de weg. Aanzichten van de huidige situatie zijn weergeven in figuur 3 en 4.


In de huidige situatie zijn de gronden voor agrarisch doeleinden in gebruik. Het meest noordelijk gebied wordt aan de westzijde begrenst door een sloot. Het perceel ligt verder open in het landschap. In de huidige situatie bevindt zich dan ook geen (opgaande) beplanting rondom het plangebied. Het zuidelijke perceel bevindt zich in de hoek van de Kanaalstraat en de Groenedijk en ligt, met uitzondering van de oost- en zuidkant open in het landschap. Langs de oost- en zuidkant is hoogopgaande beplanting aanwezig.


De dichtstbijzijnde woonbebouwing betreft de bebouwing aan het lint van de Mepscheweg. De afstand bedraagt ruim 550 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0003.png"

Figuur 4. Aanzicht kadastraal perceel nr. 1027 en 1028

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0004.png"

Figuur 5. Aanzicht kadastraal perceel nr. 1022

2.2 De ontwikkeling

Het voornemen is om op beide percelen een zonnepark te realiseren van circa 5 hectare panelenveld. Het opgestelde vermogen is hierbij totaal circa 7 MW. Het plan kan ongeveer 2.000 huishoudens van schone en lokaal opgewekte energie voorzien.


Met de realisatie van het zonnepark is sprake van een multifunctioneel ruimtegebruik. Het park wordt namelijk ook ingericht voor klein- en pluimvee dat onder de panelen kunnen grazen. Daarnaast wordt de omgeving zoveel mogelijk bij het zonnepark betrokken door het park toegankelijk te maken voor bewoners, scholen en plaatselijke groepen ten behoeve van educatieve doeleinden. Ook wordt zoveel mogelijk aandacht besteedt aan de lokale flora - en fauna. De zonneakker wordt daarom ecologische vriendelijk ingericht ten behoeve van de plaatselijk voorkomende habitats. Er worden bijvoorbeeld vogel- en vleermuizenkooitjes geplaatst, wilde bloemen aangelegd en worden mogelijk bijenkorven geplaatst, mezen nestkastjes aangelegd en wordt ruimte geboden aan de Knollathyrus. Er is hiermee sprake van een innovatief initiatief dat meer biedt dan alleen opwekking van energie.


Rondom het zonnepark komt een houten hek met draad. Het hek is ongeveer 2 meter hoog en wordt geplaatst in de omringende hagen. Aan de buitenzijde maken we ruimte voor brede bermen. Een impressie van hoe het hek er mogelijk uit komt te zien is weergeven in figuur 6. Paragraaf 2.4 gaat nader in op de landschappelijke inpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0005.png"

Figuur 6 Impressie hek


In Figuur 7 is een situatie tekening van het zonnepark weergegeven. Om maximale opbrengst te genereren, worden de panelen georiënteerd op het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0006.png"

Figuur 7. Plangrens zonnevelden

Constructie 

De panelen worden in rijen opgesteld en bevestigd aan stalen frames/profielen die verticaal in de grond worden verankerd. Het is niet de verwachting dat voor de zonnepanelen (betonnen) funderingen noodzakelijk zijn. Voor de technische ruimten zijn wel fundering nodig. Figuur 8 geeft een impressie van de opstelling van de panelen. Om de panelen optimaal te situeren voor het opvangen van zonnestralen wordt het hoogste punt van de panelen op 2,6 meter geplaatst en het laagste deel op 0,8 meter. De panelen worden minimaal 0,8 meter vanaf het maaiveld geplaatst om schade door begroeiing of fluctuerende water e.d. zoveel mogelijk uit te sluiten. Door de minimale hoogte van 0,8 meter worden de weersinvloeden zoals regen en wind zo min mogelijk beïnvloed waardoor de gronden onder de panelen hun natuurlijke rol kunnen spelen.

Daarnaast beidt dit voldoende ruimte om schapen onder de panelen te laten grazen. Tot slot zorgt deze hoogte ook voor voldoende wind en regen onder de panelen, ter bevordering van het groeien van gras in de stukken met meer schaduw. Een uitsnede van de zonnepanelen is weergeven in figuur 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0007.png"

Figuur 8. Weergave opstelling van de panelen

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0008.png"

Figuur 9. Doorsnede zonnepaneel.

Infrastructuur en bebouwing

Om de stroom op het openbare net te kunnen zetten, is de volgende infrastructuur nodig:

  • Kabels. Kabels die het zonnepark aansluit op het net. De kabel zal gelegd worden naar de aansluiting op het net richting Borger. Voor de kabel wordt in een later stadium door de initiatiefnemer een omgevingsvergunning aangevraagd.
  • Transformatorhokjes en substation. Per perceel zijn daarnaast (maximaal) 2 omvormers, 2 transformatoren en 1 substation centraal gelegen in het veld. Daarnaast zijn bij de ingang van het zonnepark elektrische ruimte nodig ten behoeve van netkoppeling, beveiliging en monitoring. De hoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 3,3 meter. De situering van de verschillende gebouwen is weergeven in figuur 10 en 11.
  • Hekwerk. Rondom het zonnepark komt een houten hek met draad. Het hek is ongeveer 2 meter hoog en wordt geplaatst in de omringende hagen. Aan de buitenzijde maken we ruimte voor brede bermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0009.png"

Figuur 10 Inrichting noordelijk zonneveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0010.png"

Figuur 11 Inrichting zuidelijk zonneveld

2.3 Locatiekeuze

Deze locatie, te midden van de driehoek van de dorpskernen Ellertshaar, Eesergroen en Westdorp is geschikt doordat de visuele impact op omwonenden minimaal is. De dichtstbijzijnde bebouwing ligt op ca. 500 meter waardoor de visuele impact beperkt blijft tot de gebruikers en passanten in het gebied.


De benodigde private rechten zijn verworven door de initiatiefnemer.

2.4 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing

Het zonnepark is in het algemeen een ingreep die opvalt in het landschap. Er dient daarom sprake te zijn van een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing die past binnen de landschappelijke kenmerken van de omgeving. De inpassing is af te lezen op de inrichtingsschets van het project.

Met de uitwerking van het ontwerp is rekening gehouden met landschappelijke waarden van het veenontginningen landschap van de Hondsrug. Hiervoor is een apart landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Deze is als bijlage 1 bij de toelichting toegevoegd. In de regels van het bestemmingsplan is één en ander verankerd met een voorwaardelijke verplichting.

Gezien de ligging in het open landschap is een goede inpassing niet alleen landschappelijk maar ook visueel van meerwaarde. Het zicht op de zonneakkers vanaf de Kanaalstraat is hierbij het meest relevant, met name omdat de Kanaalstraat hoger is gelegen dan de naastliggende kavels waardoor je gemakkelijk de zonneakker over kijkt. De ontwerpprincipes van de landschappelijke inpassing bestaan uit 2 onderdelen. Deze komen bij de inrichting van beide kavels terug.

  • Aan de noordzijde wordt een landschapseigen bomenrij geplaatst die zorgt voor een semi-transparante overgang: de panelen zijn nog zichtbaar. De bomen staan kort op elkaar (5 meter) en worden jaarlijks gesnoeid zodat ze vooral in de breedte uitlopen in plaats van de hoogte. Daarbij moet de transparante aanblik behouden blijven en haagvorming voorkomen worden. Een overzicht van de noordelijke kavel is weergeven in figuur 8. Figuur 9 een doorsnede.
  • Aan de zijde van de weg (oostkant) komt een rand van vegetatie. Doordat de aangrenzende bestaande straat verhoogd is aangelegd en de panelen in een nagenoeg haakse zuid oriëntering worden opgesteld ontstaat er een mogelijkheid voor een open zichtstructuur vanaf de Kanaalstraat. Door de oriëntering van de panelen, het hoogte verschil en een brede groenstrook van schraal grasland wordt de aanblik op het dubbele ruimtegebruik mogelijk. Hierdoor wordt door passanten een rustig passende afstand op het zonnepark ervaren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0011.png"

Figuur 12 Landschappelijke inpassing noordelijk perceel

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0012.png"

Figuur 13 Doorsnede landschappelijke inpassing noordelijk perceel

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0013.png"

Figuur 14 Landschappelijke inpassing zuidelijk perceel

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0014.png"

Figuur 15 Doorsnede landschappelijke inpassing zuidelijk perceel

2.5 Functionele inpassing

Functioneel is sprake van een functiewijziging in het agrarisch gebied. Energiewinning is een aanvulling op de huidige agrarische bestemming. Het gebied zal worden begraasd door schapen.

2.6 Verkeer

Eenmaal geplaatst vereist een zonnepark heel weinig onderhoud. Beheerders bezoeken het park af en toe in gewone auto's of jeeps. Deze zorgen niet voor een verkeersproblemen. De aanleg van het zonnepark zelf duurt ongeveer drie tot vier maanden. Dagelijks vinden in de eerste weken hiervan ongeveer vijftien leveringen plaats, deze leveringen vinden bewust buiten de spitsuren plaats. In deze periode wordt ook gewerkt met een verkeersbeheerplan. Dit plan houdt in dat aanvoer vanuit het noorden (Westdorp) en afvoer via het zuiden (Eesergroen) plaats vindt. Hierdoor zal de dagelijks impact op de omliggende wegen gereduceerd worden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit plangebied. Dit geeft het kader aan voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie infrastructuur en Ruimte en Barro

Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zet het Rijk in op het beschermen van 13 nationale belangen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) worden regels opgenomen om het beleid uit de Structuurvisie te verwezenlijken. Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa). Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6 lid 2). Voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd en moet worden aangetoond of er behoefte is in de relevante regio.

Afweging rijksbeleid

In het plangebied spelen geen Nationale Belangen die zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte of in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarnaast geeft het rijk aan dat op basis van jurisprudentie installaties voor het opwekken van duurzame energie, zoals windmolens, mestvergisters en zonneparken niet beschouwd worden als nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Zie hiervoor onder andere de uitspraak van 16 maart 2016 onder ECLI:NL: RVS:2016:709. Dit maakt dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is voor dit initiatief.

3.2 Provinciaal beleid

Ontwerp - Omgevingsvisie Drenthe 2018

De provincie is bezig met een nieuwe omgevingsvisie. Deze heet Omgevingsvisie Drenthe 2018. In de visie staat beschreven dat de provincie in 2050 energieneutraal wil zijn. Eén van de middelen om deze doelstelling te bereiken is middels het produceren van hernieuwbare energie met zon. Voor de energieneutraal doelstelling moet de provincie Drenthe in 2030 40% hernieuwbare energie produceren.

Voor de productie van zonne-energie wil de provincie zoveel mogelijk gebruik maakt van beschikbare en geschikte dakoppervlak. Voor opstellingen van zonnepanelen op de grond hanteert de provincie een 'Ja, mits'-benadering.

Voor grondgebonden opstellingen hanteert de provincie de voorwaarden dat er sprake moet zijn van een combinatie met andere functies en/of dat het op gebiedsniveau tot integrale meerwaarde leidt. Daarnaast dient sprake te zijn van een balans tussen zonneakkers en landschap. Er dient daarom voldoende afstand tussen de individuele zonneakkers te zijn. De benodigde afstand is afhankelijk van schaal van het landschap. Daarnaast moet de maat van het individuele zonneveld passen bij het landschap.

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Drenthe 2014

In de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014, vastgesteld in juli 2014, geeft de provincie Drenthe aan een hogere productie van zonnestroom te willen stimuleren. De provincie streeft naar een uitbreiding van de productie van zonnestroom, met zonnepanelen, naar ruim 60 MW in 2020. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen bij de ontwikkelingen rondom zonnestroom is binnen de omgevingsvisie de Zonneladder opgesteld. Ter uitvoering van de Zonneladder is het Beleidskader zonne-akkers vastgesteld. Dit beleidskader is gebaseerd op een ruimtelijke en bedrijfseconomische verkenning van de mogelijkheden om te anticiperen op grootschalige grondgebonden initiatieven.

In artikel 3.30 staat dat een ruimtelijk plan kan voorzien in de realisatie van zonne-akkers mits de realisatie voldoet aan de door provinciale staten vastgestelde en in de Omgevingsvisie opgenomen “zonneladder” en de ter uitvoering daarvan door gedeputeerde staten vastgestelde “Beleidskader Zonne-akkers”. Deze toetsing vindt hierna plaats.


Zonneladder

  • 1. Gebouwgebonden; zon op daken

De productie van zonne-energie wordt zo mogelijk gerealiseerd met behulp van gebouwgebonden installaties. De ontwikkeling betreft géén ontwikkeling op daken.

  • 2. Grondgebonden; zon op maaiveld

De aanleg van grondgebonden zonne-installaties op maaiveld staat de provincie toe in bestaand stedelijk gebied. De locatie is geen bestaand stedelijk gebied.

Motivering stap 1 en 2:

Voor een substantiële bijdrage van zonne-energie aan de Nederlandse energietransitie is veel oppervlakte nodig (honderden km2). In eerste plaats zal Nederland het ongebruikte dak- en geveloppervlak zoveel mogelijk moeten benutten maar helaas is niet al het beschikbare oppervlak is even geschikt. Bijvoorbeeld bij schuine daken zal een deel van de daken minder geschikt zijn. Van de geschikte daken zullen de noordelijk georiënteerde daken slechts beperkt van PV worden voorzien. Daarnaast zal op sommige veel geschikte daken de vullingsgraad moeilijk boven de 70% te krijgen zijn vanwege overige objecten op het dak waaronder dakramen en schoorstenen. De totale potentie van PV op gebouwen in Nederland is niet toereikend aan de energievraag en daarom zullen zonneparken deel uit moeten maken van de energietransitie, zie ook de Roadmap PV Systemen en Toepassingen van het SEAC.

Uit onderzoek van onder meer Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN part of TNO), de Universiteit Utrecht en TKI Urban Energy blijkt dat Nederland in het jaar 2030 ruim 20 Petajoule zonnestroom kan produceren op slechts 35 vierkante kilometer agrarische grond. Dit betekent dat er in 2030 slechts 0,2 procent van het totale Nederlandse agrarische areaal nodig is voor grondgebonden zonneparken. Op deze 35 vierkante kilometer kan te zijner tijd ruim 6 gigawattpiek aan zonnepanelen opgesteld worden

 

De gemeente Borger-Odoorn heeft aangegeven dat 219 hectare aan zonnepanelen nodig is. Uit het “Zonneoogst, Beleidsplan zonneakkers in Borger-Odoorn” blijkt dat er binnen de gemeente het dakoppervlak niet genoeg zal zijn om aan de energiedoelstelling te kunnen voldoen. Overigens ontwikkeld de initiatiefnemer ook zonnepanelen op daken.

Voor de locatiekeuze voor onderhavig plangebied hebben onderstaande afwegingen een rol gespeeld. Deze overwegingen kunnen niet op daken en binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd worden.

  • 3. Beschikbaar voor 25 jaar. Voor een rendabel zonnepark dient minimaal sprake te zijn van een exploitatietijd van 25 jaar. De gronden van het beoogde zonnepark zijn voor minimaal 25 jaar beschikbaar. Hier zijn tussen de gemeente en de initiatiefnemers afspraken overgemaakt. Verder kan het perceel na beëindiging van het zonnepark weer in oorspronkelijke staat worden teruggebracht en agrarisch worden gebruikt. De aanleg van het zonnepark buiten bestaand stedelijk gebied is in dit geval dan ook te verantwoorden.
  • 4. Een aaneengesloten locatie. Hier moet voldoende ruimte zijn voor het kunnen plaatsen van de panelen. Daarnaast is voldoende ruimte nodig voor het kunnen aanleggen en onderhouden van het terrein (bijvoorbeeld een onderhoudspaden en transformatoren). Ook voor een strook voor de landschappelijke inpassing moet voldoende vrije ruimte beschikbaar zijn. De beoogde locatie voorziet hierin. Binnen bestaand bebouwd gebied en bij agrarische bedrijven in de omgeving zijn geen locaties voorhanden die zich lenen voor zonnepanelen van de voorgenomen omvang. De meerdere kleinere open plekken binnen de kernen hebben een kwalitatieve waarde voor deze kern zoals speelvoorziening, sportvoorzieningen of open (groene) ruimte vanuit cultuurhistorisch perspectief. Het is daarom niet gewenst deze locaties te ontwikkelen tot een zonnepark. Binnen de bebouwde kom is ruimte voor zonnepanelen op daken. Daken zijn veelal in particulier eigendom en de eventuele realisatie van zonnepanelen is afhankelijk van particulier initiatief. De gemeentelijke overheid heeft weinig sturing op het aantal gerealiseerde panelen op daken, en kan met een groter aaneengesloten zonnepark een concrete uitvoering geven aan de realisatie van de duurzaamheidsambitie.
  • 5. Zoveel mogelijke zuidelijke oriëntatie. Het perceel heeft door zijn verkavelingsrichting een zuid-zuidoostelijke oriëntatie. Op het perceel kan door middel van een zuid-constructie zoveel mogelijk in de lijn van het landschap worden gebouwd.

  • 6. Initiatieven met maatschappelijk draagvlak

Grondgebonden zonne-installaties buiten bestaand stedelijk gebied kunnen alleen dan op een positieve houding rekenen wanneer de initiatieven voorzien zijn van een breed maatschappelijk draagvlak en kunnen rekenen op betrokkenheid vanuit de directe omgeving. Bij maatschappelijke initiatieven die inhaken op noaberschap, menselijke maat en kleinschaligheid – bijvoorbeeld in de vorm van lokale energiecoöperaties – gaat de provincie in samenspraak met de initiatiefnemers verkennen onder welke voorwaarden toepassing mogelijk is.

Het plangebied ligt buiten bestaand stedelijk gebied. De initiatiefnemers zullen derhalve voor een breed maatschappelijk draagvlak zorgen en de buurt bij de ontwikkeling betrekken. Het project omvat daarnaast een kleinschalig zonnepark van circa 10 ha. Voor de realisering wordt gebruikt gemaakt van bestaande agrarische perceel. Er hoeven geen perceel samengevoegd te worden waardoor de karakteristieken van landschap aangetast wordt.

Daarnaast is de omgeving nadrukkelijk bij de planvorming van het zonnepark betrokken. Ten eerste heeft een informatieavond voor belanghebbenden plaats gevonden. Voorafgaand aan deze avond zijn belanghebbenden uitgenodigd. Hiervoor is tevens een brochure opgesteld met daarin informatie over de plannen van Zonnepark.

Daarnaast geeft de initiatiefnemer omwonenden de kans om mee te laten participeren in het zonnepark. Er wordt de mogelijkheid geboden om aandelen uit te geven. Door middel van een onafhankelijk platform is het mogelijk aandelen te kopen in Zonnepark Westdorp vanaf €25,- De looptijden van de aandelen liggen tussen de 5 en 15 jaar met een rendement van 5-6%. Tijdens de informatieavond was er weinig interesse in deze vorm van participatie. Meer interesse werd getoond in het idee dat Lightsource zou kunnen bijdragen aan zonnepanelen op het dorpshuis voor Stichting Westdorp/Ellertshaar en Stichting Dorpshuis Westdorp. Om een nog breder draagvlak te creëren wordt voorgesteld om een zonne-energiesysteem tot 4000Wp op het dorpshuis te financieren en 50% van de kosten voor een zonne-energiesysteem tot 4000Wp te vergoeden voor de direct omwonenden. Op deze manier wordt een bijdrage aan een duurzaam dorpshuis voor de lokale gemeenschap, alsmede een extra vergoeding voor het verduurzamen van de woningen rondom het zonnepark geboden. De ontwikkelaar heeft aan gegeven dat de direct omwonenden worden geïdentificeerd als woningen die een zichtlijn hebben op het zonnepark. In het schetsboek “Oogst dialoogtafels zonneakkers” staat in hoofdstuk “Zicht op zonneakkers” aangegeven dat het zicht op het zonnepark vanaf 500 meter afstand minimaal is. Ter referentie is in onderstaand figuur 16 de radius van 500 meter in gele cirkels aangegeven. De kleine roze cirkels geven de woningen aan die in principe zichtlijnen hebben op het zonnepark ook al bevinden deze woningen zich allemaal verder dan 500 meter van het zonnepark en worden de zichtlijnen momenteel al flink verminderd (/ teniet gedaan) door bestaande hoge groenstroken en bomenrijen. De initiatiefnemer wil deze omwonenden echter wel de kans bieden om hun woningen te verduurzamen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0015.png"

Figuur 16 Actieradius 500 meter

Beleidskader Zonne-akkers

  • 1. Locaties

Uit de verkenning blijkt dat Drenthe zich leent voor lokale initiatieven in de vorm van kleinschalige akkers op of aan randen van woon- of werklocaties. Voor de locatiekeuze gaat de voorkeur uit naar plekken waar de opwekking van zonnestroom direct kan worden gekoppeld aan eindgebruikers.

Het plangebied is in de huidige situatie bestemd voor agrarisch grondgebruik en is daarmee monofunctioneel. Door de realisatie van een zonnepark inclusief het grazen van schapen is sprake van multifunctioneel ruimtegebruik.

  • 2. Omvang

De realisatie van zonneakkers betekent het toevoegen van installaties aan het landschap. Zonneakkers hebben een bedrijfsmatige uitstraling. Naarmate de omvang toeneemt, wordt de uitstraling meer industrieel. Tegelijkertijd is het vanuit zuinig en doelmatig ruimtegebruik wenselijk dat er een balans gezocht wordt tussen de productie en afname van zonnestroom in de omgeving.

De ontwikkeling is qua schaal passend bij het agrarisch landschap. Beide velden zijn kleiner dan vijf hectare en volgen de huidige landbouwverkaveling. Voor beide velden kunnen verschillende technische voorzieningen worden gedeeld. Ook door de beperkte hoogte van de panelen (max 2,6 meter), omringd door groen en de betekent dat de ruimtelijke uitstraling naar het landschap open en relatief beperkt blijft.

  • 3. Ruimtelijke inpassing; een ontwerp geïnspireerd op kernkwaliteiten

De hierboven genoemde punten maken zowel de locaties als de omvang van zonneakkers en de open oriëntering van de panelen tot ruimtelijk logisch en verklaarbaar. Het derde aandachtspunt betreft de impact van zonne-akkers op de directe omgeving. De provincie vraagt initiatiefnemers een plan op te stellen waarin aandacht is voor de ruimtelijke fysieke context met aandacht voor een samenhangend ontwerp, meerwaarde voor het gebied met zorgvuldige ontworpen overgangen bij de randen van het zonnepark. Voor de ontwikkeling is een landschappelijke inpassing gemaakt. Paragraaf 2.4 en bijlage 1 gaat hier dieper op in.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Borger-Odoorn

In 2011 heeft de gemeente Borger-Odoorn de gemeentelijke Structuurvisie vastgesteld. Dit document bevat de strategische ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het grondgebied van de gemeente. De structuurvisie brengt de gemeentelijke ruimtelijke belangen in beeld aan de hand van de ruimtelijk relevante thema's en trends.

De pioniersgeest die het veengebied heeft gevormd, vormt nu de basis voor een hoogwaardig en innovatief landbouwgebied. Borger-Odoorn biedt ruimte voor innovatie op het gebied van energie, duurzame, logistieke verbindingen en waterbeheersing ten behoeve van grootschalige landbouw in de veenkoloniën.

De kenmerken van het landschap hebben in het verleden de basis gevormd voor de ruimtelijke ontwikkeling van Borger-Odoorn, ruimtelijke ontwikkelingen hebben op hun beurt het landschap gevormd. Het reliëf en de afwisseling op het zand, de ontginningsstructuur en de openheid van het veen en de laagtes van het Hunzedal bevatten de kernkwaliteiten waaraan Borger-Odoorn haar prachtige woon- en werkomgeving te danken heeft. Samen vormen de kernkwaliteiten de robuuste laag, een stevig fundament, ontstaan door de eeuwen heen door samenspel van mens en natuur. De robuuste laag bestaat uit elementen van grote en vaak unieke landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, geomorfologische, aardkundige of archeologische waarde. Deze elementen vormen de basis voor de ruimtelijke ontwikkeling van Borger- Odoorn. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen dienen de kernkwaliteiten uit de robuuste laag, behouden, gerespecteerd en waar mogelijk versterkt te worden.

Het plangebied is gelegen in het gebied Hunzedal. Hier is zoveel mogelijk sprake van harmonie in natuur en landbouw. Het Hunzedal wordt gevormd door het voormalig beekdal van de Hunze. De rivier ontspringt ten oosten van Exloo en mondt uit in het Zuidlaardermeer. De belangrijkste kernkwaliteit van het landschap is niet meer goed herkenbaar. Het beekdal gaf vroeger ruimte aan een meanderende Hunze. Deze is echter gekanaliseerd en het beekdal is verkaveld ten behoeve van de landbouw. Ondanks dat de ontstaansgeschiedenis van het Hunzedal niet meer goed af te lezen is in het landschap, vormt deze toch een belangrijke ruimtelijke drager voor de ontwikkeling van de gemeente. Deze visie zet in op waterrijke natuurontwikkeling die de oorspronkelijke structuur van het beekdal versterkt. De natuurontwikkeling respecteert het bestaande agrarisch gebruik en is een stimulans voor natuurvriendelijke recreatie.

Met het zonnepark wordt bijgedragen aan een duurzaam en innovatief (landbouw) gebied. Met de ontwikkeling wordt rekening gehouden met de kernkwaliteiten waaraan Borger-Odoorn haar prachtige woon- en werkomgeving te danken heeft. Hiervoor is een aparte landschappelijke inpassing opgesteld. Zie hiervoor paragraaf 2.4 en bijlage 1. Met de ontwikkeling wordt daarnaast geen afbreuk gedaan aan de cultuurhistorische, geomorfologische, aardkundige of archeologische waarde. Hier gaat hoofdstuk 4 verder op in.

Borger Odoorn Beleidsplan zonneoogst

De klimaatdoelstellingen die voortkomen uit het akkoord van Parijs (2016) hebben geleid tot nationale, provinciale en regionale doelstellingen op het gebied van duurzame energie. Landelijk hebben we afgesproken dat er in 2020 minimaal 6000 megawatt aan windenergie op land gerealiseerd moet zijn. Daarvan moet 285,5 MW in de provincie Drenthe staan. In Borger-Odoorn staat een deel van het windpark De Drentse Monden en Oostermoer gepland, dat met 29 windmolens (in totaal 69-96,6 MW, afhankelijk van het uiteindelijke type molen) moet bijdragen aan die doelstelling. Verwachting is echter dat de taakstelling voor duurzame energieopwekking per 2021 substantieel groter wordt.

Het college spitste de zoektocht naar alternatieven voor windenergie toe op zonneakkers. De afgelopen jaren is voor circa 900 ha aan zonneparken aangevraagd bij de gemeente. Om hier gevolg aan te geven, laat de gemeente van 2018 tot en met 2020 een aantal pilots uitvoeren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kleinschalige en grootschalige zonne-akkers. Er wordt ruimte gegeven aan maximaal 10 kleinschalige zonne-akkers van maximaal 5 hectare. Dit moet circa 50 MW opleveren. Zonneakkers op landbouwgrond heeft in principe niet de voorkeur. Dit initiatief vertegenwoordigt twee van de 10 kleinschalige Zonneparken.

Door het college is per principebesluit van 13 maart 2018 deze twee kleine locaties van circa 5 hectare als mogelijke zonneakker gehonoreerd. In het document Zonneoogst staan de uitgangspunten/voorwaarden genoemd waaraan een zonnepark dient te voldoen. Deze voorwaarden hebben betrekking op de thema's economische aspecten, maatschappelijke inpassing en landschappelijke inpassing.

Economische aspecten

Met de realisatie van het zonnepark is sprake van een multifunctioneel ruimtegebruik. Het park wordt namelijk ook ingericht voor klein- en pluimvee dat onder de panelen kunnen grazen. Daarnaast wordt de omgeving zoveel mogelijk bij het zonnepark betrokken. Tevens wordt het park toegankelijk gemaakt voor bewoners, scholen en plaatselijke groepen ten behoeve van educatieve doeleinden. Daarnaast wordt zoveel mogelijk aandacht besteedt aan de lokale flora - en fauna. De zonneakker wordt daarom ecologische vriendelijk ingericht ten behoeve van de plaatselijk voorkomende habitats. Er worden bijvoorbeeld vogel- en vleermuizenkooitjes geplaatst, wilde bloemen aangelegd en worden mogelijk bijenkorven geplaatst, mezen nestkastjes aangelegd en wordt ruimte geboden aan de Knollathyrus. Er is hiermee sprake van een innovatief initiatief dat meer biedt dan alleen opwekking van energie.

De gronden zijn in eigendom van een grondeigenaar. De initiatiefnemer betaald de grondeigenaar elk kwartaal een aan index gekoppelde huur voor een duur van maximaal 30 jaar. Daarnaast geeft de initiatiefnemer omwonenden de kans om mee te laten participeren in het zonnepark. Daarnaast is de mogelijkheid voorgesteld om aandelen uit te geven. Door middel van een onafhankelijk platform is het bijvoorbeeld mogelijk aandelen te kopen in Zonnepark Westdorp vanaf €25,- De looptijden van de aandelen liggen vervolgens tussen de 5 en 15 jaar met een rendement van 5-6%. Tijdens de informatieavond was er weinig interesse in deze vorm van participatie. Meer interesse werd getoond in het idee dat Lightsource zou kunnen bijdragen aan zonnepanelen op het dorpshuis voor Stichting Westdorp/Ellertshaar en Stichting Dorpshuis Westdorp. Om een nog breder draagvlak te creëren wordt voorgesteld om een zonne-energiesysteem tot 4000Wp op het dorpshuis te financieren en 50% van de kosten voor een zonne-energiesysteem tot 4000Wp te vergoeden voor de direct omwonenden. Op deze manier wordt een bijdrage aan een duurzaam dorpshuis voor de lokale gemeenschap, alsmede een extra vergoeding voor het verduurzamen van de woningen rondom het zonnepark geboden. De ontwikkelaar heeft aan gegeven dat de direct omwonenden worden geïdentificeerd als woningen die een zichtlijn hebben op het zonnepark. In een nader traject wordt met omwonenden besproken wat de daadwerkelijke wensen zijn hoe omwonenden (financieel) voordelen kunnen bieden van zonne-energie in hun directe omgeving.

Het plangebied betreft in gebruik zijnde agrarische gronden. Met dit bestemmingsplan kunnen de gronden zowel ingevuld worden ten behoeve van de agrarische functie als ten behoeve van het opwekken van energie. De agrarische bestemming blijft hiermee van kracht.

Maatschappelijke aspecten

Borger-Odoorn ontving in 2010 het internationale Cittaslow keurmerk. Cittaslow is een internationale erkenning voor kleine, veelal plattelandsgemeenten, die thema's als duurzaamheid, burgerparticipatie, gastvrijheid, sociale cohesie, streekproducten en toegankelijkheid hoog in het vaandel hebben. Als het gaat om duurzaamheid, vormt zonne-energie een belangrijke factor in de huidige energietransitie.

Een Cittaslow gemeente kenmerkt zich door een prettige leefomgeving en haar rijke cultuurhistorie. Dat geldt ook voor Borger-Odoorn. De Hunebedden vertellen het  eeuwenoude verhaal van de vroegste bewoners in deze omgeving. Het uitgestrekte landschap met bos, heide, zand en veen nodigt uit om te ontdekken. Het Cittaslow keurmerk stimuleert bestuurders, beleidsmakers, instellingen, ondernemers en inwoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de ontwikkeling van de gemeente. Bewust omgaan met natuur en milieu is hierbij uitgangspunt. 

De initiatiefnemer onderschrijft de uitgangspunten van Cittaslow en zal daarbij, naast de zorgvuldige landschappelijke inrichting, bij de verdere uitwerking haar verantwoordelijkheid nemen.

Daarnaast wordt de omgeving zoveel mogelijk bij de planvorming berokken. Daarnaast is de omgeving nadrukkelijk bij de planvorming van het zonnepark betrokken. Ten eerste heeft een informatieavond voor belanghebbenden plaats gevonden. Voorafgaand aan deze avond zijn belanghebbenden uitgenodigd. Hiervoor is tevens een brochure opgesteld met daarin informatie over de plannen van Zonnepark. Na aanleiding van de reacties uit de informatieavond is het ontwerp van het zonnepark op onderdelen aangepast. De visie op participatie en draagvlak van de initiatiefnemer is opgenomen in Bijlage 2.

Landschappelijke inpassing

Een goede ruimtelijke inpassing heeft te maken met de wijze waarop een zonnepark ruimtelijk logisch aansluiting vindt bij de kenmerken van de omgeving. Die afweging heeft betrekking op twee aspecten: locatiekeuze en ontwerp. Het plangebied ligt in het (noord)westelijke deel van de gemeente en wordt gevormd door het zand van de Hondsrug.

Bij het opstellen en beoordelen van een inrichtingsplan is het van belang om te letten op drie nauw met elkaar samenhangende schaalniveaus, te weten:

  • Landschap (de structuur van de omgeving).
  • Kavel (de vorm en afmetingen van de kavel).
  • Object (de inpassingen van de panelen en trafo-huisjes op het veld).

Voor elk schaalniveau is een ontwerpbenadering in beeld gebracht, en zijn relevante ontwerpprincipes vertaald naar voorwaarden die houvast bieden bij de afweging van de locatiekeuze en het ontwikkelen van een inrichtingsplan. Aan de hand van de schaalniveaus wordt beschreven wat de voorwaarden voor inpassing in de verschillende gebieden in Borger-Odoorn zijn. De gemeente maakt hierin onderscheidt tussen velden met schaal S (tot 1 hectare), M (1 tot 5 hectare), en enkele experimenten in schaal L en Xl.

De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is passend binnen schaal M. Met het kiezen van de locatie en het opstellen van de landschappelijke inpassing is rekening gehouden met de uitgangspunten die hiervoor gelden. Er is derhalve sprake van een goede landschappelijke inpassing. Paragraaf 2.4 en bijlage 1 gaat hier nader op in.

Samengevat:

Het zonnepark Westdorp is passend binnen het gemeentelijke beleid. Er wordt zowel bij de economische, landschappelijke als de maatschappelijke aspecten aangesloten. Zowel binnen de kaders van het gemeentelijke- als de provinciale kaders.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Bij de realisatie van nieuwe ontwikkelingen moet, met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan, worden onderzocht of in de toekomst sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarbij wordt getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

4.1 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het provinciaal natuurnetwerk de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Gebiedsbescherming

Met betrekking tot de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Natuurnetwerk (Nederland) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.

Met de realisering van het zonnepark verdwijnt het agrarische perceel. Vanwege het ontbreken van enige functionele relatie met het Natura 2000-gebied en de grote afstand leidt de ontwikkeling niet tot negatieve effecten op Natura 2000. De beweiding door schapen leidt op deze afstand niet tot een meetbare toename van stikstofdepositie ter plaatse van het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld. De realisering van het zonnepark heeft eveneens geen effecten op het provinciaal Natuurnetwerk.

Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Wet natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfs-plaatsen), die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Voor de gewenste ontwikkeling heeft een ecologisch bureauonderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten plaatsgevonden. Dit onderzoek is als bijlage 3 bij de toelichting toegevoegd. Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen en vogels om er te verblijven. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.

De Wet natuurbescherming en het provinciaal beleid staan de uitvoering van de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.2 Cultuurhistorie en Archeologie

Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een ruimtelijk plan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Het perceel en de directe omgeving hebben geen cultuurhistorische waardevolle bebouwing. Wel zijn de structuren en kenmerken van het landschap als cultuur-historisch waardevol aangemerkt. Bij het ontwerp van de landschappelijke inpassing is rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden. De ontwikkeling tast de kenmerken van het landschap dan ook niet aan.

Archeologie

Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Erfgoedwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.

In het geldende bestemmingsplan zijn de gronden waar zich mogelijk archeologische resten bevinden beschermd middels de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie'. Deze waarden zijn toegekend op basis van provinciaal- en gemeentelijk beleid. Voor onderhavig plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' opgenomen. Voor ontwikkelingen dieper dan 30 centimeter en groter dan 1.000 m² is een archeologisch onderzoek vereist.

De realisatie van het zonnepark en de landschappelijke inpassing gaat gepaard met een ingreep die groter is dan 1.000 m2. Ten behoeve van het bestemmingsplan is daarom een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 4 bij de toelichting toegevoegd. Hierna volgende belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek.

In het onderzoek is geconcludeerd dat dekzandrug in het noorden van locatie A (het noordelijke deel van het plangebied) periodiek een geschikte vestigingsplek lijkt te zijn geweest voor de mens en archeologische resten in goede staat kunnen verkeren. Geadviseerd wordt om voor dit deel van het plangebied de archeologische dubbelbestemming te handhaven. Voor de rest van het noordelijke deel van plangebied (locatie A) geldt dat het óf ongeschikt lijkt te zijn geweest als menselijke verblijfplaats, óf dat de bodem zo zeer verstoord is dat eventuele archeologische resten verloren zullen zijn gegaan. Geadviseerd wordt om voor die delen de archeologische dubbelbestemming te laten vervallen.

Ook voor locatie B, het zuidelijke deel van het plangebied, geldt dat voor de noordwesthoek de archeologische dubbelbestemming gehandhaafd dient te blijven. De delen waarvoor geadviseerd wordt om de archeologische dubbelbestemming te handhaven zijn in onderstaande figuur in rood gearceerd.

Wel geldt voor de delen waar de archeologische dubbelbestemming kan vervallen dat als daar bij graafwerk archeologische vondsten worden gedaan dat daarvan direct melding dient te worden gemaakt conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10.

Op basis van het advies uit het onderzoek zijn de delen die niet rood gearceerd zijn uit het zuidelijke deel in figuur 16 niet meer voorzien van een dubbelbestemming. Het rode delen blijft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' behouden. Voor het noordelijk deel blijft het gehele gebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Ook het aangrenzende beekdal behoudt hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten. Dit in verband met het feit dat hier bij het booronderzoek niet is geconstateerd dat de bodem vergraven is.

Ten tijde van de definitieve uitvoering van het zonnepark zal een archeologisch vervolg onderzoek uitgevoerd worden. Door het behouden van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' op de delen van het plangebied waar zich mogelijk archeologische resten bevinden blijven deze mogelijke archeologische waarden beschermd met onderhavig bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1681.00BP0059-VG02_0016.png"

Figuur 16 Westdorp, Kanaalstraat: advieskaart De Steekproef. Voor de rood gearceerde delen wordt geadviseerd om de archeologische dubbelbestemming te handhaven. Op de overige delen van het plangebied kan deze dubbelbestemming vervallen.

4.3 Water

Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening te toetsen op water. Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water met het oog op de daarbij behorende belangen. Het oppervlaktewater en het grondwater vallen onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht.

Het Waterschap Hunze en Aa's is middels het invoeren van de watertoets geïnformeerd over de plannen. Op basis van de resultaten van de watertoets volgt dat de normale procedure van de watertoets doorlopen moet worden. Dit houdt in dat het waterschap Hunze en Aa's een maatwerk wateradvies moet maken. Vooralsnog is van het waterschap een voorlopige standaard uitgangspuntennotitie ontvangen. Deze is als bijlage 5 bij de toelichting toegevoegd. De belangrijkste uitgangspunten worden hierna besproken.

Thema veiligheid

Met dit plan is de veiligheid niet in het geding. Er vinden geen ingrepen aan waterkeringen plaats. Langs de oostkant van het plangebied loopt een boezemkade. De keur hanteert hiervoor een beschermingszone van 5 meter. Hier wordt bij de uitwerking van het zonnepark rekening mee gehouden.

Thema wateroverlast

Bij realisatie van het zonnepark zal er minimale verharding in de vorm van substations en technische huizen worden gerealiseerd en er zullen geen sloten worden gedempt. Daarnaast zal de toegangsweg een gravel-achtige (waterdoorlatende) weg zijn.

Het beoogde voornemen heeft in beginsel beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. Onder de zonnepanelen wordt geen gesloten verharding aangelegd, waardoor het regenwater vrij kan infiltreren. Compensatie van verharding is daarom niet aan de orde.

Thema afvalwater & riolering

Met dit project is geen sprake van afvalwater en/of het aanleggen van een riolering. De panelen en de constructie wordt uitgevoerd in niet-uitloogbare materialen.

Thema grondwater, ontwatering, oppervlaktewaterpeilen & drooglegging

Bij de aanleg van nieuwe gebieden is het uitgangspunt dat wijzigingen in de grondwaterstanden niet

mogen resulteren in nadelige gevolgen voor andere gebieden. Dat kan tot gevolg hebben dat het oppervlaktewaterpeil niet gewijzigd kan worden of dat er daarvoor of daardoor aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om grondwateroverlast in het plangebied te voorkomen.

De aanleg van het zonnepark leidt niet tot een wijziging in het oppervlaktewaterpeil of enige vorm van grondwateroverlast. Daarnaast biedt het zonnepark een kans voor waterberging. Onder de panelen kan de grondwaterstand namelijk hoger zijn. Daarnaast bevat het plangebied voldoende mogelijkheden om hemelwater in de bodem te infiltreren.

Thema inrichting watersysteem

Het eigendom, beheer en onderhoud van alle oppervlaktewater en de bijbehorende infrastructuur ligt bij waterschap, gemeente of derden. Het waterschap Hunze en Aa's streeft ernaar om het hoofdsysteem welke een belangrijke functie vervult in de aan- en afvoer van water in eigendom, beheer en onderhoud te hebben.

Naast het stelsel van hoofdwatergangen zijn er ook sloten aangewezen als schouwsloot. Schouwsloten vervullen een belangrijke functie in de detailwaterbeheersing en zijn meestal in eigendom bij gemeente en/of derden. Schouwsloten vallen onder de schouwverordening van het waterschap en moeten jaarlijks in november worden geschoond.

Met de ontwikkeling van het zonnepark worden geen sloten/watergangen gedempt. Daarnaast wordt rekening gehouden met voldoende ruimte ten behoeve van de bescherming van de hoofdwatergang en de schouwsloten die in het plangebied aanwezig zijn.

Thema beekdal

Het plangebied is gelegen binnen een beekdal. Binnen een beekdal is de kans aanwezig dat er een overstroming plaats vindt bij hevige regenval. Het zonnepark betreft geen kwetsbaar object waarbij immateriële schade wordt ondervonden bij een mogelijke overstroming. Echter kan materiële schade ontstaan door het al dan niet langdurig onderwater staan van de panelen. De schade kan worden voorkomen door de panelen enkele centimeters boven het maaiveld te plaatsen en de aansluiting waterdicht wordt uitgevoerd.

4.4 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Het zonnepark vormt geen milieuhinderlijke bedrijfsactiviteit in termen van milieuzonering

Het zonnepark vormt een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het zonnepark is een type A-inrichting. De inrichting, inclusief de transformatorhuizen, valt daarmee onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit geeft doelvoorschriften voor geluid, van onder andere geluid dat veroorzaakt wordt door in de inrichting aanwezige installaties en toestellen. Met betrekking tot geluidsgevoelige objecten (onder andere woningen) geldt een norm van 50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode op de gevels van deze objecten.

De transformatorhuizen worden op een zodanige afstand tot woningen gerealiseerd dat geen sprake zal zijn van geluidsoverlast. Gezien de grote afstand van de transformatorhuizen tot geluidsgevoelige objecten tussen deze objecten kan gesteld worden dat aan de genoemde normen voldaan wordt. Zonne-energie is een passieve technologie: de panelen wekken in stilte elektriciteit op. Een zonnepark is over het algemeen erg rustig. De omvormers (en de ventilatoren die zorgen voor koeling) maken beperkt geluid. Daarom worden de omvormers in de gebouwen in het midden van het zonnepark gerealiseerd. Van geluidsoverlast zal dan ook geen sprake zijn. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de ontwikkeling niet in de weg staat. Bedrijven in de omgeving vormen ook geen belemmering, omdat een zonnepark geen gevoelige functie betreft.

4.5 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Bodemonderzoek is noodzakelijk, indien er mensen langer dan 2 uren per dag in een bouwwerk verblijven. Het zonnepark wordt gevormd door bouwwerken, waar geen personen verblijven. Bovendien zijn geen grootschalige bodemingrepen aan de orde, waardoor grond moet worden afgevoerd. Binnen het terrein is sprake van een gesloten grondbalans. Tot slot worden geen ernstige verontreinigingen verwacht, gelet op het voormalig agrarisch gebruik. De kwaliteit van de bodem staat daardoor de uitvoerbaarheid niet in de weg.

4.6 Geluid

Voor geluidhinder van de meeste inrichtingen zijn de algemene regels van het Activiteitenbesluit van toepassing. Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Het zonnepark is geen geluidgevoelig object, waardoor onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder achterwege blijft. Ook een onderzoek in het kader van het Activiteitenbesluit (Wet milieubeheer) is niet nodig. Het zonnepark veroorzaakt geen relevante geluidbelasting. De inrichting valt wel onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit, maar is niet meldings- of omgevingsvergunningsplichtig voor het onderdeel milieu.

4.7 Luchtkwaliteit

Het aspect luchtkwaliteit is verankerd in de Wet milieubeheer. Het zonnepark draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het project gaat namelijk in de gebruiksfase niet gepaard met verbranding van (fossiele) brandstoffen. Ook is er geen sprake van een significante verkeersaantrekkende werking. Alleen in de aanlegfase vinden meer intensieve verkeersbewegingen plaats. In de gebruiksfase vinden incidenteel verkeersbewegingen plaats die samenhangen met het beheer en onderhoud van het zonnepark.

4.8 Externe veiligheid

De externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Daarbij gaat het om risico's die worden veroorzaakt door risicovolle inrichting, het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.

Het zonnepark is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (er zijn geen personen aanwezig). Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn dan ook geen belemmeringen aan de orde. De brandweer heeft tevens op het bestemmingsplan gereageerd. De reactie is als bijlage 6 bij de toelichting toegevoegd. De brandweer heeft het plan inhoudelijk getoetst aan externe veiligheid, hoogspanningslijnen, inrichting en ontwikkeling en verantwoording groepsrisico. Al deze onderdelen zijn niet van toepassing, dan is er wel geen sprake van een Bevi-inrichting. Daarnaast is voldoende bluswatervoorziening aanwezig en valt het buiten de dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel.

De brandweer adviseert vervolgens de volgende maatregelen:

  • Opnemen in de planregels dat trafostations en eventueel in de toekomst zeecontainers met Energie Opslag Systeem (bijv. Li-ion accuopslag) door de hulpverlenende diensten bereikbaar dienen te zijn.

  • Opnemen van vluchtwegen/nooduitgangen in beide gebieden in het hekwerk om het zonneveld in beginsel via 2 zijden te kunnen ontvluchten.

Bij de verdere uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden.

  • Voorlopige inhoudelijke toets zonnepark, excl. de bouwwerken zijnde gebouwen (educatiecentrum).

Bij de aanvraag omgevingsvergunning 'bouwen' vindt een inhoudelijke toetst plaats.

4.9 Lichthinder

De werking van zonnepanelen is gebaseerd op het opvangen van (zon)licht. De zonnepanelen zelf vormen geen lichtbron. Lichthinder wordt dan ook niet verwacht. Reflectie van zonlicht is nadelig voor het rendement en wordt dus ook om die reden zoveel mogelijk voorkomen. De panelen hebben een coating waarmee schittering wordt voorkomen.

Zonneparken kunnen overigens wel gepaard gaan met een hinderlijke schittering van de zon voor automobilisten op omliggende wegen. Dit kan mogelijk leiden tot negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid. Langs de randen van het plangebied wordt een ruime rand rondom de opstelling van de zonnepanelen aangehouden.

Daarnaast wordt het park middels landschappelijke inpassing waar mogelijk aan het zicht onttrokken richting omwonenden. De panelen worden geplaatst in een zuidopstelling onder een relatief kleine hoek van 15 graden. Overigens is de Kanaalstraat een zeer autoluwe weg. Daarmee zal er van onevenredige hinderlijke reflectie en lichthinder naar verwachting geen sprake zijn.

4.10 Kabels en leidingen

In de buurt van het plangebied lopen geen kabels of hogedrukleidingen die van belang zijn voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied.

De stroom die door het zonnepark wordt opgewekt wordt geleverd aan het net. Daarom wordt vanuit het plangebied een extra kabel aangelegd die met het net verbonden is. De desbetreffende netwerkbeheerder zorgt voor de aanleg van deze kabel. De kabels wordt aangesloten op de transformatorhuisjes van het park.

4.11 M.e.r.-beoordeling/aanmeldnotitie

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit Milieueffectenrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven.

De aanleg van een zonnepaneelveld kan tenminste beoordeeld worden als een activiteit opgenomen onder:

  • D 9 Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan.
  • D 22.1 De oprichting, wijziging of uitbreiding van een industriële installatie bestemd voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water.

 

Gelet op het voorgaande is de bovenbeschreven regeling voor vormvrije m.e.r.-beoordeling hier van toepassing.

M.e.r.-beoordeling

PLAATS EN KENMERKEN VAN HET PROJECT

De gronden in het plangebied zijn in gebruik als agrarische gronden. Het plan maakt een, tijdelijke,

functiewijziging naar een zonnepark mogelijk. Voor landinrichtingsprojecten (D9) geldt een grenswaarde van 125 hectare. Het project blijft met een omvang van circa 10 hectare ruimschoots onder de drempelwaarde, zoals die is opgenomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.

Het plangebied ligt in open agrarisch gebied tussen de buurtschappen Westdorp, Eesergroen en Ellertshaar en omvat de percelen kadastraal bekend als gemeente Borger Odoorn, sectie M nummers 1022 (46.780 m2), 1027 (15.488 m2) en 1028 (30040 m2). Alle percelen worden ontsloten op de Kanaalstraat. De Kanaalstraat is een klinkerweg die hoger ligt dan de gronden aan weerszijden van de weg.

KENMERKEN VAN DE POTENTIËLE EFFECTEN

Bij het opstellen van het bestemmingsplan voor dit project zijn de potentiële effecten van het plan in kaart gebracht. De belangrijkste effecten worden hierna beknopt vermeld. Voor een uitgebreidere toelichting op de betreffende effecten wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 van de toelichting van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Zonnepark Westdorp.

Ecologie

Ten aanzien van het aspect ecologie kan worden gesteld dat het plan (zeer) beperkte effecten met zich mee brengt. De effecten zijn beschreven in paragraaf 4.1 onder het kopje Soortenbescherming.

Overige milieuaspecten

Ten aanzien van andere omgevingsaspecten (archeologie en cultuurhistorie, bodem, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, milieuzonering, verkeer en parkeren, water) kan worden gesteld dat het plan (deels zeer) beperkte effecten voor het milieu met zich meebrengt.

CONCLUSIE

De conclusie is dat de effecten van de realisatie van het zonnepark in het betreffende gebied niet van dien aard zijn dat er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen. De aard van de voorgenomen activiteit is niet van die omvang dat er onevenredig nadelige effecten op de omgeving plaatsvinden. Daarnaast vindt de ingreep niet plaats in een gevoelig gebied. Uit de beoordeling blijkt dat geen negatieve effecten op de omgeving zijn te verwachten.

De aanleg van het zonnepark is niet onomkeerbaar en van een relatief geringe omvang. Daarbij is de aanleg qua situering en potentiële negatieve effecten op de omgeving niet van dien aard dat het zonnepark nader beoordeeld moet worden in een afzonderlijke m.e.r.(beoordelings)procedure.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

In dit bestemmingsplan wordt aangesloten bij de juridische opzet en planregels van het bestemmingsplan Buitengebied, voor zover van toepassing op het bestemmingsplangebied.

5.1 Opzet in bestemmingen

Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij hoort een juridische regeling die is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP, 2012). Deze standaard geeft bindende standaarden voor de opbouw van de planregels en de verbeelding (plankaart). Het bestemmingsplan is opgezet conform deze landelijke standaarden.

5.2 Bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een set met bestemmingsregels en een digitale verbeelding. Verder is een plantoelichting opgenomen. In deze paragraaf volgt een toelichting op de bestemmingsregels en de wijze waarop deze regels zijn vertaald. In de regels wordt zoveel mogelijk qua inhoud en systematiek aangesloten bij de regels van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Buitengebied.

Agrarisch

De gronden blijven in dit bestemmingsplan de agrarische bestemming behouden. Daarnaast is het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark' toegestaan. Binnen de bestemming zijn alleen gebouwen én bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een zonnepark toegestaan. Dit maakt de realisatie van een zonnepark mogelijk.

Binnen de bestemming is de opstelling van zonnepanelen met een maximale hoogte van 2,6 meter mogelijk.

Tot slot is een voorwaardelijke verplichting in zowel de gebruiks- als de bouwregels opgenomen ter borging van de landschappelijke inpassing en ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied.

Waarde- Archeologie 4

Het gemeentelijke archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan. Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in het plangebied. Op grond van dubbelbestemming geldt een vergunnings- en/of onderzoeksplicht voor het bouwen vanaf een bepaalde omvang en voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.

Waarde - Beekdal

Landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn in belangrijke mate bepalend voor het karakter van het landelijk gebied. Stimulering van het behoud en de ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten leiden uiteindelijk tot een verdere verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en een betere herkenbaarheid van het gebied. Dit komt de beleefbaarheid van het gebied voor de burgers en de bezoekers ten goede. Binnen de dubbelbestemming ligt het accent op het behoud, herstel en de versterking van de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden in onderlinge samenhang.

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beekdal' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van het waterbergend vermogen van het beekdal. Er is een beschermende regeling opgenomen om te voorkomen dat de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem van het beekdal belemmert wordt.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg naar de overlegpartners verzonden. Op het voorontwerp hebben de volgende partners gereageerd: Brandweer Drenthe (zie reactie in bijlage 6), Waterschap Hunze en Aa's (zie reactie in bijlage 7) en de provincie Drenthe (zie reactie in bijlage 8).

De verschillende overleg reacties zijn in het ontwerp bestemmingsplan verwerkt. Hierna wordt kort per instantie aangeven wat er met de overlegreactie gedaan is en waar dat in het bestemmingsplan, dan wel landschappelijke inpassing, verwerkt is.

Brandweer Drenthe

De brand adviseert om een aantal maatregelen toe te passen. Deze zijn in paragraaf 4.8 beschreven en verwoord. Tevens is artikel 3.2.2 lid d toegevoegd.

Waterschap Hunze en Aa's

Hunze en Aa's heeft ten aanzien van de toelichting geen opmerkingen gemaakt die leiden tot inhoudelijke wijzigingen. Wel is, in het kader van ongewenste dubbele regelgeving, artikel 4.3.1 d verwijderd.

Provincie Drenthe

De provincie heeft op een aantal onderwerpen verschillende reacties gegeven. Deze zijn:

  • Zonneladder. Een nadere afweging van de eerste twee tredes van de zonneladder wordt gevraagd. Paragraaf 3.2 gaat hier nader op in.
  • Maatschappelijk draagvlak. De provincie merkt op dat middels de mogelijkheid om aandelen te kopen alleen het draagvlak voor mensen met financiële draagkracht wordt vergroot. De ontwikkelaar is het hiermee eens. In paragraaf 3.2 is beschreven hoe een breder draagvlak beoogd is.
  • Combinatiefunctie. De provincie ziet het verkennen van combinatie gebruik terug in het bestemmingsplan.
  • Landschappelijke inpassing. De provincie geeft aan dat het toepassen van een haag, aan de oostzijdes, niet passend is in de omgeving. Tevens is het de wens vanuit de omgeving om het zonnepark eerst zonder haag te realiseren. Nadat het zonnepark gerealiseerd is gaat de ontwikkelaar het zonnepark gezamenlijk met de omgeving analyseren. De ontwikkelaar staat derhalve open om eventuele landschappelijke elementen na aanleiding van de analyse in het plangebied door te voeren. Echter in eerste instantie is er voor gekozen om aan de oostzijde geen haag toe te passen. Op basis hiervan is de landschappelijke inpassing aangepast. Zie hiervoor bijlage 1.
  • Archeologie. De provincie geeft aan dat er sprake is van meer bodemverstoring dan in eerste instantie in de toelichting is beschreven. Geadviseerd wordt om een archeologisch onderzoek te laten uitvoeren gericht op de impact op het archeologische bodemarchief van alle voorziene werkzaamheden die tot bodemverstoringen kunnen leiden. Om de archeologische waarden in kaart te brengen wordt daarom een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek wordt ter zijner tijd aan het bestemmingsplan toegevoegd. In afwachting van de onderzoeksresultaten worden in dit bestemmingsplan regels opgenomen in de agrarische bestemming en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' ter bescherming van de verwachtingswaarden. Paragraaf 4.2 gaat hier nader op in. Tot slot is op verzoek van de provincie artikel 4.3.5 d gewijzigd.
  • Water. De provincie vraagt om een nader uitwerking van het aspect 'beekdaal'. Deze vindt plaats in paragraaf 4.3.

Lokale betrokkenheid zonnepark

Initiatiefnemer heeft de omwonenden geïnformeerd omtrent de ontwikkeling. Hiervoor is er overleg gevoerd met belangrijke belanghebbenden zoals alle omliggende landeigenaren, lokale natuurverenigingen en belangengroeperingen zijn benaderd. Op basis van deze overleggen is het voorliggende zonnepark ontworpen.

De visie op participatie en draagvlak van de initiatiefnemer is opgenomen in bijlage 2. De initiatiefnemer geeft de inwoners van Borger Odoorn daarnaast de mogelijkheid om te participeren in het zonnepark door bijvoorbeeld aandelen te kopen. De ontwikkelaar gaat hierover nog in nader overleg met omwonenden om exact te bepalen op welke wijze omwonenden financieel voordeel van het zonnepark kunnen creëren. Daarnaast is het mogelijk om het zonnepark te gebruiken voor educatieve doeleinden.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro).

Op het ontwerp hebben de volgende instanties gereageerd: Brandweer Drenthe (zie reactie in bijlage 9), de provincie Drenthe (zie reactie in bijlage 10) en Astron LOFAR (zie reactie in bijlage 8).

Hierna wordt kort per instantie aangeven wat er met de reactie gedaan is en waar dat in het bestemmingsplan, dan wel landschappelijke inpassing, verwerkt is.

Brandweer en de provincie Drenthe

Zowel de Brandweer als de provincie Drenthe hebben positief op het ontwerp-bestemmingsplan gereageerd en hebben geen aanleiding tot het maken van een zienswijze. De reacties hebben niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

Astron LOFAR

Op het ontwerpbestemmingsplan is door Astron een zienswijze ingediend, in verband met een mogelijke verstoring van de LOFAR installatie in de omgeving van Dwingeloo. Astron heeft kennis gegeven dat het geen bezwaar heeft tegen de verdere planning van het zonnepark Westdorp, maar stelt enkel dat het in gebruik nemen van het zonnepark Westdorp toelaatbaar is wanneer het meetbaar zo weinig EM straling produceert dat het maximaal toelaatbare stoorniveau in het LOFAR buitenstations

RS305 en RS306 niet wordt overschreden.

Na afstemming met Astron heeft de initiatiefnemer een Letter of Intent (LOI) getekend, waarin de afspraken zijn vastgelegd om het stoorniveau van zonnepark Westdorp binnen het toelaatbare niveau te houden. Ter borging hiervan is in de regels (artikel 3.3.2 lid 2) van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Ambtshalve wijziging

Daarnaast is gedurende de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan een archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4). Op basis van dit onderzoek blijft voor een deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' gehandhaafd. Voor het overige gedeelte geldt dat de gronden óf ongeschikt lijkt te zijn geweest als menselijke verblijfplaats, óf dat de bodem zo zeer verstoord is dat eventuele archeologische resten verloren zullen zijn gegaan.

Ten tijde van de definitieve uitvoering van het zonnepark zal een archeologisch vervolg onderzoek uitgevoerd worden. Door het behouden van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' op het plangebied waar zich mogelijk archeologische resten bevinden blijven deze mogelijke archeologische waarden beschermd met onderhavig bestemmingsplan.

Op basis van het archeologisch onderzoek zijn de regels en de verbeelding aangepast.

Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark' te verwijderen mocht blijken dat het zonnepark niet gerealiseerd kan of gaat worden.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens vastgesteld op 11 oktober 2018. Het besluit tot vaststelling is gepubliceerd en het bestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen. Tijdens die periode bestond de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het besluit en het plan. Alleen indieners van een zienswijze en diegene die redelijkerwijs kunnen aantonen dat zij niet in staat waren om een zienswijze in te dienen.

Gewijzigde vaststelling

Het bestemmingsplan is, naar aanleiding van twee ingediende beroepen bij de Raad van State, gewijzigd vastgesteld op 4 juli 2019. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid, voor een ieder, om beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het besluit en de wijzigingen van het bestemmingsplan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de totstandkoming van dit zonnepark wordt een subsidie op grond van de Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE+) aangevraagd, waarmee de zogeheten onrendabele top van de elektriciteitsproductie van het zonnepark via een bedrag per kWh wordt gecompenseerd. Met de SDE+ vult het Rijk de elektriciteitsopbrengsten voor de initiatiefnemer aan tot het basisbedrag dat nodig is om de investering terug te kunnen verdienen. Deze subsidie is in de exploitatie noodzakelijk voor een bedrijfseconomische haalbaarheid. Met een verleende omgevingsvergunning kan de initiatiefnemer de SDE+-subsidie aanvragen. Een verleende omgevingsvergunning is namelijk een vereiste om voor subsidiëring in aanmerking te kunnen komen. Verwacht wordt dat deze gevraagde subsidie zal worden toegekend. Mocht de SDE+ subsidie niet worden beschikt, dan is het project financieel niet haalbaar.

Bij een ontwikkeling moet de economische uitvoerbaarheid aangetoond worden. Het initiatief is economisch uitvoerbaar. De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. De noodzakelijke privaatrechtelijke rechten i.c het economisch gebruik van de gronden zijn verworven door de initiatiefnemer. Daarnaast wordt een planschadeovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer afgesloten.

De uitvoerbaarheid van het beoogde zonnepark is hiermee zeker gesteld, mits voldaan wordt aan bovengenoemde aspecten.