direct naar inhoud van Regels
Plan: Kloosterweg 63 Schuddebeurs
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00276BphSB-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kloosterweg 63 Schuddebeurs met identificatienummer NL.IMRO.1676.00276BphSB-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.7 achtererf

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen

1.8 achtergevel van een hoofdgebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.9 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelgrenzen.

1.10 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond: bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.13 beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van een woning

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit door de bewoner, gericht op het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.14 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijbehorend bouwwerk

architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.18 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop (bijvoorbeeld een showroom), het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.26 erfgrens

de grens van het erf.

1.27 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig ,of van omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend.

1.28 gastenverblijf

een vrijstaand of aan een woning aangebouwd gebouw, die niet direct vanuit de woning toegankelijk is en die gebruikt wordt om niet-commercieel logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.31 mantelzorg

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voorvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden.

1.32 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.33 onoverdekt zwembad

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient als zwemvoorziening voor de bewoner van de woning op het betreffende perceel en zijn gasten.

1.34 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.35 passend in het straat- en bebouwingsbeeld
  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is, en
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.36 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afwerkt terrein.
1.37 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.38 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.39 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.40 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.41 voorgevel van een hoofdgebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.

1.42 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw (voorgevel) tot aan de perceelsgrenzen.

1.43 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.44 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.

1.45 webwinkel

een detailhandelsbedrijf dat zich toelegt op de verkoop via internet zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheid ter plaatse.

1.46 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.47 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.48 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.49 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.50 zijerf

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens.

1.51 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.52 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

wordt gemeten tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 40 centimeter, boven het afgewerkt terrein en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

2.7 de vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van voor mensen toegankelijke ruimte(n) van een gebouw, binnenwerks gemeten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de huisvesting van personen in woningen;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals wegen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.1.2 Bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen en de volgende regels:

3.2.1 Hoofdgebouwen

De hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • b. het aantal woningen bedraagt maximaal het middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien geen aantal is aangegeven middels een aanduiding bedraagt het aantal woningen per aanduidingsvlak maximaal 1;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend een vrijstaande woning worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 6,00 meter bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangeduid;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 10,00 meter bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangeduid;
  • f. de minimale breedte van een hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend – bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' 6,00 m;
  • g. de minimale afstand tussen het hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend – en de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' 3,00 meter;
  • h. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen.

3.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Bij ieder hoofdgebouw mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd,

met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en ocverkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen moeten minimaal 2,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn worden gebouwd, waarbij de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 3,00 meter moet bedragen;
  • c. vrijstaande bijgebouwen moeten achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 3,00 meter moet bedragen;
  • d. overkappingen moeten minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn worden gebouwd;
  • e. de totale bebouwde oppervlakte (overkappingen meegerekend) van het zij- en achtererf gelegen buiten het aanduidingsvlak 'vrijstaand' en binnen het bouwvlak mag maximaal 50% bedragen met een maximum van 100 m²;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,50 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 7,00 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3,50 meter bedragen.

3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. onoverdekte zwembaden mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. onoverdekte zwembaden moeten minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen;
  • d. anders dan het onder lid 3.2.3, sub c bepaalde mag de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de voorgevellijn maximaal 1,00 meter bedragen;
  • e. onoverdekte zwembaden mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • 2. het bouwen van een zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
    • 3. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1,00 meter bedraagt.

3.2.4 Voorwaardelijke verplichting

Er is sprake van een strijdig gebruik met de bestemming zoals bedoeld onder lid 3.1 indien niet binnen één jaar na ingebruikname van het hoofdgebouw zoals bedoeld onder lid 3.2.1 de tuin is aangelegd conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 4 van de toelichting.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

3.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3.2 Voorwaarden

Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in elk geval gerekend het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning als:

  • a. zelfstandige woonruimte;
  • b. gastenverblijf;
  • c. woonruimte voor mantelzorg.

3.4.2 Niet strijdig gebruik
  • a. het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en/of bij deze woning behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
    • 2. het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de woning;
    • 3. ten hoogste 25 m² van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
    • 4. het gebruik geen horeca mag betreffen;
    • 5. geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;
    • 6. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
    • 7. geen detailhandel is toegestaan tenzij het een webwinkel betreft;
    • 8. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
    • 9. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.
  • b. het aanbieden van bed & breakfast in een woning, met dien verstande dat:
    • 1. de bed & breakfast mag uit maximaal vijf slaapplaatsen bestaan;
    • 2. de woning bewoond dient te worden door de hoofdbewoner(s);
    • 3. het gebouw geschikt moet zijn voor permanente bewoning;
    • 4. het gebouw het hoofdgebouw van het bouwperceel moet zijn;
    • 5. er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast mag ontstaan voor de omgeving;
    • 6. er slechts terughoudende reclame-uitingen geplaatst mogen worden, neonreclame is niet toegestaan;
    • 7. de woning voldoet aan het bouwbesluit.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Beroepsmatig en/of bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.2, sub a voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 50 m², met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. ten hoogste 50 m2 van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • c. het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de woning;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  • g. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • h. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • i. geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;
  • j. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • k. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.

3.5.2 Gastenverblijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1, sub b voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf, met dien verstande dat:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. de aanvrager eigenaar en/of bewoner is van het bouwperceel;
  • c. het hoofdgebouw op het bouwperceel permanent wordt bewoond;
  • d. per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf is toegestaan;
  • e. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  • f. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  • g. de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen 3,00 meter moet bedragen;
  • h. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • i. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • j. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.

3.5.3 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1, sub c voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of bijgebouw als mantelzorgwoning is toegestaan;
  • c. er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;
  • d. de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen 3,00 meter moet bedragen;
  • e. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • f. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder).

Artikel 4 Waarde - Cultuurhistorie 1

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het historische en ruimtelijke landschappelijke en stedenbouwkundige karakter en het behoud, herstel en/of versterking van de bouwkundige karakteristieke panden, met de waardering 'zeer hoog' en 'hoog' zoals genomen in Bijlage 1 Overzicht waardevolle panden en objecten van deze regels.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, het wegnemen of veranderen van stoepen, alsmede het wijzigen van de wegindeling;
  • b. het afgraven of ophogen van de bodem of het dempen van sloten;
  • c. het vellen, rooien of aanbrengen van houtopstanden;
  • d. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.

4.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.

4.2.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 4.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden zullen leiden tot de verbetering of het herstel van de waarden als bedoeld in lid 4.1.1 en niet zullen leiden tot een verstoring van de aanwezige waarden als bedoeld in lid 4.1.1;
  • b. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de natuur- en landschapsdeskundige of cultuurhistorie deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 4.2.3 onder a.
4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de in lid 4.1 bedoelde bestemming is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Welstands- en Monumentencommissie. Voor panden met de waardering 'zeer hoog' zoals opgenomen in Bijlage 1 Overzicht waardevolle panden en objecten van deze regels (rijksmonumenten) is bovendien een vergunning op grond van de Monumentenwet benodigd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Voor bouwwerken die op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven aantallen, afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- of oppervlaktematen, terwijl het bouwwerk krachtens een omgevingsvergunning aanwezig is of gebouwd kan worden, gelden deze afwijkende maten als vervangende regel. Bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd.

6.2 Voldoende parkeergelegenheid

Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.

6.3 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2:

  • a. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  • b. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het "Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

7.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting
  • b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. voor de opslag en het be- en verwerken van gevaarlijke stoffen;
  • d. als woonwagenstandplaats.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding grenzen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, alsmede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:

  • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1,00 meter;
  • 2. ingangspartijen tot maximaal 2,00 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6,00 m² en de bouwhoogte maximaal 3,00 meter zal bedragen.

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1,00 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2,00 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6,00m² en de bouwhoogte maximaal 3,00 meter zal bedragen;

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  • c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5,00 meter toelaatbaar.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 10.1, onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. lid 10.1, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. lid 10.2, onder a, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kloosterweg 63 Schuddebeurs.