Plan: | Irenestraat 42, 42a, 42b, 42c, 42d, 42e te Burgh-Haamstede |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1676.00387OvgBH967798-VA01 |
Zeeuwland heeft de wens 6 levensloopbestendige grondgebonden eengezinswoningen te realiseren op een perceel gesitueerd aan de Irenestraat te Burgh-Haamstede. Binnen het geldende bestemmingsplan 'Burgh-Haamstede' is voor het plangebied de bestemming 'Groen' opgenomen. Binnen deze bestemming is het bouwen van woningen niet toegestaan. Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, heeft de gemeente aangegeven het bouwplan mogelijk te maken met een uitgebreide procedure omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan. De aanvraag moet voorzien worden van een ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document betreft deze ruimtelijke onderbouwing.
Het plangebied is centraal gelegen in Burgh-Haamstede en bestaat uit een gedeelte (1870 m²) van het perceel kadastraal bekend, gemeente Westerschouwen, sectie E, nummer 2436 (zie afbeelding 1).
Aan de noordoostzijde wordt het plangebied begrensd door de woningen gelegen aan de Margrietstraat 42, 44, 46, 48, 50, 52 en 54. Aan de noordwestzijde wordt het perceel begrensd door de basisscholen OBS De Kirreweie en CBS Onder de Wieken. Aan de zuidwestzijde van het plangebied is een grasveld gesitueerd. Het plangebied wordt aan de zuidzijde ontsloten door de Irenestraat. Aan de zuidoostzijde wordt het plangebied begrensd door de woningen aan de Irenestraat 40 en 44.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: JuustGIS; bewerking: Juust B.V. )
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Burgh-Haamstede'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 28 april 2016 door de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland. Voor de gronden van het plangebied geldt de bestemming 'Groen' (zie afbeelding 2). De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen. Verder geldt voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-6.
Daarnaast geldt voor het gehele plangebied de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', met een maximale bouwhoogte van 6 meter. Deze aanduiding is opgenomen om de vrije windvang van de molen 'De Graanhalm' aan de Burghseweg 53 te beschermen en voor de bescherming van de waarde van de molen als beeldbepalend element. De ontwikkeling is op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan.
Afbeelding 2 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland
Tevens van kracht is het 'Parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland'. In dit paraplubestemmingsplan wordt voor nagenoeg alle bestemmingsplannen die in het totale plangebied vallen een uniforme regeling voor parkeren opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld de bouw van woningen, winkels enzovoorts, is het van belang dat voor gebruikers en bezoekers voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig zijn. In artikel 3 is de regeling voor parkeren vormgegeven. In dit artikel wordt voor de te hanteren parkeernormen verwezen naar het Parkeerbeleid 2017-2020 zoals vastgesteld op 28 september 2017 door de gemeenteraad, of het daarvoor in de toekomst in de plaats tredende parkeerbeleid. In paragraaf 5.5 van het Parkeerbeleid is onder meer opgenomen dat bij het vaststellen van het benodigd aantal parkeerplaatsen uit wordt gegaan van de CROW-richtlijnen. Volgens het beleid moeten de parkeervoorzieningen worden aangelegd op eigen terrein: dit is het erf dat bij de betreffende functie hoort. Zie verdere toetsing in Paragraaf 4.12 Verkeer en parkeren.
Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is de toekomstige nieuwbouw toe te staan. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning bijgevoegd. Dit document toetst de realisatie van de 6 woningen aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.
Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader en ik hoofdstuk vier worden de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied bestaat uit een grasveld dat wordt doorkruist door een wandelpad. Dit pad loopt door tot achter de woningen aan de Margrietstraat en dient als ontsluiting vanuit de achtertuin van de woningen. Het noordoostelijke gedeelte van het plangebied is deels begroeid met struiken. Naast het wandelpad en de ontsluiting van de achtertuinen is het plangebied onverhard. Er zijn geen bomen aanwezig in het plangebied.
Afbeelding 3 en 4 | Huidige situatie plangebied Irenestraat (bron: Juust B.V.)
De totale planontwikkeling bestaat uit 6 grondgebonden woningen. In de toekomstige situatie worden twee rijen van 3 woningen gerealiseerd. (zie afbeelding 5). De woningen hebben een goothoogte van 3 meter en een nokhoogte van maximaal 7,5 meter. De woningen worden levensloopgeschikt uitgevoerd. Binnen het plangebied wordt voorzien in 10 parkeerplaatsen. Het plangebied wordt aan de oostzijde ontsloten op de Irenestraat.
Afbeelding 5 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Architecten Alliantie)
De bedoeling is woningen te realiseren van het type 'Geluk'. Dit betreffen prefabwoningen met een houten gevelbekleding en zwarte betonnen dakpannen, conform de uitstraling op afbeelding 6 en 7.
Afbeelding 6 | Uitstraling beoogde woningen (bron: Architecten Alliantie)
Afbeelding 7 | Uitstraling beoogde woningen (bron: Architecten Alliantie)
Nationale Omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
3. Sterke en gezonde steden en regio's.
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
3. Afwentelen wordt voorkomen.
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor deze omgevingsvergunning. Dit bouwplan sluit wel aan bij de prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 12 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling.
Er is geen sprake van het toevoegen van meer dan 11 woningen. De ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. De Ladder voor duurzame verstedelijking is dus niet van toepassing op dit plan en staat vaststelling van dit plan niet in de weg. De woningen voorzien in de behoefte van levensloopgeschikte woningen zoals vastgelegd in de Woonvisie en de Regionale Woningmarktafspraken.
Nationale Woon- en Bouwagenda
De druk op de woningmarkt is hoog. Er is te weinig aanbod aan woningen en de betaalbaarheid van woningen staat onder druk. Voor Zeeland lijkt het te kort aan woningen in de huidige tijd nog gering. In de toekomst neemt de behoefte echter wel toe. Binnen de provincie Zeeland is er behoefte aan 5.100 woningen t/m 2030. De bruto nieuwbouw (incl. transformatie en splitsing) is 7.100, daarentegen wordt het aantal te slopen woningen (incl. functieverandering en samenvoeging van woningen) geraamd op 2.600. De netto uitbreiding betreft daardoor 4.500 woningen. Vergeleken met de behoefte wordt het woningtekort in 2031 geraamd op 600 woningen.
De beschikbaarheid van een passende woning staat voor veel mensen onder druk: mensen zijn onvoldoende in staat om snel een woning te vinden die bij hen past. Dit hangt sterk samen met de betaalbaarheid van wonen: veel mensen hebben moeite met hun woonlasten of kunnen geen voor hen betaalbare woning vinden. Daarnaast is de kwaliteit in toenemende mate een probleem: veel woningen passen niet bij de levensfase of woonbehoefte, zijn niet duurzaam of staan in een wijk waar sprake is van slecht onderhoud of waar de kwaliteit van de leefomgeving onder druk staat.
Gelet op de meest actuele cijfers van de provincie Zeeland kan er voorzien worden in de behoefte voor de aantallen nieuw te bouwen woningen. De kwaliteit en betaalbaarheid van deze toe te voegen woningen blijft echter een aandachtspunt. Landelijk moet 2/3 van het aantal toe te voegen woningen namelijk betaalbaar zijn. Onder de definitie van betaalbaar vallen betaalbare koop (tot NHG-grens, €355.000 in 2022), maar ook midden huur en sociale huur. Naast de inzet op twee derde betaalbare nieuwbouw, moet iedere gemeente zijn eerlijke aandeel nemen in sociale huisvesting. Het streven is om landelijk ten minste 30 procent van de woningvoorraad te laten bestaan uit sociale huurwoningen. Het bouwplan voorziet in de realisatie van 6 sociale huurwoningen, hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het streven om landelijk ten minste 30 procent van de woningvoorrraad te laten bestaan uit sociale huurwoningen. Ook op lokaal niveau is het streven om 30% van de woningvoorraad te laten bestaan uit sociale huur. Op dit moment beslaat sociale huur 24% van de woningvoorraad van de gemeente Schouwen-Duiveland, het toevoegen van de 6 sociale huurwoningen is wenselijk gelet op het streven van 30% sociale huur. De Nationale Woon- en Bouwagenda staat de uitvoering van het bouwplan niet in de weg.
Omgevingsvisie Zeeland
De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:
Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:
De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven. Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.
Het onderhavige bouwplan sluit aan op de ambities uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland. De Omgevingsvisie staat vaststelling van het plan niet in de weg.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken. De hierboven genoemde provinciale beleidsdocumenten staan de vaststelling van het plan niet in de weg.
Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019
Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door STEC-groep. Dit betreft het Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019 (KWOZ).
De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor de regio Schouwen-Duiveland als volgt:
• Tot 2040 wordt er een groei verwacht in de groep 65+ en 80+-huishoudens. De andere doelgroepen nemen in aantal af;
• Sterke verschuiving gesignaleerd in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing
• De behoefte aan nultredenwoningen is door de vergrijzing zoals verwacht juist relatief groot. Het gaat daarbij primair om koop nultredenwoningen, maar ook om nultredenwoningen in de sociale- en vrijesectorhuur. Dit is het directe gevolg van de aanhoudende vergrijzing in combinatie met het relatief beperkt aantal nultredenwoningen in de bestaande voorraad.
• Schouwen-Duiveland kent momenteel een theoretisch overschot in het grondgebonden (niet levensloopbestendige) segment. Het gaat om een jaarlijks overschot van zo'n 75 woningen, met name in de sociale huur. Ook is er een relatief groot overschot aan grondgebonden koopwoningen. Ook op Schouwen-Duiveland is er de komende tien jaar een constante vraag naar nultredenwoningen.
• Er is een sterke behoefte aan meer nultredenwoningen in alle segmenten en oppervlakteklassen.
Er is een sterke verschuiving gesignaleerd in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing. Binnen het nultredensegment gaat het indicatief vooral om ruimere sociale huur, vrije sector huur en ruimere koopappartementen. Er zal een overschot ontstaan in de kleine reguliere grondgebonden sociale huurwoningen, kleine goedkope koopwoningen en ruime, dure grondgebonden koopwoningen. Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. Het bouwplan aan de Irenestraat ziet op de ontwikkeling van 6 levensloopbestendige grondgebonden eengezinswoningen (nultredenwoningen). Het plan past daarmee binnen de kwalitatieve behoefte zoals die blijkt uit het KWOZ.
Het Tij van de Toekomst (2011)
De Strategische visie Schouwen-Duiveland 2011-2040 'Tij van de Toekomst' is op 3 oktober 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien: Schouwen-Duiveland heeft zich in 2040 verder ontwikkeld als de ideale plaats om te genieten van natuur, recreatie en cultuur.
In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. De gewenste ontwikkeling past vooral binnen het doel 'wonen'. Hierbij is een kwalitatief goed en realistisch voorzieningenniveau van belang. De betaalbaarheid van de voorzieningen is gewaarborgd door bundeling van functies en de gebruiksintensiteit is goed. Verder is de woningvoorraad afgestemd op de wensen van de (nieuwe) inwoners. In aantal zijn vraag en aanbod van woningen in balans. De kwalitatieve woningvoorraad is afgestemd op de woningbehoefte en verkeert in goede staat. Ouderen kunnen langer zelfstandig wonen en nieuwe inwoners vinden een plek naar wens. Hierbij wordt onder andere de voorkeur gegeven aan de realisatie van levensloopbestendige grondgebonden eengezinswoningen.
Regionale Woningmarktafspraken Provincie Zeeland – Gemeente Schouwen-Duiveland
De Regionale Woningmarktafspraken (RWMA) zijn op 27 juli 2021 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland vastgesteld. In deze nieuwe set woningmarktafspraken verschuift de aandacht nog meer naar kwaliteit vóór kwantiteit. Ook nu geldt dat de aantallen in balans moeten blijven met de vraag. Door het stellen van woningbouwkaders en het maken van woningmarktafspraken stimuleert de gemeente het realiseren van de juiste woning op de juiste plaats. De woningmarktafspraken zijn een leidraad voor de gemeente, maar ook voor marktpartijen, corporaties en particulieren die zich bewegen op de woningmarkt in Schouwen-Duiveland.
Met de nieuwe RWMA heeft de gemeente meer ruimte gekregen om woningen toe te voegen aan de voorraad. Om de netto woonvraag van 460 woningen (regionale behoefte van 405, bovenregionale behoefte van 55) (Woningmarktanalyse WMA 2020 - 2030) te bedienen, en tegelijk een kwalitatieve transitie te maken, wordt er gerekend met een bruto programmering van 695 woningen. Dit genereert een extra transitieprogramma van 235 woningen voor de komende 10 jaar. Dit is gebaseerd op de Woonvisie 2018 en Woningmarktanalyse 2020, waarvoor onderzocht is hoeveel woningen op termijn kwalitatief overtollig raken. Dit aantal - 235 - toekomstige incourante woningen moeten op termijn onttrokken worden aan de voorraad.
Op basis van de nieuwe provinciale huishoudensprognose (vastgesteld door GS op 14 juni 2022) voor de gemeente Schouwen-Duiveland is de regionale behoefte aan woningen groter geworden (namelijk 1.025 eenheden in 2022 t.o.v. 405 in 2021). De bovenregionale behoefte (55 eenheden) en transitieopgave (235 eenheden) – zoals vastgesteld in de RWMA 2021 –veranderen niet, maar worden wel opnieuw meegenomen in de beschikbare ruimte voor het aantal toe te voegen woningen.
Hiermee wordt de ruimte aan te bouwen wooneenheden als volgt verdeeld:
• Regionale behoefte: 1.025 wooneenheden;
• Bovenregionale behoefte: 55 wooneenheden;
• Transitieopgave: 235 wooneenheden;
De totale capaciteit voor woningbouw bedraagt hierdoor 1.315 wooneenheden (incl. transitieopgave) voor een periode van 10 jaar.
Woonvisie 2018-2027
In februari 2018 heeft de raad de nieuwe onafhankelijke woningmarktanalyse 'Solide basis onder actueel woonbeleid en woonafspraken' (2017-2027) onderschreven en vastgesteld. De uitkomsten van deze woningmarktanalyse en de trends en ontwikkelingen gaven aanleiding om de Woonvisie te herzien. In januari 2021 is een geactualiseerde versie van de woningmarktanalyse 2020 vastgesteld door de gemeenteraad.
Een prettig woon- en leefklimaat zijn essentieel om het perspectief uit het Tij van de Toekomst te bereiken. Om dit te bereiken moet er de komende jaren veel aandacht zijn voor het behouden en versterken van de woonkwaliteit en de leefbaarheid in de kernen. Het gaat om minder en kwalitatief betere nieuwbouw en om veel aandacht voor de vitaliteit van de bestaande voorraad. Daarbij functioneert Schouwen-Duiveland als één samenhangende woningmarkt. Dat betekent dat een ingreep in de ene kern, in meer of mindere mate effect heeft op de andere kernen in de gemeente. Maar het gaat niet alleen om de woning. Woonkwaliteit heeft ook te maken met de directe woonomgeving zoals de aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen.
Om dit strategische doel te bereiken stelt de gemeente tot 2027 de volgende doelen:
Daarna slaat de huishoudensgroei mogelijk om in huishoudensafname. Geconstateerd is dat in de groeikernen Zierikzee, Burgh-Haamstede en Bruinisse de meeste potentie is om de uitbreidingsvraag te hosten. Naast een uitbreidingsvraag is er een opgave in het verbeteren van de kwaliteit van onze bestaande voorraad. De bevolking vergrijst en wordt steeds bewuster van het besparen van energie, dus moet de bestaande woningvoorraad daarop worden aangepast. Te kleine of niet functionele koop- en huurwoningen, die nu niet meer voldoen aan de huidige kwalitatieve woonwensen, moeten worden aangepast of vervangen. Energetische maatregelen en levensloopbestendiger maken van de bestaande voorraad krijgen prioriteit. Nieuwbouw door uitbreiding van de woningvoorraad of door vervanging van de bestaande voorraad heeft de afgelopen jaren niet in elke kern plaatsgevonden, blijkbaar was daar niet altijd behoefte aan of kwamen plannen niet tot ontwikkeling.
De focus ligt op het op lange termijn leefbaar houden van de bestaande kernen. Hierbij moet de opgave om de bestaande woningvoorraad aan te pakken, invulling geven aan vrijvallende locaties in de kernen en het herbestemmen van bestaande (beeldbepalende) panden in de kernen voorrang krijgen boven nieuwbouw aan de randen van de stad/dorp. Het principe is: inbreiding gaat voor uitbreiding.
Structuurvisie Wonen (ontwerp)
Schouwen-Duiveland heeft de ambitie ieder huishouden naar wens te kunnen laten wonen. Om dit te bereiken zijn maatregelen nodig om opgaven op de woningmarkt aan te kunnen pakken, ongeacht of het aantal huishoudens in de gemeente groeit of krimpt. Het gaat bijvoorbeeld om het toevoegen of aanpassen van bestaande woningen zodat deze beter aansluiten bij de huidige en toekomstige behoefte en wensen van onder andere de groeiende groep ouderen. Het is de wens om daarvoor 'schuifruimte' te creëren waarmee blijvend gewerkt kan worden aan kwalitatieve woonopgaven. Schouwen-Duiveland heeft daarom de afspraak met de provincie Zeeland gemaakt dat er de komende jaren extra woningen gebouwd kunnen worden bovenop de regionale behoefte van 1.025 wooneenheden. Dit wordt het transitieprogramma genoemd. Dit transitieprogramma biedt ruimte, bóvenop reguliere huishoudensgroei, om te werken aan kwalitatieve woonopgaven. Dat kan echter niet zomaar. Om mogelijke leegstand op termijn te voorkomen wordt er ingezet op het onttrekken van woningen waaraan geen behoefte meer is. Dit hoeft niet nu, maar kan ook over aantal jaren pas aan de orde zijn. Het is wel belangrijk die werkwijze te borgen. Dat wordt gedaan met de Structuurvisie Wonen.
Het bouwplan aan de Irenestraat is een kwalitatieve aanvulling op de bestaande woningvoorraad en draagt bij aan het opvullen van de bestaande tekorten. Het bouwplan is gesitueerd op een binnenstedelijke locatie die door de gemeente is aangewezen als structuurversterkende locatie. Voor sociale huurwoningen die levensloopbestendig ingericht worden geldt een vrijstelling van de compensatieverplichting aan het transitiefonds.
Kernprofiel
In het kader van de uitvoering van de Woonvisie en het onderzoeken van de behoefte aan woningen in Burgh-Haamstede is het kernprofiel voor Burgh-Haamstede opgesteld. In dit kernprofiel wordt de huidige woningmarkt van Burgh-Haamstede geïnventariseerd door demografische en sociaaleconomische factoren en andere thema's op het gebied van wonen, sociale huur en leefbaarheid te analyseren. Het doel van dit kernprofiel is de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad in beeld te brengen en te taxeren waar incourante onderdelen aanwezig zijn. Op deze manier kan er worden gekeken naar een woningaanbod dat beter aansluit op de (toekomstige) behoefte van lokale woningzoekenden.
Ook uit dit kernprofiel blijkt sprake te zijn van vergrijzing. Het aandeel ouderen (65+) is toegenomen tussen 2015 en 2019, terwijl het aantal personen met een leeftijd tussen 25 en 64 jaar juist is afgenomen. Het aandeel jongeren (0-24 jaar) is ongeveer gelijk gebleven over deze periode. Het aantal eenpersoonshuishoudens is licht toegenomen (+5) tussen 2015 en 2019. Het aantal huishoudens met kinderen is toegenomen (+10), terwijl het aantal huishoudens zonder kinderen is afgenomen (-5).
Uit het kernprofiel en de gevoerde gesprekken blijkt dat de betaalbaarheid van de woningen in Burgh-Haamstede onder druk staat. In de bestaande voorraad zijn woningen in het midden en het hogere segment voldoende aanwezig, maar starterswoningen en betaalbare woningen (onder NHG-grens) zijn slechts beperkt aanwezig.
Het aantal huurwoningen van Zeeuwland is in de periode 2016-2020 beperkt toegenomen. Gezien het aantal reacties op sociale huurwoningen in Burgh-Haamstede is er dus behoefte aan woningen in dit segment. Gezien de vergrijzing is het wenselijk deze woningen levensloopbestendig uit te voeren.
Door het amendement “betaalbare woningen voor onze eigen inwoners” zijn de volgende afspraken gemaakt:
• In de grondprijsbrief 2022 wordt opgenomen dat de Sociale Grondprijs € 15.000 is per kavel onder de voorwaarde dat voor ieder verkocht kavel na realisatie van de nieuwe woning een sociale huurwoning uit de bestaande voorraad verkocht wordt voor maximaal € 180.000 om zo de doorstroming te bevorderen (sturingsmiddel bevorderen betaalbare doorstroming).
• In de grondprijsbrief 2022 wordt opgenomen dat er per project maatwerkafspraken gemaakt worden over de Sociale Grondprijs van een kavel als er géén verkoop van een sociale huurwoning tegenover staat.
Door het toevoegen van sociale huurwoningen door Zeeuwland worden er dus woningen uit bestaande woningvoorraad door Zeeuwland verkocht. Hierdoor kunnen starters toetreden tot de woningmarkt en kan doorstroming enigszins op gang worden gebracht. Door sociale huurwoningen toe te voegen op de locaties wordt er dus indirect ook in de behoefte voor betaalbare koopwoningen voorzien.
Vanuit de gemeente zijn de structuurversterkende locaties bepaald. Dit zijn locaties waarbij woningbouw een ruimtelijk knelpunt op kan lossen, bijvoorbeeld door een ongewenste bedrijfsbestemming te herontwikkelen tot woningbouw.
Het perceel aan de Irenestraat is door de gemeente aangewezen als structuurversterkende locatie Aanvullend op deze structuurversterkende locaties zijn met de Dorpsraad en Ondernemersvereniging Burgh-Haamstede gesprekken gevoerd om gezamenlijk tot meer potentiële woningbouwlocaties te komen. De locatie Irenestraat is ook tijdens deze gesprekken naar voren gekomen.
De woningen zijn levensloopbestendige eengezinswoningen in de sociale huursector. Dit woningtype speelt in op de behoefte voor Schouwen-Duiveland (zoals beschreven in KWOZ 2019, WMA 2020, Woonvisie 2018 en RWMA 2021) en specifiek voor Burgh-Haamstede (zoals beschreven in het kernprofiel). In Burgh-Haamstede komen veel (grote) grondgebonden (niet levensloopbestendige) woningen in hogere prijsklasse voor. Er is daardoor meer behoefte aan betaalbare woningen in Burgh-Haamstede. Deze woningen voorzien in betaalbaarheid. Door de woningen levensloopbestendig uit te voeren, wordt de woningvoorraad flexibel en toekomstbestendig.
Levensloopbestendigheid
Het huidige woonbeleid van gemeente Schouwen-Duiveland (Woonvisie) richt zich met name op het toevoegen van levensloopbestendige woningen, omdat deze leiden tot een toekomstbestendige woningvoorraad.
Levensloopbestendig moet niet alleen gezien worden voor de doelgroep senioren, maar wordt breder getrokken. Dit kan bijvoorbeeld ook zijn voor (jonge) gezinnen, als zij in een levensloopbestendige woning wonen kunnen ze hier in de toekomst langer blijven wonen en omdat de woning al levensloopbestendig wordt gerealiseerd hoeft de woning in de toekomst niet of minder worden aangepast, waardoor de woningen toekomstbestendiger zijn. Levensloopbestendig richt zich ook op de doelgroep van mensen met een (fysieke) beperking, waardoor de woning bijvoorbeeld rolstoel toegankelijk moet zijn. Daarom ligt de focus niet alleen op de doelgroep senioren met betrekking tot het begrip levensloopbestendigheid.
Dorpsvisie Burgh-Haamstede (2020)
Op 30 januari 2020 heeft de gemeenteraad de dorpsvisie goedgekeurd. Uit de gebiedsanalyse en Dorpsagenda, die samengesteld is met de inwoners, ondernemers, gasten en organisaties, zijn vier kernkwaliteiten voor Burgh-Haamstede naar voren gekomen. De kernkwaliteiten geven aan waarin Burgh-Haamstede zich onderscheidt van andere dorpen in haar omgeving. De volgende kernkwaliteiten zijn benoemd:
• Een geweldige plek om te leven en wonen;
• Ingebed in vier unieke landschappen;
• Kleinschalig, persoonlijk en authentiek;
• Rust en gezelligheid wisselen elkaar af.
Op basis van deze vier kernkwaliteiten zijn vervolgens de belangrijke opgaven voor het dorp benoemd. In het verlengde van de gemeentelijke woonvisie is het noodzaak terughoudend te zijn met grootschalige nieuwbouw van woningen in Burgh-Haamstede, omdat de bevolkingsgroei op Schouwen-Duiveland stabiliseert en leegstand in de toekomst voorkomen moet worden. Onder voorwaarden is ruimte voor nieuwbouw van woningen. Vanuit het dorp is aangegeven dat het belangrijk is om genoeg aanbod beschikbaar te hebben voor met name één- en tweepersoonshuishoudens. In de Dorpsdialoog is nadrukkelijk meegegeven, dat er nu een tekort is aan betaalbare starters- en seniorenwoningen. Om jongeren te kunnen behouden en doorstroming van senioren op gang te kunnen brengen is het belangrijk voldoende van deze woningen beschikbaar te hebben in de komende jaren. Uit de recente woningmarktanalyse blijkt dat er behoefte is aan appartementen of grondgebonden nultredenwoningen voor een- en tweepersoonshuishoudens vooral door de sterke vergrijzing in de kernen van Burgh-Haamstede. Het variëren in type en prijsklasse ten opzichte van de reeds bestaande voorraad is hierbij van belang (kleiner en goedkoper). Deze woningen kunnen natuurlijk ook interessant zijn voor starters op de woningmarkt. Voor het realiseren van woningbouw is de gemeente afhankelijk van initiatieven vanuit de markt en de samenwerking met Zeeuwland. Bij initiatieven voor (tijdelijke) nieuwbouw van woningen zullen steeds de volgende afwegingen worden gemaakt:
Conclusie
De 6 woningen die door Zeeuwland worden toegevoegd op de locatie Irenestraat voorzien in de behoefte die er voor Schouwen-Duiveland en meer specifiek Burgh-Haamstede is. Vanuit de verschillende beleidsniveaus (nationaal, provinciaal en gemeentelijk) speelt het in op de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de toe te voegen woningen. Daarnaast voorziet het plan in lokale behoefte gelet op de vergrijzing en daardoor de toenemende behoefte aan levensloopbestendige woningen vanuit de verschillende analyses die de afgelopen jaren zijn gedaan. De woningen zijn geschikt voor verschillende doelgroepen en daarmee dragen ze bij aan het toekomstbestendiger maken van de woningvoorraad. Deze woningen leveren ook een bijdrage aan het op gang brengen van doorstroming op de woningmarkt en geven daarmee starters een kans om toe te treden tot de woningmarkt.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 6'. Hiervoor geldt dat een archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodem op een diepte van 50 centimeter of meer onder het maaiveld met een oppervlakte van 2500 m² verstoord wordt. In het voorgenomen bouwplan blijft de oppervlakte onder de 2500 m². Een archeologisch onderzoek is daarom in principe niet benodigd. Echter ligt het plangebied vlak bij de ringwalburg en bijna tegen het archeologisch rijksmonument van Dominicanessenklooster Leliendaal aan. De kans is hier groot dat er voorwerpen gevonden gaan worden en dat later in de uitvoering tegen problemen aan wordt gelopen en het werk mogelijk stil komt te liggen. Om dit te voorkomen is er voor gekozen om toch een archeologisch onderzoek uit te voeren. De resultaten hiervan zullen beschikbaar zijn voor vergunningverlening.
Verder geldt een meldingsplicht voor eventuele archeologische (toevals)vondsten en/of waarnemingen. Het is niet uit te sluiten dat in het projectgebied toch relevante archeologische sporen en vondsten in de bodem verborgen zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van eventuele graafwerkzaamheden aan het licht komen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Om er voor te zorgen dat aan deze wettelijke plicht wordt voldaan bij het eventueel aantreffen van sporen en/of vondsten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, worden de aannemer(s) / degenen die de graafwerkzaamheden uitvoeren verplicht attent te zijn op eventuele archeologisch vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en worden zij ook langs deze weg verplicht dergelijke vondsten onverwijld te melden conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Ook moeten deze vondsten gemeld worden bij het bevoegd gezag, de gemeente (Schouwen-Duiveland) en bij de Erfgoed Zeeland.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop'. Deze aanduiding is opgenomen om de goede windvang van de molen 'De Graanhalm' aan de Burghseweg niet te belemmeren. De molen staat op een afstand van circa 95 meter van het plangebied. Binnen het plangebied geldt een maximaal toegestane bouwhoogte van 6 meter. Het bouwplan voorziet in woningen van maximaal 7,5 meter hoogte. De afgelopen periode heeft overleg plaatsgevonden met de exploitant van de molen. Daarbij is gesproken over het verbeteren van de zichtlijnen en de windvang rondom de molen door op andere locaties in de omgeving van de molen hoge groenelementen te rooien. De gemeente is voornemens om deze rooiwerkzaamheden te treffen op de locatie van de voormalige gemeentewerkplaats (door alle populieren te kappen). De invloed van de hogere bouwhoogte van de Irenestraat is naar verwachting ook acceptabel, gelet op de hoogte en ligging van de omliggende bestaande bebouwing en groenelementen. Dat wordt bevestigd in een door de molenaar opgestelde rapportage over zichtlijnen en windvang (opgesteld door Partitio Ontwerphuis).
Ter controle is door een onafhankelijke deskundige onderzocht of deze verwachting correct is. In oktober 2023 heeft Peutz B.V. onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de te realiseren woningen op de windvang van de molen 'De Graanhalm' (zie Bijlage 1). Hierbij is gekeken naar de huidige situatie en het windklimaat op de locatie, op basis daarvan is de invloed van de woningen op de windvang van de molen bepaald.
Volgens de gehanteerde methode kan de molen per jaar theoretisch 46,9% van de tijd de wind benutten. 3,5% van deze capaciteit komt uit de richting van het bouwplan, 96,5% van de capaciteit is gerelateerd aan andere windrichtingen, waarbij geen wijziging zal optreden.
Statistisch gezien kan de molen 1,6% van de tijd de wind uit de richting van de planlocatie benutten. Dit komt overeen met 3,5% van het theoretisch bruikbare windaanbod. De invloed van het bouwplan valt daarmee in de bereik van 0 tot 3,5%.
Tussen het plan en molen de Graanhalm bevinden zich bomen met een hoogte van circa 10 meter. Nabij het plan, op iets grotere afstand tot de molen bevindt zich bestaande bebouwing met een hoogte van 8 meter. De geplande hoogte van het plan is met maximaal 7,5 meter niet hoger dan de bestaande bebouwing, en ruim lager dan de bestaande bomen. Het effect van het plan op de windvang van de molen zal zodoende laag in de bandbreedte zijn.
De overige 96,5% van de theoretisch bruikbare wind komt uit andere windrichtingen, waarbij geen wijziging in het windaanbod optreedt.
Naast de molenbiotoop zijn er geen andere cultuurhistorisch waardevolle elementen waar rekening mee gehouden moet worden.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Om te beoordelen of de afstanden tussen de milieubelastende activiteit en de milieugevoelige functies acceptabel is, kan worden aangesloten bij de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'. Het plangebied grenst in het noordwesten aan twee basisscholen. Voor basisscholen geldt een richtafstand van 30 meter, in een rustige woonwijk, met als maatgevende aspect geluid. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand van 30 meter ten opzichte van de basisscholen. Voor het aspect geluid is een akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Op 6 maart 2023 heeft Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 2). De woningen worden op korte afstand van de basisscholen “Onder de Wieken” en ”De Kirreweie” gerealiseerd. Het schoolplein van de basisschool bevindt zich op circa 20 meter van de geprojecteerde woningen. Gelet op deze korte afstand is onderzocht of het stemgeluid vanaf het schoolplein van invloed is op het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. Op basis van de rekenresultaten wordt het volgende geconcludeerd:
1. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bedraagt ten hoogste 57 dB(A). De richtwaarde van 45 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau wordt (ruimschoots) overschreden.
2. Het maximaal geluidniveau bedraagt 75 dB(A) in de dagperiode. De richtwaarde van 65 dB(A) in de dagperiode wordt met 10 dB(A) overschreden. Op de zuidwestelijke voorgevel is het gebruik van het gymveld de maatgevende geluidbron, op de noordoostelijke achtergevel het schoolplein.
Afbeelding 6 | Geluidschermen op perceelsgrenzen, met rekenresultaten langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (bron: Kraaij Akoestisch Adviesbureau )
Geadviseerd wordt om minimaal uit te gaan van de situatie uit bovenstaande figuur waarbij de twee noordelijke percelen voorzien worden van geluidschermen van 2,5 meter op de perceelsgrenzen onder de volgende motivatie. De geluidsituatie wordt aanvaardbaar geacht, omdat:
1. De geluidbelasting uitsluitend in de dagperiode optreedt en alleen op werkdagen.
2. Het geluid van het gymveld alleen op dagen optreedt als er buiten wordt gegymd. Dat gebeurt lang niet alle dagen.
3. De geluidberekeningen worst-case zijn uitgevoerd. De werkelijke geluidbelasting zal (iets) lager zijn.
4. De geluidbelasting op de gevel niet zo hoog is dat er in de woning een te hoog geluidniveau zal zijn.
Bij een geluidwering van 24 dB(A) is het woon- en leefklimaat in alle woningen aanvaardbaar zijn. Een dergelijke geluidwering wordt bij toepassing van een gebalanceerd ventilatiesysteem (mechanische toe- en afvoer) zonder nadere voorzieningen behaald.
Tevens wordt geadviseerd om de keuken van de woningen aan de voorgevel te situeren. Hier is de geluidbelasting het hoogst. Potentiële huurders kunnen erop worden geattendeerd dat de woningen vlak bij een school worden gebouwd en dat het geluid van spelende kinderen zeker waarneembaar zal zijn.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
In oktober 2022 door ABO-Milieuconsult B.V. een vooronderzoek en een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5725 en NEN 5740 uitgevoerd. De locatie kan op basis van het vooronderzoek als onverdacht worden beschouwd.Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn in totaal acht boringen verricht (boringen 01 t/m 08). Van deze boringen is boring 01 afgewerkt met een peilbuis (filterstelling 3,00 – 4,00 m-mv). De grondwaterstand bevond zich op 0,90 m-mv (opname datum 21 oktober 2021).
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt het volgende geconcludeerd:
- In de vrijkomende grond zijn bodemvreemde materialen (sporen en/of spikkels baksteen) aangetroffen;
- De bovengrond is (plaatselijk) licht verontreinigd met nikkel, maar voldoet conform de toetsregels van het Besluit bodemkwaliteit aan de achtergrondwaarde. De overige geanalyseerde parameters uit het NEN 5740 pakket zijn niet verhoogd aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde.
- In de ondergrond zijn geen van de geanalyseerde parameters uit het NEN 5740 grondpakket verhoogd aangetoond ten opzichte van de achtergrondwaarde;
- In het grondwater is licht verontreinigd met xylenen. De overige geanalyseerde parameters uit het NEN 5740 grondwaterpakket worden niet verhoogd aangetoond ten opzichte van de streefwaarde;
- Er is geen asbest aangetroffen. De hypothese "De onderzoekslocatie is onverdacht" dient, op basis van de analyseresultaten van het grondwater, formeel verworpen te worden.
De resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodem- en/of grondwateronderzoek.De vastgestelde bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het opstellen van de ruimtelijke onderbouwingen voor een nieuwbouwlocatie binnen de kern Burgh-Haamstede. Gezien het feit dat tijdens de monstername geen asbest verdachte materialen zijn aangetroffen wordt een asbestonderzoek niet aanbevolen.
Opgemerkt dient te worden dat aan de hand van de bevindingen van onderhavig onderzoek geen absolute uitspraken kunnen worden gedaan over de hergebruiksmogelijkheden van eventueel af te voeren grond. Om te bepalen of er sprake is van grond (bodemkwaliteitsklasse achtergrondwaarde, wonen of industrie) ofwel een bouwstof gelden er andere beoordelingscriteria en onderzoeksstrategieën. Voldaan moet worden aan Besluit bodemkwaliteit.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. De dichtstbijzijnde transportroute gevaarlijke stoffen is de N57 en ligt op ruime afstand (350 meter) van het plangebied. Voor deze weg (N57: wegvak Ze47) geldt een PR-plafond van 0 meter en een GR-plafond van 73 meter. Het plangebied valt daarmee niet binnen het invloedsgebied van deze weg. Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
De locatie ligt niet binnen geluidzones van (spoor)wegen zoals die bedoeld zijn in de Wet geluidhinder. Op basis van die wetgeving is daarom geen akoestisch onderzoek vereist. Daarnaast is er - gelet op de ligging op een zeer rustige locatie met uitsluitend bestemmingsverkeer - geen aanleiding om in het kader van een goed woon- en leefklimaat onderzoek uit te voeren naar het akoestisch klimaat vanwege 30km/u- wegen in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Gesteld kan worden dat er sprake is van een goed akoestisch klimaat ten opzichte van wegverkeerslawaai. De ontwikkeling voorziet ook niet in een nieuwe geluidbron. In het kader van 'Bedrijven en milieuzonering' is wel onderzoek gedaan naar het woon- en leefklimaat vanwege de ligging in de nabijheid van basisscholen. Hierop is in paragraaf 4.3 ingegaan.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Milieubeleidsplan Module Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit op Schouwen-Duiveland is, zeker vergeleken met andere gebieden in Nederland, goed. Die bijzondere positie wil de gemeente zien te behouden. Waar mogelijk willen ze de luchtkwaliteit zelfs nog verbeteren. Het verminderen van autoverkeer kan daarbij helpen. Autoverkeer is namelijk een belangrijke vervuilingsbron.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de toename aan NO2 en PM10 inzichtelijk gemaakt aan de hand van de NIBM tool. In 4.12 Verkeer en parkeren is de verkeersgeneratie van het project inzichtelijk gemaakt. Deze wordt geschat op gemiddeld 33,6 motorvoertuigen per etmaal. De NIBM tool laat zien dat deze verkeerstoename niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.
De Gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee we ons kunnen aanpassen aan de klimaatverandering. Anders gezegd: het is de bedoeling dat de gemeente Schouwen-Duiveland klimaatbestendig wordt. Bovendien wil de gemeente dat de uitstoot van broeikasgassen vermindert, zodat Schouwen-Duiveland op den duur ook energieneutraal wordt.
Als onderdeel van het Milieubeleidsplan Schouwen-Duiveland is voor het aspect 'energie en klimaat' een langetermijnbeleid omschreven voor de periode tot 2030 (vastgesteld 25 juni 2009). De Gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee we ons kunnen aanpassen aan de klimaatverandering. Anders gezegd: het is de bedoeling dat de gemeente Schouwen-Duiveland klimaatbestendig wordt. Bovendien wil de gemeente dat de uitstoot van broeikasgassen vermindert, zodat Schouwen-Duiveland op den duur ook energieneutraal wordt. Om klimaatbestendig te kunnen worden zijn bij de ruimtelijke inrichting de volgende punten van belang:
Nieuwe ontwikkelingen stellen de gemeente in de gelegenheid om al direct bij de start van een project de beste keuzes te maken die kunnen leiden tot klimaatbestendigheid. Bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur, multifunctioneel gebruik, waterberging en geschikte bouwlocaties.
Bij bestaande situaties is het veel ingewikkelder om ruimtelijke ontwikkelingen klimaatbestendig te maken. Er is namelijk sprake van een bestaand wegennetwerk, overige infrastructuur en verkaveling. Wel kan er gekeken worden bij de renovatie en herstructurering van bestaande situaties naar eventuele technische maatregelen die kunnen worden getroffen. Bijvoorbeeld naar de koelingsmethodes voor verzorgingstehuizen, met het oog op de warmere zomers. Of ervoor zorgen dat woonwijken niet te veel verstenen. Daardoor kan bij hevige regenbuien het water makkelijker wegsijpelen.
De gemeente stimuleert energiebesparende maatregelen in bestaande woningen en utiliteitsgebouwen. Nieuwe gebouwen moeten energiezuinig zijn. Daarbij geldt een EPC-norm die strenger is dan die in het Bouwbesluit, en die in de toekomst verder zal worden aangescherpt.
Bij de gewenste ontwikkeling vindt de duurzaamheid in de bouwtechnische uitvoering van de bebouwing plaats. De woningen worden energieneutraal en gasloos opgeleverd. Daarnaast worden natuurlijke duurzame materialen gebruikt en voorzien van goede isolatie. De gewenste ontwikkeling probeert op deze manier bij te dragen aan de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied zijn diverse Natura2000-gebieden gelegen. De dichtstbijzijnde gebieden betreffen: de Kop van Schouwen op 250 meter, de Oosterschelde op 2 km, de Voordelta op 3,3 km en de Grevelingen op 8 km. In het kader van de bescherming van Natura 2000 gebieden moet voor dergelijke ontwikkelingen een stikstofberekening worden gemaakt. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de AERIUS Calculator (2023) is voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (zie Bijlage 4).
Op basis van de voorgaande gegevens is een AERIUS-berekening uitgevoerd voor de realisatie- en gebruiksfase . De uitkomst is dat er in de gebruiksfase geen toename hoger dan 0,00 mol/ha/jaar is. In de realisatiefase is er wel een toename hoger dan 0,00mol/ha/jaar berekend. Hierdoor kan een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura2000-gebieden niet worden uitgesloten. Onderzoek heeft plaatsgevonden naar salderingsmaatregelen. Het blijkt mogelijk extern te salderen door verduurzaming van woningen van de woningcorporatie in de nabijheid. Na overleg met het bevoegd gezag (de provincie Zeeland) over een te verkrijgen ontheffing op basis van de Wet natuurbescherming hierover is besloten alsnog niet in te zetten op extern salderen, maar gedeeltelijk elektrisch materieel in te zetten. Uit de stikstofberekening blijkt dat niet al het materieel elektrisch hoeft te worden ingezet. Met het gedeeltelijk elektrificeren van het materieel is er geen toename hoger dan 0,00mol/ha/jaar. De toekomstige aannemer zal moeten aantonen dat in de realisatiefase er werkelijk geen sprake is van een toename van 0,00mol/ha/jaar op stikstofgevoelige / overbelaste Natura 2000-gebieden. Dit is dus afhankelijk van het materieel dat wordt ingezet.
Soortenbescherming
Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). Er zijn geen sloopactiviteiten voorzien, bomen en struiken kunnen waarschijnlijk gehandhaafd blijven tijdens de bouwactiviteiten. De woningen worden gebouwd op een locatie die momenteel fungeert als grasveld, het kan zijn dat daardoor beschermde soorten worden gestoord. Een quickscan Wet natuurbescherming is benodigd. Door MaGRID is in september 2022 een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 5). In de quickscan zijn de effecten van de planologische ontwikkeling op de dieren en planten binnen het plangebied in beeld gebracht.
Vogels
Een effect op beschermde nesten, leefgebied, rust- of voortplantingslocaties van (al dan niet wettelijk beschermde) vogels kan niet worden uitgesloten. De aanwezigheid van broedvogels op en nabij de bouwkavels maken een start van de uitvoering van de werkzaamheden tijdens de broedtijd onwenselijk. Dit betekent dat de werkzaamheden 'veilig' kunnen worden gestart in de periode 1 augustus-1 maart. Indien er eenmaal geregeld bouwactiviteiten zijn, kunnen deze ook in de broedtijd worden voortgezet. Kap- en rooiwerkzaamheden moeten sowieso buiten de broedtijd, dus in de periode 1 augustus-1 maart, worden uitgevoerd.
Vleermuizen
Tijdens het avondbezoek van 28 september 2022 zijn geen vleermuizen waargenomen. Gebruik als foerageergebied van het plangebied door de meest algemene vleermuizen (gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger) is echter aannemelijk. In geen van de in het plangebied aanwezige bomen zijn mogelijke verblijfplaatsen gevonden. De geplande werkzaamheden zullen geen tot nauwelijks invloed hebben op de functie als foerageergebied voor vleermuizen.
Met in achtneming van het ecologisch werkprotocol vormt het aspect 'natuur' geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
De gemeente Schouwen-Duiveland beschikt over een nota en beleidskaart met hierin de locaties waar mogelijk niet gesprongen explosieven (NGE’s) in de bodem kunnen voorkomen. De kaart is opgesteld op basis van historisch onderzoek en wordt regelmatig geactualiseerd.
Afbeelding 7 | NGE kaart (bron: Gemeente Schouwen-Duiveland; bewerking: Juust B.V.)
Het plangebied ligt binnen de rode zone en daarmee binnen een gebied met een hoge trefkans (zie afbeelding 8). Vanwege de te verwachten graafwerkzaamheden/grondroeringen is het belangrijk om hier zorgvuldig mee om te gaan. In gebieden met een hoge kans op aantreffen moeten maatregelen worden getroffen, vanuit de ARBO regelgeving, met betrekking tot CE bij grondroerende werkzaamheden. Dit kan zijn in de vorm van een projectgebonden risicoanalyse of detectie. De initiatiefnemer is voornemens om een zogenaamde NGE-onderzoek uit te voeren.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
De gemeente kent een eigen verkeer- en vervoersplan 'Integraal Verkeer- en Vervoerplan Schouwen-Duiveland (IVVP 2017)'. De IVVP 2017 is een mobiliteitsplan waarin op hoofdlijnen is vastgesteld wat de gemeente op het gebied van verkeer en vervoer wil bereiken. Het verkeersbeleid is vastgelegd en is aan de hand van een aantal thema's vertaald in een aantal concrete doelen op het gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid, gezondheid en duurzaamheid. Daarnaast heeft de gemeente een eigen parkeerbeleid 'Parkeerbeleid 2017-2020 Schouwen-Duiveland'. In het parkeerbeleid worden diverse aspecten rondom het parkeren in Schouwen-Duiveland behandeld, zoals parkeerregulering en de toegankelijkheid en het kwaliteitsniveau van parkeerplaatsen. Bewust zijn geen parkeernormen opgenomen, omdat situaties vaak erg specifiek zijn en maatwerk vaak nodig is. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van de landelijke CROW-richtlijnen. In de beleidsnota wordt voor de gemeente Schouwen-Duiveland de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' aangehouden. Als locatie wordt voor de gehele gemeente, met uitzondering van Zierikzee, 'rest bebouwde kom' (wanneer gelegen binnen de bebouwde kom) en 'buitengebied' (wanneer gelegen buiten de bebouwde kom) gehanteerd.
Parkeren
De parkeernormen van de gemeente Schouwen-Duiveland zijn opgenomen in het gemeentelijk parkeerbeleid 2017-2020. De normen zijn gebaseerd op de gemiddelde parkeerkencijfers van het CROW. Hierbij zijn de kenmerken 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom' gehanteerd. De woningen vallen binnen de categorie sociale huur. Hiervoor wordt een gemiddelde parkeerbehoefte van 1,6 parkeerplaatsen per woning gehanteerd. Op basis van de kencijfers is er een parkeerbehoefte van 9,6 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied zijn 10 parkeerplaatsen voorzien, daarmee wordt er voldaan aan de parkeernormen.
Verkeersgeneratie
Voor het berekenen van de verkeersgeneratie is eveneens uitgegaan van de kenmerken 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. Er wordt een gemiddelde verkeersgeneratie van 5,6 per woning gehanteerd. De totale verkeersgeneratie voor het plangebied komt daarmee op 34 voertuigbewegingen per dag.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
Het plangebied is niet gelegen in nabijheid van een waterkering en dus ook niet binnen de beschermingszone van de waterkering. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
![]() De totale oppervlakte van het plangebied is ongeveer 1.870 m² waarop geen bebouwing is gesitueerd. Wel ligt er een verhard wandelpad met een oppervlakte van circa 150 m2. Er worden 6 woningen gebouwd met een dakoppervlak van 80 m2, in totaal 480 m2. De dichte bodemverharding in de openbare ruimte bedraagt na realisatie 740 m2, daar bovenop verwachten we een gemiddelde verharding van 40 m2 per perceel. In totaal komt daarmee de dichte bodemverhading op 980 m2. De combinatie van dakoppervlak en dichte bodemverharding komt op een totaal oppervlak van 1.460 m2 verharding na realisatie. Minus de huidige situatie van 150 m2 zorgt dat voor een toename van 1.310 m2 aan verharding. Er dient 1.310 x 0,075m = 98,25m³ watercompensatie gerealiseerd te worden. Gebleken is dat het niet mogelijk is om deze waterberging op het perceel behorende bij de ontwikkeling te realiseren. De gemeente faciliteert buiten de percelen de aanleg van waterberging. Waterberging wordt gerealiseerd in het groen/veldje voor de woning. Dit betreft een vertraagde afvoer op het oppervlaktewater. In het veldje wordt een verlaging aangebracht richting de bestaande greppel. In de greppel komt een nooduitlaat/overstort om te voorkomen dat bij hevige regenval het water te lang in de verlaging blijft staan. De bodemgesteldheid wordt nader uitgewerkt in het definitief ontwerp en uitvoeringsontwerp ten behoeve van het bouw- en woonrijp maken van het plangebied. Op basis van deze ontwerpen worden passende maatregelen genomen om de bodemgesteldheid in het gebied op een juiste wijze te borgen. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het huishoudelijk afvalwater (DWA) wordt gescheiden van het hemelwater (HWA) afgevoerd naar de bestaande riolering van de Irenestraat. Deze riolering zal met 55 meter worden verlengd en heeft voldoende capaciteit. Het hemelwater (HWA) van de woningen wordt vrij op straat geloosd. Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. |
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin mogelijke grondwateroverlast |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
In en nabij het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
De volksgezondheid is niet in het geding. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Er is geen sprake van natte natuur. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Het plangebied grenst niet aan oppervlakte water. |
Anderer belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Niet van toepassing
|
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing) * in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? *na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). |
Niet van toepassing |
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de dremeplwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. is de volgende activiteit opgenomen: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen (D.11.2). De bijbehorende drempelwaarde is: a) een oppervlakte van 100 hectare of meer, b) een aaneengesloten gebied en 2000 woningen of meer, of c) 200.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte of meer. Activiteit D11.2 is van toepassing. De gewenste ontwikkeling valt ver onder de bijbehorende drempelwaarden. Het gewenste plan is een stedelijk ontwikkelingsproject gezien de aard en omvang (zie voorgaande paragrafen). Een vormvrije m.e.r-beoordeling is noodzakelijk. Hiervoor is een aanmeldnotitie opgesteld (zie bijlage 6). Op basis van deze notitie (en voorgaande paragrafen) is gebleken dat het gewenste plan niet leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen.
De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
De gemeente voert de grondexploitatie voor zijn rekening en draagt het risico. Het kostenverhaal vindt plaats via de uitgifte van bouwgrond aan woningbouwvereniging Zeeuwland. Uit de grondexploitatie blijkt dat niet alle kosten gedekt worden door de opbrengst uit de grondverkoop. Voor het tekort op de grondexploitatie heeft de raad een voorziening beschikbaar gesteld om het woningbouwplan te kunnen realiseren. In de met woningbouwvereniging Zeeuwland gesloten koopovereenkomst is vastgelegd dat Zeeuwland eventuele planschade voor zijn rekening neemt.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Ter inzage legging omgevingsvergunning
Het ontwerpbesluit wordt, tezamen met de aanvraag en de daarbij behorende stukken, zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend.