direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Kleine Hoeven 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1667.BPBkh0036-VAST

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Toegelaten bestemmingen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van industriële, ambachtelijke, groothandelsbedrijven en bedrijven in transport- en distributiesector, voor zover deze bedrijven voorkomen op de ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie...' of 'bedrijf tot en met categorie …' en op basis van de bij deze regels behorende lijst van bedrijfsactiviteiten of daaraan gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten, met in achtneming van het bepaalde onder m;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor bedrijfswoning;
  • c. faciliterende dienstverlening;
  • d. erven;
  • e. toegangswegen, ontsluitingswegen en in- en uitritten;
  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. opstelplaatsen voor vrachtwagens;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mede voor natuur;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. de aanleg, instandhouding en bescherming van de leidingen.

met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

  • m. uitgezonderd zijn bedrijven van categorie 1 op basis van de bij deze regels behorende lijst van bedrijfsactiviteiten of daaraan gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten.
4.1.2 Niet toegelaten bestemmingen

De navolgende bestemmingen zijn niet toegestaan:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • b. bedrijven welke vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi-bedrijven);
  • c. detailhandelsbedrijven, behoudens ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten of detailhandel in volumineuze goederen;
  • d. bedrijfswoningen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. zelfstandige kantoren;
  • f. bedrijfsgebouwen, voorzover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-geurzone'.
4.1.3 Inrichting

Voor de inrichting van de gronden gelden de volgende regels:

  • a. voorzien moet worden in voldoende laad- en losmogelijkheden op eigen terrein, achter de voorgevel en het verlengde daarvan, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het ladend en lossend verkeer kan manoeuvreren en zich kan opstellen op de bedrijfskavel zelf, zodat het openbaar gebied daarmee niet wordt belast;
  • b. voorzien moet worden in voldoende parkeermogelijkheden op eigen terrein achter de voorgevel en het verlengde daarvan. Voor het bepalen van de parkeernorm dienen de parkeerkencijfers uit de CROW-publicatie ASVV, zoals die geldt op het moment van het ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan, in acht te worden genomen en daarnaast de uitgave van CROW 'Parkeerkencijfers-Basis voor Parkeernormering';
  • c. de kavels hebben een minimale oppervlakte van 1.000 m² en een maximale oppervlakte 5.000 m²;
  • d. één kavel, met de bestemming bedrijven (met een maximale oppervlakte van 5.000 m²), mag worden gebruikt als gemeenschappelijke opstelplaats voor vrachtwagens.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van de in artikel 4.1 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de kortste afstand tot de voorgevel en de openbare weg, niet zijnde de provinciale weg, bedraagt ten minste 3 m;
  • b. bij bedrijfsgebouwen die zijn gelegen aan de provinciale weg (N284), dient de voorgevel van het bedrijfsgebouw in of achter de op de verbeelding aangegeven gevellijn te worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'maximale bebouwingspercentage' gelden de genoemde maximale bebouwingspercentages;
  • d. de bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • e. de afstand van het bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduidingen 'minimale-maximale bouwhoogte' gelden de genoemde minimale en maximale bouwhoogten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dienen bedrijfsgebouwen op palen te worden gefundeerd en de vloer van de eerste bouwlaag tenminste 3 m boven peil te worden gesitueerd.
4.2.3 Bedrijfswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning moet in het bouwvlak gesitueerd zijn;
  • b. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan voorzover deze in gebruik is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in verband met de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten noodzakelijk is;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag in ieder geval niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • d. de breedte van de bedrijfswoning mag niet minder dan 6 m en niet meer dan 15 m bedragen;
  • e. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 8,5 m bedragen;
  • f. bedrijfswoning dient voorzien te zijn van een kap met een dakhelling van niet minder dan 30° en niet meer dan 55°;
  • g. de bedrijfswoning dient georiënteerd te zijn op de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de gevellijn mogen maximaal 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn mogen maximaal 4 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde achter de gevellijn mogen niet meer dan 3 m bedragen, met uitzondering van lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 15 m mag bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld
    In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing zoals integraal opgenomen is in een vastgesteld beeldkwaliteitsplan, met aandacht voor:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en gevelbeelden;
    • 2. de samenhang met nabij gelegen bebouwing;
    • 3. de hoogtedifferentiatie;
    • 4. een goede verhouding tussen bouwmassa en inrichting van de omgeving;
  • b. verkeersveiligheid
    Ter waarborging van de verkeersveiligheid en in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op hoeken van wegen;
  • c. sociale veiligheid
    Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is;
  • d. brandveiligheid en rampbestrijding
    Ter waarborging van de brandveiligheid, rampbestrijding en bereikbaarheid voor hulpdiensten;
  • e. milieusituatie
    Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieuaspecten c.q. belasting van het milieu, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking, niet gewenst is, dient rekening gehouden te worden met het waarborgen, instandhouden, c.q. tot stand brengen van een situatie waarbij rekening wordt gehouden:
    • 1. met de toegelaten gebruiksmogelijkheden in de bestemmingen;
    • 2. strijdigheid met de regels, voortvloeiende uit wettelijke bepalingen, zoals de Wet milieubeheer dan wel een Amvb op grond van de Wet milieubeheer;
  • f. de gebruiksmogelijkheden
    Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Bouwhoogte
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub f tot verhoging van de aangegeven maximale bouwhoogten van 9 m naar 12 m mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 4.4.1 sub c.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub f tot verlaging van de aangegeven minimale bouwhoogten van 6 m naar 4,5 m mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 4.4.1 sub c.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bovenstaande onder de voorwaarden dat:
    • 1. de afwijking van de bouwregels in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    • 2. het vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar wordt geacht;
    • 3. de ruimtelijke en functionele structuur niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampbestrijding gewaarborgd is;
    • 6. op de bedrijfskavel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is.
4.4.2 Bouwen tot perceelsgrens

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub d en e ten behoeve van het bouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrens onder de voorwaarden dat:

  • a. de afwijking van de bouwregels in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. het vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar wordt geacht;
  • c. de ruimtelijke en functionele structuur niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampbestrijding gewaarborgd is;
  • f. op de bedrijfskavel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

4.5.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 4.5.1 wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik voor woondoeleinden anders dan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de uitoefening van een andere tak van handel (inclusief detailhandel), bedrijf of dienstverlening dan ingevolge het bepaald in artikel 4.1 is toegestaan;
  • c. voor open opslag tenzij deze zodanig plaatsvindt dat de opslag niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en aldus achter bebouwing plaatsvindt dan wel is afgeschermd door middel van groenvoorzieningen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Milieucategorie

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1.1 sub a voor het toestaan van bedrijven die maximaal een categorie zwaarder zijn dan de toegestane categorie dan wel vergelijkbaar zijn met een categorie-zwaardere bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat en een onevenredige toename van verstoring van natuurgebieden vallend onder de EHS is niet toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.