direct naar inhoud van Regels
Plan: Haringvlietplein en Schelphoekstraat Zierikzee
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00194BpZZ-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Haringvlietplein en Schelphoekstraat Zierikzee, met identificatienummer NL.IMRO.1676.00194BpZZ-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.6 archeologische deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.7 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon,

  • 1. wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • 2. waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten ter plaatse structureel worden uitgeoefend.
1.12 bestaand

ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 cafetaria/snackbar

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken voor consumptie elders dan ter plaatse en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse.

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop (bijvoorbeeld een showroom), het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 perifere detailhandel

detailhandel op terreinen of locaties binnen de bebouwde kom die niet binnen een bestaand winkel-(concentratie)gebied of het onmiddellijk daaraan grenzende gebied liggen dan wel gevestigd kunnen worden;

1.25 perifere detailhandel - grootschalig

detailhandel met een bovenlokale functie/bereikbaarheid waarvoor een groter bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte nodig is. Hieronder zijn niet begrepen:

- een supermarkt en detailhandel in dagelijkse goederen,
- mode / kleding
- warenhuis

Hieronder zijn wel begrepen:

- detailhandel in bruingoed (grotere consumentenelektronica) en witgoed (grotere huishoudelijke
apparaten),
- detailhandel in fiets- en auto-accessoires
- detailhandel in sport en spel;

1.26 perifere detailhandel - volumineus (branchegericht)

perifere detailhandel in goederen, waarvoor vanwege de aard en de omvang van het gevoerde assortiment en de dagelijkse bevoorrading, een groot bedrijfsvloeroppervlak nodig is, zoals auto's, boten, caravans, tenten, vakantie, recreatie, outdoor- en kampeerartikelen, bouwmarkten, tuincentra, woninginrichting, keuken en sanitair, woonthema-outlet;

1.27 detailhandel productiegebonden

detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een makelaarskantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, belwinkel en internetcafé.

1.29 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.30 erfgrens

de grens van het erf.

1.31 explosieve stoffen

stoffen behorende tot klasse 1 van het Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route (ADR), met uitzondering van consumentenvuurwerk zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 geluidsgevoelige gebouwen

woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh) en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh).

1.34 gevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.36 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties.

1.37 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, ontwerptechnisch of hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.38 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.39 ondergeschikte detailhandelsactiviteiten

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair is gericht op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit.

1.40 ondergeschikte horeca-activiteiten

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair is gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van etenswaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse.

1.41 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.42 passend in het straat- en bebouwingsbeeld
  • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • 2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • 3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is, en
  • 4. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.43 peil
  • 1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • 3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van vaststelling van dit plan.
1.44 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.45 supermarkt

een zelfbedieningszaak die in hoofdzaak is gericht op de verkoop van een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.

1.46 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.47 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw (voorgevel) tot aan de perceelsgrenzen.

1.48 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.49 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.

1.50 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.51 winkelvloeroppervlakte (wvo)

het vloeroppervlak in vierkante meters wat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen. Dus exclusief administratieruimte, kantines, toiletten, magazijnruimte, ruimte voor ontvangst van goederen, verwerkingsruimte en dergelijke.

1.52 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.53 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.54 zijerf

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens.

1.55 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.56 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • 1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • 2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 50 centimeter, boven het afgewerkte maaiveld en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

2.8 de vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.9 de brutovloeroppervlakte

de brutovloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.10 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
  • a. detailhandel tot een totaal aan brutovloeroppervlakte van 5.450 m² ;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt-1': uitsluitend een supermarkt op de begane grond, waarbij de brutovloeroppervlakte maximaal 2.500 m² mag bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt-2’: uitsluitend een supermarkt op de begane grond, waarbij de brutovloeroppervlakte maximaal 2.500 m² mag bedragen met dien verstande dat de huidige supermarkt aan de Schelphoekstraat 1 te Zierikzee de supermarktfunctie beëindigd;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding ‘Specifieke vorm van detailhandel- food’, food gerelateerde detailhandel, zoals een brood- en banketspeciaalzaak, een slager, een groentewinkel, een viswinkel of een slijterij en daaraan verbonden en ondergeschikt groothandel.
  • e. hierbij behorende ondergeschikte voorzieningen, zoals paden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. binnen het bouwvlak zijn tevens laad- en losvoorzieningen toegestaan in de vorm van laad- en losdocks;
  • c. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de afstand tussen gebouwen en de perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt de op de verbeelding aangegeven maatvoering;
  • f. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 2’ zijn tevens overkappingen en luifels buiten het bouwvlak toegestaan met een maximale hoogte van 10 meter.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2,5 meter  
licht- en vlaggenmasten   12 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1 Afwijkingsbevoegdheid aaneen bouwen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, onder c en d om gebouwen aaneen te bouwen.

3.4.2 Afwijkingsbevoegdheid grotere hoogte bouwwerk, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van erfafscheidingen vóór de voorgevellijn, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3, onder a tot een bouwhoogte van ten hoogste 12 meter.

3.4.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 en lid 3.4.2 kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 3.3 gesteld worden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een supermarkt, anders dan bedoeld in lid 3.1.1 onder b en c;
  • b. het feitelijk in gebruik nemen van een supermarkt zoals bedoeld in lid 3.1.1 onder c, zolang de supermarkt aan de Schelphoekstraat 1 te Zierikzee haar activiteiten niet heeft beëindigd en beëindigd houdt;
  • c. het in gebruik nemen van de supermarkt ter plaatse van de aanduiding “supermarkt 1”, indien dit na toepassing van de afwijkingsbevoegdheid artikel 12 lid 3 leidt tot een overschrijding van het maximum winkelvloeroppervlakte zoals opgenomen in het rapport van Bureau Stedelijke Planning d.d. 17 februari 2017 zoals bijgevoegd is in Bijlage 2 van dit bestemmingsplan;
  • d. horeca-activiteiten, uitgezonderd ondergeschikte horeca-activiteiten in ten hoogste categorie 1a zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, ten dienste van een detailhandelsbedrijf met inachtneming van het volgende:
    • 1. de oppervlakte van de horeca-activiteiten in een gebouw bedraagt ten hoogste 25% van de verkoopvloeroppervlakte met een maximum van 50 m²;
    • 2. direct voor de voorgevel van een gebouw met de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel-food’ is een terras toegestaan met een oppervlakte die ten hoogste de helft bedraagt van de gerealiseerde oppervlakte aan horeca als bedoeld onder 1., met dien verstande dat geen overkappingen of terrasschermen zijn toegestaan; indien de gerealiseerde oppervlakte aan horeca minder bedraagt dan 20 m² is desondanks een terras van ten hoogste 10 m² toegestaan;
  • e. de opslag en/of verkoop van motorbrandstoffen;
  • f. de opslag en/of verkoop van 10.000 kilogram of meer aan consumentenvuurwerk;
  • g. laden en lossen bij winkels en gebouwen gedurende de nachtperiode (23.00 uur - 07.00 uur), tenzij ter plaatse van de bestemming 'Groen' met functieaanduiding 'geluidscherm' geluidwerende voorzieningen zijn getroffen. Deze geluidswerende voorziening moet een minimale lengte van 75 meter en een hoogte van 4 meter hebben conform hetgeen is gesteld in het bij de toelichting gevoegde Akoestisch onderzoek. Verder dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
    • a. een geluidscherm dient een massa (oppervlaktegewicht) te hebben van minimaal 10 kg/m2;
    • b. een geluidscherm dient kier- en naaddicht te worden uitgevoerd;
    • c. de bronzijde van het scherm dient geluidsabsorberend te worden uitgevoerd om ongewenste reflecties te voorkomen. Aan de zijde van de laaddocks (zuidzijde) mag het scherm dus niet geheel glad en reflecterend zijn, maar dient geluid te absorberen;
  • h. buitenopslag van goederen.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Detailhandel’, als bedoeld in lid 3.1 geheel of gedeeltelijk te wijzigen in detailhandel zonder de aanduiding ‘supermarkt 1’, ‘supermarkt 2’ en/of ‘specifieke vorm van detailhandel – food’, danwel een andere passende bestemming in relatie tot de omgeving onder de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van structurele leegstand;
  • b. op basis van marktonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen vraag is naar supermarkt en/of foodgerelateerde detailhandel;
  • c. op basis van marktonderzoek is de behoefte aan de voorgenomen functie aangetoond;
  • d. aangetoond is dat voor de betreffende functie vanwege de omvang geen ruimte is binnen het centrumgebied;
  • e. aangetoond moet zijn dat aan alle relevante milieuaspecten wordt voldaan;
  • f. aangetoond moet zijn dat er voldaan wordt aan de parkeerbehoefte;
  • g. geen afbreuk mag worden gedaan aan het bij dit bestemmingsplan behorende beeldkwaliteitsplan;
  • h. er wordt geen afbreuk gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 4 Detailhandel - detailhandel uit te werken

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel – detailhandel uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. perifere detailhandel – volumineus (branchegericht);
  • b. perifere detailhandel - grootschalig;

met de hierbij behorende ondergeschikte voorzieningen zoals;

  • c. kantoren;
  • d. een horecavoorziening, zoals genoemd in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten, ten dienste van het detailhandelsbedrijf bedoeld in artikel 4.1.1 onder a en b;
  • e. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen verhardingen, paden, inritten, en parkeervoorzieningen;
4.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken het plan uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende regels:

4.2.1 Algemeen
  • a. het uitwerkingsplan dient te worden opgesteld met inachtneming van:
    • 1. het bij dit bestemmingsplan vastgestelde exploitatieplan;
    • 2. de randvoorwaarden en uitgangspunten uit de Detailhandels Structuurvisie (DSV2013 met Addendum d.d. 30 oktober 2015) Schouwen-Duiveland;
    • 3. de eisen voor bebouwing gesteld in het bij de planregels opgenomen Beeldkwaliteitsplan (zie bijlage Regels);
    • 4. het bij dit bestemmingsplan gevoegde onderzoek naar 'Effecten en afweging volumineuze en grootschalige perifere detailhandel Haringvlietplein Zierikzee' d.d. 13 juli 2017';
    • 5. de eisen uit het bij dit bestemmingsplan behorende Inrichtingsplan (zie bijlage Regels).
    • 6. de parkeerbehoefte zoals vastgelegd in het de bij dit bestemmingsplan behorende Mobiliteitsonderzoek d.d. 29 november 2016. Een deel van de gronden zal in het uitwerkingsplan de bestemming 'Verkeer' krijgen.
  • b. Voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient inzicht te bestaan in het beoogde functionele programma;

4.2.2 Bouwregels
  • a. het brutovloeroppervlakte van de totale c.q. gezamenlijke bebouwing bedraagt maximaal 5250 m2;
  • b. het bedrijfsvloeroppervlakte van een perifeer detailhandelsbedrijf – grootschalig, zoals bedoeld in artikel 4.1.1 sub b, dient minimaal 1000 m2 te bedragen;
  • c. voor de hoofdbebouwing geldt een maximum bouwhoogte van 8 meter;
  • d. de afstand tussen gebouwen en de perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   12 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
4.2.4 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. horeca-activiteiten, uitgezonderd ondergeschikte horeca-activiteiten in ten hoogste categorie 1a zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, ten dienste van een detailhandelsbedrijf met inachtneming van het volgende:
    • 1. de oppervlakte van de horeca-activiteiten in een gebouw bedraagt ten hoogste 25% van de verkoopvloeroppervlakte met een maximum van 50 m²;
    • 2. een terras is toegestaan met een oppervlakte die ten hoogste de helft bedraagt van de gerealiseerde oppervlakte aan horeca als bedoeld onder 1.; indien de gerealiseerde oppervlakte aan horeca minder bedraagt dan 20 m² is desondanks een terras van ten hoogste 10 m² toegestaan;
  • b. elke vorm van (bedrijfsmatig, zorg, tijdelijke of permanent) wonen;
  • c. de opslag en/of verkoop van motorbrandstoffen;
  • d. de opslag en/of verkoop van 10.000 kilogram of meer aan consumentenvuurwerk;
  • e. buitenopslag van goederen.
4.3 Voorlopig bouwverbod
  • a. Het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 4.2 van dit artikel kan niet eerder geschieden dan nadat een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan in werking is getreden;

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sociaal-culturele voorzieningen, levensbeschouwelijke voorzieningen, sociaal-medische voorzieningen, dierenverzorging (niet zijnde dierenpension of dierenasiel) en hieraan gelieerde kantoren, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, alsook ondergeschikte detailhandels- en/of ondersteunende horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van bovengenoemde voorzieningen, allen voor zover voorkomend in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. op de verdieping zijn uitsluitend aan de hoofdfunctie ondersteunende functies toegestaan;
  • c. wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, speelvoorzieningen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels

5.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde

5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  • b. de breedte van een gebouw zal minimaal 5,00 meter bedragen;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte mag maximaal de op de kaart aangegeven maat bedragen;
  • d. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55 graden bedragen;
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   12 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
5.3 Nadere eisen

5.3.1 Nadere eisen bebouwing

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
5.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.4 Afwijken van de bouwregels

5.4.1 Afwijkingsbevoegdheid bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van erfafscheidingen, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3 sub a tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter.

5.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 5.3 gesteld worden.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. horeca-activiteiten, uitgezonderd ondergeschikte horeca-activiteiten in ten hoogste de categorie 1a zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, ten dienste van de in artikel 5.1 genoemde voorzieningen, met dien verstande dat de oppervlakte van de horeca-activiteiten in een gebouw ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  • b. zelfstandige detailhandel- en horecabedrijven;
  • c. elke vorm van (bedrijfsmatig, zorg, tijdelijke of permanent) wonen;
  • d. buitenopslag van goederen.

5.5.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik als bedoeld in lid 5.1.1 is slechts toelaatbaar voor zover voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn op het aangrenzende parkeerterrein met de bestemming 'Verkeer', functieaanduiding 'parkeerterrein'. Er wordt in voldoende parkeerplaatsen voorzien indien voldaan wordt aan de parkeerkencijfers uit de CROW publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie".

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.6.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  • a. lid 5.1.1 teneinde activiteiten c.q. bedrijven toe te laten die voorkomen in ten hoogste categorie 2 uit de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten voor zover het betrokken bedrijf en/of activiteit, naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en qua ruimtelijke uitstraling passend is in de omgeving;
  • b. lid 5.1.1 teneinde activiteiten c.q. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en qua ruimtelijke uitstraling passend is in de omgeving;
5.6.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.6.1 sub a en b kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', tevens geluidwerende voorzieningen;
  • c. waterretentie en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

6.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

6.2.2 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3,50 meter bedragen.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
Antennes   5 meter  
Speelvoorzieningen   4 meter  
ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' : geluidsscherm en/of andere geluidwerende maatregelen   5 meter  
Lichtmasten   8 meter  
Openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter  
Ter plaatse van bouwaanduiding ‘Specifieke bouwaanduiding – 3’; één gezamenlijke reclamemast   13,5 meter  
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van overkappingen en erfafscheidingen, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

6.3.2 Afwegingskader

De in lid 6.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend, mits

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen substantiële afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. geen substantiële afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. het afgraven van dijklichamen;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het realiseren van opgaande beplanting.
6.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 wordt slechts verleend indien de werken of werkzaamheden, direct of indirect, geen onevenredige aantasting van de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 rijstroken en voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein;
  • c. verkooppunten voor ambulante handel;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals uitvoegstroken, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, winkelwagenstallingen, bruggen, afvalverzamelvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

7.2.2 Gebouwen
  • a. uitsluitend gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen en winkelwagenstallingen, zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 15 m².
7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
Antennes   5 meter  
Speelvoorzieningen   4 meter  
Licht- en vlaggenmasten   12 meter  
Openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter  
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   3 meter  
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
7.4 Afwijken van de bouwregels

7.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning, met uitzondering van erfafscheidingen en overkappingen, afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

7.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 7.3 gesteld worden.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Een verkooppunten voor ambulante handel is uitsluitend toegestaan, indien

  • a. niet meer dan twee verkooppunten aanwezig zijn;
  • b. het verkooppunt niet is gesitueerd op de openbare rijbaan;
  • c. hiertoe schriftelijk toestemming is verleent door de gemeente;
  • d. de afstand tot percelen bestemd voor het wonen ten minste 10 meter bedraagt;

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 6

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Toelaatbare bebouwing waarde - archeologie

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1 genoemde bestemming worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

8.2.2 Toelaatbare bebouwing andere bestemmingen
  • a. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. in aanvulling op het bepaalde in lid 8.2.2, onder a mag ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) ook worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

8.3.2 Afwegingskader

Indien uit het onder lid 8.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.3.3 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige advies over het criterium als bedoeld in lid 8.3.1. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het omzetten van grasland in bouwland;
  • f. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • h. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • i. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft.
8.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. genoemd onder a tot en met f die niet dieper gaan dan 0,5 meter;
  • b. die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • d. die reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, of
  • e. die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
8.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 8.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5.1 Uitvoeringsverbod zonder sloopvergunning

Het is verboden binnen deze bestemming zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

8.5.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod zonder sloopvergunning

Het verbod als bedoeld in lid 8.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 8.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren, of die
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
8.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

8.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 8.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

8.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', als bedoeld in lid 8.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 7

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie - 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

9.1.2 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 genoemde bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

9.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

9.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 9.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels

9.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

9.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 9.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,25 meter.
9.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5.000 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
9.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 8.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

9.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

9.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 9.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 9.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 5.000 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
9.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7'.

9.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 9.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 5.000 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

9.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7', als bedoeld in lid 9.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Voor bouwwerken die op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven aantallen, afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en/of oppervlaktematen, terwijl het bouwwerk krachtens een omgevingsvergunning aanwezig is of gebouwd kan worden, gelden deze afwijkende maten als vervangende regel. Bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd.

10.2 Parkeren en laad- en losruimte

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of verbouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien ten behoeve van de betreffende functie voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd en indien in de aanvraag is aangetoond dat voldoende ruimte aanwezig is voor het laden of lossen van goederen in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien de volgende parkeernorm wordt gehanteerd:

  • Fullservice supermarkt middelhoog en hoog prijsniveau: 3,8 parkeerplaatsen per 100m² bvo;
  • Discountsupermarkt: 4,8 parkeerplaatsen per 100m² bvo;
  • Detailhandel: wijkcentrum (klein): 3,1 parkeerplaatsen per 100m² bvo;
  • Detailhandel in PDV/GDV: 2,4 parkeerplaatsen per 100m² bvo.'
10.3 Ruimte tussen bouwwerken

De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

  • a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
  • b. niet toegankelijk zijn.
10.4 Afwijkingsbevoegdheid Parkeren, laad- en losruimte en ruimte tussen bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 10.2 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren leidt of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. lid 10.3 indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
10.5 Vlaggenmasten

Het aantal toegestane vlaggenmasten binnen het plangebied bedraagt maximaal 1 per 500 m² brutovloeroppervlakte van de detailhandelbedrijven.

10.6 Verlichte reclame-uitingen

Verlichte reclame-uitingen, waaronder skybeamers worden begrepen, mogen geen licht naar boven uitstralen.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

11.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  • b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  • d. als woonwagenstandplaats.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding grenzen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, alsmede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand voor:

  • a. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
  • b. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  • c. de hoofdbebouwing tot maximaal 5 meter;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen.

12.2 Afwijkingsbevoegdheid bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 12 meter, indien in de regels van de betreffende bestemming geen afwijkingsbevoegdheid voor bouwwerken geen gebouwen zijnde is opgenomen. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt niet voor:

  • a. erfafscheidingen;
  • b. overkappingen.
12.3 Afwijkingsbevoegdheid voor een andere supermarkt ter plaatse van de specifieke functie-aanduiding 'supermarkt 2'.
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 sub c en artikel 3.5.1 sub b indien de aanvraag om omgevingsvergunning toeziet op de vestiging van een supermarkt anders dan degene die verplaatst vanuit de Schelphoekstraat 1, mits het bruto-vloeroppervlak aan supermarktmeters met niet meer dan 1.100m2 toeneemt.'
12.4 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1, 12.2 en 12.3 kan slechts worden verleend, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. in het geval van toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 12.1, op het betreffende bouwperceel niet eerder voor eenzelfde bouwwerk middels omgevingsvergunning is afgeweken.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Geringe wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  • c. geringe wijzigingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding bedraagt ten hoogste 3 meter.
13.2 Afwegingskader

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan het gestelde in lid 13.1, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

14.2 Wettelijke regelingen

Wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 15.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 2%;
  • c. lid 15.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 15.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. lid 15.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Haringvlietplein en Schelphoekstraat Zierikzee.