direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Lagestraat 15, Oud Gastel
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1655.BPW6030-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Planbeschrijving

1.1 Doel wijzigingsplan

De bedrijfsactiviteiten op het perceel aan de Lagestraat 15 in Oud Gastel zijn al enkele jaren geleden beëindigd. Om de op het betreffende perceel aanwezige (bedrijfs)woning met opstallen te verkopen is het noodzakelijk om de bestemming te wijzigen in 'Wonen' en 'Agrarisch'.

In de regels van het geldende bestemmingplan, 'Eerste herziening bestemmingplan Buitengebied Halderberge' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het bevoegd gezag de bestemming 'Bedrijf', voor zover het de voormalige bedrijfswoning met voormalige bedrijfsbebouwing betreft, kan wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Met onderliggend wijzigingsplan wordt uitvoering gegeven aan deze wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten noordoosten van de kern Oud Gastel in het buitengebied van Halderberge. In de omgeving liggen verschillende woningen, bedrijven en agrarische gronden. Ten westen van het plangebied ligt de provinciale weg N268 en ten oosten de A17.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0001.jpg"

Figuur 1.1 Situering plangebied, plangebied blauw omrand (bron: bewerkt van luchtfoto kadaster Nederland)

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0002.jpg"Figuur 1.2 Situatie perceel voor opruimen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0003.png"

Figuur 1.3 Aanwezige bebouwing

1.3 Beoogde situatie

In de huidige situatie zijn een woning, stal en kippenhok aanwezig die allen in gebruik zijn voor privé doeleinden. Het bestemmingsvlak waarbinnen deze bebouwing is gelegen heeft een oppervlakte van 2.965 m2. Binnen dit vlak was het maximum oppervlakte aan bedrijfsgebouwen beperkt tot 380 m². Daarnaast waren bij de woning tot maximaal 150 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Hiervan was 40 m2 gerealiseerd.

Aan de zuidzijde van het perceel stonden romneyloodsen die voorheen voor opslag van materialen werd gebruikt. Er is geen sprake meer van een bedrijf, de romneyloodsen, met een oppervlakte van 130 m2, zijn dan ook overbodig en zijn gesloopt. Ook zijn de overige opgeslagen materialen van het voormalige bedrijf opgeruimd. De bestaande (voormalige) loods van 240 m2 blijft behouden. Deze loods wordt gebruikt voor privé doeleinden bij de woning. De loods wordt gebruikt als stal voor paarden, voor hooiopslag ten behoeve van deze paarden, opslag van tuingereedschap en stalling van een trekker met trailer.

Deze kwaliteitsverbetering is inmiddels uitgevoerd (zie figuur 1.4). De sloop van de loodsen, het opruimen van het perceel en de aanplant van groen zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap.

De bedrijfswoning wordt burgerwoning en krijgt de bestemming 'Wonen'. Het bestemmingsvlak 'Wonen' zal worden teruggebracht naar 1.500 m², de overige gronden zullen een agrarische bestemming krijgen.

In de nieuwe situatie blijft de woning behouden. Ook de bestaande bijbehorende bouwwerken bij de woning (de stal en kippenhok) blijven behouden. Deze hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 40 m2. Samen met de loods bedraagt het totaal oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van het beoogde gebruik 280 m2.

Ten noorden van de bestaande schuur wordt een bestaande strook grond van maximaal 80 m2 waar nodig bestraat. Dit volgt uit de noodzakelijke afscherming van asbesthoudende grond, zie paragraaf 4.3. Ter versterking van de landschappelijke kwaliteit en ter compensatie van de te bestraten strook, wordt de groene inrichting van het perceel versterkt en wordt nieuwe beplanting aangebracht. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 3.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0004.jpg"

Figuur 1.4 Situatie perceel na verwijdering romneyloodsen en materialen.

1.4 Geldend bestemmingsplan

In figuur 1.3. is een uitsnede van de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Eerste herziening bestemmingplan Buitengebied Halderberge van de gemeente Halderberge weergegeven(zie ook website www.ruimtelijkeplannen.nl). Het plangebied is blauw omrand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0005.jpg"

Figuur 1.3. Fragment bestemmingsplan Eerste herziening bestemmingplan Buitengebied Halderberge (bron: ruimtelijkeplannen.nl

Het perceel heeft naast de bestemming 'Bedrijf' ('specifieke vorm van bedrijf - sloperij') de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Deze dubbelbestemming heeft als doel de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen doormiddel van een onderzoeksverplichting bij werkzaamheden van meer dan 500 m² en dieper dan 40 centimeter. De maximale goot- en bouwhoogte is door middel van een maatvoeringsaanduiding beperkt tot respectievelijk 4 en 8 m. Het maximum oppervlakte aan bedrijfsgebouwen is beperkt tot 380 m². Ter plaatse geldt ook de gebiedsaanduiding 'bebouwingsconcentratie'.

Door toepassing van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming gewijzigd worden naar de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch'. Om de bevoegdheid te kunnen toepassen, zal aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan moeten worden voldaan. Daarnaast kunnen ook andere eisen of voorwaarden van belang zijn, bijvoorbeeld als er nieuw planologisch beleid of nieuwe wet- of regelgeving is vastgesteld. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld. In hoofdstuk 3 en 4 wordt hier op ingegaan.

Hoofdstuk 2 Toetsing aan de wijzigingsregels

De wijzigingsvoorwaarden zijn vastgelegd in artikel 6.5.2 van de regels. In tabel 1.1. zijn de wijzigingsvoorwaarden vermeld en is het initiatief aan de betreffende bepalingen getoetst.

Tabel 1.1 Toetsing aan wijzigingsvoorwaarden geldend bestemmingsplan

  criterium   toetsing  
a   het bedrijf ter plaatse is beëindigd;   Het bedrijf is sinds 28 februari 2017 officieel beëindigd.  
b   - het bestemmingsvlak wordt verkleind tot maximaal 1.500 m2 met daarin de voormalige bedrijfswoning met bijhorende bouwwerken, erven en verhardingen.

- Gelijktijdig vindt wijziging plaats van de overige gronden naar de overeenkomstig aangrenzende bestemming Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';  
Het bestemmingsvlak 'Wonen' krijgt een oppervlak van 1.500 m², binnen dit vlak is de woning met bijgebouwen aanwezig.
 

- De aangrenzende bestemming is 'Agrarisch', de gronden van het perceel die geen bestemming 'Wonen' hebben, hebben de bestemming 'Agrarisch'.  
c   de voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, waarbij:
1. maximaal 10% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3 of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 240 m2;
2. in uitzondering op sub c onder 1 mag ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' maximaal 20% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3 of aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 240 m2;  
Op het perceel geldt de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' dit betekent dat er 20% van de oppervlakte van de te slopen overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (tot een maximum van 240 m²).

De aanwezige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Dit is de romneyloods met een oppervlakte van 130 m², hier komt geen bebouwing voor in de plaats. De voormalige loods van 240 m2 blijft behouden. Aan dit criterium wordt daarmee voldaan.

De bestaande bijbehorende bouwwerken bij de woning (de stal en kippenhok) blijven behouden.  
d   er is sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Indien gekozen wordt voor landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen' met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';   De landschappelijke inpassing voldoet aan de eisen voor de benodigde kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.3. Op de verbeelding wordt de landschappelijke inpassing met Groen bestemd en specifiek aangeduid.  
e   cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' dienen gehandhaafd te blijven;   Deze aanduiding is niet van toepassing op het perceel.  
f   de woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;   De huidige bedrijfswoning is aan te merken als gevoelig ten aanzien van overige (agrarische) bedrijven in de omgeving. Bij de omzetting naar een woonbestemming blijft deze gevoeligheid gelijk. Er wordt dan ook geen nieuwe gevoelig object toegevoegd aan het plangebied. De ontwikkeling vormt daarmee ook geen onevenredige beperking van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende bedrijven.  
g   de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;   Ter plaatse is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen. Dit is nader uitgewerkt in hoofdstuk 4 van deze toelichting.  
h   er dient te worden voldaan aan de parkeernorm zoals aangegeven in artikel 39.2.   De parkeernorm voor een woning groter dan 90 m² volgens de kadernota parkeren van de gemeente Halderberge is 2,3 parkeerplaatsen. Er is ruim voldoende ruimte om op eigen terrein 3 auto's te parkeren.  

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (2020)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op Rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Toetsing en conclusie

De NOVI wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. In dit geval wordt het gebruik van een bestaande situatie gewijzigd. Hierbij wordt een zorgvuldige nieuwe invulling van een bestaande situatie gemaakt waarbij landschappelijke (cultuurhistorische) waarden en beleefbaarheid voorop staan. Daardoor kan gesteld worden dat het plan in overeenstemming is met de Novi.

Ladder voor duurzame verstedelijking Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor het garanderen van zorgvuldig ruimte gebruik is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) artikel 3.1.6 lid 2 opgenomen. Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten benutting van de ruimte dienen te onderbouwen aan de hand van de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid. Toepassing van de ladder is in principe verplicht voor alle opgaven waarin een vorm van nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

Toetsing en conclusie

Aangezien het voorliggende initiatief hergebruik van een bestaande woning mogelijk maakt, is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Gesteld kan worden dat onderhavig initiatief niet in strijd is met de belangen van nationaal niveau.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Noord-Brabant

De Omgevingsvisie Noord-Brabant is door de Provinciale Staten op 14 december 2018 vastgesteld. In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zin vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie;
  • Werken aan een klimaatproof Brabant;
  • Werken aan de slimme netwerkstad;
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.

Toetsing en conclusie

De beoogde ontwikkeling in het plangebied past vanwege het verbindende karakter tussen stad en land in de visie van de Provincie. Naast het verbindende karakter zal het plan goed ingepast worden in de omgeving, dit is tevens een aandachtspunt genoemd in de omgevingsvisie.

Het planvoornemen is passend binnen de Omgevingsvisie van de provincie Noord-Brabant.

Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (geconsolideerde versie 15 april 2022)

Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: Iov N-B) vastgesteld. Vanwege de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Iov N-B is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. Hierin worden de bestaande verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één Interim omgevingsverordening, waaronder de huidige Verordening ruimte.

De Iov N-B is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.

In hoofdstuk 3 van Iov N-B zijn de instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Hierin staan de regels die nu nog zijn opgenomen in de Verordening ruimte. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.

De ontwikkelingsmogelijkheden zoals genoemd in de Verordening ruimte voor locaties volgen uit het gebied waarin ze gelegen zijn. In de Verordening ruimte is onderscheid gemaakt tussen structuren en aanduidingen. De structuren bestaan uit ‘bestaand stedelijk gebied’, ‘Natuur Netwerk Brabant, ‘groenblauwe mantel’ en ‘gemengd landelijk gebied’. Deze vier structuren zijn Brabant-dekkend. Per structuur zijn er regels uitgewerkt onder welke voorwaarden welke functies ontwikkeld kunnen worden.

Toetsing en conclusie

Het plangebied ligt binnen de structuur ‘gemengd landelijk gebied’. Binnen het gemengd landelijk gebied zijn er algemene regels voor de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. De bevordering van de ruimtelijke kwaliteit wordt uitgesplitst in de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en de kwaliteitsverbetering van het landschap. Ten aanzien van de zorgplicht wordt met het planvoornemen gebruik gemaakt van de aanwezige bebouwing. Bovendien is een deel van deze bebouwing reeds gesloopt, is het perceel opgeruimd en wordt de bestemming ten behoeve van de woning verkleind.

Voor de gewenste kwaliteitsverbetering van het landschap is op regionaal niveau een afsprakenkader vastgesteld. De eisen voor kwaliteitsverbetering uit de Interim Omgevingsverordening zijn hierin vertaald. Het planvoornemen voldoet aan dit afsprakenkader en daarmee aan de eisen uit de Interim Omgevingsverordening, zie paragraaf 3.3.

Het planvoornemen is passend binnen de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant.

3.3 Regionaal en gemeentelijk beleid

De wijzigingsbevoegdheid voor het veranderen van de bestemming 'Bedrijf' in de bestemming 'Wonen' is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingplan Buitengebied Halderberge', vastgesteld op 12 oktober 2017 met correctiebesluit 14 december 2017. Hierin is getoetst aan het toen geldende beleid. Sinds deze datum is geen nieuw beleid vastgesteld waaraan deze ontwikkeling getoetst dient te worden. Hierna wordt wel getoetst aan het 'Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant' overeenkomstig lid d. van de wijzigingsbevoegdheid.

Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant

De notitie ‘Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant’ geeft aan hoe de gemeenten in de regio West-Brabant toepassing geven aan artikel 3.2. van de Verordening ruimte. De notitie is vastgesteld in het Ruimtelijk Regionaal Overleg (RRO) d.d. 18 december 2014. Gemeente Halderberge heeft deze notitie eveneens verwerkt in haar eigen beleid. In het Afsprakenkader zijn categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen benoemd. Bij die categorieën is vervolgens aangegeven hoe invulling kan worden gegeven aan kwaliteitsverbetering van het landschap, in overeenstemming met de Verordening ruimte.

 

  • Categorie 1: Ruimtelijke ontwikkelingen met nauwelijks tot geen landschappelijke invloed en waarbij geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap wordt geëist.
  • Categorie 2: Ruimtelijke ontwikkelingen met weinig landschappelijke invloed, dan wel ruimtelijke ontwikkelingen die van nature aan het buitengebied zijn gebonden, of plaatsvinden in hiervoor aangewezen gebieden. De kwaliteitsverbetering vindt plaats in de vorm van landschappelijke inpassingsmaatregelen, die worden gerealiseerd op basis van een erfbeplantingsplan of landschappelijk inpassingsplan. Indien al landschappelijke inpassing aanwezig is, wordt gezocht naar een andere manier waarop kan worden voldaan aan de gewenste kwaliteitsverbetering.
  • Categorie 3: Ruimtelijke ontwikkelingen welke niet tot categorie 1 of 2 behoren. De kwaliteitsverbetering wordt berekend op basis van de bestemmingswinst.

Tot categorie 2 behoort het wijzigen van een agrarische bedrijfsbestemming (zonder minimale omvang) in een woonbestemming, mits het bestemmingsvlak wordt verkleind tot maximaal 5.000 m², overtollige voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en maximaal 500 m² voormalige agrarische bedrijfsbebouwing resteert. De beoogde ontwikkeling valt in deze categorie, omdat het hier gaat om een omzetting van een bedrijfsbestemming in een woonbestemming. De oppervlakte van de bestemming en de bebouwing blijven onder de gestelde voorwaarden.

Categorie 2 ontwikkelingen zijn ruimtelijke ontwikkelingen met weinig landschappelijke invloed, dan wel ruimtelijke ontwikkelingen die van nature aan het buitengebied zijn gebonden, of plaatsvinden in hiervoor aangewezen gebieden. Bij deze categorie is een goede landschappelijke inpassing van het bouw-, of bestemmingsvlak vereist.

De huidige gebouwen zijn reeds aan drie zijden goed landschappelijk ingepast. De woning is aan de voorzijde voorzien van groen. Dit groen bestaat uit diverse loofbomen, lage begroeiing, gras en een sloot. Aan de zijkanten van het perceel staan naast diverse loofbomen een haagbeuk en sierheesters. Dit loopt deels door dieper het agrarisch landschap in. Dit vormt een goede inpassing met de percelen van de buren. De achterzijde van de voormalige bedrijfsbebouwing is momenteel open. Vanuit de openbare ruimte is deze zijde alleen op ruime afstand vanaf de Dulderstraat en de Parallelweg naast de N268 zichtbaar. Achter het perceel liggen agrarische gronden in een vrijwel open gebied.

Bij categorie 2 ontwikkelingen is inpassing nodig, volgens een bepaalde planten/bomenlijst met een omvang van (2x lengte + 1x breedte)x3meter. In figuur 3.1 zijn de lengte en breedte maten weergegeven. Bij de lengte maten is er gemeten vanaf de voorzijde van het perceel tot aan de gemiddelde achterzijde van het nieuwe bestemmingsvlak. De benodigde oppervlakte ruimtelijke kwaliteitsverbetering betreft (2 x 50m + 30m) x 3 = 390 m2.

Ten noorden van de bestaande schuur komt bestaand groen te vervallen. Over een oppervlakte van 80 m2 wordt bestrating gerealiseerd, daar waar daadwerkelijk groen wordt verwijderd ten behoeve van bestrating, zie paragraaf 4.3. Deels is deze strook bovendien reeds verhard met betonplaten. De toevoeging komt neer op circa 35 m2. De overige beplanting blijft binnen deze strook zo veel als mogelijk behouden. Voor deze strook moet 35 m2 groen worden gecompenseerd aanvullend op de reeds benodigde 390 m2 nieuw groen. De noodzakelijke compensatie bedraagt daarmee 425 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0006.jpg"

Figuur 3.1 Bestaande beplanting ten opzichte van beoogde bestemmingsvlak.

De locatie is reeds grotendeels kwalitatief ruimtelijke ingepast. Met de eerdere sloop van bedrijfsbebouwing is nieuw groen aan de randen van het perceel aangeplant. Vanwege de reeds aanwezige groene inpassing ziet de benodigde compensatie op een versterking van dit groen.

Het nieuwe groen wordt binnen het perceel van de woning gerealiseerd. Het oppervlak nieuw ingetekend groen is 425 m2, zie figuur 3.2. Hiermee wordt voldaan aan de benodigde oppervlakte voor de ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Het nieuwe groen bestaat uit een vrijliggende strook groen en versterking van de bestaande groene rand.

Aan de achterzijde van het perceel wordt een vrijliggende strook gerealiseerd. Door de vrije ligging blijft de relatie met het agrarische achterland zichtbaar en voelbaar behouden. Vanuit het perceel blijven zo open doorzichten behouden, die zoals in de Omgevingsvisie Halderberge omschreven zijn als kenmerkend voor dit gebied.

De vrijliggende strook groen heeft een omvang van 250 m2. Hier wordt inheemse beplanting gerealiseerd. Dit betreft een invulling van boom- en plantsoorten aansluitend bij de reeds aanwezige beplanting op het perceel.

Aan de noordzijde wordt over een oppervlakte van 175 m2 het bestaande groen aan de rand versterkt. Hier worden gebiedseigen loofbomen aangeplant, aansluitend bij de bestaande bomen. Dit mede ter versterking van de inpassing en afscheiding met naastgelegen gronden. In figuur 3.2 is met verschillende kleuren groen aangegeven welk deel van de landschappelijke inpassing nieuw groen voorstelt en welk deel bestaand. Donkergroen is bestaand en lichtgroen is nieuw. Daarnaast is de strook waar minimaal 35 m2 nieuwe bestrating wordt gerealiseerd met oranje aangegeven.

Als boom- en plantsoorten wordt aangesloten bij de reeds aanwezige inheemse beplanting en gebiedseigen loofbomen op de locatie. Dit betreft een gevarieerd aantal soorten van onder andere essen, esdoorns, eiken, beuken, berken, lindes, kastanjes en beukenhagen. De strook aan de noordzijde is met name voorzien van esdoorns en lindes. Deze soorten wordt derhalve voorgezet in het nieuw verlengde deel aan deze rand. In het vrijliggende deel komen andere soorten zoals beuken, berken en kastanjes.

Na doorvoering van deze aanpassingen kan gezegd worden dat de locatie reeds voldoende landschappelijk is ingepast. De reeds bestaande landschappelijke inpassing is (mogelijk binnen de bestemmingen 'Wonen'. Het nieuwe en bestaande groen buiten de bestemming 'Wonen' wordt in dit wijzigingsplan specifiek geborgd. De bestemming 'Groen' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' wordt toegevoegd ter plaatse van de vrijliggende strook groen en aan de randen met naastgelegen gronden. Deze aanduiding en bestemming wordt daarnaast met een overeenkomst geborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0007.jpg"

Figuur 3.2 Ruimtelijke kwaliteitsverbetering (bron: Google, bewerkt Rho)

Omgevingsvisie Halderberge

Toetsingskader

De omgevingsvisie Halderberge is op 10 februari 2022 vastgesteld. Met de omgevingsvisie wil de gemeente bereiken dat Halderberge aantrekkelijk blijft én nog aantrekkelijker wordt door de kwaliteit van de leefomgeving te versterken. In de visie wordt gesteld dat dit bereikt kan worden door de waarden te versterken én door bij te dragen aan de opgaven. Bij de waarden gaat het om de vraag wat kenmerkend is voor Halderberge en wat Halderberge uniek maakt. Dit is per kern of gedeelte van het buitengebied beschreven. De opgaven zijn de speerpunten van beleid. Er zijn opgaven die voor de hele gemeente gelden. Ook is er per kern of deelgebied een aanvulling gemaakt.

De omgevingsvisie kan gebruikt worden als een toetsingskader waarbij initiatiefnemers kunnen zien wat de gemeente belangrijk vindt en op welke vlakken inwoners, ondernemers en organisaties in Halderberge uitgenodigd worden om samen te werken aan de toekomst. De omgevingsvisie vraagt op sommige punten ook een actieve rol van een lokale overheid. De omgevingsvisie geldt daarom ook voor de gemeente en haar ketenpartners.

Toetsing

Uit de omgevingsvisie blijkt dat het plangebied voor wat betreft de waarden behoort tot het deelgebied bebouwingsconcentraties. Het gaat hierbij om bebouwingslinten en bebouwingsclusters in het buitengebied. De verschillende bebouwingsconcentraties zijn beschreven in de gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties van 24 september 2009. Daarin zijn de kwaliteiten beschreven en in beeld gebracht. Daaruit kunnen locaties worden ontleend waar ontwikkelingen mogelijk zijn, zoals ruimte voor ruimte woningen. Deze gebiedsvisie blijft dus van toepassing.

In de visie maakt het plandeel aan de Lageweg 15 deel uit van de bebouwingsconcentratie Stoof. In de gebiedsvisie wordt de bestaande situatie beschreven, waarbij vermeld is dat door de bebouwingsconcentratie aan te wijzen en herschikkingsmogelijkheden te bieden, het landelijke karakter versterkt kan worden. Gesteld wordt dat nieuwe functies en bebouwing binnen de aard en schaal van het gebied moeten passen. De waarde van deze bebouwingsconcentraties is gelegen in de afwisseling van bebouwing en open doorzichten. Langs de lintbebouwing is ruimte voor verbreding van het gebruik van de bebouwing onder voorwaarde dat de bestaande open doorzichten gehandhaafd blijven.

De ontwikkeling betreft een functieverandering van bedrijf naar wonen en vindt plaats binnen de in het geldende bestemmingsplan gegeven mogelijkheden voor bebouwing. Met dit wijzigingsplan wordt het mogelijk gemaakt om de bestaande bedrijfswoning aan de Lagestraat 15 als burgerwoning te gebruiken. Voor de ontwikkeling wordt bovendien geen nieuwe bebouwing toegevoegd aan de bestaande situatie. De romneyloodsen die op het achtererf aanwezig waren zijn als onderdeel van de kwaliteitsverbetering van het landschap gesloopt. Daarnaast bestaat de kwaliteitsverbetering van het landschap uit het opruimen van het perceel. Hier waren voorheen verschillende materialen opgeslagen. Deze zijn nu verwijderd. Aan de inrichting van de tuin worden vanuit het beleid geen nadere randvoorwaarden gesteld. Het huidige beeld van de tuin zal (grotendeels) in stand worden gehouden. Ten behoeve van de landschappelijke inpassingen wordt het groen op de gronden rond de woning aan de randen van het perceel echter verdicht en versterkt. Daarnaast wordt aan de achterzijde groen in de vorm van inheemse beplanting en gebiedseigen loofbomen toegevoegd. Het wijzigingsplan sluit daarmee aan bij de waarden en doelen uit de omgevingsvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0008.jpg"

Figuur 3.3 Situatie perceel voor kwaliteitsverbetering

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0009.jpg"

Figuur 3.4 Situatie perceel na kwaliteitsverbetering

Woonvisie Halderberge 2021-2025 Halderberge

De Woonvisie Halderberge 2021-2025 is op 7 oktober 2021 vastgesteld door de gemeenteraad. In deze woonvisie wordt ingegaan op de hedendaagse ontwikkelingen op het gebied van wonen. Daarbij ligt het accent op 4 zogenaamde woonwaarden; deze lopen als een rode draad door de woonvisie:

  • Goed wonen voor iedereen in een groen, veelzijdig en landelijk woonmilieu
  • De vijf dorpen met unieke kernkwaliteiten
  • Duurzame ontwikkeling in bouwen en wonen
  • Ruimte voor initiatief en samenwerking

De gemeente zet daarbij de komende jaren in op:

  • Leefbaarheid van de kernen
  • Verduurzaming van de woningmarkt
  • Betaalbaarheid en beschikbaarheid
  • Levensloopbestendig en toekomstgericht
  • Wonen en zorg

Toetsing

Het bestemmingsplan maakt de omzetting van een voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning ter plaatse van de Lagestraat 15 te Oud-Gastel mogelijk. Op deze wijze komt de bedrijfsbestemming te vervallen, waardoor de woning vrij bewoonbaar is. Op deze wijze ontstaat een basis om de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het woonperceel te waarborgen en verloedering te voorkomen. Door de omzetting wordt de woonfunctie ter plaatse versterkt en blijft een kwalitatief goede woning binnen de woningvoorraad beschikbaar. Met het plan worden geen nieuwe wooneenheden toegestaan. Het plan is daarmee in lijn met het gestelde in de woonvisie.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan overige aspecten

4.1 Geur

In de huidige situatie is de woning een bedrijfswoning bij een niet-veehouderijbedrijf die in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij als een geurgevoelig object wordt beschouwd. Na de planologische wijziging is er sprake van een woonbestemming, dat eveneens een geurgevoelig object is. Het woon- en leefklimaat ter plaatse blijft door de planologische wijziging ongewijzigd.

Voor alle dieren, met of zonder geuremissiefactor, geldt een minimumafstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object. De minimumafstand bedraagt conform artikel 5, lid 1 Wet geurhinder en veehouderij, 25 meter buiten de bebouwde kom.

In de omgeving van het plangebied is een aantal intensieve veehouderijen gevestigd. De dichtstbijzijnde stal is gelegen op 180 meter van de woning. Dit is een bedrijf met vleesvee en paarden. Op 330 meter afstand is een intensieve varkenshouderij gevestigd. Aan de richtafstand wordt voldaan.

De beoogde woning ligt in het buitengebied, buiten een concentratiegebied. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij bedraagt de norm voor de woning derhalve 8 ouE/m3. Gezien het beperkt aantal veehouderijen en de concentratie van woningen in de omgeving is geen sprake van een overschrijding van de toegestane voorgrond- en achtergrondbelasting. Dit komt overeen met een goed woon- en leefklimaat.

In de huidige situatie is de woning in gebruik als bedrijfswoning behorende bij een sloopbedrijf. Voor de omliggende bedrijven blijft de woning in de beoogde situatie gelden als 'woning van derden' met de bijbehorende beschermingsregeling. De omliggende bedrijven moeten nu al in hun bedrijfsvoering rekening houden met deze 'bedrijfswoning van derden' en moeten dat bij verandering naar een bestemming 'wonen' nog steeds. Voor bedrijfswoningen, burgerwoningen en plattelandswoning gelden de normale milieunormen en eisen vanuit de milieuwetgeving. Voor de omliggende bedrijven verandert er door het toekennen van de bestemming 'Wonen' dus niets. De omliggende bedrijven dienen immers in de huidige situatie al rekening te houden met de huidige bedrijfswoning.

Conclusie

Het aspect geurhinder vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.2 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoelt in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Soortenbescherming

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek en conclusie

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Hollands Diep en ligt op een afstand van ruim 10 kilometer meter ten noorden van het plangebied. Met de functiewijzing van een bedrijfswoning naar een burgerwoning is geen toename van de verkeersgeneratie. Zodoende is geen sprake van een toename van de stikstofdepositie. Het uitvoeren van een Aerius berekening is niet noodzakelijk. Het planvoornemen heeft geen negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden.

Het dichtstbijzijnde NNB gebied ligt op een afstand van 800 meter. De omzetting van de bedrijfsbestemming tot woonbestemming heeft geen negatieve gevolgen voor dit gebied.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied en algemene ecologische kennis. De gesloopte romneyloods was niet geschikt als huisvestingsplaats voor beschermde soorten. Er worden geen negatieve effecten op beschermde soorten verwacht door de ontwikkeling.

Aangezien de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten, is een ontheffing van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.


Tijdens de werkzaamheden dient daarnaast rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).

Gezien de bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van soortenbescherming, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.

Conclusie

De Wet natuurbescherming staat de ontwikkeling niet in de weg

4.3 Bodemkwaliteit

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Toetsing

De voormalige bedrijfswoning op de locatie Lagestraat 15 is al in gebruik als woning. De functie van de woning blijft ongewijzigd en er wordt op de locatie niets bijgebouwd. Gezien de wijziging van de bestemming is echter alsnog bodemonderzoek noodzakelijk, zie bijlage 2.

Uit het onderzoek is gebleken dat in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen zijn aangetroffen. In het grondwater is een lichte verontreiniging aangetroffen. Gelet op de aard en mate van de aangetroffen verontreinigingen, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek. Gelet op de aangetroffen bijmengingen van baksteen en beton wordt een verkennend onderzoek asbest in de bodem geadviseerd. Niet kan worden uitgesloten dat de bodem in de druppelzone rond de voormalige schuur geheel asbestvrij is in verband met de erosie van asbestdakplaten.

Daarnaast wordt ter plaatse van de in 2013 afgebrande stal aanbevolen de parameter PAK nader te onderzoeken. Uit het nader onderzoek, zie bijlage 3, blijkt dat de bovengrond niet verontreinigd is met de parameter PAK. Tevens blijkt dat in de druppelzone van de zuidzijde geen sporen van asbest zijn gevonden. Aan de noordzijde zijn wel verhoogde asbestconcentraties waargenomen. Omdat het aangetoonde gehalte ruimschoots de interventiewaarde van 100 mg/ks d.s. overschrijdt wordt voor dit deel een nader asbestonderzoek conform NEN 5707 noodzakelijk geacht.

Middels nader onderzoek naar asbest ter plaatse van de noordelijke druppelzone (strook van 80 m2) wordt de asbestverontreiniging verder ingekaderd, zie bijlage 4. Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in de groenstrook naast de schuur asbest wordt aangetroffen. De concentratie asbest die wordt aangetroffen is groter dan 100 mg/kg. Op de locatie is daardoor sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Het volume van de verontreiniging wordt geschat op ca. 17,5 m3. Dit ligt binnen een zone van 35 m2., zie figuur 4.3. Geadviseerd wordt de verontreiniging met asbest te saneren middels een melding Besluit Uniforme Saneringen (BUS-melding) .

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0010.jpg"

Figuur 4.3 Ligging contour asbest (bron: Bodemonderzoek asbest in bodem, Terra Milieu)

De asbestverontreiniging hoeft echter niet te worden verwijderd, als aan onderstaande wordt voldaan:

  • In de asbesthoudende grond mag niet worden geroerd. Het contact met de verontreiniging moet worden voorkomen. Om dit mogelijk te maken wordt een afdeklaag aangebracht in de vorm van straatwerk.
  • Voordat dit mag worden aangelegd, wordt eerst een BUS-melding gedaan bij het bevoegd gezag Provincie/OMWB.
  • Als deze melding volledig en akkoord is bevonden, wordt het straatwerk aangelegd.
  • Na afronding van de werkzaamheden moet een evaluatie BUS-melding worden ingediend.
  • Tenslotte volgt een kadastrale aantekening op het perceel.

Bovenstaande stappen worden doorlopen. De BUS-melding is op 6 december 2022 gedaan en de inrichting naast de schuur wordt gewijzigd. De groenstrook wordt voor 80 m2 bestraat met klinkerverharding, waarmee roerende grondactiviteiten in de toekomst ter plaatse van het aanwezige asbest worden voorkomen. Met de te nemen maatregelen wordt de locatie daarmee geschikt voor het beoogde gebruik.

Conclusie

De huidige kwaliteit van de bodem belemmert het directe gebruik als woning niet. De overschrijding van de interventiewaarde ligt aan de noordzijde van de stal. Dit deel betreft de strook grond tussen de stal en de perceelgrens. Deze strook grond wordt bestraat. Hiervoor is op 6 december 2022 een BUS-melding gedaan. De bodemkwaliteit vormt zodoende geen belemmering voor het beoogde gebruik.

4.4 Water

Waterbeheer en watertoets

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen, dan wel geactualiseerd, aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij nader wordt behandeld.

Waterschapsbeleid

Waterbeheerprogramma 2022–2027 Klimaatbestendig en veerkrachtig waterlandschap

Het plangebied maakt onderdeel uit van het beheergebied van het waterschap Brabantse Delta. Het bestuur van het waterschap Brabantse Delta heeft in december 2021 het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vastgesteld. Het Waterbeheerprogramma is samen met gemeenten, industriële en agrarische ondernemers, natuurverenigingen, de provincie en het rijk opgesteld. Het waterschap richt zich op een goede uitvoering van de wettelijke taken rondom waterveiligheid, waterkwaliteit en watersysteembeheer. Daarbij houdt het waterschap rekening met de toekomstbestendigheid van het watersysteem.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.

Keur

Het waterschap stelt regels op om te voorkomen dat dijken en oevers beschadigen. Ook zijn er regels voor het onderhoud van sloten, beken, rivieren en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen. Dat is noodzakelijk om West-Brabant te beschermen tegen overstromingen. Deze regels worden aangeduid als de Keur. Vanaf 1 maart 2015 geldt de Keur van de drie Brabantse waterschappen. De regels in de Keur hebben betrekking op het lozen, afvoeren, onttrekken of aanvoeren van grondwater en water uit sloten en andere watergangen. Ook kent de Keur verbodsbepalingen over zaken die niet mogen in of om waterlopen en dijken.

Gemeente Halderberge, gemeentelijk rioleringsplan 2020-2023 (GRP)

Het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan, vastgesteld in november 2013, is een gezamenlijk plan binnen de Waterkering West en vormt één van de stappen op weg naar een verdergaande, structurele werking binnen de regio. Om te kunnen anticiperen op actuele ontwikkelingen (en wettelijke plicht) dient het GRP te worden geactualiseerd, om die reden is in september 2019 het huidige GRP 2020- 2023 vastgesteld, waarbij ook is geanticipeerd op de komst van de Omgevingswet door rekening te houden met de beoogde opzet van de Omgevingsvisie, het Omgevingsplan en het bijbehorende Programma.

Toetsing

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit de woning, stal en een romneyloods, op het terrein is materiaal en materieel opgeslagen. De bodem bestaat uit zandgronden die voedselarm en vochtig tot droog zijn. In het plangebied zijn geen watergangen aanwezig. Ten noorden van het plangebied loopt een A-watergang, deze watergang is op meer dan 50 meter van het plangebied gelegen. Er bevinden zich geen waterkeringen in of rondom het plangebied. Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

Toekomstige situatie

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de sloop van de romneyloods op het perceel. De grond die vrijkomt zal vrij van verharding worden gemaakt. De overige inrichting van het perceel wordt opgeruimd en vrij van opgeslagen van materiaal en materieel. Het gebruik van de stal en het woonhuis blijft onveranderd.

Het waterschap gaat er vanuit dat kleine plannen, die doorgaans niet meer voor advisering bij het waterschap terecht komen, geen probleem vormen voor de afvoercapaciteit van het afwateringsstelsel, waardoor geen maatregelen nodig zijn.

De ontwikkeling veroorzaakt een afname van verhard oppervlak waardoor het water langzaam in de bodem kan infiltreren. De ontwikkeling zal dan ook niet zorgen voor problemen voor de afvoercapaciteit van het afwateringsstelsel.

4.5 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai bij de aanleg/wijziging van wegen of bij de bouw van woningen in de buurt van wegen. De reikwijdte van de Wgh is beperkt tot een geluidszone langs wegen. Binnen deze geluidszone zijn de regels van de Wgh van toepassing. De Wgh geldt niet voor 30-km wegen en voor woonerven.


Bij de vaststelling van een bestemmingsplan hoeven bestaande geluidsgevoelige bestemmingen gelegen in een geluidszone van bestaande wegen niet getoetst te worden (artikel 76 lid 3 Wgh). In de huidige situatie is een woning aanwezig, ten aanzien van bestaande woningen binnen het plangebied hoeft geen akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer te worden uitgevoerd. De beoogde verandering van bestemming heeft geen toevoeging van geluidgevoelige bestemmingen tot gevolg.

4.6 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT, en het bijbehorende Basisnet, maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Toetsing

Risicorelevante inrichtingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig die met hun plaatsgebonden risicocontour, of het invloedsgebied ten gevolge van het groepsrisico over het plangebied liggen. Deze vormen dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0011.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede van de risicokaart, locatie blauw omrand (bron: risicokaart.nl)

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Er zijn geen buisleidingen in de omgeving waarvan het invloedsgebied tot het plangebied reikt. Er lopen langs het plangebied geen (water)wegen of spoorwegen waarvan het plaatsgebonden risico tot het plangebied reikt.

Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van spoortraject Zevenbergschenhoek – Roosendaal Oost. Omdat de afstand tot deze spoorverbinding groter is dan 200 meter dient enkel getoetst te worden aan artikel 7 van het besluit externe veiligheid transportroutes. Desbetreffend artikel schrijft voor dat gekeken moet worden welke mogelijkheden er zijn om in geval van een calamiteit te kunnen vluchten en eventueel voorbereidingen te kunnen treffen. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de rijksweg A17. Omdat de afstand tot deze weg ook groter is dan 200 meter dient hier eveneens enkel getoetst te worden aan artikel 7 van het besluit externe veiligheid transportroutes.

Het plangebied heeft via de Lagestraat en N268 goede ontsluitingsmogelijkheden om in geval van een calamiteit te kunnen vluchten. De woning op locatie is voorzien van ramen en deuren welke in geval van een calamiteit kunnen dienen om schadelijke (toxische) stoffen buiten te kunnen houden

Groepsrisico

Het groepsrisico is een berekende waarde die aangeeft of er mogelijk sprake is van veel slachtoffers bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om het groepsrisico te berekenen is inzicht noodzakelijk in de aanwezige populatie binnen het bestemmingsplan en de omgeving ervan. Doordat er planologisch gezien geen activiteiten plaats kunnen vinden waarbij de aanwezige populatie binnen het plangebied significant toeneemt, zal het groepsrisico daarom ook ongewijzigd blijven.

Het groepsrisico zal niet toenemen op locatie. De invloed van de risicobronnen A17 en de spoorlijn zijn beperkt en niet van invloed.

De paragraaf externe veiligheid is getoetst aan het standaardadvies welke de Omgevingsdienst West Brabant heeft uitgebracht aangaande externe veiligheid in de gemeente Halderberge. Het standaardadvies is in bijlage 1 opgenomen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het planvoornemen

4.7 Bedrijven milieuzonering

Beleid en toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat:

  • een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de (recreatie)woningen;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de bedrijven/inrichtingen.

Om voor deze ontwikkeling de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.

Toetsing

In de omgeving van het plangebied zijn verschillende functies aanwezig, namelijk (agrarische) bedrijven en woningen. Gezien deze verschillende functies is het omgevingstype niet te categoriseren als een 'rustige woonwijk', maar als 'gemengd gebied'.

De meest nabij gelegen bedrijven zijn het cateringbedrijf aan de Lagestraat 11 en het vleesveeslachterij en paardenhouderij aan de Lagestraat 2.

Lagestraat 11

Op het bedrijfsperceel aan de Lagestraat 11, ten zuiden van het plangebied, is op basis van het geldende bestemmingsplan een slagerij met detailhandel toegestaan. Op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) valt het hier gevestigde cateringbedrijf in de categorie 'slachterijen en overige vleesverwerking: vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. tot 2.000 m2. Hiervoor gelden richtafstanden van 50 m tot een 'rustige woonwijk' voor de aspecten geluid en geur. Gezien de ligging van het plangebied in 'gemengd gebied' kan deze richtafstand worden teruggebracht naar 30 m.

De woning ligt op 23 meter uit de perceelsgrens met het bedrijf. De afstand tussen de woning en bedrijfbebouwing waar de activiteiten ten aanzien van het cateringbedrijf plaatsvinden bedraagt 35 m. Hier is nog een woning van derden tussen gelegen. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand tussen de woning en bedrijfsactiviteiten. Bovendien is op deze locatie slechts 600 m2 aan bedrijfsbebouwing toegestaan, terwijl met de richtafstanden rekening wordt gehouden met maximaal 2.000 m2. Gezien de kleinschaligheid van de bedrijfsactiviteiten is dan ook sprake van een beperktere impact op de directe omgeving.

Lagestraat 2

Aan de Lagestraat 2, ten noordoosten van het plangebied, is een agrarisch bedrijf met slachterij gelegen. Ten aanzien van het aspect geur is in paragraaf 4.1 onderbouwd dat dit bedrijf geen belemmering oplevert voor het gebruik van de woning aan de Lagestraat 15. Gezien de afstand tot de meest inrichting, 125 meter van de woning, vormen de overige aspecten eveneens geen belemmering.

De huidige bedrijfswoning is aan te merken als gevoelig ten aanzien van overige (agrarische) bedrijven in de omgeving. Bij de omzetting naar een woonbestemming blijft deze gevoeligheid gelijk. Er wordt dan ook geen nieuwe gevoelig object toegevoegd aan het plangebied die bedrijven in de omgeving beperkt in hun bedrijfsvoering. Bovendien zijn andere woningen dichterbij deze bedrijven gelegen en daardoor maatgevend.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering ten aanzien tot het planvoornemen.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

De Erfgoedwet is per 1 juli 2016 ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed en archeologie in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. In een bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

In dit plan dient aangetoond te worden dat de ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op de archeologische en/of cultuurhistorische waarden. In dit bestemmingsplan is een splitsing gemaakt tussen archeologie en cultuurhistorie. Archeologie is in de bodem aanwezig en is meestal niet beleefbaar, terwijl cultuurhistorie zichtbaar en beleefbaar is in de omgeving. In deze paragraaf gaan we daarom in op het aspect archeologie en in paragraaf 5.5 wordt ingegaan op het aspect cultuurhistorie.

In 2011 is de beleidsnota archeologie gemeente Halderberge ‘Ons ongeschreven verleden’ vastgesteld. Dit is een vervolg op de in 2005 vastgestelde Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Op de archeologische verwachtingskaarten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied is onderscheid gemaakt in zones met een hoge, middelhoge, lage en onbekende archeologische verwachting. In algemene zin kan gesteld worden dat, indien bodemingrepen niet vermeden kunnen worden, het de voorkeur heeft deze zoveel mogelijk plaats te laten vinden in zones met een lage of een onbekende archeologische verwachting. Voor deze gebieden is feitelijk geen archeologisch onderzoek noodzakelijk en er gelden in principe geen restricties ten aanzien van de planvorming. Ten aanzien van de zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting geldt dat archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen dieper dan 40 cm.

Het plangebied is gelegen in een zone waarvoor een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit één of meer van de onderscheiden perioden (Laat-Paleolithicum-Late Middeleeuwen) geldt (figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0012.png"

Figuur 4.2 Uitsnede archeologische beleidskaart, plangebied met rood aangegeven (bron: Beleidsnota 2011)

In het geldende bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied. Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan is geen nieuw archeologisch beleid vastgesteld. Ten behoeve van het wijzigingsplan is het niet nodig om archeologisch onderzoek uit te laten voeren omdat er geen bodemingrepen zijn voorzien. De archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' blijft in het wijzigingsplan onverminderd van kracht.

Cultuurhistorie

In het plangebied zijn volgens de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig. De Lagestraat is gewaardeerd als lijn van historische geografie. In de direct omgeving ten zuiden van het plangebied ligt een waardevolle bebouwingsstructuur. De ontwikkeling heeft hier geen invloed op.

Op gemeentelijk niveau is in 2011 de beleidsnota cultureel erfgoed ‘Inspirerend verleden’ vastgesteld. Op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Halderberge zijn op de locatie geen historische bouwwerken aanwezig. De Lagestraat is als historische weg aangewezen. Hierbij is het uitgangspunt het benutten van wegpatronen als basis bij ruimtelijke ontwikkelingen. Met het planvoornemen vinden geen ruimtelijke ontwikkelingen plaats die van invloed zijn op het wegpatroon.

Gezien de ontwikkeling geen invloed heeft op de op het provinciale en gemeente beleid staat het aspect cultuurhistorie de ontwikkeling niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0013.jpg"

Figuur 4.3 Uitsnede CHW kaart provincie, locatie blauw omrand (Bron: CHW kaart Provincie Brabant)

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0014.png"

Figuur 4.4 Uitsnede CHW kaart gemeente, locatie rood omrand

4.9 Verkeer en parkeren

De ontwikkeling betreft het positief bestemmen van de bedrijfswoning in een burgerwoning. De voormalige bedrijfswoning wordt burgerwoning, de verkeersgeneratie voor de woning blijft gelijk.

De parkeernorm voor een woning groter dan 90 m² volgens de kadernota parkeren van de gemeente Halderberge is 2,3 parkeerplaatsen. Er is ruim voldoende ruimte om op eigen terrein 3 auto's te parkeren.

4.10 Luchtkwaliteit

Beleid, normstelling en toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)1)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
Fijn stof (PM2,5)2)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m  

1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.

2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek

Met de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning is geen sprake van toename van het aantal verkeersbewegingen. Gelet op de omvang van de ontwikkeling valt het plan binnen één van de aangewezen vrijstellingscategorieën uit het Besluit nibm.

Om te toetsen aan de grenswaarden is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Provincialeweg Noord (N268). Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De hoogste concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 20.3 µg/m³ voor NO2, 17.2 µg/m³ voor PM10 en 10.4 µg/m³ voor PM2,5. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 6.1 dagen. In figuur 4.5 zijn de maatgevende rekenpunten voor het plangebied in 2017 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6030-C001_0015.png"

Figuur 4.5 uitsnede viewer NLS-monitoringstool

Op basis van de maximale bijdrage van het extra verkeer en de huidige concentraties luchtverontreinigende stoffen kan een overschrijding van de grenswaarden luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer uitgesloten worden. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Ter plaatse van de ontwikkeling is er tevens sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 5 Beschrijving Juridische regeling

Algemeen

De plangrens van het wijzigingsplan omvat het gebied aangegeven op de verbeelding.

Met dit wijzigingsplan wordt de bedrijfsbestemming gewijzigd naar een woonbestemming en agrarische bestemming, deze bestemmingen maken al onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge’. Uit de toetsing in hoofdstuk 2 is gebleken dat de het plan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge’ van de gemeente Halderberge.

Verbeelding

Uitgangspunt is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en bouwregels. De verbeelding is gekoppeld aan de regels van het wijzigingsplan, waarin regels worden gesteld ten aanzien van de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Bestemmingsvlak

Een bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge’ zijn van overeenkomstige toepassing op het voorliggende wijzigingsplan.

Daarnaast geldt een aanvullende regel voor de bestemming 'Wonen'. Naast de bouwregels gesteld in het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge’ geldt dat er ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding maximum oppervlakte de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'. Bij vervangende nieuwbouw mag het bouwwerk uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen. Tevens is de uitvoer en instandhouding van de landschappelijke inpassing als voorwaarde aan de regels gekoppeld.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan zal conform de wettelijke vereisten kenbaar worden gemaakt. Het wijzigingsplan wordt 6 weken ter inzage gelegd. Voorafgaand heeft het wettelijke vooroverleg plaatsgevonden met overige overheden, zoals provincie, waterschap en brandweer.

Naar aanleiding van de vooroverlegreactie van de provincie Noord-Brabant is de toetsing aan de Omgevingsvisie Halderberge verduidelijkt, is de aanwezige en nieuwe beplanting benoemd, is het gebruik van de loods nader omschreven en is aan de voorwaardelijke verlichting tot uitvoer van de landschappelijke inpassing een termijn van 2 jaar opgenomen in de planregels.

Naar aanleiding van eventuele zienswijzen op het wijzigingsplan vindt een heroverweging op deze onderdelen plaats en kan besloten worden onderhavig wijzigingsplan op een aantal punten te wijzigen.

Het wijzigingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging is één zienswijze ontvangen. Deze zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het wijzigingsplan, zie bijlage 5 Nota van zienswijzen. De landschappelijke inpassing is als bijlage bij de regels toegevoegd en gekoppeld aan de bestaande voorwaardelijke verplichting.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

De grond waar het wijzigingsplan betrekking op heeft is volledig in eigendom bij de initiatiefnemer. De gemeente Halderberge zal in een anterieure overeenkomst de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan vastleggen. De initiatiefnemer zal de ontwikkeling volledig bekostigen, inclusief leges en planschade. Hiervoor zijn voldoende middelen beschikbaar.