direct naar inhoud van Regels
Plan: Zierikzee buiten de grachten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00190BpaZZ-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Zierikzee buiten de grachten met identificatienummer NL.IMRO.1676.00190BpaZZ-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.6 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen.

1.7 achtererf

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens.

1.8 achtergevel van een hoofdgebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.9 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelgrenzen.

1.10 afgewerkt terrein

de gemiddelde hoogte van de grond die bouwwerken omringt; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de grond die bouwwerken omringt.

1.11 afhaalrestaurant

een horecabedrijf dat zich richt op het verstrekken van maaltijden voor directe consumptie ter plaatse met al dan niet het daarnaast afzonderlijk verstrekken van dranken of kleine etenswaren voor directe consumptie ter plaatse en waarbij tevens de mogelijkheid bestaat dat consumpties ter plaatse afgehaald worden en niet ter plaatse geconsumeerd worden.

1.12 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen dier-, fruit- en bollenteelt;
    • 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bloembollen;
    • 3. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    • 4. fruitteelt: de teelt van fruit op de open grond;
    • 5. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is;
    • 6. paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van de vlees en/of melkproductie;
  • b. niet grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. glastuinbouw: teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
    • 2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;
    • 3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • c. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren, vissen en zouttolerante gewassen;
  • d. overige teelten van gewassen of dieren, al dan niet in gebouwen.
1.13 archeologische deskundige

de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.16 bed & breakfast

een nevenactiviteit voor kortdurend toeristisch verblijf bij een woning in het hoofdgebouw of in een bijbehorend bouwwerk waar logies (maximaal 5 slaapplaatsen) en ontbijt worden aangeboden.

1.17 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon,

  • wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten ter plaatse structureel worden uitgeoefend.
1.19 beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van de woning

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit door de bewoner, gericht op het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.20 bestaand

ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bijbehorend bouwwerk
  • een architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een hoofdgebouw, of
  • een vrijstaand of aangebouwd gebouw of een ander bouwwerk met een dak dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden.
1.24 bijgebouw

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw.

1.25 boerderij- en streekproducten

al dan niet bewerkte agrarische producten, afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf of van andere agrarische bedrijven uit de streek (Schouwen-Duiveland).

1.26 boog- en gaaskassen

al dan niet verplaatsbare gebouwen, overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van gewassen.

1.27 bordes (sta)caravan

verhoogd platform met afdak en maximaal 2 wanden voor de ingang van een (sta)caravan bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.28 bordes (woning)

verhoogd platform voor de ingang van een gebouw bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 cafetaria/snackbar

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken voor consumptie elders dan ter plaatse en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse.

1.36 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren.

1.37 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel (speelautomatenhallen en casino's hieronder niet begrepen), toerisme en educatie, waarbij geen sprake is van overnachting.

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop (bijvoorbeeld een showroom), het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een makelaarskantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, belwinkel en internetcafé.

1.40 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.41 erfgrens

de grens van het erf.

1.42 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig ,of van omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend.

1.43 explosieve stoffen

stoffen behorende tot klasse 1 van het Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route (ADR), met uitzondering van consumentenvuurwerk zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit.

1.44 extensieve dagrecreatie

kleinschalige extensieve recreatieve activiteiten gericht op de beleving van een gebied, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, kanoën, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.45 gastenverblijf

een vrijstaand of aan een woning aangebouwd gebouw, die niet direct vanuit de woning toegankelijk is en die gebruikt wordt om niet-commercieel logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 geluidsgevoelige gebouwen en terreinen

woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh) en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh).

1.48 geschakelde woningen

woningen die door middel van architectonisch ondergeschikte uitbreidingen van het hoofdgebouw met elkaar zijn verbonden.

1.49 gestapelde woning

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het maaiveld, gewaarborgd is.

1.50 gevaarlijke stoffen
  • butaan
  • propaan
  • LPG
  • niet reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld
  • gasflessen (acetyleen, butaan, propaan en dergelijke)
  • brandbare vloeistoffen
  • munitie
  • vuurwerk
  • bestrijdingsmiddelen
  • kunstmest
  • kuilvoer
  • giermest
  • drijfmest
1.51 gevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

1.52 groepsrisico

een risico als bedoeld in artikel 1.1, onder j, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.53 hobbymatig houden van vee

het houden van vee, mits ten hoogste de volgende aantallen dieren worden gehouden:

  • 9 schapen;
  • 4 paarden en pony's;
  • 9 geiten;
  • 24 stuks pluimvee;
  • 24 konijnen;
  • 9 overige landbouwhuisdieren.
1.54 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.55 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig:

  • verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  • exploiteren van zaalaccommodaties, of;
  • verstrekken van logies.
1.56 horecaterrasoverkapping

een terrasoverkapping bestaande uit een frame met twee of meer staanders en een ligger waaraan aan weerszijden een zogenaamd uitval- of knikarmscherm is bevestigd.

1.57 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), maaltijden en dranken ter plaatse en eventueel zaalverhuur voor congressen.

1.58 hotelunit

een losse hotelkamer zonder (volwaardige) keuken, behorende bij een centrale hotelvoorziening, in het landschap op hetzelfde perceel wat tot doel heeft het vertrekken van logies.

1.59 installaties

technische en/of mechanische installaties, niet in huis geplaatst, ten behoeve van het regelen van het binnenklimaat, zoals warmtepompen en airco's

1.60 internetafhaalpunt

een detailhandelsbedrijf dat zich toelegt op de verkoop via internet en dat zich kenmerkt door de afwezigheid van een winkelruimte waar uitstalling van goederen plaatsvindt, maar waar wel een loketfunctie aanwezig is voor de levering van goederen ter plaatse.

1.61 invloedsgebied

een gebied als bedoeld in artikel 1.1, onder k, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.62 kampeerhuisje

een eenvoudig gebouw gelegen op een standplaats met een oppervlakte van maximaal 75 m² en een hoogte van maximaal 5,50 meter, mits sprake is van een beperkte inhoud tot 250 m³, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.63 kampeermiddelen

tenten, tentwagen, campers, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.64 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder begrepen dienstgebouwen en andere voorzieningen ten dienste van het kamperen.

1.65 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, ontwerptechnisch of hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.66 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel (waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten) zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.67 kwaliteitshandboek Noorderpolder

het kwaliteitshandboek Noorderpolder, deelgebied De Lanen, d.d 10 oktober 2009, of het daarvoor in de plaats tredende beleidskader.

1.68 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.69 lawaaisporten

sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval worden begrepen de autosport, motorsport, karting, (model)vliegsport en de schietsport met de hulp van vuurwapens in de open lucht; de jachtsport wordt hieronder niet begrepen.

1.70 logeergebouw

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.

1.71 mestbassin

voorziening (dat geen bouwwerk is) ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestzakken, foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.

1.72 netto-standplaatsgrootte

De effectieve, vrije standplaatsruimte per kampeerplaats, gemeten zonder beplantingen, wegen, (schouw)paden, sport- en spelvoorzieningen en parkeergelegenheid.

1.73 neventak

een agrarische bedrijfstak op een agrarisch bedrijf die wat productieomvang betreft ondergeschikt is aan de hoofdtak en waarvan de productieomvang minder bedraagt dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig agrarisch bedrijf in die productierichting van de neventak.

1.74 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.75 ondergeschikte detailhandelsactiviteiten

detailhandel ondergeschikt én ondersteunend aan de hoofdactiviteit van een onderneming.

1.76 ondergeschikte horeca-activiteiten

het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken als ondersteuning van de hoofdactiviteit van een onderneming die niet primair op het verstrekken van consumptieve goederen is gericht.

1.77 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.78 passend in het straat- en bebouwingsbeeld
  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is, en
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.79 patiowoning

woning waarbij de binnenplaats (patio) aan minimaal 3 zijden is omsloten door wanden.

1.80 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afwerkt terrein, ten tijde van de vaststelling van dit plan.
1.81 pension

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met een maximum van 25 slaapplaatsen, met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken aan logerende gasten, waarbij in de kamers geen (volwaardige) keukens aanwezig zijn.

1.82 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.83 plaatsgebonden risicocontour

de risicocontour, bedoeld in artikel 1.1, onder o, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.84 plattelandswinkel

detailhandel in levensmiddelen als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf.

1.85 privé-sanitair

een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de unit gedurende het gehele jaar op een standplaats aanwezig is.

1.86 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces.

1.87 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.88 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.89 recreatief nachtverblijf

recreatie in ruimten die zijn bedoeld voor het overnachten (zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel).

1.90 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf door één huishouden en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.91 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.92 rijbak

een (al dan niet door een afscheiding afgezonderd) stuk grond dat kennelijk is ingericht voor het africhten en/of trainen van paarden en/of het beoefenen van de paardensport.

1.93 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.94 ruimtelijke kwaliteitswinst

ruimtelijke meerwaarde die bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps- en/of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van de cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het gebied ten behoeve van extensieve recreatie.

1.95 sanitair
  • a. privé-sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de unit gedurende het gehele jaar op of bij een standplaats aanwezig is;
  • b. centrale sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) voor gebruik door meerdere huurders van een standplaatsen, waarbij de unit voor een ieder toegankelijk is.
1.96 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.97 sportgerelateerde voorzieningen

voorzieningen in de sportieve, sociale of medische sfeer die gelieerd zijn aan sport zoals een praktijk voor fysiotherapie, een pedicure of wellness.

1.98 stacaravan

een kampeermiddel uit één niet-samengesteld geheel, die zelfstandig in zijn geheel over de weg vervoerd kan worden met een maximale oppervlakte van 55 m2 en maximale hoogte van 5 meter hoog.

1.99 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:

  • a. permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  • b. niet-permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een stacaravan en kampeerhuisje, en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter gedurende het zomer- en/of winterseizoen.

1.100 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.101 supermarkt

een detailhandelsbedrijf die in hoofdzaak is gericht op de verkoop van een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.

1.102 teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken ten behoeve van de bescherming van de teeltgewassen en/of de voorkweek van voor het eigen bedrijf benodigd plantenmateriaal en/of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten.

1.103 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten en andere siergewassen en in samenhang daarmee de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschappen, tuinmeubilair en tuingrond, alsmede voor aanverwante artikelen ten behoeve van dierenverzorging en lifestyle.

1.104 twee-aaneen

blok van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden.

1.105 vee

landbouwhuisdieren zoals koeien, schapen, paarden, geiten, enzovoorts.

1.106 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.107 verblijfsrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, geen verblijfseenheden zijnde, ten behoeve van de verblijfsrecreatie.

1.108 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten

1.109 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw (voorgevel) tot aan de perceelsgrenzen.

1.110 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.111 waterbassin

voorziening (die geen bouwwerk is) ten behoeve van de opslag van water, zoals een foliebassin en daarmee vergelijkbare vormen van wateropslag.

1.112 wateropslagruimte

bouwwerk ten behoeve van de opslag van water, zoals een wateropslagtank en daarmee vergelijke vormen van wateropslag

1.113 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.

1.114 webwinkel

een detailhandelsbedrijf dat zich toelegt op de verkoop via internet zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheid ter plaatse.

1.115 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.116 winterkamperen

het gebruik van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf in de periode van 16 november tot 1 maart.

1.117 winterseizoen

de jaarlijkse periode van 16 november tot 1 maart van enig jaar.

1.118 winterstalling

het stallen van kampeermiddelen in de open lucht op een aparte plaats op het kampeerterrein, zodanig dat daarin geen recreatief nachtverblijf kan plaatsvinden, in het winterseizoen.

1.119 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.120 woning in aanbouw

een woning waarvan de fundering is gemaakt en waaraan doorlopend werkzaamheden plaatsvinden om het gebouw gereed te maken zodat het geschikt is voor bewoning.

1.121 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.122 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.123 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.124 zijerf

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens.

1.125 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.126 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

1.127 zomerseizoen

de jaarlijkse periode van 1 maart tot en met 15 november van enig jaar.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 50 centimeter, boven het afgewerkt terrein en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

2.8 de vloeroppervlakte

de oppervlakte van voor mensen toegankelijke ruimte(n) van een gebouw.

2.9 de brutovloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte(n) gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de buitenste opgaande scheidingsconstructie of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

2.10 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsvoering van een grondgebonden agrarisch bedrijf, uitsluitend in de vorm van akker- en vollegrondstuinbouw als bedoeld in artikel 1.12, onder a, onder 1;
  • b. het hobbymatig houden van vee of hobbymatige uitoefening van akker- en vollegrondstuinbouw;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt': fruitteelt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping': een minicamping;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - landwinkel': een winkel in boerderij- en streekproducten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • g. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandel- en ruiterpaden;
  • h. hierbij horende voorzieningen zoals laad- en losvoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, paden en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen, overkappingen en bedrijfswoningen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen bedragen ten hoogste de volgende maten:
    bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
    bedrijfsgebouwen en overkappingen   niet nader bepaald   niet nader bepaald   6 meter   12 meter  
    overkappingen   niet nader bepaald   niet nader bepaald   3 meter   3 meter  
  • d. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de achtergevellijn worden gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • e. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen en van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedragen ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
bedrijfswoningen   200 m²   750 m³   6 meter   10 meter  
bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen   40 m²   niet nader bepaald   3,3 meter   6 meter  
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (excl. overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Minicamping

Een minicamping is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping en onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend niet-permanente standplaatsen zijn toegestaan waarbij het aantal standplaatsen ten hoogste het met de aanduiding 'aantal standplaatsen' bedraagt;
  • b. het stallen van kampeermiddelen in het winterseizoen is niet toegestaan;
  • c. het permanent bewonen of laten bewonen van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • d. het gebruik van de minicamping is uitsluitend toegestaan indien sprake is van een centraal bedrijfsmatige exploitatie;
  • e. het gebruik van de minicamping is daarnaast ook uitsluitend toegestaan indien de minicamping is voorzien van een landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter en deze aldus in stand wordt gehouden.
3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de opslag van goederen, tenzij het de opslag van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf binnen het bouwvlak betreft;
  • b. het huisvesten van seizoensarbeiders;
  • c. de opslag van dierlijke mest;
  • d. het aanleggen en/of het gebruik van een mestbassin (mestzak of foliebassin) of een waterbassin buiten een bouwvlak, met dien vestande dat op gronden ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt' één waterbassin buiten het bouwvlak is toegestaan;
  • e. het gebruik van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een aaneengesloten periode van langer dan 10 weken;
  • f. containervelden buiten een bouwvlak;
  • g. het aanleggen en/of het gebruik van een mestbassin (mestzak of foliebassin) of een waterbassin;
  • h. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en specie, met uitzondering van het deponeren van baggerspecie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen;
  • i. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning als zelfstandige woonruimte of als gastenverblijf.

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in categorie 1 van de bij deze regels horende 'Bijlage 6 Staat van Bedrijfsactiviteiten Solitair', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1';
  • b. bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels horende 'Bijlage 6 Staat van Bedrijfsactiviteiten Solitair', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen, waaronder in elk geval worden begrepen transformatorhuisjes en gasdrukregel- en meetstations en pompgemalen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend opslag in gebouwen ten behoeve van particulieren en van middels een aanduiding toegestane bedrijven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg': uitsluitend een vulpunt voor het naastgelegen lpg-tankstation;
  • f. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.1.2 Nadere detaillering

De voor Bedrijf - 1 aangewezen gronden zijn ook bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - autos': de handel in auto's en motorfietsen en daarbij behorende autowasserijen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg (cng en lng hier niet onder begrepen) met bijbehorende tankshop;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': opslag ten behoeve van bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels horende Bijlage 7 Staat van Bedrijfsactiviteiten Solitair'
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': reparatie van motorvoertuigen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf': een installatiebedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met bijbehorend erf, tenzij op de verbeelding een ander aantal maximum wooneenheden is aangeduid;
  • h. productiegebonden detailhandel die ondergeschikt is aan én ten dienste staat van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel ten hoogste 50 m² per bedrijf bedraagt;
  • i. buitenopslag ten dienste van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid, voor zover gelegen achter de voorgevellijn en niet hoger dan de toegestane bouwhoogte van bedrijfsgebouwen als bedoeld in lid 4.2.2, onder d.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen, overkappingen en bedrijfswoningen
  • a. De gebouwen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. overkappingen worden gebouwd in een bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping';
  • c. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • d. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • e. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogtemaat;
  • f. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling maximaal 60°;
  • g. de hoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' bedraagt de hoogte van een overkapping, in afwijking van het bepaalde onder 4.2.2, onder g, maximaal 5 meter;
  • i. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de achtergevellijn worden gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • j. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen en van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedragen ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
bedrijfswoningen   zie onder b, met een maximum van 200 m²   750 m³   6 meter   10 meter  
bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen   zie onder b, met een maximum van 40 m²   niet nader bepaald   3,3 meter   6 meter  
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. zelfstandige horecabedrijven;
  • d. zelfstandige kantoren;
  • e. zelfstandige detailhandelsbedrijven;
  • f. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, anders dan bedoeld in de artikelen 4.1.1, onder c, en 4.1.2, onder b en c, en van overige gevaarlijke stoffen;
  • g. het wonen, anders dan bedoeld in lid 4.1.2, onder f;
  • h. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning als zelfstandige woonruimte of als gastenverblijf.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingsbevoegdheid milieucategorie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1, onder a en b, ten behoeve van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die niet toegestaan zijn volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten Solitair, indien:

  • a. de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met de toegestane milieucategorieën, waarbij in deze beoordeling worden betrokken geluidhinder, geurproductie, stofuitworp en gevaar;
  • b. de bedrijven en bedrijfsactiviteiten niet genoemd zijn in lid 4.4.1 (strijdig gebruik);
  • c. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de bedrijfsactiviteiten waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft gezien de omvang of inrichting van het perceel zich ook niet kunnen ontwikkelen tot een milieucategorie die ter plaatse niet is toegestaan.

Artikel 5 Bedrijf - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in categorie 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels horende 'Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten Business Park';
  • b. detailhandelsbedrijven, uitsluitend in de branches:
    • 1. auto's en aanverwante artikelen;
    • 2. boten;
    • 3. caravans;
    • 4. landbouwwerktuigen;
  • c. productiegebonden detailhandel die ondergeschikt is aan én ten dienste staat van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel nooit meer dan 50 m² bedraagt;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen en bedrijfswoningen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt ten minste 50% en ten hoogste 75% van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt;
  • c. gebouwen en overkappingen worden met de gevels in de gevellijn gebouwd, daar waar op de verbeelding een gevellijn is opgenomen; per bouwperceel wordt minimaal het percentage van de gevellijn bebouwd, zoals aangegeven met de maatvoeringsaanduiding 'bebouwingspercentage (%)';
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c, geldt voor het pand aan de Ruigendijkweg 1 dat ook aan de eis van het bouwen in de gevellijn wordt voldaan, indien de eerste bouwlaag door het verspringen van de gevel niet in de gevellijn is gebouwd, maar de gevel van de erboven gesitueerde bouwlagen wel in de gevellijn is gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt de met de aanduiding 'bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte dan wel de hoogte zoals aangegeven met de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m); maximum bouwhoogte (m)';
  • f. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 5 meter;
  • g. hellende dakvlakken zijn niet toegestaan;
  • h. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 6 meter;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - droogloop' is (in afwijking van het bepaalde onder a) één overdekte gang tussen twee gebouwen toegestaan met een hoogte van maximaal 7 meter en een breedte van maximaal 6 meter, waarbij de wanden transparant uitgevoerd zijn.
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
    bouwwerk   bouwhoogte  
    erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
    erfafscheidingen elders   2 meter  
    licht- en vlaggenmasten   8 meter  
    overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclame' is een vrijstaande reclame uiting toegestaan, niet zijnde vlaggen aan gevels, schotelantennes en zendinstallaties, met een hoogte van maximaal 2 meter, een breedte van maximaal 1 meter en een diepte van maximaal 0,50 meter.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijkingsbevoegdheid bouwhoogte en afstand gebouwen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.2, onder d, voor een afwijking van de bouwhoogte van maximaal 0,50 centimeter;
  • b. lid 5.2.2, onder g, voor een kortere afstand tussen vrijstaande gebouwen tot minimaal 3 meter.
  • c. lid 5.2.3, onder a, tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter met uitzondering van overkappingen en tuin- of erfafscheidingen.
5.4.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 kan slechts worden verleend, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. dit past binnen het Ontwikkelingsplan en Kwaliteitshandboek Business Park Zierikzee, zoals opgenomen in de bijlagen bij deze regels.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Algemeen
  • a. Buitenopslag ten dienste van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid is alleen toegestaan voor zover gelegen achter de voorgevellijn, in het bouwvlak en niet hoger dan 6 meter;
  • b. per gevel(deel) is één reclame-uiting toegestaan; op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclame' is een (tweede) vrijstaande reclame-uiting toegestaan;
  • c. per bouwperceel is één inrit toegestaan met een breedte van minimaal 7 meter en maximaal 10 meter; indien de breedte van een bouwperceel ten minste 40 meter bedraagt, is een tweede inrit met gelijke maatvoering toegestaan.
5.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. zelfstandige horecabedrijven;
  • c. zelfstandige kantoren;
  • d. zelfstandige detailhandelsbedrijven, anders dan bedoeld in lid 5.1, onder b;
  • e. perifere detailhandel in de branches woninginrichting, sportartikelen, outdoor- en kampeerartikelen, keuken en sanitair, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, bouwmarkt, grove bouwmaterialen en tuincentra;
  • f. het wonen.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijkingsbevoegdheid milieucategorie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die niet toegestaan zijn volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten Business Park, indien:

  • a. de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met de toegestane milieucategorieën, waarbij in deze beoordeling worden betrokken geluidhinder, geurproductie, stofuitworp en gevaar;
  • b. de bedrijven en bedrijfsactiviteiten niet genoemd zijn in lid 5.5.2 (strijdig gebruik);
  • c. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de bedrijfsactiviteiten waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft gezien de omvang of inrichting van het perceel zich ook niet kunnen ontwikkelen tot een milieucategorie die ter plaatse niet is toegestaan.
5.6.2 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien het kwaliteitsteam Business Park Zierikzee hierover is gehoord en indien is voldaan aan de eisen gesteld in het in de bijlagen bij deze regels opgenomen Ontwikkelingsplan en Kwaliteitshandboek Business Park Zierikzee.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' de bestemming Bedrijf - 2 wijzigen in de bestemming Verkeer, met dien verstande dat het bouwvlak en de aanduidingen op de kaart bij de aangrenzende bestemming Bedrijf - 2 wordt afgestemd en aangepast op de dan nieuwe situatie. De regels ten aanzien van de bestemming Verkeer worden van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Bedrijf - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in categorie 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels horende 'Bijlage 4 Staat van Bedrijfsactiviteiten Business Park', met dien verstande dat een benzineservicestation zonder lpg (als bedoeld onder Sbi-1993 nummer 505.3) niet is toegestaan;
  • b. detailhandelsbedrijven, uitsluitend in de branche:
    • 1. auto's en aanverwante artikelen;
    • 2. boten;
    • 3. caravans;
    • 4. landbouwwerktuigen;
  • c. productiegebonden detailhandel die ondergeschikt is aan én ten dienste staat van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel nooit meer dan 50 m² bedraagt;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

6.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen en bedrijfswoningen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet minder dan 100%;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogtemaat;
  • d. in afwijking van het bepaalde in onderdeel c zijn minimaal twee en maximaal drie hoogteaccenten toegestaan met een maximale bouwhoogte van 13 meter, waarbij de oppervlakte van het hoogteaccent minimaal 20% en maximaal 25% van het bouwvlak bedraagt én waarbij de afstand van het hoogteaccent tot de grens van het bouwvlak ten minste 6 meter bedraagt;
  • e. in afwijking van het bepaalde in onderdeel c is ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 7' één hoogteaccent toegestaan met een bouwhoogte van minimaal 16 meter en maximaal 20 meter, waarbij de oppervlakte van het hoogteaccent minimaal 20% en maximaal 60% van het bouwvlak bedraagt.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsbevoegdheid bouwhoogte en afstand gebouwen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.2, onder c, voor een afwijking van de goot- en bouwhoogte van maximaal 0,50 centimeter;
  • b. lid 6.2.2, onder d, voor een goothoogte van 7,50 meter voor bouwwerken gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent'.
6.4.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 kan slechts worden verleend, als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. dit past binnen het in Bijlage 1 opgenomen Ontwikkelingsplan en Kwaliteitshandboek Business Park Zierikzee;
  • e. een stedenbouwkundige en/of het kwaliteitsteam Business Park Zierikzee hierover is gehoord.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Algemeen
  • a. Buitenopslag ten dienste van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid is alleen toegestaan voor zover gelegen achter de voorgevellijn, in het bouwvlak en niet hoger dan 6 meter;
  • b. per gevel(deel) is één reclame-uiting toegestaan.
6.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. zelfstandige horecabedrijven;
  • c. zelfstandige kantoren;
  • d. zelfstandige detailhandelsbedrijven, anders dan bedoeld in lid 6.1, onder b;
  • e. het wonen.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijkingsbevoegdheid milieucategorie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, onder a, ten behoeve van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die niet toegestaan zijn volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten Business Park, indien:

  • a. de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met de toegestane milieucategorieën, waarbij in deze beoordeling worden betrokken geluidhinder, geurproductie, stofuitworp en gevaar;
  • b. de bedrijven en bedrijfsactiviteiten niet genoemd zijn in lid 6.5.2 (strijdig gebruik);
  • c. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de bedrijfsactiviteiten waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft gezien de omvang of inrichting van het perceel zich ook niet kunnen ontwikkelen tot een milieucategorie die ter plaatse niet is toegestaan.
6.6.2 Afwijkingsbevoegdheid detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, onder b, door detailhandel toe te staan in de branches woninginrichting, sport en leisure, watersport, recreatie, outdoor- en kampeerartikelen, met dien verstande dat:

  • a. detailhandel alleen mogelijk is op de begane grond en de eerste verdieping van het gebouw;
  • b. het te vestigen detailhandelsbedrijf past in de aard, schaal en functie van de gemeente Schouwen-Duiveland;
  • c. vestiging van het detailhandelsbedrijf niet mogelijk is binnen de bestaande reguliere winkelgebieden van de gemeente Schouwen-Duiveland;
  • d. er geen sprake is van bovenregionale aantrekkingskracht.
6.6.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.6.1 en 6.6.2 wordt slechts verleend indien het kwaliteitsteam Business Park Zierikzee hierover is gehoord en indien is voldaan aan de eisen gesteld in het als Bijlage 1 opgenomen Ontwikkelingsplan en Kwaliteitshandboek Park Zierikzee.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Zelfstandige kantoren

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 7' het bestemmingsplan wijzigen door binnen de bestemming Bedrijf - 3 zelfstandige kantoren toe te staan tot een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 1.000 m².

6.7.2 Horeca

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 7' het bestemmingsplan wijzigen door binnen de bestemming Bedrijf - 3 horecabedrijven die voorkomen in de categorie 1 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Horeca-activiteiten toe te staan.

6.7.3 Vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het bouwvlak met ten hoogste 10 meter in westelijke richting te vergroten.

6.7.4 Toelaatbaarheid

Een wijziging als bedoeld in lid 6.7.1 tot en met 6.7.3 wordt slechts toegepast indien het kwaliteitsteam Business Park Zierikzee hierover is gehoord en indien is voldaan aan de eisen gesteld in het als Bijlage 1 opgenomen Ontwikkelingsplan en Kwaliteitshandboek Business Park Zierikzee.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': een speelvoorziening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij': een kinderboerderij;
  • c. ondergeschikte detailhandelsactiviteiten en ondergeschikte horeca-activiteiten;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwregels 'speelvoorziening'

Ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' wordt uitsluitend ten dienste van een speelvoorziening gebouwd en gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de hoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter, de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6 meter.
7.2.2 Bouwregels 'kinderboerderij'

Ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' wordt uitsluitend ten dienste van een kinderboerderij gebouwd en gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van alle gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogtemaat;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   bouwhoogte  
speeltoestellen   4 meter  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter  
vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij deze regels horende 'Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten Gemengd';
  • b. kantoren;
  • c. dienstverlening;
  • d. voorzieningen op het gebied van onderwijs, welzijns- en gezondheidszorg, levensbeschouwing, openbare dienstverlening, kinder- en jeugddagopvang, cultuur en creativiteit en wellness;
  • e. productiegebonden detailhandel die ondergeschikt is aan én ten dienste staat van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel nooit meer dan 50 m² bedraagt;
  • f. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, tuinen en groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

8.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
  • a. Gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • d. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogtemaat;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • f. bijgebouwen zijn binnen het bouwvlak toegestaan voor zover het bebouwde oppervlakte van het bouwperceel, overkappingen meegerekend, niet meer dan 50% bedraagt, de goothoogte maximaal 3,30 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 6,00 meter bedraagt;
  • g. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling maximaal 60°.
8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
Bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2, onder d, voor een hogere bouwhoogte tot maximaal 13,5 meter, mits vanuit het gebruik en/of vanuit het architectonisch ontwerp de noodzaak van een grotere hoogte is aangetoond; de grotere hoogte kan zowel gebruikt worden voor een kapvorm als voor een opbouw waarvan de oppervlakte maximaal 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt.

8.4.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 kan slechts worden verleend, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

8.4.3 Toelaatbaarheid

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen kan het bevoegd gezag schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige met betrekking tot de vraag of aan de genoemde criteria voor het afwijken is voldaan.

8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in elk geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • c. zelfstandige horecabedrijven;
  • d. zelfstandige detailhandelsbedrijven, anders dan toegestane bedrijven op grond van lid 8.1 die genoemd zijn in de bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Gemengd';
  • e. wonen.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Milieucategorie bedrijven en bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1, onder a,ten behoeve van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die niet toegestaan zijn volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten Gemengd, indien:

  • a. de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met de toegestane milieucategorieën, waarbij in deze beoordeling worden betrokken geluidhinder, geurproductie, stofuitworp en gevaar;
  • b. de bedrijven en bedrijfsactiviteiten niet genoemd zijn in lid 8.5.1 (strijdig gebruik);
  • c. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de bedrijfsactiviteiten waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft gezien de omvang of inrichting van het perceel zich ook niet kunnen ontwikkelen tot een milieucategorie die ter plaatse niet is toegestaan.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': geluidschermen;
  • e. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

9.2.2 Gebouwen
  • a. De oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3,50 meter bedragen.
9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de bouw van skatevoorzieningen en van voetbalkooien, te weten een voetbalveld met doelen omsloten door een hekwerk, is niet toegestaan;
  • b. de minimale lengte van een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' bedraagt 600 meter.
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   bouwhoogte  
antennes   5 meter  
speeltoestellen   4 meter  
lichtmasten   8 meter  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  

Artikel 10 Groen - Landschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschappelijke inpassing van achterliggende percelen door opgaande beplanting en/of dijklichamen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijk - open structuur': landschappelijke inpassing in de vorm van een open structuur, bestaande uit grastaluds en verspreid enkele bomengroepen, zoals beschreven in Bijlage 1 Ontwikkelingsplan en kwaliteitsplan Business Park Zierikzee;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'pad': voetpaden gelegen in de landschappelijke inpassing als bedoeld onder a;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals waterpartijen, taluds, oevers, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter met dien verstande dat de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen ten hoogste 3,50 meter bedraagt.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. het afgraven van dijklichamen;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - open structuur': het planten van bomen of andere opgaande beplanting.
10.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.3.1 wordt slechts verleend indien de werken of werkzaamheden, direct of indirect, geen onevenredige aantasting van de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' de bestemming Groen-Landschappelijk wijzigen in de bestemming Verkeer. De regels ten aanzien van de bestemming 'Verkeer' worden van overeenkomstige toepassing. Voldaan moet worden aan de eisen gesteld in het als Bijlage 1 opgenomen Ontwikkelingsplan en Business Park Zierikzee. Het kwaliteitsteam Business Park Zierikzee wordt hierover gehoord.

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1a van de bij deze regels horende Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals terrassen, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

11.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogtemaat;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling van gebouwen maximaal 60° bedragen.
11.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
vlaggenmasten   8 meter  
terrasschermen   1,5 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
11.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gronden gelegen buiten een bouwvlak mogen alleen worden gebruikt voor ondersteunende voorzieningen aan de horecabedrijven zoals terrassen, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • b. de buitenopslag van goederen voor de voorgevellijn en buiten een bouwvlak is niet toegestaan;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte of als gastenverblijf is niet toegestaan.

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

12.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. Gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogtemaat;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • d. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling maximaal 60°.
12.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend de buitenopslag van goederen.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, welzijns- en gezondheidszorg, levensbeschouwing, openbare dienstverlening en kinder- en jeugddagopvang;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor het wonen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor dienstverlening;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': de instandhouding van monumentale en waardevolle bomen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling': uitsluitend intramurale zorgwoonvormen met zorgvoorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  • h. ondergeschikte horeca- en detailhandelsactiviteiten uitsluitend ten dienste van maatschappelijke voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 10% van de voor publiek toegankelijke vloeroppervlakte; ondergeschikte horeca- en detailhandelsactiviteiten ten dienste van de onder b tot en met d functies zijn niet toegestaan;
  • i. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

13.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn uitsluitend bijbehorende bouwwerken en overkappingen toegestaan;
  • c. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. het totale oppervlak van alle gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • e. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogtemaat;
  • f. indien op de verbeelding de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is opgenomen, bedraagt het aantal bouwlagen ten hoogste het aangegeven aantal;
  • g. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling van gebouwen ten hoogste 60°;
  • h. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' bedraagt de binnenwaarde van geluidgevoelige ruimten zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder ten hoogste 35dB(A);
  • j. de afstand tussen een schoolplein en bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' bedraagt ten minste 10 meter;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' bedraagt het aantal woningen maximaal het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien geen aantal is aangegeven bedraagt het aantal woningen maximaal 1;
  • l. bijbehorende bouwwerken bij een woning en een bedrijfswoning worden uitsluitend opgericht ter plaatse van de aanduiding 'wonen' dan wel 'bedrijfswoning', waarbij vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de achtergevellijn worden gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • m. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van woningen en bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bedragen ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
woningen en bedrijfswoningen   maximaal 200 m²   750 m³   6 meter   10 meter  
bijbehorend bouwwerk bij woningen   maximaal 40 m²   niet nader bepaald   3,3 meter   6 meter  
13.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
13.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
13.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. de afstand tussen een schoolplein en bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' bedraagt ten minste 10 meter;
  • b. buitenopslag van goederen is niet toegestaan;
  • c. crematoria zijn niet toegestaan;
  • d. dierenasiels en dierenpensions zijn niet toegestaan;
  • e. het inrichten en/of gebruiken van een gebouw als zelfstandige woonruimte, anders dan bedoeld in lid 13.1, onder b en c, is niet toegestaan;
  • f. het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien geen aantal is aangegeven bedraagt het aantal woningen maximaal 1;
  • g. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning of als gastenverblijf is niet toegestaan.
13.5 Omgevingsvergunning
13.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen gronden met de aanduiding 'monumentale boom' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) bomen te verwijderen, kappen of rooien.

13.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 14.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

13.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.5.1 wordt slechts verleend indien de instandhouding van de betreffende boom direct of indirect een gevaar oplevert voor de omgeving.

Artikel 14 Natuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • b. aan de natuur- en landschapswaarden ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets, en wandel- en ruiterpaden en voorzieningen;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals waterpartijen, beplanting, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2, onder b, voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter, indien de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
14.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 14.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds krachtens een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
14.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 15 Recreatie - Dagrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': tevens voor een natuurijsbaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend volkstuinen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'scouting': uitsluitend een clubgebouw van de scouting alsmede scoutingactiviteiten met bijbehorende voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein ten behoeve van de volkstuinen;
  • f. ondergeschikte horeca ten dienste van de bestemming;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. wegen, parkeerruimte, groenvoorzieningen, waterlopen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

15.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van alle gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogtemaat;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en c zijn ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' uitsluitend tuinhuisjes en kweekkasjes toegestaan, waarbij de maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte ten hoogste 3% van het aanduidingsvlak bedraagt en de volgende maximale maten gelden:
bouwwerk   maximum hoogte   maximum oppervlakte  
tuinhuisje   3 m   9 m²  
kweekkas   2,5 m   5 m²  
15.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
speeltoestellen   4 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats van kampeermiddelen;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als winterstalling voor of ligplaats van kampeermiddelen;
  • c. het uitoefenen van verblijfsrecreatie.

Artikel 16 Recreatie - Kampeerterrein

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het kamperen en voor recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en kampeerhuisjes;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': ten hoogste twee bedrijfswoningen met bijbehorende erf;
  • c. ondersteunende horeca ten behoeve van het recreatiebedrijf in de categorie 1a en 1b van de bij deze regels als bijlage toegevoegde Staat van Horeca-activiteiten met een maximum vloeroppervlakte van 150 m²;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, sanitairvoorzieningen, nutsvoorzieningen parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen;
  • e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, voorzieningen voor beheer en onderhoud en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, zoals kampeermiddelen voor de tijdelijke huisvesting van het op het bedrijf werkzaam zijnde recreatie personeel en seizoenwerkers.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 16.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
    • 1. maximaal 1 sanitairgebouw;
    • 2. maximaal 2 bedrijfswoningen;
    • 3. maximaal 2 kampeerhuisjes;
    • 4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
    • 5. stacaravans;
    • 6. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • b. gebouwen en overkappingen worden in het bouwvlak opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. stacaravans en kampeerhuisjes buiten het aangegeven bouwvlak worden opgericht;
    • 2. bijgebouwen bij een standplaats buiten het aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  • c. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedragen ten hoogste de navolgende maten:
    Gebouw   Oppervlakte (m2)   Inhoud (m3)   Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)  
    centraal sanitairgebouw   180 m²   niet nader bepaald   niet nader bepaald   4 meter  
    kampeerhuisje (inclusief bordes)   75 m2   250 m3   niet nader bepaald   5,50 meter  
    stacaravan (inclusief bordes)   55 m2   niet nader bepaald   niet nader bepaald   5 meter  
    bijgebouw op permanente standplaats   9 m2
     
    niet nader bepaald   niet nader bepaald   3,50 meter  
    bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen   200 m   750 m3   6 meter   10 meter  
    vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoning  
    40 m2  
    niet nader bepaald   3,50 meter   7,50 meter, met dien verstande dat de hoogte van een overkapping ten hoogste 3 meter bedraagt  
    overige gebouwen en overkappingen ten behoeve van dienstverlening en beheer   400 m²   niet nader bepaald   3 meter   5,5 meter, met dien verstande dat de hoogte van een overkapping ten hoogste 3 meter bedraagt  
  • d. stacaravans zijn uitsluitend toegestaan op een permanente standplaats, waarvan de netto standplaatsgrootte ten minste 150 m² bedraagt;
  • e. op een permanente standplaats zijn ten hoogste één vrijstaand bijgebouw en één bordes toegestaan waarbij de afstand tussen een bijgebouw en de grens van een standplaats ten minste 1 meter bedraagt, aangebouwde bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • f. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt ten minste 5 meter;
  • g. de oppervlakte en bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de navolgende maten:
bouwwerk, geen gebouw zijnde   Bouwhoogte (m)  
bordes op permanente standplaats bij een stacaravan   de hoogte van op de standplaats aanwezige stacaravan  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
speelvoorzieningen   3 meter  
erf- en terreinafscheidingen op gronden die zijn gekeerd naar de openbare weg en die liggen buiten een bouwvlak   1 meter  
erf- en terreinafscheidingen elders   2 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
16.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  • a. het totale aantal standplaatsen bedraagt maximaal 140;
  • b. het aantal permanente standplaatsen bedraagt maximaal 80;
  • c. het aantal niet-permanente standplaatsen voor winterkamperen bedraagt 0;
  • d. het gebruik van gronden voor recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en kampeerhuisjes is uitsluitend toegestaan indien sprake is van een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  • e. ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel is het toegestaan één extra niet-permanent standplaats te realiseren;
  • f. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen is niet toegestaan;
  • g. de netto-standplaatsgrootte voor een permanente standplaats bedraagt ten minste 150 m²;
  • h. op een permanente standplaats mogen gedurende het gehele jaar ten hoogste worden geplaatst:
    • 1. één kampeermiddel en twee bijzettentjes van elk ten hoogste 8 m2, of
    • 2. één kampeerhuisje;
  • i. op een niet-permanente standplaats mogen kampeermiddelen worden geplaatst met inachtneming van het volgende:
    • 1. plaatsing is uitsluitend toegestaan gedurende het zomerseizoen;
    • 2. uitsluitend zijn toegestaan: één kampeermiddel, niet zijnde een stacaravan, met ten hoogste een bijzettentje van elk ten hoogste 8 m2;
  • j. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondersteunende detailhandel, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  • k. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van ondersteunende horeca als bedoeld in lid 16.1, onder c;
  • l. het gebruik van niet-permanente standplaatsen in het winterseizoen als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats is niet toegestaan;
  • m. ten minste 2% van de gronden met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein zijn bedoeld ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen;
  • n. ten minste 20% van het aantal parkeerplaatsen wordt gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein;
  • o. het gebruiken of laten gebruiken van kampeermiddelen en kampeerhuisjes ten behoeve van permanente bewoning is niet toegestaan;
  • p. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als winterstalling voor kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • q. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning of als gastenverblijf is niet toegestaan.
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
16.4.1 Afwijken winterkamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.3, onder c, voor het toestaan van een bepaald aantal standplaatsen voor winterkamperen met inachtneming van het volgende:

  • a. het kampeerterrein is rondom voorzien van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • b. afwijken is slechts toelaatbaar als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd.
16.4.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.4.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
16.5.1 Aantal permanente standplaatsen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het aantal permanente standplaatsen als bedoeld in lid 16.3, onder b te vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. het totaal aantal standplaatsen mag niet worden vergroot;
  • b. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is noodzakelijk in verband met kwaliteitsverbetering en/of productdifferentiatie of in het kader van wettelijke eisen omtrent veiligheid;
  • c. de gemiddelde netto-oppervlakte van de standplaatsen voor kampeermiddelen wordt niet verkleind;
  • d. het aantal parkeerplaatsen bedraagt ten minste 120% van het aantal standplaatsen, met dien verstande dat ten minste 20% hiervan zal worden gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein;
  • e. van het totale oppervlak van een kampeerterrein wordt ten minste 2% benut ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen;
  • f. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • g. de lichtuitstraling naar de omgeving van het kampeerterrein wordt beperkt, zoveel als technisch mogelijk is;
  • h. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd.
16.5.2 Kampeerhuisjes

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het totaal aantal toegestane kampeerhuisjes, bedoeld in lid 16.2 vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. op ten hoogste 30 procent van het aantal permanente standplaatsen voor kampeermiddelen zoals weergegeven met de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen', mag een kampeerhuisje worden gebouwd;
  • b. per standplaats ten hoogste één kampeerhuisje wordt geplaatst;
  • c. de netto-standplaatsgrootte van een permanente standplaats bedraagt ten minste vier maal de oppervlakte van het kampeerhuisje;
  • d. voor de kampeerhuisjes gelden de maximale oppervlakte- en hoogtematen als genoemd in lid 16.2;
  • e. nieuwe kampeerhuisjes zijn uitsluitend toegestaan indien sprake is van een centraal bedrijfsmatige exploitatie;
  • f. de lichtuitstraling naar de omgeving van de camping dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk is;
  • g. wijziging wordt toegepast met inachtneming van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ingevolge de Wet geluidhinder ten aanzien van wegverkeerslawaai;
  • h. rondom het terrein is voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • i. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd;
  • j. tenminste 2% van de gronden met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein zijn ingericht met sport en spelvoorzieningen;
  • k. het aantal parkeerplaatsen ten minste 120% van het aantal standplaatsen bedraagt, met dien verstande dat ten minste 20% hiervan zal worden gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein.
16.5.3 Afwegingskader

Een wijziging als bedoeld in lid 16.5.2 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. veldsportcomplexen en tennisbanen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum': uitsluitend een sportcentrum inclusief sportgerelateerde voorzieningen en voor dagrecreatie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'sportschool': uitsluitend een sportschool.
17.1.2 Nadere detaillering

De voor Sport aangewezen gronden zijn ook bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'skeelerbaan': voor een skeelerbaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - voetbalkooi': een voetbalkooi;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • d. ondergeschikte horeca- en detailhandelsactiviteiten uitsluitend ten dienste van de toegestane sport- en sportvoorzieningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' het gezamenlijk oppervlak van horeca-activiteiten ten hoogste 10% van de brutovloeroppervlakte van het sportcentrum bedraagt;
  • e. ondergeschikte dagrecreatie;
  • f. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

17.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. het totale oppervlak van alle gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • d. de goothoogte en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding aangegeven hoogte;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c en onder d, is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' ten hoogste één gebouw toegestaan, met een oppervlakte van maximaal 1.000 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, met dien verstande dat voor een oppervlakte van 300 m² een bouwhoogte van maximaal 8 meter is toegestaan;
  • f. indien op de verbeelding de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is opgenomen, bedraagt het aantal bouwlagen ten hoogste het aangegeven aantal;
  • g. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling van gebouwen ten hoogste 60°;
  • h. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • i. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend ten behoeve van de sportuitoefening gebouwen en overkappingen toegestaan met een oppervlakte van maximaal 20 m² en een hoogte van maximaal 2,50 meter;
  • j. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning en van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedragen ten hoogste de volgende maten:
    bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
    bedrijfswoning   zie onder c, met een maximum van 200 m²   750 m³   6 meter   10 meter  
    bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoning   zie onder c, met een maximum van 40 m²   niet nader bepaald   3,3 meter   6 meter  
  • k. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de achtergevellijn worden gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd.
17.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
ballenvangers   6 meter  
lichtmasten   5 meter  
vlaggenmasten   8 meter  
ter plaatse van de aanduiding 'skeelerbaan'   4 meter  
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - voetbalkooi'   4 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
17.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijkingsbevoegdheid lichtmasten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.3 ten behoeve van lichtmasten als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van de lichtmasten bedraagt maximaal 15 meter;
  • b. indien de afstand van de lichtmasten tot de gevel van de dichtstbijzijnde woningen en/of andere licht- en geluidgevoelige functies zoals (recreatie)woningen, kampeerterreinen en (mantel)zorgwoningen minder dan 50 meter bedraagt, moet worden aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de betreffende functies.
17.4.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.5.1 kan slechts worden verleend indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. er geen onevenredige lichthinder ter plaatse van lichtgevoelige functies optreedt, hetgeen blijkt uit een daartoe opgesteld lichtplan;
  • d. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  • a. de gezamenlijk oppervlakte van de sportgerelateerde voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' bedraagt maximaal 10% van de brutovloeroppervlakte van het sportcentrum;
  • b. het wonen en woningen, anders dan bedoeld in lid 17.1.2, onder c, is niet toegestaan;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning als zelfstandige woonruimte of als gastenverblijf.

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 rijstroken, voet- en fietspaden en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
  • c. standplaatsen voor ambulante handel en informatieverstrekking en ten behoeve van de gezondheidszorg;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals uitvoegstroken, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, bruggen, afvalverzamelvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

18.2.2 Gebouwen
  • a. uitsluitend gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 15 m².
18.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
antennes   5 meter  
speeltoestellen   4 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet zijnde een scherm welke als doel heeft de geluidsbelasting van achterliggende woningen te verminderen   3 meter  
18.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
18.4 Specifieke gebruiksregels

Een standplaats voor ambulante handel en informatieverstrekking en ten behoeve van de gezondheidszorg is uitsluitend toegestaan, indien

  • a. de standplaats niet is gesitueerd op de openbare rijbaan,
  • b. de afstand tot percelen bestemd voor het wonen ten minste 10 meter bedraagt, en
  • c. niet meer dan 7 standplaatsen voor ambulante handel tegelijkertijd aanwezig zijn op gronden bestemd als Verkeer gelegen in het plangebied van dit plan.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1 wijziging naar sportveld

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2', de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Sport' (zonder bouwvlak), met dien verstande dat de volgende regels in acht moeten worden genomen:

  • aangetoond dient te zijn dat aan alle relevante milieuwetgeving wordt voldaan;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • de parkeerbehoefte van het sportcomplex binnen de resterende oppervlakte met verkeersbestemming is gewaarborgd;
  • de oppervlakte van de wijziging maximaal 2.500 m² bedraagt;
  • de regels ten aanzien van de bestemming 'Sport' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. taluds en oevers;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals duikers en bruggen ter ontsluiting van percelen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend huishoudelijke berg- of werkruimten of opslagruimten ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': kantoren en voorzieningen op het gebied van welzijns- en gezondheidszorg, uitsluitend op de begane grond;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgcomponent' zijn voorzieningen toegestaan gericht op de verzorging en op medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen gebied, ten behoeve van de bewoners van het betreffende wooncomplex;
  • e. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en tuinen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

20.2.2 Algemeen
  • a. Gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' een carport toegestaan met een breedte van maximaal 3,3 meter en een bouwhoogte van 3 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a, is ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeergarage toegestaan;
  • d. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling maximaal 60°;
  • e. woningen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van één van de volgende aanduidingen:
    • 1. 'aaneengebouwd': waarbij uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 2. 'twee-aaneen', specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen - 2': waarbij uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 3. 'vrijstaand' en 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1': waarbij uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
    • 4. 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld': waarbij uitsluitend geschakelde woningen worden gebouwd;
    • 5. 'gestapeld': waarbij uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
    • 6. 'specifieke bouwaanduiding - patio': waarbij uitsluitend patiowoningen worden gebouwd;
    • 7. 'specifieke bouwaanduiding - lintbebouwing': waarbij uitsluitend vrijstaande of twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage ten behoeve van de woningen binnen hetzelfde bouwvlak toegestaan.
20.2.3 Woningen
  • a. Het aantal woningen per aanduidingsvlak, bedoeld in artikel 20.2.2, onder e, bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien in een aanduidingsvlak geen aantal is aangegeven bedraagt het aantal woningen maximaal 1;
  • b. de maximale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt ten hoogste de aangegeven maat;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' blijft per hoofdgebouw ten minste 25 m² van het bouwperceel onbebouwd, waarbij de onbebouwde ruimte door ten minste 3 wanden van minimaal 2 meter hoog omsloten worden;
  • d. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogtemaat; indien geen maatvoering is aangegeven geldt een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d, wordt een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1' gebouwd met een kap met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 5 meter en 8 meter óf met 2 bouwlagen met een plat dak met een bouwhoogte van maximaal 8 meter;
  • f. onverminderd het bepaalde onder e wordt de woning aan de Oosterscheldestraat 111 gebouwd met in elk geval 2 bouwlagen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder d, geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' het volgende:
    • 1. de goothoogte van de eerste bouwvlaag bedraagt maximaal 3,5 meter en de goothoogte van de tweede bouwlaag maximaal 6,5 meter;
    • 2. de oppervlakte van de tweede bouwlaag bedraagt maximaal 60% van de oppervlakte van de eerste bouwlaag;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder d geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak' aan de voorzijde van de woning een goothoogte van 11 meter is toegestaan en aan de achterzijde van de woning een goothoogte van 7 meter is toegestaan;
  • i. woningen worden met de voorgevel in de gevellijn gebouwd, daar waar op de verbeelding een voorgevellijn is opgenomen;
  • j. de breedte van een woning en de afstand tussen de woning en de zijdelingse bouwperceelgrens - in beide gevallen een bijbehorend bouwwerk niet meegerekend - bedraagt ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken minimaal de in de onderstaande tabel aangegeven maat:
bouwaanduidingsvlak   breedte hoofdgebouw   afstand bouwperceelsgrens  
vrijstaand   6 meter   3 meter  
specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1   6 meter   2,5 meter  
twee-aaneen, specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen - 1 en specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen - 2   5 meter   3 meter (aan één zijde)  
aaneengebouwd   5 meter   niet nader bepaald  
specifieke bouwaanduiding - geschakeld   5 meter   3 meter (aan één zijde)  
gestapeld   niet nader bepaald   niet nader bepaald  
specifieke bouwaanduiding - patio   niet nader bepaald   niet nader bepaald  
specifieke bouwaanduiding - lintbebouwing   5 meter   3 meter (aan één zijde)  
20.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. De totale bebouwde oppervlakte (inclusief overkappingen) van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak bedraagt:
    • 1. maximaal 50% met een maximum van 40 m²;
    • 2. maximaal 1/6 deel met een maximum van 100 m², indien het zij- en achtererf, gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, groter is dan 240 m²;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, bedraagt de totale bebouwde oppervlakte van het erf ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' ten hoogste de op de verbeelding aangegeven maat;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden achter (het verlengde van) de achtergevellijn gebouwd;
  • e. aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen-1' de afstand ten minste 6 meter bedraagt en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen-2' de afstand ten minste 4,5meter bedraagt;
  • f. aangebouwde bijbehorende bouwwerken gebouwd aan een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1' zijn alleen toegestaan binnen het betreffende aanduidingsvlak';
  • g. de minimale afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de zijdelingse bouwperceelgrens en de maximale hoogte bedraagt de maat zoals aangegeven in onderstaande tabel:
      bijbehorend bouwwerk aan de zij- of achtergevel   vrijstaand bijbehorend bouwwerk   maximale goothoogte, maximale bouwhoogte  
    vrijstaand   3 meter   niet nader bepaald   3,3 meter, 6 meter  
    specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1   3 meter   niet nader bepaald   3 meter, 5 meter  
    twee-aaneen   3 meter (aan één zijde)   niet nader bepaald   3,3 meter, 6 meter  
    specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen - 1   1 meter (aan één zijde)   1 meter (aan één zijde)   3,3 meter, 3,3 meter  
    specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen - 2   1 meter (aan één zijde)   1 meter (aan één zijde)   3,3 meter, 6 meter  
    overige woningen   niet nader bepaald   niet nader bepaald   3,3 meter, 6 meter  
  • h. in afwijking van het bepaalde onder d, e en g, zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuur' huishoudelijke berg- en werkruimten en entreeportalen toegestaan, met een bouwhoogte van 3 meter.
20.2.5 Huishoudelijke berg- en werkruimten ter plaatse van de aanduiding 'garagebox'

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter, tenzij op de verbeelding een afwijkende maat is opgenomen;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter tenzij op de verbeelding een afwijkende maat is opgenomen.
20.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste de volgende maten:

Bouwwerk   Bouwhoogte  
vlaggenmasten en overige masten   8 meter  
erfafscheidingen voor de voorgevellijn   1 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
20.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Afstand en hoogte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 20.2.3,onder b en c, en lid 20.2.5, onder a, voor een hogere goothoogte tot een overschrijding met maximaal 1 meter;
  • b. lid 20.2.3, onder f, voor een kortere afstand van het hoofdgebouw tot minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
20.4.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.4.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook nadere eisen als bedoeld in lid 20.3 gesteld worden.

20.5 Specifieke gebruiksregels
20.5.1 Algemeen
  • a. Het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte of als gastenverblijf is niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' is nachtopvang niet toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 31, tweede lid, worden op het eigen terrein van elke woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1' ten minste 2 parkeerplaatsen voor auto's aangelegd en vervolgens in stand gehouden;
  • d. ter plaatse van de op de kaart in Bijlage 8 opgenomen locaties is het gebruik van een woning overeenkomstig deze bestemming uitsluitend toegestaan indien een groene afscherming met een minimale hoogte van 180 cm en een maximale hoogte van 220 cm aanwezig is respectievelijk indien een haag met een minimale hoogte van 60 cm en maximale hoogte van 110 cm aanwezig is op de scheiding tussen privé en openbaar gebied aan de voorzijde, met uitzondering van de ruimte die nodig is voor een looppad en voor een inrit ten behoeve van het parkeren op eigen erf;
20.5.2 Aanlegvergunning

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in 20.5.1, onder d, genoemde groene afscherming en haag te vellen of te rooien, met dien verstande dat dit verbod geldt niet voor onmiddellijke vervanging van de genoemde groene afscherming en haag.

20.5.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.5.2 kan slechts worden verleend, indien sprake is van de aanleg of verplaatsing van een voetpad en/of een uitrit ten behoeve van het parkeren op eigen erf, of een verbreding van de bestaande uitrit waarbij de erfgrens aan de voorzijde voor het overige deel ingepland wordt respectievelijk blijft met de onder 20.5.1, onder d, genoemde groene afscherming of haag. Aan de vergunning kunnen voorwaarden verbonden worden die het mogelijk maken om het (her)planten te laten plaatsvinden in het plantseizoen (half oktober tot half april).

20.6 Wijzigingsbevoegdheid
20.6.1 Verwijderen onbenutte bouwmogelijkheid woning

Burgemeester en wethouders kunnen met ingang van 22 oktober 2025 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' het bestemmingsplan wijzigen door het aanduidingsvlak 'vrijstaand' of het aanduidingsvlak 'twee-aaneen-1', het maatvoeringsvlak 'aantal wooneenheden' en het bouwvlak van de verbeelding te verwijderen.

20.6.2 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid
  • a. Het opstarten van een procedure is slechts toegestaan ten aanzien van een perceel(sgedeelte) waarvan geconstateerd kan worden dat er plaatse van de bouwaanduidings- dan wel maatvoeringsvlakken geen woning is gebouwd, noch een woning in aanbouw is;
  • b. het opstarten van een procedure is niet toegestaan indien een toegekende omgevingsvergunning voor de bouw van een woning op het betreffende perceel(sgedeelte) niet is ingetrokken.

Artikel 21 Wonen - De Lanen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - De Lanen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en tuinen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

21.2.2 Algemeen
  • a. Gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. woningen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van één van de volgende aanduidingen:
    • 1. 'twee-aaneen': waarbij uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 2. 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1', 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 2' en 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 3': waarbij uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd.
21.2.3 Faseringsregeling bouw woningen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – bouwverbod 2' geldt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen alleen kan worden verleend indien minimaal 90% van de toegestane woningen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwverbod 1' gebouwd dan wel in aanbouw is.

21.2.4 Woningen
  • a. Het aantal woningen per aanduidingsvlak, bedoeld in artikel 21.2.2, onder b, bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien in een aanduidingsvlak geen aantal is aangegeven bedraagt het aantal woningen maximaal 1;
  • b. woningen worden met de voorgevel in de gevellijn gebouwd, daar waar op de verbeelding een voorgevellijn is opgenomen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b en van het bepaalde in lid 21.2.2, onder a, mag de voorgevellijn worden overschreden door erkers, balkons en bordessen:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand-3': met ten hoogste 1,3 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 2': met ten hoogste 1 meter;
  • d. de breedte van een bouwperceel, de breedte van een woning en de afstand tussen de woning en de zijdelingse bouwperceelgrens - in beide gevallen een bijbehorend bouwwerk niet meegerekend - bedraagt ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken minimaal de in de onderstaande tabel aangegeven maat:
    bouwaanduidingsvlak   breedte bouwperceel   breedte hoofdgebouw   afstand woning tot zijdelingse perceelsgrens  
    specifieke bouwaanduiding vrijstaand - 1   16 meter   7 meter   4 meter  
    specifieke bouwaanduiding vrijstaand - 2   20 meter   8 meter   6 meter  
    specifieke bouwaanduiding vrijstaand - 3   12 meter   6 meter   3 meter  
    twee-aaneen   8 meter   5,4 meter   3 meter (aan één zijde)  
  • e. Voor de bouwhoogte, de kapvorm, nokrichting en dakhelling van woningen geldt ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken het volgende:
    bouwaanduidingsvlak   bouwhoogte   kapvorm   nokrichting   dakhelling  
    specifieke bouwaanduiding vrijstaand - 1   11 meter   zadeldak of samengesteld dak (een plat dak is niet toegestaan)   haaks op de weg   tussen 55° en 61°  
    specifieke bouwaanduiding vrijstaand - 2   11 meter   zadeldak of samengesteld dak   haaks op de weg (indien geen plat dak wordt toegepast)   tussen 29° en 31° of tussen 59° en 61° (indien geen plat dak wordt toegepast)  
    specifieke bouwaanduiding vrijstaand - 3   11 meter   zadeldak   haaks op de weg   tussen 55° en 61°  
    twee-aaneen   11 meter   zadeldak of samengesteld dak (een plat dak is niet toegestaan)   niet voorgeschreven   tussen 45° en 61°  
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e, wordt de woning ter plaatse van de bouwaanduiding 'nokrichting' gebouwd met een zadeldak met een dakhelling van ten minste 45° en ten hoogste 60°, waarbij de nokrichting haaks op de Kadeweg staat.
21.2.5 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. de totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, overkappingen meegerekend, bedraagt ten hoogste :
    • 1. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 3' en 'twee-aaneen' maximaal 50% met een maximum van 40 m²;
    • 2. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 2' maximaal 60 m²;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,8 meter en de bouwhoogte maximaal 6,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken met inachtneming van het volgende gebouwd:
  specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1 en - 3   specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 2   twee-aaneen  
minimale afstand aangebouwd bijbehorend bouwwerk en overkapping tot de zijdelingse erfgrens   3 meter   3 meter   0 meter  
afstand vrijstaand bijbehorend bouwwerk en overkapping tot erfgrens   niet nader bepaald   niet nader bepaald   niet nader bepaald  
minimale afstand aangebouwd bijbehorend bouwwerk en overkapping tot voorgevel   11 meter   3 meter   5 meter  
minimale afstand vrijstaand bijbehorend bouwwerk en vrijstaande overkapping tot voorgevellijn   11 meter
 
11 meter
 
11 meter
 
dakvorm en -helling van bijbehorende bouwwerken   plat dak of een dakhelling die gelijk is aan de dakhelling van de woning, waarbij een afwijking van de helling tot maximaal 10% ook is toegestaan   plat dak of een dakhelling die gelijk is aan de dakhelling van de woning, waarbij een afwijking van de helling tot maximaal 10% ook is toegestaan   plat dak of een dakhelling die gelijk is aan de dakhelling van de woning, waarbij een afwijking van de helling tot maximaal 10% ook is toegestaan  
dakvorm overkappingen   plat dak   plat dak   plat dak  
21.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste de volgende maten:

  maximale bouwhoogte  
voor zover gelegen voor de voorgevellijn en tot 3 meter achter de voorgevellijn   1 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2,5 meter  
21.2.7 Warmtepompen en airco's

Onverminderd het bepaalde in artikel 32.3 van de regels, worden warmtepompen en airco's overeenkomstig het volgende gebouwd:

  • a. warmtepompen en airco's worden gebouwd op minimaal 3 meter achter de voorgelvellijn van de woning en bij vrijstaande woningen op minimaal 3 meter van de erfgrens;
  • b. een warmtepomp wordt gebouw op maximaal 1,5 meter boven maaiveld (gemeten vanaf onderzijde warmtepomp of airco), of wordt geheel verwerkt binnen de gevels van de woning of een bijbehorend bouwwerk.
21.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Afstand en hoogte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  • a. een kortere van afstand van de woning (excl. bijbehorende bouwwerken) tot de zijdelingse perceelsgrens: tot minimaal 3 meter;
  • b. een kortere afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot de voorgevellijn: tot 0 meter van de voorgevellijn;
  • c. een andere hellingshoek van de dakhelling van de woning, mits passend in het straat- en bebouwingsbeeld en passend in bouwstijl van een landelijk tuindorp zoals bedoeld in het kwaliteitshandboek Noorderpolder;
  • d. een hogere goothoogte, over maximaal 50% van de zijgevel en tot een hoogte die ten minste 1,5 meter lager is dan de bouwhoogte van de woning;
  • e. een erker met een diepte van 1,7 meter, uitsluitend bij de twee woningen aan de buitenzijdes van de verschillende aanduidingsvlakken 'specifieke bouwwaanduiding - vrijstaand - 1'.
21.4.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.4.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de lichttoetreding en van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
21.5 Specifieke gebruiksregels
21.5.1 Algemeen
  • a. Het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte of als gastenverblijf is niet toegestaan;
  • b. het gebruik van een woning overeenkomstig deze bestemming is uitsluitend toegestaan indien indien een haag met een minimale hoogte van 60 cm en maximale hoogte van 110 cm aanwezig is op de scheiding tussen privé en openbaar gebied aan de voorzijde, met uitzondering van de ruimte die nodig is voor een looppad en voor een inrit ten behoeve van het parkeren op eigen erf.
21.5.2 Aanlegvergunning

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in 21.5.1, onder b, genoemde haag te vellen of te rooien, met dien verstande dat dit verbod geldt niet voor onmiddellijke vervanging van de genoemde haag.

21.5.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.5.2 kan slechts worden verleend, indien sprake is van de aanleg of verplaatsing van een voetpad en/of een uitrit ten behoeve van het parkeren op eigen erf, of een verbreding van de bestaande uitrit waarbij de erfgrens aan de voorzijde voor het overige deel ingepland wordt respectievelijk blijft met de onder 21.5.1, onder b, genoemde haag. Aan de vergunning kunnen voorwaarden verbonden worden die het mogelijk maken om het (her)planten te laten plaatsvinden in het plantseizoen (half oktober tot en met half april).

Artikel 22 Wonen - De Velden

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - De Velden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en tuinen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

22.2.2 Algemeen
  • a. Gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. woningen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van één van de volgende aanduidingen:
    • 1. 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld': waarbij uitsluitend geschakelde woningen worden gebouwd;
    • 2. 'aaneengebouwd' en 'specifieke bouwaanduiding – aaneengebouwd - 1' : waarbij uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
    • 3. 'gestapeld': waarbij uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.
22.2.3 Faseringsregeling bouw woningen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – bouwverbod 4' geldt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen alleen kan worden verleend indien minimaal 90% van de toegestane woningen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwverbod 3' gebouwd dan wel in aanbouw is.

22.2.4 Woningen
  • a. Het aantal woningen per aanduidingsvlak, bedoeld in artikel 22.2.2, onder b, bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien in een aanduidingsvlak geen aantal is aangegeven bedraagt het aantal woningen maximaal 1;
  • b. woningen worden met de voorgevel in de gevellijn gebouwd, daar waar op de verbeelding een voorgevellijn is opgenomen;
  • c. de breedte van een bouwperceel en de breedte van een woning, een bijbehorend bouwwerk niet meegerekend, bedraagt ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken minimaal de in de onderstaande tabel aangegeven maat:
bouwaanduidingsvlak   breedte bouwperceel   breedte hoofdgebouw  
specifieke bouwaanduiding geschakeld   9 meter   6 meter  
aaneengebouwd   7 meter   7 meter  
specifieke bouwaanduiding – aaneengebouwd - 1   6 meter   6 meter  
gestapeld   niet nader bepaald   niet nader bepaald  
22.2.5 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. De totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, overkappingen meegerekend, bedraagt ten hoogste 50% met een maximum van 40 m²;
  • b. in afwijking van het bepaalde in artikel 22.2.2, onder a, en het bepaalde in 22.2.5, onder a, is ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ook buiten het bouwvlak een ondergrondse of halfverdiepte parkeervoorziening toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding – aaneengebouwd - 1' en 'gestapeld' zijn geen vrijstaande bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,8 meter en de bouwhoogte maximaal 6,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken met inachtneming van het volgende gebouwd:
  geschakeld   aaneengebouwd   Specifieke bouwaanduiding – aaneengebouwd - 1   gestapeld  
minimale afstand aangebouwd bijbehorend bouwwerk en overkapping tot voorgevel   8 meter   5 meter   niet nader bepaald   niet nader bepaald  
minimale afstand vrijstaand bijbehorend bouwwerk en vrijstaande overkapping tot voorgevellijn   niet nader bepaald
 
5 meter
 
vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn niet toegestaan   vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn niet toegestaan
 
22.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste de volgende maten:

  maximale bouwhoogte  
voor zover gelegen voor de voorgevellijn en tot 3 meter achter de voorgevellijn   1 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2,5 meter  
22.2.7 Warmtepompen en airco-installaties

Voor warmtepompen en airco's is het bepaalde artikel 32.3 van overeenkomstige toepassing.

22.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Afstand en hoogte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  • a. een kortere afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot de voorgevellijn: tot 0 meter van de voorgevellijn;
  • b. een hogere goothoogte, over maximaal 50% van de zijgevel en tot een hoogte die ten minste 1,5 meter lager is dan de bouwhoogte van de woning.
22.4.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.4.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de lichttoettreding en van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
22.5 Specifieke gebruiksregels

Het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte of als gastenverblijf is niet toegestaan.

Artikel 23 Wonen - Uit te werken De Velden

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken De Velden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. woon-zorg voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen waaronder begrepen warmtevoorzieningen;
  • d. verkeers-, verblijfsdoeleinden en parkeervoorzieningen;
  • e. parken, plantsoenen en andere groenvoorzieningen alsmede speelvoorzieningen;
  • f. waterhuishouding (waterberging, water aan- en -afvoer) en andere waterstaatsdoeleinden.
23.2 Uitwerkingsregels

Ten aanzien van de in lid 23.1 bedoelde gronden gelden de volgende uitwerkingsregels:

  • a. uitwerking is pas toegestaan indien alle woningen binnen de bestemming Wonen – De Velden en het gebied met de bestemming Wonen, voor zover gelegen tussen de Ingeland (noordzijde) en Emil Sandströmweg (fase 2 deelgebied De Velden), gebouwd zijn dan wel in aanbouw zijn;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 23.2, onder a, is uitwerking eveneens toegestaan, indien gelijktijdig een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 34.2 wordt vastgesteld voor (een gedeelte van) de gronden die vallen binnen de Wetgevingszone - wijzigingsgebied 5, mits de woningen die vallen binnen dit wijzigingsgebied, maar geen onderdeel vormen van het wijzigingsplan, reeds in aanbouw zijn;
  • c. in het uitwerkingsplan kunnen regels worden opgenomen met betrekking tot sociale huurwoningen;
  • d. voorafgaand aan de uitwerking dient een door burgemeester en wethouders goed te keuren stedenbouwkundig plan/verkavelingsplan met randvoorwaarden/richtlijnen te worden opgesteld;
  • e. bij de realisering van de woningen moet worden voldaan aan het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid;
  • f. voorafgaand aan de uitwerking dient aangetoond te worden dat behoefte bestaat aan de beoogde woningbouw, zowel wat betreft aantallen als typologie;
  • g. in het uitwerkingsplan dient een faseringsregeling betreffende de volgorde van de bouw van de woningen te worden opgenomen.
23.3 Bouwregels
23.3.1 Bouwverbod

Het bouwen van bouwwerken is uitsluitend toegestaan overeenkomstig een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dat in werking is getreden.

23.3.2 Bouwregels na uitwerking

Op de in lid 23.1 bedoelde gronden mogen, na het in werking treden van de uitwerking, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij geldt dat:

  • a. voor eengezinswoningen wordt uitgegaan van een bouwhoogte van ten hoogste 11,5 meter;
  • b. voor gestapelde woningen wordt uitgegaan van een bouwhoogte van ten hoogste 12,5 meter;
  • c. bij de realisering van overige bebouwing, geen woningen zijnde, wordt uitgegaan van een bouwhoogte van ten hoogste 15 meter.

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 6

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van maximaal 2 meter.

24.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 24.2.2, onder a, is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.2, onder a, ten behoeve van het bouwen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

24.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 24.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.
24.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering op de gronden die mede zijn voorzien van de bestemming Waterstaat - Waterkering.
24.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 24.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  • b. voor zover de in lid 24.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium, bedoeld in lid 24.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

24.5.2 Uitzondering

Het verbod, bedoeld in lid 24.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 24.2.2, onder b, in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
24.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6'.

24.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, bedoeld in lid 24.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd archeologisch deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

24.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

24.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', bedoeld in lid 24.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 25 Waarde - Archeologie - 7

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van maximaal 2 meter.

25.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 25.2.2, onder a, is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2, onder a, ten behoeve van het bouwen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

25.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 25.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.
25.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5.000 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering op de gronden die mede zijn voorzien van de bestemming Waterstaat - Waterkering.
25.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 25.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  • b. voor zover de in lid 25.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium, bedoeld in lid 25.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
25.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

25.5.2 Uitzondering

Het verbod, bedoeld in lid 25.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 25.2.2, onder b, in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 5.000 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
25.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7'.

25.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, bedoeld in lid 25.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd archeologisch deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 5.000 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

25.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7', bedoeld in lid 25.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 26 Waarde - Archeologie - 7A

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 7A' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van maximaal 2 meter.

26.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 1 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 26.2.2, onder a, is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.2, onder a, ten behoeve van het bouwen groter dan 5.000 m² en dieper dan 1 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

26.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 26.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 1 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 1 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 1 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 1 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 1 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 1 meter.
26.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5.000 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering op de gronden die mede zijn voorzien van de bestemming Waterstaat - Waterkering.
26.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 26.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  • b. voor zover de in lid 26.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium, bedoeld in lid 26.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

26.5.2 Uitzondering

Het verbod, bedoeld in lid 26.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 26.2.2, onder b, in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 5.000 m² en/of de grondlagen dieper dan 1 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
26.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7A'.

26.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, bedoeld in lid 26.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd archeologisch deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 5.000 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 1 meter.

26.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

26.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7A', bedoeld in lid 26.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 27 Waarde - Cultuurhistorie - Molenbiotoop

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - Molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de bescherming van de vrije windvang van molen 'Den Haas' en molen 'De Hoop'' en voor de bescherming van de waarde van de molens als beeldbepalend element. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

27.2 Bouwregels

Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste de met de aanduiding 'bouwhoogte molenbiotoop (m)' aangegeven maat bedraagt, tenzij op grond van de geldende bestemming(en) van de gronden voor het betreffende bouwwerk reeds een lagere maximale hoogte is toegestaan.

27.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing ter bescherming van de vrije windvang en de waarde van de molen als beeldbepalend element.

27.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2, ten behoeve van een bouwwerk dat is toegelaten op grond van de overige regels van dit bestemmingsplan, indien

  • a. het bouwwerk dient ter vervanging van aanwezige, legale bebouwing met eenzelfde massa en vorm, of,
  • b. uit onderzoek blijkt dat de toevoeging van bebouwing geen nadelige invloed heeft op de windvang van de betreffende molen en de waarde van de molen als beeldbepalend element; het bevoegd gezag kan hierbij advies inwinnen van een molendeskundige.
27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;
    • 2. het ophogen van gronden;
  • b. het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat werken of werkzaamheden geen nadelige invloed heeft op de windvang van de molen en geen substantieel negatief effect heeft op het waarde van de molen als beeldbepalend element; het bevoegd gezag kan hierbij advies inwinnen van een molendeskundige.

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie - Zichtlijnen

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - Zichtlijnen' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van markante zichtlijnen op de historische binnenstad van Zierikzee. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

28.2 Bouwregels

Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste de op in bijlage 7 Maximale hoogtes vanwege zichtlijnen opgenomen maat bedraagt, tenzij op grond van de geldende bestemming(en) van de gronden voor het betreffende bouwwerk reeds een lagere maximale hoogte is toegestaan.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: het planten van bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;
  • a. het in het vorige lid opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • b. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat werken of werkzaamheden geen nadelige invloed hebben op de markante zichtlijnen van de binnenstad van Zierikzee. Daarbij geldt de maximum bouwhoogte van bouwwerken zoals opgenomen in het vorige lid, tevens als maximale hoogte voor volgroeide beplanting.

Artikel 29 Waarde - Stads en Dorpsgezicht

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Stads en Dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van het historisch en ruimtelijke karkater van het beschermd stadsgezicht. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

29.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

29.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 29.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 2 meter worden gebouwd.

29.2.2 Andere bestemmingen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de (voor)gevels van hoofdgebouwen moet worden geplaatst in de aanduiding 'gevellijn';
  • b. de gebouwen moeten worden afgedekt met een schuine kap waarvan de hellingshoek ten minste 45 graden en ten hoogste 60 graden bedraagt.
29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2.2, onder b, voor een andere hellingshoek, indien de waarden van het beschermd stadsgezicht niet wordt aangetast en nadat de Welstands- en Monumentencommissie om advies is gevraagd.  

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
29.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het wijzigen van wegindelingen;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. dempen van aanwezige waterlopen;
  • e. het verwijderen, kappen of rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.
29.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
29.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, bedoeld in lid 29.4.1, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel is verzekerd van het historisch en ruimtelijk karakter van het beschermd stadsgezicht.

Artikel 30 Waterstaat - Waterkering

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de waterkering.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Toelaatbare bebouwing bestemming 'Waterstaat - Waterkering'

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de in het vorige lid genoemde bestemming toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter.

30.2.2 Toelaatbare bebouwing andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid.

30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2.2 met inachtneming van het volgende:

  • a. vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken andere bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 31 Algemene bouwregels

31.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Voor bouwwerken die op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven aantallen, afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en/of oppervlaktematen, terwijl het bouwwerk krachtens een omgevingsvergunning aanwezig is of gebouwd kan worden, gelden deze afwijkende maten als vervangende regel. Bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd.

31.2 Voldoende parkeergelegenheid

Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of de rechtsopvolger daarvan. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.

31.3 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2:

  • a. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  • b. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het "Parkeerbeleid 2017-2020' of de rechtsopvolger daarvan.
31.4 Warmtepompen en airco-installaties

installaties voor warmtepompen en airco's worden gebouwd op minimaal 3 meter achter de voorgelvellijn van een hoofdgebouw.

31.5 Vlaggenmasten

Het aantal toegestane vlaggenmasten bedraagt maximaal 3 per bouwperceel.

31.6 Verlichte reclame-uitingen

Verlichte reclame-uitingen mogen geen licht naar boven uitstralen. Skybeamers zijn niet toegestaan.

31.7 Onoverdekte zwembaden

Bij een (bedrijfs)woning mag een onoverdekt zwembad worden gebouwd, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
  • b. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
  • c. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt.

Artikel 32 Algemene gebruiksregels

32.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

32.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  • b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  • d. als woonwagenstandplaats;
  • e. ten behoeve van lawaaisporten.
32.3 Geluid van installaties (zoals warmtepompen en airco's) op gevoelige bestemmingen
  • a. Ter bescherming van de fysieke leefomgeving mag het gemiddelde geluidsniveau LAr,LT als gevolg van één of meer installaties, op de erfgrens niet meer bedragen dan 40 dB(A);
  • b. de onder a aangegeven waarde op de erfgrens geldt ook bij geluidsgevoelige terreinen op de grens van het terrein;
  • c. de controle op de voorschriften vindt plaats conform de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai of diens rechtsopvolger;
  • d. als de uitstroomopening voor de lucht van de installatie op minder dan 5 meter van de erfgrens wordt geplaatst en de uitstroomopening voor de lucht is gericht op de erfgrens dient de installatie altijd te worden voorzien van een omkasting.
32.4 Toegestaan gebruik
32.4.1 Bed & Breakfast

Het aanbieden van bed & breakfast als nevenactiviteit bij een (bedrijfs)woning is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. bed & breakfast bestaat uit maximaal vijf slaapplaatsen;
  • b. de woning dient bewoond te zijn door de hoofdbewoner(s);
  • c. de woning is geschikt voor permanente bewoning;
  • d. er ontstaat geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast voor de omgeving;
  • e. alleen terughoudende reclame-uitingen zijn toegestaan, neonreclame is niet toegestaan.
32.4.2 Beroep of bedrijf aan huis

Het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van een (bedrijfs)woning en bijbehorende bouwwerken is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf is ondergeschikt aan het wonen, waarbij ten hoogste 50 m² vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het beroep of bedrijf;
  • b. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning; naast de uitoefening door de bewoner is ten behoeve van het beroep of bedrijf ten hoogste één extra arbeidsplaats toegestaan;
  • c. er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig op eigen terrein dan wel in de directe omgeving; er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de parkeerkencijfers van de CROW publicatie nr. 381 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" of aan de normen uit daaropvolgende uitgaven;
  • d. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan, waarbij een webwinkel (zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden voor consumenten) wel is toegestaan;
  • e. niet toegestaan is:
    • 1. horeca;
    • 2. een seksinrichting;
    • 3. buitenopslag van goederen;
    • 4. verlichte of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel.

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

33.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding grenzen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, alsmede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:

  • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
  • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen.

33.2 Afwijkingsbevoegdheid bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter, indien in de regels van de betreffende bestemming geen afwijkingsbevoegdheid voor bouwwerken geen gebouwen zijnde is opgenomen. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt niet voor:

  • a. erfafscheidingen;
  • b. overkappingen.
33.3 Afwijkingsbevoegdheid toegangshek bij woningen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het bouwen van een toegangshek bij een (bedrijfs)woning voor de voorgevellijn, mits:

  • a. de hoogte maximaal 2,2 meter bedraagt;
  • b. sprake is van een voornamelijk transparant bouwwerk;
  • c. de breedte van het toegangshek ten hoogste 30% van de breedte van de voorzijde (de meest naar de wegzijde gekeerde deel) van het perceel bedraagt, tot een maximum van 9 meter (inclusief de bevestiging kolommen).
33.4 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.1, 33.2 en lid 33.3 kan slechts worden verleend, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. in het geval van toepassing van de afwijkingsbevoegdheid, bedoeld in lid 33.1, op het betreffende bouwperceel niet eerder voor eenzelfde bouwwerk middels omgevingsvergunning is afgeweken.
33.5 Afwijkingsbevoegdheid gastenverblijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning als gastenverblijf, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. de aanvrager is eigenaar of bewoner van het bouwperceel;
  • c. het hoofdgebouw op het bouwperceel wordt permanent bewoond;
  • d. per bouwperceel is maximaal 1 bijbehorend bouwwerk als gastenverblijf toegestaan;
  • e. het gastenverblijf wordt uitsluitend voor niet-permanente bewoning gebruikt;
  • f. het gastenverblijf wordt uitsluitend niet-commercieel gebruikt;
  • g. de algemene bebouwingsregels voor een bijbehorend bouwwerk worden in acht genomen, met dien verstande dat de afstand van het gastenverblijf tot de bouwperceelsgrenzen ten minste 1 meter bedraagt;
  • h. de omgevingsvergunning heeft niet tot gevolg dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • i. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende gebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • j. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

34.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 4
34.1.1 Aanpassen bouwmogelijkheden woningen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 4' het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. de aanduidingsvlakken 'specifieke bouwaanduiding vrijstaand-1', 'specifieke bouwaanduiding vrijstaand-2; , 'specifieke bouwaanduiding vrijstaand-3' , 'twee-aaneen', 'en 'nokrichting', het maatvoeringsvlak 'maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum aantal wooneenheden' en de bouwvlakken van de verbeelding te wijzigen, op de verbeelding op te nemen dan wel te verwijderen;
  • b. in combinatie met het wijzigen van de aanduidingsvlakken en andere vlakken zoals bepaald onder a, de geldende bestemming te wijzigen in de bestemmingen Groen, Verkeer, Water en/of Maatschappelijk.
34.1.2 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders maken slechts gebruik van de wijzigingsbevoegdheid indien:

  • a. geconstateerd wordt dat ter plaats van de bouwaanduidings- dan wel maatvoeringsvlakken geen woning is gebouwd, noch een woning in aanbouw is, en;
  • b. een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning voor dat perceel is ingetrokken in de gevallen dat een omgevingsvergunning is verleend, en;
  • c. voorafgaand aan de vaststelling van een wijzigingsplan een door burgemeester en wethouders goed te keuren stedenbouwkundig plan/verkavelingsplan wordt opgesteld, en;
  • d. de wijziging ruimtelijk inpasbaar is, gelet op:
    • 1. de kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. het 'parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid;
  • e. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Wet natuurbescherming;
    • 9. woningbehoefte, voor zover het een wijziging van woningtypologie betreft;
    • 10. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.
34.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 5
34.2.1 Wijzigingsbevoegdheid-5

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone – wijzigingsgebied 5' het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. de aanduidingsvlakken 'specifieke bouwaanduiding geschakeld', 'aaneengebouwd', 'specifieke bouwaanduiding – aaneengebouwd - 1' en/of de bouwaanduiding 'gestapeld', het maatvoeringsvlak 'maximum bouwhoogte (m)', 'maximum aantal wooneenheden' en de bouwvlakken van de verbeelding te verwijderen dan wel op de verbeelding op te nemen;
  • b. een andere situering op te nemen van de binnen de aanduiding opgenomen bestemmingen, bouwvlakken, aanduidingen, maatvoeringen en vrijstaande of twee-aaneengebouwde woningen toe te staan;
  • c. de functie woon-zorg voorzieningen toe te staan;
  • d. de geldende bestemming te wijzigen in de bestemmingen Wonen - De Velden, Maatschappelijk, Groen, Water en/of Verkeer.
34.2.2 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders maken slechts gebruik van de wijzigingsbevoegdheid indien:

  • a. geconstateerd wordt dat ter plaats van de bouwaanduidings- dan wel maatvoeringsvlakken geen woning is gebouwd, noch woning in aanbouw is en;
  • b. een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning voor dat perceel is ingetrokken in de gevallen dat een omgevingsvergunning is verleend, en;
  • c. de wijziging niet tot gevolg heeft dat het aantal woningen toeneemt, en;
  • d. voorafgaand aan de vaststelling van een wijzigingsplan een door burgemeester en wethouders goed te keuren stedenbouwkundig plan/verkavelingsplan wordt opgesteld, en;
  • e. de wijziging ruimtelijk inpasbaar is, gelet op:
    • 1. de kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. het 'parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid;
  • f. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Wet natuurbescherming;
    • 9. woningbehoefte, voor zover het een wijziging van woningtypologie betreft;
    • 10. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.
34.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 6
34.3.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen bouwmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 6' en met ingang van 31 december 2025 het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. het aanduidingsvlakken voor vrijstaande, geschakelde, aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde en gestapelde woningen, het bouwvlak en de maatvoeringsvlakken voor de (goot- en/of bouw)hoogtes en voor aantallen woningen van de verbeelding te verwijderen dan wel het aantal toegestane wooneenheden binnen het maatvoeringsvlak 'maximum aantal wooneenheden' te verminderen;
  • b. de geldende bestemming te wijzigen in de bestemmingen Groen, Verkeer en/of Water.
34.3.2 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders maken slechts gebruik van de wijzigingsbevoegdheid indien:

  • a. geconstateerd wordt dat ter plaats van de bouwaanduidings- dan wel maatvoeringsvlakken geen woning dan wel het maximaal aantal toegestane woningen niet is gebouwd, noch in aanbouw is, en;
  • b. een omgevingsvergunning voor de bouw van één of meer woningen binnen de in het vorige lid bedoelde vlakken is ingetrokken in de gevallen dat een omgevingsvergunning is verleend.
34.4 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  • c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding bedraagt ten hoogste 3 meter.
34.5 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bij deze regels horende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten: solitaire bedrijven', 'Staat van bedrijfsactiviteiten: Business Park' en/of 'Staat van Bedrijfsactiviteiten: gemengd' wijzigen door de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten te wijzigen indien technologische ontwikkelingen binnen de betreffende bedrijfsactiviteiten daartoe aanleiding geeft.

34.6 Afwegingskader

Een wijziging als bedoeld in lid 34.2 kan slechts worden toegepast, indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid op grond van lid 34.4, onder b, deze wijziging niet eerder is toegepast voor eenzelfde bouwwerk op het betreffende bouwperceel.

Artikel 35 Algemene aanduidingsregels

35.1 wetgevingzone - natuurgebied
35.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd als afwegingszone van de aangrenzende natuurgebieden, zoals opgenomen in artikel 2.27 van de Omgevingsverordening Zeeland 2018.

35.1.2 Voorwaarde toepassing afwijkingsbevoegdheid

Indien het bevoegd gezag op grond van de andere ter plaatse geldende bestemming(en) toepassing geeft aan een afwijkingsbevoegdheid van de bouwregels of van de gebruiksregels, geldt naast de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden ook de voorwaarde dat de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien:

  • geen onevenredige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het aangrenzende natuurgebied plaatsvindt.
35.2 overige zone - evenemententerrein 1
35.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein 1' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor evenementen.

35.2.2 Specifieke gebruiksregels

Uitsluitend evenementen uit categorie A uit de Lijst van toegelaten evenementen zijn toegestaan, tot een maximum van 10 per jaar.

35.3 overige zone - evenemententerrein 2
35.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein 2' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. aan sport gerelateerde evenementen zoals sportverkiezingen, fanfare- en drumfestivals en dansdemonstraties;
  • b. andersoortige evenementen zonder versterkte muziek zoals braderieën, beurzen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen evenementen.
35.3.2 Specifieke gebruiksregels

Het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 8 per jaar, waarbij de evenementen voldoen aan de bepalingen zoals opgenomen in de Lijst van toegelaten evenementen onder categorie A+.

35.4 overige zone - evenemententerrein 3
35.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein 3' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor evenementen.

35.4.2 Specifieke gebruiksregels

Uitsluitend evenementen uit catgorie A uit de Lijst van toegelaten evenementen zijn toegestaan, tot een maximum van 10 per jaar.

35.5 veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing ten behoeve van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan, tenzij sprake is van vervangende nieuwbouw waarbij:

  • a. de vloeroppervlakte niet wordt vergroot, en
  • b. de afstand tot gronden met de aanduiding 'vulpunt lpg' niet verminderd wordt.
35.6 vrijwaringszone - leiding
35.6.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - leiding' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van ondergrondse rioolleidingen en 50KV leidingen.

35.6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming(en) worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
35.6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.6.2, onder a en b, ten behoeve van bebouwing als toegestaan volgens de andere voorkomende bestemmingen, mits door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding en nadat advies is gevraagd aan de betreffende leidingbeheerder.

35.6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden;
  • b. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
  • c. het aanbrengen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven;
  • d. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
35.6.5 Uitzonderingen op de omgevingsvergunningplicht

Het verbod, bedoeld 35.6.4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. niet dieper gaan dan 0,3 meter beneden maaiveld;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden, of
  • d. die krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk mogen worden uitgevoerd.
35.6.6 Afwegingskader omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 35.6.4 wordt slechts verleend indien het belang van bescherming van de leiding(en) door de werken niet onevenredig worden geschaad en er door de werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan. Alvorens de vergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 36 Overige regels

36.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

36.2 Wettelijke regelingen

Wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

36.3 Voorrangsregeling (dubbel)bestemmingen
  • a. Voor zover gronden met een (enkelvoudige) bestemming samenvallen met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
  • b. Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dan geldt de volgende prioriteitenvolgorde:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 37 Overgangsrecht

37.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 37.1, onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 2%;
  • c. lid 37.1, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
37.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 37.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 37.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. lid 37.2, onder a, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 38 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Zierikzee buiten de grachten.