Plan: | Herziening Buitengebied Halderberge; Nattestraat 8, Oudenbosch |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1655.BP6026-C001 |
Aan de Nattestraat 8 in Oudenbosch is de Antonius Hoeve gevestigd. Het is een ruim perceel met daarop een woonhuis, een loods en verschillende daaraan ondergeschikte functies, zoals een houtbewerkingsbedrijf aan huis, een kantoor aan huis, het houden van dieren, productiegebonden detailhandel (kleinschalige verkoop van eigen producten) en een B&B. Op het perceel is ook de mogelijkheid voor kleinschalig kamperen aanwezig met maximaal 15 standplaatsen.
De eigenaren van de Antonius Hoeve hebben de wens het perceel verder te ontwikkelen en zo de gebruiksmogelijkheden beter te benutten. Daarvoor hebben zij een ontwikkelvisie voor het perceel opgesteld. Die ontwikkelvisie bevat ontwikkelingen die reeds mogelijk zijn op grond van de huidige bestemmingsplannen en vergunningen maar dat geldt niet voor alle onderdelen van de visie.
Een deel van de ontwikkelingen past binnen de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' dan wel de op 14 april 2016 verleende Omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan (toen bestemmingsplan 'Nattestraat 8'). Een deel van de vergunde activiteiten is echter niet conform overgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Het betreft de mogelijkheid tot het realiseren van een hooiopper en aan huis gebonden beroepen in de loods. Deze aspecten worden in dit plan meteen meegenomen. Tot slot bestaat de ontwikkelvisie uit activiteiten die nog niet planologisch zijn toegestaan.
Om de ontwikkelvisie volledig te kunnen uitvoeren is een nieuw bestemmingsplan nodig waarin de visie is verwerkt. Voorliggend bestemmingsplan 'Herziening Buitengebied Halderberge; Nattestraat 8, Oudenbosch' voorziet daarin, waarbij reeds bestaande rechten, op basis van eerder verleende vergunningen en het vigerende bestemmingsplan, worden verankerd maar ook aanpassingen worden doorgevoerd om de gebruiksmogelijkheden van het perceel te optimaliseren.
Het plangebied bestaat uit de percelen behorend bij Nattestraat 8 in Oudenbosch. Deze percelen zijn bekend als Gemeente Oudenbosch, sectie F, perceelnummers F640, F641, F642 en F883. Het plangebied bevindt zich ten zuiden van de kern Oudenbosch en ligt langs de Oudenbosche Koepelbaan (N640). Het perceel wordt in het noorden begrensd door de N640, ten oosten door de Nattestraat. Verder wordt het plangebied omringd door agrarische percelen. Ten zuiden van de Nattestraat 8 bevindt zich een agrarisch bedrijf aan de Nattestraat 10. Hiervoor is een wijzigingspocedure doorlopen om het gebruik van de gronden te wijzigen naar een plattelandswoning en een burgerwoning. Figuur 1.1 geeft de ligging van het gebied weer.
Figuur 1.1 Locatie plangebied: Nattestraat 8, bron ondergrond (Google Earth)
Figuur 1.2 Indicatieve begrenzing Nattestraat 8, bron ondergrond (Google Earth)
Ter plaatse van het plangebied geldt voor een deel het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' en voor een deel het bestemmingsplan 'Rondweg Oudenbosch'.
Bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge'
Het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' is op 12 oktober 2017, met aanvullend besluit van 14 december 2017 vastgesteld. Het plan is op 24 mei 2018 in werking getreden en onherroepelijk geworden op 9 oktober 2019. In figuur 1.3 is een uitsnede van het bestemmingsplan opgenomen. Hierop is te zien dat op het oostelijke deel van de gronden van de Nattestraat 8 in Oudenbosch de bestemming 'Wonen' is opgenomen (geel). Binnen de bestemming 'Wonen' is een gedeelte aangewezen met de aanduiding 'bijgebouwen'. Verder bestaat het plangebied uit de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' (licht groen) en de bestemming 'Groen' aan de randen (donker groen).
Op het plangebied zijn verder de gebiedsaanduidingen: 'luchtvaartverkeerzone – 6', 'luchtvaartverkeerszone – 7' (begrensd door paarse lijnen), 'milieuzone – reservering waterberging' (begrensd met groene lijn) en 'overige zone – bebouwingsconcentraties' (begrensd met grijze lijn) van toepassing. Centraal in het plangebied is de functieaanduiding: 'specifieke vorm van agrarisch – agrarisch hulpgebouw' opgenomen voor het dierenverblijf (zwarte stippellijn). In dit bestemmingsplan zijn abusievelijk echter geen regels verbonden aan deze aanduiding.
Figuur 1.3: uitsnede bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' Bron: ruimtelijkeplannen.nl
Bestemmingsplan 'Rondweg Oudenbosch'
Het bestemmingsplan 'Rondweg Oudenbosch' is in 2009 vastgesteld. In figuur 1.4 is een uitsnede van het bestemmingsplan opgenomen. Hierop is te zien dat op het noordelijk deel van het plangebied de bestemming 'Verkeer' opgenomen (grijs). Nadat de rondweg van Oudenbosch (de N640) is gerealiseerd, is de kadastrale begrenzing tussen het perceel aan de Nattestraat 8 en de N640 gewijzigd. Hierdoor behoren de gronden nu bij het perceel van de Nattestraat 8 en is een verkeersbestemming niet langer reëel.
Fiuur 1.4: uitsnede bestemmingsplan 'Rondweg Oudenbosch' bron: ruimtelijkeplannen.nl
Bestemmingsplan 'Nattestraat 8'
Voordat het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' in werking trad, gold voor het overgrote deel van het plangebied het bestemmingsplan 'Nattestraat 8'. In figuur 1.5 is een uitsnede van dit bestemmingsplan opgenomen. Het oostelijk deel van de gronden van het perceel Nattestraat 8 in Oudenbosch is in het bestemmingsplan 'Nattestraat 8' bestemd als 'Wonen' (geel) en 'Tuin' (groen). Binnen de bestemming 'Wonen' is de functieaanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Om het bestaande gebouw goed in te passen binnen de bouw- en gebruiksregels in het buitengebied is voor dit bijgebouw, afwijkend dus van de algemeen toegepaste regels voor bijgebouwen in de omgeving, een specifieke regeling opgenomen. Zo mag de oppervlakte van het bijgebouw 565 m2 bedragen en de goot- en bouwhoogte 5 meter respectievelijk 9 meter.
Binnen de bestemming 'Wonen' is het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woning. Hierbij geldt dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 500 m2 van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de woning en/of bijgebouwen.
Het westelijk deel van het plangebied is bestemd als 'Agrarisch' (licht groen). Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – agrarisch hulpgebouw' opgenomen. Ter plaatse is een agrarisch hulpgebouw/schuilgelegenheid met een oppervlakte van maximaal 30 m2 toegestaan. De randen van het perceel Nattestraat 8 zijn aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing'. Tevens geldt voor het gehele plangebied de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone – 6'.
In de regels van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Tuin' is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een kleinschalig kampeerterrein toe te staan, waarbij de totale omvang voor kleinschalig kamperen niet meer mag bedragen dan 15 kampeermiddelen op maximaal 0,2 hectare. De kampeerplaatsen dienen in aansluiting op de bestemming 'Tuin' gerealiseerd te worden. Andere voorwaarden zijn onder andere dat de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar dient te blijven en dat voorzien moet worden in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
Binnen de regels van de bestemming 'Wonen' is tevens een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om kleinschalig logeren, zoals een B&B toe te staan. Hierbij gelden onder andere de voorwaarden dat de activiteit uitsluitend plaats mag vinden in de woning of het daarbij behorende bijgebouw, het aantal eenheden mag niet meer bedragen dan 5 en de totale omvang van de activiteit mag niet meer dan 100 m2 bedragen.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' zijn onbedoeld enkele regelingen uit het bestemmingsplan 'Nattestraat 8', niet conform opgenomen. Zo zijn de regels voor aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven beperkt tot 100 m2, waar het bestemmingsplan Nattestraat 8 ruimte bood tot 500 m2, is er geen regeling gekoppeld aan de functieaanduiding 'bijgebouwen' en is de regeling ten behoeve van het agrarisch hulpgebouw met een oppervlakte van 30 m2 niet opgenomen. Tevens is de maximum bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken verlaagd naar een maximum van 5,5 meter. Hierdoor is het bestaande gebouw hoger dan in het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' wordt toegelaten. Daarnaast is de bestemming 'Tuin' achter de woning vervangen door de bestemming 'Agrarisch'.
Figuur 1.5: uitsnede bestemmingsplan 'Nattestraat 8' bron: ruimtelijkeplannen.nl
Omgevingsvergunnning
Naast de bovengenoemde bestemmingsplannen is voor Nattestraat 8 een Wabo-procedure doorlopen, waarin de invulling is gegeven aan de twee afwijkingsbevoegdheden voor het kleinschalig kamperen en het kleinschalig logeren. Op 14 april 2016 is een Omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van kleinschalig kamperen (tot maximaal 15 plaatsen) en een B&B in het bijgebouw. In eerste instantie zijn er vier kamers van de B&B vergund, gerealiseerd en als zodanig in gebruik. Hoewel de realisatie van het kampeerterrein nog niet afgerond is, zijn er al wel betalende gasten geweest. Het kampeerterrein staat in de omgeving sinds enige tijd aangeduid op de bewegwijzering van de gemeente.
In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie van het plangebied, ontwikkelvisie en de concrete ontwikkelingen beschreven. In hoofdstuk 3 is het relevante beleidskader geschetst. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de betreffende milieuaspecten aan bod. De juridische opzet van het plan, waaronder de juridische methodiek en een toelichting op de bestemmingen, wordt in hoofdstuk 5 beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
De initiatiefnemer voert op het perceel meerdere activiteiten uit. Deze activiteiten bestaan uit zakelijke dienstverlening (consultancy bedrijf), een ambachtelijke schrijnwerkerij en het hobbymatig houden van dieren (geiten, schapen, lammeren en kippen) en een B&B met vier gastenverblijven. Het houden van schapen en lammeren is ten behoeve van vleesproductie. Het betreft een kleinschalige en niet-intensieve wijze van produceren van weidelamsvlees, waarbij gebruik van preventieve medicatie en voedingssupplementen vermeden wordt.
Voor op het perceel is een woonhuis met garage (zie figuur 2.1) en een groot bijgebouw (loods) aanwezig. Een foto van de loods is opgenomen in figuur 2.2. In deze loods zijn verschillende functies ondergebracht. Zo bevat de loods een werkplaats ten behoeve van de schrijnwerkerij, opslagruimte, een kantoor ten behoeve van de zakelijke dienstverlening en de B&B. Naast de loods zijn 10 parkeerplekken aangelegd. Deze parkeerplekken fungeren als primaire parkeergelegenheid voor de woning zelf en de functies die in de loods zijn ondergebracht alsmede enkele plaatsen voor de gebruikers van het kampeerterrein.
Achter de bebouwing is een ruime tuin gelegen met daarachter diverse weilandjes voor het kleinvee. De geiten en kippen hebben hun nachtverblijf met opslag van voer in de kleine stal direct achter de loods. De schapen en lammeren hebben hun binnenverblijf nu in de loods. Dat laatste is een milieutechnisch ongewenste situatie.
Figuur 2.1: woning Nattestraat 8 in Oudenbosch
Figuur 2.2: foto bijgebouw/loods op het perceel Nattestraat 8
Initiatiefnemer is sinds de verhuizing vanwege de Randweg bezig om het perceel te ontwikkelen naar een natuurlijke omgeving waar wonen, werken en recreëren samenkomen. Het betreft een perceel met een oppervlakte van circa 4 hectare. Het landschappelijk inpassen van het perceel is enerzijds een verplichting geweest vanuit de provincie Noord-Brabant. Anderzijds is een groot gedeelte van de landschappelijke inpassing van het perceel uitgevoerd op vrijwillige basis. De reeds gerealiseerde landschappelijk inpassing is uitgevoerd conform een beplantingsplan, welke in 2014, is overeenstemming met Brabant Landschap is opgesteld. Dit beplantingsplan is te zien in figuur 2.3 en een toelichting op het beplantingsplan uit 2014 is opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting. Het landschapselement, aangeduid in figuur 2.3 als nummer 9, is het verplichte element ter landschappelijke compensatie van het behoud van het bijgebouw/de loods op het perceel. Dit landschapselement bestaat uit een 100 meter lange hakhoutsingel. Op de overige aangeduide elementen in het beplantingsplan zat geen verplichting.
In het kader van de beoogde plannen op het perceel is een nieuw landschappelijk inpassingsplan opgesteld. In paragraaf 4.13 wordt nader ingegaan op het nieuwe landschappelijk inpassingsplan.
Figuur 2.3: Beplantingsplan Nattestraat 8 Oudenbosch (Behorende bij de procedure van het bestemmingsplan 'Nattestraat 8' uit 2014)
In figuur 2.4 is de toekomstvisie voor het perceel Nattestraat 8 schematisch weergegeven. Onderstaande wordt deze nader toegelicht.
Figuur 2.4: toekomstvisie Nattestraat 8
Het agrarisch gebied wordt gebruikt voor het hobbymatig houden van kleinvee (schapen, geiten en kippen). De schapen zijn voor vleesverwerking. De schapen staan nu grotendeels nog in de nabijheid van de woning maar zullen verplaatst worden naar het achterste gedeelte van het perceel. De overige dieren (kippen en geiten) blijven wel direct achter het huis. Het houden van kippen en geiten betreft het hobbymatig houden van dieren. Hier worden geen kostendekkende inkomsten mee gegenereerd. Het bijbehorend nachtverblijf met opslag van voer in de kleine stal direct achter de loods blijft in de toekomst ongewijzigd.
Ten dienste van het hobbymatig agrarisch gebruik (houden van schapen) is een hooiopper (stal, vloeropslag en hooiopslag) voorzien op het achterste deel van het perceel nabij de poel. De hooiopper biedt schuilgelegenheid voor de dieren (tijdens lammerperioden of in geval van ziekte) en maakt het mogelijk voer en hooi op te slaan in de nabijheid van de verblijven van de schapen. Gebleken is dat de opslag van voer en andere goederen voor de schapen in het zelfstandig bijgebouw op het bouwvlak ongedierte en geur meebrengt. De combinatie van ongedierte/geur met de B&B en de andere functies in en nabij het bijgebouw is onwenselijk. De opslag voor de schapen dient daarom ook ondergebracht te worden in de hooiopper. Omdat de dieren naar het achterste deel van het perceel gaan, is het onderbrengen van de genoemde opslag in de hooiopper ook logistiek een meer voor de hand liggende oplossing.
Binnen het bouwvlak op het perceel is een woonhuis aanwezig en een zelfstandig bijgebouw. Het woonhuis is uitsluitend in gebruik voor de huisvesting van initiatiefnemer. Nadat de gronden in eigendom zijn gekomen van initiatiefnemer is de toen bestaande woning verbouwd en gemoderniseerd.
Het bijgebouw op het perceel was reeds aanwezig en heeft een grondoppervlak van circa 510 m2. Het bijgebouw is verbouwd, zodat de aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten van initiatiefnemer hierin konden worden ondergebracht. De woning en het bijgebouw zijn gereed en in gebruik en maken geen deel uit van verder ontwikkeling. Nu het perceel aangewezen wordt voor verblijfsrecreatief gebruik, wordt de loods aangemerkt als bedrijfsgebouw. Naast de B&B, met daarbijbehorende voorzieningen, wordt in dit gebouw ook opslag voor het onderhoud en beheer van het terrein ondergebracht.
Tot slot zal een minicamping verrijzen op de gronden in het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' aangewezen als Agrarisch met waarden - Landschapswaarden. Het betreft de gronden die direct aansluiten op de bestemming 'Wonen' uit het vigerende bestemmingsplan. Op de minicamping zijn 12 kleinschalige recreatieverblijven in de vorm van tiny houses beoogd en 8 standplaatsen voor kampeermiddelen (caravans/campers en tenten, waaronder een trekkersveld). Beide typen recreatief verblijf zullen hoofdzakelijk in het zomerseizoen gebruikt worden. Omdat wordt ingezet op een luxer recreatief verblijf worden de plaatsen van de tiny houses en de camper/caravanplaatsen voorzien van eigen sanitair. Eigen sanitair past binnen de vraag van de specifieke doelgroep. Daarnaast is het belang van hygiëne met de recente ontwikkelingen rondom Covid-19 belangrijker geworden. Op het trekkersveld is een collectief sanitairblok voorzien, met één sanitaire unit per standplaats.
In onderstaande paragrafen worden de afzonderlijke initiatieven nader beschreven.
Het kampeerterrein zal worden gerealiseerd in aansluiting op de tuin achter de woning. Met de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan (van 14 april 2016) is er de mogelijkheid om maximaal 15 kampeerplaatsen te realiseren voor het kleinschalig kamperen. De initiatiefnemer is met voorliggend bestemmingsplan voornemens om 20 standplaatsen mogelijk te maken, waarvan maximaal 12 kleinschalige recreatieverblijven in de vorm van tiny houses. Met de beoogde ontwikkeling wordt het maximum aantal standplaatsen met 5 plaatsen verruimd.
De sanitaire voorzieningen zouden ondergebracht worden op het bouwvlak bij de woning en de loods. Initiatiefnemers hebben zich laten informeren over de ontwikkelingen in de markt en de wensen van recreanten. Dit heeft er toe geleid dat de plannen voor het kleinschalig kamperen zijn veranderd en daarmee niet langer passen binnen de verleende vergunning.
Bedrijfsplan
Het voorgenomen initiatief betreft dus de uitbreiding van de bestaande vergunde mogelijkheden (kleinschalig kamperen met maximaal 15 kampeerplaatsen) naar 20 standplaatsen. Uit financiële berekeningen, uitgevoerd door de initiatiefnemer, blijkt dat het enkel aanbieden van kleinschalige kamperen niet rendabel is. Door middel van het uitbreiden van het aanbod met luxere kampeermogelijkheden in de vorm van recreatieve verblijven/tiny houses, wordt de exploitatie van de camping wel haalbaar.
De initiatiefnemer is voornemens met de uitbreiding van de camping met luxe kampeermogelijkheid ook een specifieke doelgroep te bereiken, namelijk stellen of duo's van de leeftijdscategorie 40+, zonder kinderen die op zoek zijn naar exclusievere kampeer- en verblijfsmogelijkheden met goede faciliteiten. Een doelgroep die kamperen bij een kleinschalige boer aantrekt, maar daarnaast ook op zoek is naar comfort, luxe en een rustig verblijf. Hieronder wordt nader ingegaan op de onderbouwing van de specifieke doelgroep. Uit onderzoek blijkt dat Nederlanders steeds meer behoefte hebben aan luxe als ze op vakantie zijn. In paragraaf 3.1.4 wordt nader ingegaan op de behoefte aan deze luxere verblijfsrecreatie. Door middel van het aanbieden van een (voor in de omgeving van de gemeente Halderberge) nieuwe vorm van verblijfsrecreatie wil de initiatiefnemer het aanbod aan moderne verblijfsrecreatie vergoten.
Voor de initiatiefnemer is het absoluut niet gewenst om arbeidsmigranten te huisvesten in de recreatieve verblijven. Naast dat de initiatiefnemer dit niet wil en dit tevens niet is toegestaan, zijn de beoogde verblijfskosten voor de recreatieverblijven gewoonweg te duur voor arbeidsmigranten. Hiermee wordt het huisvesten van arbeidsmigranten indirect al uitgesloten.
Doelgroep en segmentering kampeerterrein
Naar aanleiding van diverse gesprekken met- en gerichte vragen aan- de gasten van de B&B en recreatie verblijven in de omgeving alsmede het raadplegen van diverse algemene onderzoeken is er voor gekozen met het kampeerterrein zich te richten op een speciale doelgroep, zoals bovenstaand genoemd.
De initiatiefnemer wil de gasten van de camping een kleinschalige rustige camping aanbieden. Een camping die met recreatieve verblijven en eigen sanitaire voorzieningen per staanplaats, veel privacy, luxe en ruimte biedt. Het plangebied, in een authentiek Brabants landschap met veel groen, houtkapsingels, struweelhagen, een vijver alsmede het aanwezige kleinvee op het terrein, moet voor voldoende mogelijkheden voor een rustige dagbesteding en een echt camping-gevoel zorgen. De aantrekkelijke omgeving van het plangebied biedt tevens aanvullende tijdbestedingen met onder andere diverse wandel- en fietsroutes en culturele uitstapjes, zoals de basiliek van Oudenbosch en de Vincent van Gogh-luister zuilen.
Het sanitair is ook aangepast op deze doelgroep. Bij de kampeerplaatsen worden eigen sanitaire voorzieningen gerealiseerd. Per 2 plaatsen een duosanitairblok. Op het trekkersveld komt een gezamenlijk sanitairblok. Bij de kleinschalige recreatiewoningen is sanitair in de woning ondergebracht.
Verkeer en parkeren
Op het terrein zelf worden twee onverharde routes aangelegd. Deze paden zullen minimaal vier meter breed worden en zullen de recreatieverblijven (staanplaatsen) per auto bereikbaar maken. Het parkeren zal echter niet op het kampeerterrein zelf plaatsvinden. Na het uitladen van de bagage dient de auto op de parkeerplaats te worden geplaatst, zo ontstaat een autoluw recreatieterrein.
De parkeerplaatsen worden naast en voor de loods (oostzijde en noordzijde), uit het zicht, gerealiseerd. Een deel van de parkeerplaatsen bestaat reeds (oostzijde). Het parkeerterrein aan de noordzijde van de loods wordt aangelegd met grasblokken (semi-verhard), hierdoor kan het hemelwater in de bodem infiltreren. De parkeerplaatsen aan de oostzijde van de loods behoren tot de erfverharding voor de voorgevellijn.
op deze twee parkeerterreinen wordt ruimte geboden aan totaal 26 parkeerplaatsen. Indien bij pieken meer parkeerplaatsen benodigd zijn, biedt het kampeerterrein voldoende ruimte om extra parkeermogelijkheden te benutten. In het ontwerp van de nieuwe situatie is een gebied als parkeeruitwijkmogelijkheid aangewezen, met ruimte voor 8 parkeerplaatsen. Het perceel biedt voldoende ruimte om aan de parkeerbehoefte te voldoen. In paragraaf 4.10 wordt de parkeerbehoefte verder verklaard en beschreven hoe op het perceel aan de behoefte zal worden voldaan. Naast de normale toegang aan de noordzijde van het terrein (nabij de parkeerplaats) wordt er tevens extra toegang met een breedte van circa 5 meter, aan de zuidzijde van het terrein gecreëerd, welke dient als noodontsluiting. Deze toegang wordt uitsluitend gebruikt bij calamiteiten en zal niet tot de reguliere ontsluiting behoren.
In figuur 2.5 is een uitsnede van de toekomstvisie opgenomen, waarin de nieuwe situatie van het kampeerterrein weergegeven is. Het plan voor het kampeerterrein bestaat uit 12 tiny houses, 5 staanplaatsen voor campers en caravans en 3 staanplaatsen voor tenten. Langdurig verblijf in de vorm van permanent wonen, huisvesting van arbeidsmigranten of zelfs seizoenslange recreatie is absoluut niet de bedoeling en niet wenselijk.
Figuur 2.5: inrichting kampeerterrein
Kleinschalige recreatieverblijven (Tiny houses)
In het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' wordt onder kleinschalig kamperen verstaan: “kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking van kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen”. De recreatieverblijven moeten worden gezien als gebouwen. Hierdoor wordt een kleinschalig recreatieverblijf niet gezien als een kampeermiddel.
Een kleinschalig recreatieverblijf in de vorm van een tiny house is een kleine, maar volledig volwaardige, recreatiewoning. De recreatieve verblijven hebben zo'n klein mogelijke ecologische voetafdruk door een beperkte ruimte, duurzaam gebruik van energie en het gebruik van duurzame materialen. De recreatieve verblijven die initiatiefnemer wil plaatsen zullen een oppervlakte van maximaal 70 m2 hebben, bestaande uit een binnenruimte van circa 23 m2 en een natte cel (met een douche, wc en een wastafel) van circa 5 m2. Daarnaast bevindt zich tussen de binnenruimte en de natte cel een veranda onder een afdak waar een zitgelegenheid en de keuken zijn ondergebracht. Door deze veranda loopt de binnenruimte van het recreatieve verblijf over in de buitenruimte.
Over het algemeen staan recreatieve verblijven op een tijdelijke fundering of op wielen. De initiatiefnemer is voornemens de recreatieve verblijven op een plankier, op een hoogte van circa 50 cm boven de grond, te realiseren. De bouwhoogte van de recreatieve verblijven bedraagt circa 3,5 meter ten opzichte van het plankier.
De staanplaatsen van de recreatieve verblijven zijn ruim: circa 100 m2. In totaal zijn maximaal 12 kleinschalige recreatieverblijven in de vorm van tiny houses voorzien ieder op een eigen staanplaats. Elke staanplaats wordt aan drie zijden met veel groen (stuiken en bomen) ingepast. Hierdoor ontstaat er voldoende privacy en plekken voor schaduw. In de onderstaande figuren zijn visualisaties van een standplaats voor een recreatieve verblijf opgenomen.
In figuur 2.6, 2.7 en 2.8 zijn visualisaties van een standplaats voor een kleinschalige recreatiewoning weergegeven.
Figuur 2.6: Vogelvlucht impressie recreatief verblijf
Figuur 2.7: Entree aanzicht recreatief verblijf
Figuur 2.8: Bovenaanzicht recreatief verblijf
Standplaatsen kampeermiddelen
Naast de kleinschalige recreatiewoningen in de vorm van tiny houses worden er ook staanplaatsen gecreëerd voor kampeermiddelen:
De standplaatsen voor de campers, caravans en tenten hebben een oppervlakte van 60 tot 100 m2 per plaats. Elke standplaats wordt in het groen ingepast en gaat op in het natuurlijk landschap van het gehele perceel.
Elke standplaats wordt aangesloten op elektriciteit (16A/230V) en stromend water.
Op basis van de vergunning, verleend op 14 april 2016, heeft initiatiefnemer de mogelijkheid kleinschalig kamperen te realiseren met maximaal 15 kampeerplaatsen. De toekomstvisie laat echter een minicamping zien met 12 kleinschalige recreatiewoningen en 8 standplaatsen van kampeermiddelen (in totaal 20 kampeerplaatsen). De uitbreiding van het aantal kampeerplaatsen van 15 naar 20, wordt met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Sanitaire voorzieningen bij kleinschalig kampeerterrein
Het vigerende bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' biedt binnen de bestemming 'Agrarische waarden – Landschappelijke waarde' de mogelijkheid om algemene voorzieningen te realiseren ten behoeve van het kleinschalig kamperen (sanitair behoort hier toe) tot een oppervlak van 50 m2. Aanvullend is echter gesteld dat deze voorzieningen binnen het bouwvlak gebouwd dienen te worden. Op het perceel Nattestraat 8 is binnen deze bestemming geen bouwvlak aanwezig. Het realiseren van sanitair is daarmee niet mogelijk op grond van het vigerende bestemmingsplan maar wel noodzakelijk.
Omdat het kampeerterrein zich richt op het wat duurder segment is het wenselijk de standplaatsen voor de campers en caravans te voorzien van elk hun eigen individuele sanitaire voorziening. Per twee plaatsen wordt een gecombineerde voorziening gerealiseerd om zo efficiënt mogelijk om te gaan met de ruimte (zo min mogelijk gebouwen) en de aanleg van water en elektriciteit. Deze duovoorzieningen hebben een bouwhoogte van maximaal 3 meter. Het oppervlakte van een voorziening bedraagt maximaal 15 m2 per duovoorziening. Figuur 2.9 geeft het bovenaanzicht van het duosanitair weer.
Figuur 2.9: bovenaanzicht duosanitairvoorziening
De drie standplaatsen voor de tenten krijgen een gezamenlijke gebouw met sanitair voorzieningen en was- en droogmachines (ook voor de andere staanplaatsen). De hoogte van deze collectieve sanitairvoorziening wordt eveneens maximaal 3 meter, de oppervlakte van het gebouw bedraagt maximaal 30 m2. Figuur 2.10 geeft het bovenaanzicht van het collectieve sanitair weer.
Figuur 2.10: bovenaanzicht collectieve sanitairvoorziening
Ten behoeve van het houden van schapen is een hooiopper voorzien op het achterste gedeelte van het perceel bij de poel. Figuur 2.11 geeft een impressie van het bouwwerk. Dit bouwwerk heeft een oppervlakte van circa 95 m2. Dit is groter dan de eerder besproken 30 m2 die ook in het bestemmingsplan 'Nattestraat 8' was geborgd. Voortschrijdend inzicht en afstemming met andere schapenhouders laat echter zien dan 30 m2 te weinig ruimte biedt om schapen te laten lammeren en in het voorjaar de lammeren onder te brengen. Daarvoor is ten minste 50 m2 benodigd. De overige 45 m2 zijn bedoeld voor opslag en manoeuvreerruimte, zodat ook de machines gebruikt kunnen worden om goederen in de opslag onder te brengen.
Een hooiopper kenmerkt zich door een beweegbaar dak (afhankelijk van de hoeveelheid hooi op de zolder). Het dak beweegt tussen 4 palen, die boven het dak uitsteken (zie figuur 2.11). Het ontwerp van de hooiopper voor de Nattestraat 8 in Oudenbosch gaat uit van een dak in 2 delen: een vast deel en een beweegbaar deel. De goothoogte van het vaste deel bedraagt 2,5 meter. Het beweegbare dak heeft een maximale bouwhoogte van 8,5 meter. Deze hoogste stand van het beweegbare dak zal in de praktijk niet veel voorkomen, enkel bij hele uitzonderlijke gevallen dat er veel hooi is opgeslagen. Doorgaans zal het dak niet hoger zijn dan circa 5 meter. De palen maken deel uit van de constructie en hebben een maximale hoogte van 7 meter. Deze hoogte is noodzakelijk in verband met de stabiliteit. Deze maximum bouwhoogte van de palen wordt vastgelegd in het voorliggend bestemmingsplan.
De hooiopper bestaat uit twee verdiepingen:
Figuur 2.11: impressie Hooiopper
De woning is gebouwd en in gebruik genomen onder het toen vigerende bestemmingsplan 'Nattestraat 8'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 11 december 2014 en was tot het inwerking treden van het nu vigerende bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' het vigerende bestemmingsplan.
Het realiseren van de B&B in de loods heeft plaatsgevonden op basis van de op 14 april 2016 verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van het toen geldende bestemmingsplan ('Nattestraat 8'). Het benutten van 500 m2 binnen het bijgebouw voor aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten is in overeenstemming met het bestemmingsplan 'Nattestraat 8' voor het afwijkend gebruik. Het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' biedt echter nu de ruimte niet meer. Daarmee is het gebruik onbedoeld onder het overgangsrecht gebracht, wat voor de initiatiefnemer zeer onwenselijk is vanwege de ontstane onzekerheid over het kunnen voorzetten van het gebruik. Dit geldt ook voor de vergunde B&B.
Het bestaande gebruik van de loods wordt met dit bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met het in 2014 vastgestelde bestemmingsplan 'Nattestraat 8'.
Samenvattend dient voor onderstaande onderdelen van de ontwikkelingsvisie nog een ruimtelijke procedure te worden doorlopen:
Tevens moeten de regelingen die niet conform het bestemmingsplan 'Nattestraat 8' zijn overgenomen in het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge', worden hersteld. Het gaat om:
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in bovenstaande ontwikkelingen. De gronden van de woning en het verblijfsrecreatieterrein zijn daarvoor in de bestemming 'Recreatie' opgenomen. De B&B is daarmee ook in de bestemming ondergebracht. De kantoorfunctie in de loods blijft een aan huis gebonden beroep en bedrijf. Op deze manier vindt de transformatie plaats binnen de kaders die de provincie aan de ontwikkeling stelt.
Algemeen
Op 13 maart 2012 is door de minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de Structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo wordt beschreven in welke infrastructuurprojecten het Rijk de komende tijd wil investeren en op welke wijze de bestaande infrastructuur beter benut kan worden.
Het Rijk streeft ernaar om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te maken. Gestreefd wordt naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.
De SVIR verstevigt het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de SVIR nog meer bij de provincies en gemeenten gelegd. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk daarom over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei.
Onderzoek
De SVIR richt zich op een dusdanig schaalniveau en is als gevolg daarvan ook van een zeker (hoog) abstractieniveau, dat hieruit geen concrete beleidskaders voortkomen voor dit bestemmingsplan. Door decentralisatie van bevoegdheden wordt het relevante afwegingskader gevormd door het beleid van de provincie Noord-Brabant en de gemeente Halderberge
Conclusie
Het beleid zoals vastgelegd in de SVIR heeft geen gevolgen voor de voorgenomen ontwikkeling. Voor de ontwikkeling vindt de afweging decentraal plaats.
Algemeen
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit (eerste tranche) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.
In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam,
Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2010) maakt het Rijk duidelijk aan welke regels inpassingsplannen, provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen en wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het Barro komt in twee rondes tot stand. De Eerste tranche bevat een beleidsneutrale omzetting van bestaand beleid. Deze kaders zijn afkomstig uit de PKB's Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
Onderzoek en conclusie
Voor het plangebied geldt dat in het Barro regels zijn opgenomen inzake de uitoefening van defensietaken. In het bestemmingsplan zijn hiervoor de aanduidingen luchtvaartverkeerszone (6 en 7) opgenomen. Deze zones beperken de bouwhoogte ter bescherming van het vliegverkeer van Breda Airport. Voor de luchtvaartzone 6 is de bouwhoogte beperkt tot 54.14 m en 64.14 m boven NAP. Voor de luchtvaartzone 7 is de bouwhoogte beperkt tot 64,14 m en 74.14 m boven NAP. De initiatieven voor de Nattestraat 8 kennen echter een bescheiden bouwhoogte. De regels voor de luchtvaartzone beperken het initiatief niet.
Het Barro bevat verder geen relevante regels die leiden tot een beperking van de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden binnen het plangebied. Het Barro heeft dan ook geen invloed op voorliggend bestemmingsplan.
Algemeen
Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) vastgesteld. Deze regeling is gebaseerd op Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een aantal onderwerpen die in het Barro worden genoemd, waaronder de uitbreiding van het hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet en de militaire radars, geldt dat de regels worden uitgewerkt in de Rarro.
Onderzoek en conclusie
Het Rarro bevat geen relevante regels die leiden tot een beperking van de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden binnen het plangebied. Het Rarro heeft dan ook geen invloed op voorliggend bestemmingsplan.
Algemeen
Op 1 oktober 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (verder: 'de ladder') als motiveringseis opgenomen. Doel van de ladder is het bereiken van een goede ruimtelijke ordening door optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Sinds 1 juli 2017 is de 'nieuwe' ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden. De traditionele drie opeenvolgende treden van 'de ladder' zijn hierbij komen te vervallen. De belangrijkste wijzigingen van de voorgaande regeling betreffen:
Deze wijziging heeft als doel de regeling te vereenvoudigen, waarbij de effectiviteit van het instrument behouden moet blijven. Een onderzoek naar de behoefte heeft slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, is een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien vereist.
Onderzoek
In beginsel is sprake van een stedelijke ontwikkeling bij gebouwde vormen van verblijfsrecreatie van een zekere omvang. Het bestemmingsplan voorziet in een verruiming van de bestaande planologische mogelijkheden. De bestaande mogelijkheid voor kleinschalig kamperen (maximaal 15 vergunde kampeerplaatsen) wordt verruimd naar 20 kampeerplaatsen (8 standplaatsen van kampeermiddelen en 12 recreatieve verblijven) en sanitaire voorzieningen. De recreatieve verblijven hebben een beperkte omvang van maximaal 70 m2 per verblijf.
Hiermee kan gesteld worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en is toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking niet aan de orde. Wel dient in het kader van de uitvoerbaarheid aandacht te worden besteed aan de behoefte van de recreatieve verblijven.
Behoefte
Binnen de markt voor verblijfsaccommodaties is sprake van groeiende concurrentie. In de omgeving bevindt zich een aantal grootschalige familiecampings (Molecaten en De Haspel) en een Villapark Pagnevaart. Daarnaast bevindt zich in de omgeving ook natuurcamping De Wildert. Dit is een vergelijkbare camping met de camping aan de Nattestraat 8, met één groot verschil dat De Wildert meer 'back to basic' is, waar de camping aan de Nattestraat meer luxe biedt. Tevens is er ook een bedrijf in de omgeving die vaste recreatieverblijven aanbiedt (De Nieuwe Riet). Bij de Nieuwe Riet kopen bezoekers een recreatieverblijf en kunnen hier dus voor langere tijd verblijven.
De camping aan de Nattestraat 8 in Oudenbosch wilt zich onderscheiden ten opzichte van de hierboven genoemde aanbieders door zich te richten op kort verblijf. Langdurig verblijf in de vorm van permanent wonen, huisvesting van arbeidsmigranten of zelfs seizoenslange recreatie is voor zowel de initiatiefnemer als de gemeente niet gewenst. Het bestemmingsplan sluit dergelijk gebruik ook uit.
Uit onderzoek van ABN AMRO (ABN-AMRO, ''Zet maatschappelijke onvrede een rem op toerisme'', ABN-AMRO Sectorprognose-Leisure, april 2018) blijkt dat is de periode tussen 2012 en 2018 het aantal campingovernachtingen (van Nederlandse toeristen) met ruim 14% is gedaald. Daarentegen steeg het aantal hotelovernachting (van Nederlandse toeristen) met bijna 21%. Reden hiervoor is dat Nederlanders meer behoefte hebben aan luxe op vakantie.
De initiatiefnemer wilt zich, door middel van het aanbieden van de luxe recreatieve verblijven met eigen sanitair en veel privacy, richten op comfort en luxe en inspelen op de behoefte aan luxe in combinatie met rust en natuur.
Door te kiezen voor een specifieke doelgroep kiest de initiatiefnemer ervoor om niet de concurrentie aan te gaan met andere aanbieders, maar om juist het aanbod (in verschillende soorten recreatieverblijf) in de omgeving te verbreden. De doelgroep van de initiatiefnemer betreft stellen of duo's van de leeftijdscategorie 40+, zonder kinderen die op zoek zijn naar exclusievere kampeer- en verblijfsmogelijkheden met goede faciliteiten. Een doelgroep die kamperen bij een kleinschalige boer aantrekt, maar daarnaast ook op zoek is naar comfort, luxe en een rustig verblijf. Zie ook paragraaf 2.2 kop 'doelgroep'.
Tevens biedt de omgeving van Oudenbosch een groot aantal activiteiten voor dagrecreatie. De initiatiefnemer hoopt, door het hiervan op de hoogte brengen van de gasten, een steentje te bijdragen aan het toeristisch-recreatief perspectief binnen de gemeente. In Oudenbosch en omstreken is veel te ondernemen als het gaat om cultuur, culinair of uitstapjes in de natuur. Het aanbod biedt een kans om het verblijf van gasten (en zeker voor de specifieke beoogde doelgroep) te veraangenamen. Gasten die op zoek zijn naar culturele uitstapjes kunnen terecht in onder andere de basiliek van Oudenbosch, de Vincent van Gogh-luisterzuilen en/of diverse muziekconcerten. Gasten die op zoek zijn naar culinaire uitstapjes kunnen terecht bij de restaurants Pouwe, O&O, D'n Halder, De Haard, 't Proeverijtje, het Zusje en Café Stroop. Qua natuur kunnen mensen terecht bij Arboretum, Pagnevaart, diverse fietstochten in de omgeving en de groene boerderij.
Conclusie
Er is een behoefte aan luxe kamperen in combinatie met natuur en rust. De ladder van duurzame verstedelijking leidt niet tot beperking van de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden binnen het plangebied.
Algemeen
In de Omgevingsvisie Noord-Brabant (vastgesteld op 14 december 2018) is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zijn vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:
Samen met andere partijen, zoals gemeenten en bedrijven, wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling draagt bij aan de diversiteit van recreatieve voorzieningen in Noord-Brabant. Dit heeft een positieve invloed op de omgevingskwaliteit en de economie van Noord-Brabant
Conclusie
De gewenste ontwikkeling is passend binnen de provinciale omgevingsvisie.
Algemeen
De Interim omgevingsverordening is een voorloper van de Omgevingsverordening voor Noord-Brabant. Tot in werking treding van de Omgevingswet is deze interim verordening van toepassing, dan treedt automatisch als de Omgevingsverordening inwerking onder de werking van de Omgevingswet.
Op 5 november 2019 is de interim Omgevingsvisie in werking getreden. Sindsdien vinden periodiek wijzigingen plaats om de interim verordening actueel te houden. In dit bestemmingsplan wordt daarom aan de meest recente versie getoetst (geconsolideerde versie 15-04-2022). De verordening bevat regelgeving die ook anticipeert op de komst van de Omgevingswet en kan gezien worden als een uitwerking van de ambities uit de Brabantse Omgevingsvisie in regels. De omgevingsverordening integreert regels uit zes provinciale verordeningen (waaronder de Verordening ruimte Noord-Brabant).
De Omgevingsverordening heeft een beleidsneutraal karakter. Dat houdt in dat de Omgevingsverordening geen nieuwe beleidswijzigingen doorvoert tenzij dit nieuwe beleid reeds opgenomen is in vastgestelde beleidsdocumenten. De Omgevingsverordening is een interimdocument en daarmee een tussenstap naar een definitieve provinciale Omgevingsverordening. Gelet op het beleidsneutrale karakter van de Omgevingsverordening komt de regelgeving uit de Verordening ruimte Noord-Brabant (geconsolideerde versie van 1 januari 2019) terug in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
In hoofdstuk 2 van de Interim Omgevingsverordening staan rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven. Er gelden onder andere rechtstreeks werkende regels voor activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden en stiltegebieden, voor activiteiten rond provinciale wegen, voor ontgrondingen en voor handelingen die te maken hebben met bepaalde beschermde dier- en plantensoorten. Ook voor het kappen van houtopstanden buiten de bebouwde kom en voor veehouderijen gelden rechtstreeks werkende regels.
Instructieregels voor gemeenten
In hoofdstuk 3 van de Interim omgevingsverordening zijn instructieregels voor gemeenten opgenomen. De instructieregels zijn overgenomen uit de Verordening ruimte Noord-Brabant en gelden voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen waarmee van het bestemmingsplan wordt afgeweken. De regels zijn een doorvertaling van het provinciaal beleid uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening en de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
Onderzoek
In de onderstaande omschrijving wordt beschreven welke aanduidingen op het plangebied van toepassing zijn. Hierbij zijn de themakaarten 2, 5, 6 en 8 van toepassing op het plangebied.
Kaart 2 Rechtstreeks werkende regels: Landbouw
Binnen deze aanduiding zijn de regels in artikel 2.71 'tijdelijke verbod geitenhouderijen' en artikel 2.73 'zorgvuldige veehouderij' van toepassing. De regels binnen deze artikelen leggen beperkingen op een toename van het bestaande oppervlakte voor veehouderijen en geitenhouderijen. In het onderhavig plan is geen sprake van een toename van het oppervlakte voor een geitenhouderij/veehouderij. Uit deze aanduiding vloeien daarom geen beperkingen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan voort.
Figuur 3.1: kaart Landbouw (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Kaart 5 Instructieregels gemeenten grondwaterbescherming, waterveiligheid en –berging
Binnen deze aanduiding zijn de regels in artikel 3.36 'reservering waterberging' van toepassing. De regels binnen dit artikel hebben als doel om het waterbergend vermogen van een gebied waarop ontwikkelingen plaatsvinden te waarborgen. In paragraaf 4.1 wordt een toelichting gegeven op welke wijze het waterbergend vermogen van het plangebied gewaarborgd wordt.
Figuur 3.2: kaart grondwaterbescherming, waterveiligheid en -berging (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Kaart 6 Instructieregels gemeenten: basiskaart Landelijk gebied
Binnen deze aanduiding zijn de regels binnen de volgende artikelen van toepassing:
Onderstaand is een toelichting gegeven op de artikelen en hun relevantie voor de beoogde ontwikkeling.
Artikel 3.54 grondgebonden teeltbedrijf in gemengd landelijk gebied
De regels van dit artikel hebben betrekking op een grondgebonden teeltbedrijf. In voorliggend initiatief is daar sprake van (de oprichting van) een grondgebonden teeltbedrijf. Hiermee leggen de regels geen beperkingen op voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Artikel 3.56 glastuinbouwbedrijven in gemengd landelijk gebied
De regels van dit artikel hebben betrekking op glastuinbouwbedrijven. In voorliggend initiatief is geen sprake van (de oprichting van) een glastuinbouwbedrijf. Hiermee leggen de regels geen beperkingen op voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Artikel 3.61 vestiging agrarisch-technisch hulpbedrijf/agrarisch-verwant bedrijf in gemengd landelijk gebied
De regels van dit artikel hebben betrekking op de vestiging van een agrarisch-technisch hulpbedrijf/agrarisch-verwant bedrijf. In voorliggend initiatief is geen sprake van de vestiging van een dergelijk bedrijf. Hiermee leggen de regels geen beperkingen op voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Artikel 3.71 bestaande niet-agrarische functie in landelijk gebied
De regels binnen dit artikel leggen voorwaarden op aan bestaande niet-agrarische functie in landelijk gebied en de uitbreiding ervan. Een bestemmingsplan dient de bestaande planologische gebruiksactiviteit vast te leggen. De bestaande planologische gebruiksactiviteiten, zoals benoemt in paragraaf 2.1, zijn vastgelegd in voorliggende bestemmingsplan + de gewenste uitbreidingsruimte.
Daarnaast is een toename van de gebruiksoppervlakte voor mestbewerking niet toegestaan op basis van artikel 3.71. Van mestbewerking is zowel in de bestaand als de toekomstige situatie geen sprake.
In het artikel is verder bepaald dat een redelijke uitbreiding is toegestaan, als dat past binnen de gewenste ontwikkelingsrichting van het gebied en indien bij de afweging betrokken is:
Passend in omgeving
Het gebied rondom het plangebied is te kenmerken als een gemengd agrarisch gebied met agrarische bedrijven, diverse kleinschalige recreatieve complexen (minicamping en bed & breakfast), landerijen en diverse recreatieve functies, zoals aantrekkelijke fiets- en wandelroutes, natuur en culturele activiteiten. Het plangebied is op basis van de waardenkaart van de Omgevingsvisie Halderberge gelegen in het 'Kleinschalig halfopen landschap'. Eén van de belangrijkste waarden van dit type landschap is een landelijke omgeving waar recreatie, natuur, landbouw, wonen en water samenkomt (verdere behandeling van de Omgevingsvisie vindt plaats in paragraaf 3.3.1).
Met voorliggend initiatief wordt ingespeeld op de verdere versterking van de verblijfsrecreatie binnen het perceel. Dit wordt gedaan door het gedeelte van het perceel te bestemmen met de enkelbestemming 'Recreatie'. Bij deze enkelbestemming worden regels gesteld die toestaan dat wordt voorzien in de uitbreiding van 15 naar 20 standplaatsen waarvan 12 in de vorm van tiny houses en 8 in de vorm van kampeerplaatsen (camping/caravan/tent). De andere helft van het perceel wordt ingericht als agrarisch gebied met natuurwaarden. Hiervoor worden onder andere houtsingels aangelegd, struwelen aangeplant en een poel gerealiseerd waar dieren kunnen drinken en foerageren. Deze natuurontwikkeling is afgestemd met het Brabants Landschap. Met de combinatie van deze functies op het perceel sluit het perceel aan op het gemengde agrarische karakter van dit gebied en is er voldoende ruimte gecreëerd voor groene landschapselementen.
Effecten op omgeving
De milieueffecten van de ontwikkeling op de omgeving zijn beschreven in hoofdstuk 4 van deze toelichting. In de omgeving van Oudenbosch zijn reeds diverse recreatieve verblijfsmogelijkheden gevestigd. In het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking zijn de effecten van de uitbreiding op het gebied van leegstand en concurrentie beoordeeld. Op grond van deze beoordeling kan gesteld worden dat bij de kleinschalige uitbreiding geen negatieve effecten voor omliggende verblijfsrecreatie te verwachten zijn. De ontwikkeling voorziet in verblijfsrecreatie van een specifieke doelgroep (gericht op liefhebbers van kamperen bij een kleinschalige boer, maar daarnaast ook op zoek zijn naar comfort, luxe en een rustig verblijf). In de omgeving bevinden zich diverse vormen van dagrecreatie, waaronder culturele uitstapjes, culinaire uitstapjes en uitstapjes in de natuur. Dit aanbod aan dagrecreatie sluit goed aan op de doelgroep van de initiatiefnemer. Hiermee kan de uitbreiding met recreatieve verblijven de omliggende recreatieve dagrecreatie versterken.
Bijdrage omgevingskwaliteit
Met het verbeteren van de omgevingskwaliteit wordt voornamelijk ingezet op de beleving van de omgeving. Deze verbeteringen bestaan uit de volgende aspecten:
In paragraaf 4.13 is beschreven in hoeverre voor het initiatief een investering in de kwaliteitsvrbetering van het landschap nodig is.
Artikel 3.73 vestiging niet-agrarisch functie in landelijk gebied
De regels binnen dit artikel leggen voorwaarden op aan de vestiging van een niet-agrarische functie op een bestaand bouwperceel. De uitbreiding van de recreatieve verblijven kan in de nieuwe situatie niet langer als ondergeschikte functie aan de woning worden gezien. De ontwikkeling betreft dus de vestiging van een niet- agrarische functie binnen het landelijk gebied en hierbij moet op basis van de regels gebruik gemaakt worden van een bestaand bouwperceel. De definitie van een bestaand bouwperceel luidt hier als volgt: ''Bouwperceel waarbinnen het geldende omgevingsplan/bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² toestaat''. Op basis van de huidige bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden'. De Nattestraat 8 is een bestaand bouwperceel waarop diversebebouwing aanwezig is. De recreatieve voorzieningen worden aan dit perceel toegevoegd. Daartoe worden wel alle grondn binnen dezelfde bestemming opgenomen 'Recreatie'.
Artikel 3.74 afwijkende regels niet-agrarisch bedrijf mestbewerking
De regels binnen dit artikel leggen randvoorwaarden op aan de toename van het gebruiksoppervlak voor mestbewerking of de vestiging van mestbewerking. In het onderhavig plan is hier geen sprake van. De regels binnen deze artikel leggen geen beperkingen op voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Artikel 3.75 aanvullende regels voor vrije-tijds voorziening
De regels binnen dit artikel zijn opgedeeld onder lid 1 en 2. De regel onder lid 1 legt voorwaarden op ten aanzien van de realisatie van een watergebonden voorziening. Met de beoogde ontwikkeling worden geen watergebonden voorzieningen gerealiseerd.
De regels onder lid 2 leggen voorwaarden op de bouw van recreatieve woningen. De bouw van recreatieve woningen zijn toegestaan mits de woningen bedrijfsmatig worden beheerd en permanente bewoning is uitgesloten. Binnen de beoogde ontwikkeling is permanente bewoning niet toegestaan. Dit is opgenomen in artikel 8.1 van de regels. Verder worden de woningen bedrijfsmatig beheerd door de initiatiefnemer. Om dat te benadrukken zijn de gronden waarop verblijfsrecreatie plaatsvindt en de gronden met de woning gezamenlijk opgenomen in de bestemming 'Recreatie'. De woning wordt daarmee als bedrijfswoning aangemerkt.
Artikel 3.76 afwijkende regels omvang vrije-tijds voorziening
Binnen dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van het toestaan van vrije-tijds voorzieningen. Een dergelijke voorziening is toegestaan wanneer de voorzieningen onder andere in samenhang met andere doelen voor het gebied en de directe omgeving wordt uitgevoerd, waarbij ook kwaliteitswinst voor andere functies, waaronder natuur, wordt bereikt. Verder moet de voorziening draagvlak hebben vanuit de omgeving, voorzien zijn van een goede ontsluiting en buiten de Hollandse waterlinie liggen.
Het onderhavig plan voldoet aan alle randvoorwaarden, zoals deze genoemd zijn in dit artikel. Dit blijkt uit hoofdstuk 4 waarin beschreven wordt hoe de ontwikkeling ten aanzien van de milieuaspecten inpasbaar is en hoofdstuk 6 waaruit naar voren komt dat de ontwikkeling draagvlak heeft vanuit de omgeving.
Figuur 3.3: kaart basiskaart Landelijk gebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Kaart 8 Instructieregels voor waterschappen: watersystemen, -veiligheid en –berging
Het plangebied valt binnen de gronden waarop artikel 4.6 'normvrij gebied' van toepassing is. Binnen 'normvrij gebied' geldt geen verplichting voor het waterschap om een genormeerd beschermingsniveau te bieden. De regels binnen deze artikel vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Figuur 3.4: kaart watersystemen, -veiligheid en -berging (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Conclusie
Zoals in deze paragraaf omschreven is voldoet de voorgenomen ontwikkeling aan de randvoorwaarden en regelgeving van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Er is daarbij aangesloten bij de reactie van de provincie in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro. Waarbij de provincie het gebruik van de gronden voor verblijfsrecreatie (kamperen en recreatiewoningen) binnen een daarbij passende bestemming wilde zien opgenomen (zie ook paragraaf 6.2.2.
Algemeen
Op 10 februari 2022 heeft de gemeenteraad van Halderberge de ''Omgevingsvisie Halderberge'' vastgesteld. Hiermee heeft de gemeente een visie op hoofdlijnen voor de héle gemeente vastgesteld. In deze visie staat is opgenomen wat de gemeente en de samenleving belangrijk vindt om te behouden, te versterken en te ontwikkelen.
Onderzoek
Het plangebied is gevestigd ten zuiden van de kern Oudenbosch. Het is gelegen binnen een kleinschalig, halfopen, landschap net buiten een bebouwingsconcentratie. Dit is weergegeven in onderstaande uitsnede.
Figuur 3.5 Uitsnede Visiekaart Omgevingsvisie Halderberge
Vanuit de Omgevingsvisie zijn er waarden opgesteld voor elk type gebied, alle kernen en een aantal overkoepelende principes die voor alle deelgebieden relevant zijn. Voor het deelgebied waar de Nattestraat in gelegen is, zijn hieruit de volgende zaken relevant:
Gebiedswaarden: Kleinschalig landschap
Voor kleinschalig landschap zijn de volgende waarden van belang:
Het planvoornemen voorziet in een gemengde ontwikkeling waar ruimte is voor zowel het behoud van de huidige agrarische landschapswaarden en groenelementen als wonen en recreatie. Hiermee sluit het aan op het gemengde gebruik dat gebruikelijk is in de omgeving en blijft er ondanks de ontwikkelingen een belangrijke rol weggelegd het agrarische en groene karakter van het perceel.
Overkoepelende principes
Versterken natuur en biodiversiteit
Het groene karakter en de natuurgebieden vormen een belangrijk onderdeel van de identiteit van Halderberge. Bomen en groen zijn positief voor de beleving, dragen bij aan een goede luchtkwaliteit, zorgen voor verkoeling en zetten aan tot bewegen. Een groene en gezonde leefomgeving draagt bij aan een positieve gezondheid.
Om aan te blijven sluiten op het groene karakter is er gekozen voor een zorgvuldige landschapsinpassing, dit wordt nader toegelicht in paragraaf 3.3.2. Door deze inpassing wordt er respectvol omgegaan met de bestaande groene waarden en blijft ondanks de ontwikkeling de groene leefomgeving zoveel mogelijk behouden.
Behoud en versterking van een aantrekkelijk buitengebied
Halderberge is het groene hart van West-Brabant. Er is diversiteit in landbouw en natuur. In het Halderbergse landschap kan je goed recreëren. Onder deze waarde komen de verschillende functies in het buitengebied samen: landschap, natuur, agrarisch ondernemen, recreatie(parken).
Vanuit dit overkoepelende principe zijn er drie hoofdlijnen te onderscheiden:
Voor het plangebied is hoofdlijn 3: versterken aantrekkelijkheid voor recreanten en toeristen relevant. De initiatiefnemers hebben daarvoor onderzoek verricht naar de behoefte van recreanten in het gebied. De ontwikkelvisie is hierop aangepast. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een recreatieve ontwikkeling die aantrekkelijk is.
Versterken aantrekkelijkheid voor recreanten en toeristen
Om dit te verwezenlijken wordt er ingezet op de volgende speerpunten:
Het planvoornemen voorziet in een hoogwaardig concept (zie hoofdstuk 2) dat nog niet bestaat in de regio. Hiermee wordt er een kwalitatief hoogwaardige aanvulling gedaan op het aanbod in recreatieve verblijfsplaatsen. Dit draagt bij aan een kwaliteitsimpuls van het recreatiecluster.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders van de Omgevingsvisie Halderberge.
Het landschapsbeleidsplan is gericht op het duurzame behoud, ontwikkeling en versterking van een samenhangend, groen landschap. Enerzijds dient het als beleidsstuk, anderzijds bestaat het uit een maatregelplan met praktische ideeën om bestaande natuur- en landschapswaarden verder te ontwikkelen en 'groene' kansen te benutten.
Het landschapsplan dient als een van de uitgangspunten voor het bepalen van de bijdrage voor de landschappelijke kwalitietsverbetering, zoals nader ingevuld in paragraaf 4.13.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.
Door Antea Group is een watertoets uitgevoerd. De resultaten van de watertoets zijn verwerkt in de rapportage 'Watertoets Nattestraat 8' d.d. 29 juli 2021. De watertoets is opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting. De belangrijkste bevindingen van de watertoets zijn in onderstaande waterparagraaf opgenomen.
Beleid en regelgeving
Waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken, beheer van vaarwegen en nautisch beheer. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit.
Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de Legger.
De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht. De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren.
De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.
Verharding is toegestaan mitst het gaat om:
benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)
Hierin bepaalt de gevoeligheidsfactor over in hoeverre er gecompenseerd moet worden. De waarde verschilt tussen 0,25 en 1, waarin 1 de zwaarste compensatieverplichting heeft. Het plangebied valt in het gebied met gevoeligheidsfactor 1. Een factor van 1 betekend dat er geen reductie van compensatie wordt toegepast.
Gemeente Halderberge
Het gemeentelijk water- en rioleringsbeleid is 19 augustus 2019 vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2023 (GRP). Het GRP is een beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken weergeeft. Door middel van het GRP legt de gemeente vast wat men wil bereiken en wat de rol van burgers en bedrijven is ten aanzien van afval-, hemel-, en grondwater.
Met het GRP draagt Halderberge bij aan de volgende omgevingsgerichte lange termijn doelstellingen:
De gemeente wil ontwikkelingen benutten om het grondwater aan te vullen en ervoor zorgdragen dat het stedelijk watersysteem niet zwaarder wordt belast. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de grootte van het oppervlak en/of de toename ervan en wordt een bergingseis gehanteerd.
Voor iedere ontwikkeling die leidt tot nieuwe verharding, ongeacht de omvang van deze ontwikkeling, geldt een bergingseis van 7 mm per m2 voor de eerste 1.000 m2 . Voor verharding boven de 1.000 m2 geldt een bergingseis van 60 mm per m2, conform de keur. Voor ontwikkelingen op bestaande verharde locaties (inbreidingen, verbouwingen, herstructureringen) met een oppervlak groter dan 1.000 m2 geldt een bergingseis van 60 mm per m2 voor het totale oppervlak.
In de geest van de gehanteerde voorkeursvolgorde past de gemeente als principe toe dat zoveel als mogelijk retentie (dicht)bij de bron moet worden gerealiseerd. In de praktijk komt dit neer op in eerste instantie realisatie van retentie op eigen terrein en in tweede instantie realisatie van retentie binnen de plangrenzen van het te realiseren project waarvoor de retentie wordt gerealiseerd. Halderberge heeft de wens om voldoende open water binnen de gemeentegrenzen te hebben. Doordat de eis tot retentie te combineren met de voorkeursvolgorde is het gevolg dat er van nature oppervlaktewater wordt gerealiseerd bij nieuwe ontwikkelingen.
Locatiestudie
Maaiveld
Het maaiveld ligt rond de 1,5 tot 2 meter boven NAP rond de aanwezige bebouwing in het oosten, het westen van het gebied ligt op de 0 meter boven NAP. Het gebied stroomt af in westelijke richting.
Geohydrologie
Op basis van de metingen blijkt het gebied de eerste 1,5 meter uit leemarm tot lemig zand te bestaan. De doorlatendheid zal naar verwachting niet goed zijn. Het GeoTOP ondergrondmodel gebruikt omliggende grondmetingen om een ondergrond te generen. Het model verwacht de eerste 10 meter alleen waterdoorlatende zandgronden.
Grondwater
Er zijn geen relevante grondwatermetingen in of rond het gebied aanwezig. Op basis van de grondwatertrappenkaart en de bodemopbouw wordt verwacht dat het plangebied een gemiddeld hoogste grondwaterstand heeft van 80 tot 140 centimeter onder maaiveld en dat er geen druk onder niet-waterdoorlatende lagen aanwezig is.
Oppervlaktewater
Het gebied watert af via slootjes die het plangebied aan de noord, zuid en westkant begrenzen.
Hemelwater en vuilwater
Het hemelwater van de daken stroomt af in de omgeving. De huidige woning is aangesloten op het vuilwaterstelsel.
Waterveiligheid
Binnen en rond het plangebied zijn geen aangemerkte kunstwerken, waterkeringen of bijbehorende beschermingszones aanwezig.
Het gebied ligt niet in een beschermd gebied waterhuishouding, grondwaterbeschermingsgebied of binnen beschermingszones voor oppervlaktewater of andere zones waarbij aanvullende regelgeving van toepassing is. Wel is in het bestemmingsplan '1e herziening Buitengebied Halderberge' ter plaatse van het plangebied de gebiedsaanduiding 'milieuzone – reseveringsgebied waterberging' opgenomen. De gronden zijn aangewezen ter behoud van het waterbergend vermogen van het gebied en daarnaast gereserveerd om als waterbergingsgebied te worden aangewezen bij een wijzigingsbevoegdheid.
Waterkwantiteit
Toename verhard oppervlak
Er wordt in het plan extra verharding aangelegd. De huidige oppervlakte voor de hooiopper wordt van 30 m2 naar 95 m2 opgeschaald. Er komen 12 recreatieve verblijven van maximaal 70 m2 per stuk, en 3 sanitaire voorzieningen van 15 m2 per stuk en één van 30 m2. In totaal betekent dit een toename van het verhard oppervlak van afgerond 1.000 m2. Daarnaast worden er onverharde paden aangelegd en parkeergelegenheid. De parkeerterreinen worden aangelegd door middel van grasblokken (semi-verhard), hierdoor kan het hemelwater in de bodem infiltreren. Met deze parkeerterreinen wordt ruimte geboden voor 26 parkeerplaatsen. In totaal gaat het om maximaal 600 m2 aan half verhard parkeer oppervlak van waarmee de totale verharding rond de circa 1.600 m2 komt. Hierbij is de toename aan verhard oppervlak groter dan 1.000 m2. De staanplaatsen voor de campers, caravans en tenten hebben een oppervlakte van 60 tot 100 m2 en worden in het groen ingepast en niet verhard.
Er is sprake van een toename aan verharding van meer dan 1.000 m2. Op basis van het GRP van de gemeente Halderberge geldt voor de toename aan verharding boven de 1.000 m2 een bergingseis van 60 mm per m2, bij voorkeur door het realiseren van retentie op eigen terrein. Op basis van het beleid van het Waterschap geldt voor de toename aan verhard oppervlak boven de 500 m2 een bergingseis, conform de rekenregel:
benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m).
De toename van het verhard oppervlak bedraagt circa 1.600 m2. Het plangebied valt in het gebied met gevoeligheidsfactor 1. Hiermee bedraagt de benodigde compensatie 96 m3. Op het perceel is, met als doel het creëren van retentie op eigen terrein, een poel aangelegd met een oppervlakte van circa 600 m2 en maximaal 1,2 meter diep. Hiermee wordt voldoende oppervlaktewater aangelegd om te voldoen aan de bergingseis van zowel het waterschap als de gemeente voor het opvangen en bergen van hemelwater.
Oppervlaktewater
Het aanleggen van de vijver was een vereiste van het waterschap om het weiland minder soppig te laten zijn. De vijver/poel is gegraven en heeft zichzelf gevuld met grondwater. Aangezien het plangebied niet in een beschermd gebied voor waterhuishouding of een beschermingszone ligt, en er geen kans is om verschillende peilgebieden aan elkaar te koppelen, is het toegestaan om een poel of vijver aan te leggen. De poel is afgesloten van het watersysteem. Deze poel is met toestemming van het waterschap aangelegd en voldoet aan de eisen van de keur.
Om de poel/vijver van aan en afvoer te worden voorzien kan er een verbinding worden gemaakt met het omliggend water. In dat geval dienen afspraken gemaakt te worden met het waterschap. Vooralsnog is dit niet noodzakelijke gebleken.
Waterkwaliteit
De 12 recreatieverblijven worden aangesloten op het vuilwaterstelsel, het hemelwater komt tot afstroom in het gebied. Naast de recreatieve verblijven worden er ook staanplaatsen gecreëerd voor campers en caravans (vijf staanplaatsen) en tenten (drie staanplaatsen). De vijf staanplaatsen voor de campers en caravans hebben elk hun eigen individuele natte cel met toilet, douche en een wasplaats. De drie staanplaatsen voor de tenten krijgen een gezamenlijke gebouw met sanitair voorzieningen en was- en droogmachines. Elke staanplaats wordt aangesloten op stromend water en moet aan het vuilwaterstelsel gekoppeld worden.
Op de camping wordt centraal een pompput met een opslag capaciteit van circa 1 m3 aangelegd. Vandaar uit wordt er naar het, reeds door de gemeente aangelegde, extra aansluitpunt op het vuilwaterstelsel gepompt. Als de plannen concreter worden, wordt de beschikbare capaciteit (van de pomp en eventuele berging) in relatie tot het noodzakelijke aanbod nader beoordeeld, zodat inzicht ontstaat over de afvoer, voorafgaand aan de realisatie van alle voorzieningen.
Wateradvies
In het kader van het vooroverleg conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden naar het Waterschap Brabantse Delta. Op 6 juli 2021 heeft het Waterschap wateradvies uitgebracht. Dit advies is opgenomen als bijlage 9 bij de toelichting.
Het Waterschap geeft een positief wateradvies. De vooroverlegreacties van het Waterschap heeft wel geleid tot tekstuele aanpassingen van de watertoets en de waterparagraaf.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Conform de Wet geluidhinder (Wgh) dient een akoestisch onderzoek te worden verricht indien er sprake is van het projecteren van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing binnen een geluidzone wegverkeerslawaai, vliegtuiglawaai en/of spoorweglawaai. Ook indien een locatie ligt binnen de geluidzone van een geluidgezoneerd industrieterrein conform de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden verricht. Een uitzondering hierop geldt voor wegen in een 30 km-zone.
In onderhavig geval is geen sprake van de realisatie van een nieuw geluidsgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder. Het voornemen betreft de uitbreiding van het aantal kampeerplaatsen van 15 naar maximaal 20, waarbij maximaal 12 recreatieverblijven worden gerealiseerd. Recreatieve verblijven zijn conform de wet geluidhinder geen geluidgevoelige objecten. Een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter wel een toetsing plaats te vinden of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het kader van het bestemmingsplan 'Rondweg Oudenbosch' is in 2009 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In dat onderzoek is nog uitgegaan van een ontwerp met een tunnelbak/verdiepte ligging ter hoogte van de Nattestraat. In 2012 heeft een nieuw akoestisch onderzoek plaatsgevonden vanwege het besluit de verdiepte ligging van de weg ter hoogte van de Nattestraat uit het ontwerp te halen. Hierdoor is de Rondweg Oudenbosch ter plaatse op maaiveldniveau komen te liggen. Op basis van dit onderzoek, bijgevoegd bij de omgevingsvergunning voor de nieuwe randweg, is geconcludeerd dat door het realiseren van een absorberend scherm van 145 meter lang en 2,5 meter hoog geen verhoging van de geluidbelasting plaatsvindt en daarmee voldoet de situatie aan de Wet geluidhinder. De woning op Nattestraat 8 was hiervoor leidend. De recreatieverblijven komen achter de woning op de Nattestraat en zullen ook profiteren van het geluidscherm. In aanvulling daarop is door de initiatiefnemers een aarde wal aangelegd (en beplant) op de grens van het perceel om de rondweg grotendeels aan het zicht te onttrekken. Deze wal schermt geluid afkomstig van de provinciale weg tevens af. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het kampeerterrein sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Wet op de archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De zorg voor het bodemarchief is door deze wet bij gemeenten komen te liggen. De gemeente is verplicht om bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen of aanpassing(en) van oude plannen, rekening te houden met archeologie.
Wet Modernisering monumentenzorg (Momo)
Op 1 januari 2012 is de wet Modernisering monumentenzorg (Momo) in werking getreden. Een belangrijke doelstelling van de Modernisering van de Monumentenzorg is het versterken van de koppeling tussen erfgoed en ruimte. In het kader van de Momo dient in de toelichting van elk bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing beschreven te worden op welke wijze met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Op 22 september 2011 heeft de gemeente Halderberge de archeologische beleidsnota 'Ons ongeschreven verleden' vastgesteld. Hiermee wordt gestreefd naar een gedegen, proactief en geïntegreerd gemeentelijk archeologiebeleid, zodat gezorgd kan worden voor maatwerk, kwaliteit, beleefbaarheid, kostenbesparing, vermeerdering van kennis en een betere kennisoverdracht. De doelstelling voor het gemeentelijk archeologiebeleid is: 'Het archeologiebeleid van de gemeente Halderberge heeft tot doel haar archeologische erfgoed te beschermen en ontsluiten als bron van het 'gemeenschappelijke geheugen' en als middel voor wetenschappelijke studie, zonder meer maatschappelijke lasten in het leven te roepen dan strikt noodzakelijk.'
De uitgangspunten hiervoor zijn:
De voorgenomen ontwikkeling betreft verruiming van de planologische mogelijkheden. Volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart (figuur 4.1) kent het plangebied een lage archeologische verwachting. Voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van het plangebied is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Figuur 4.1: Archeologische waardenkaart
Cultuurhistorische Waardenkaart provincie Noord-Brabant
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is te zien dat het plangebied is gelegen binnen de regio van provinciaal cultuurhistorisch belang 'West-Brabantse Venen'. Daarnaast is de planlocatie gelegen in een archeologisch landschap 'Dekzandrug Bosschenhoofd-Hoeven' en heeft de locatie de indicatieve Archeologische waarden 'middelhoge trefkans'. De Nattestraat is gemarkeerd als 'historische geografie – lijnen van redelijk hoge waarden'.” De verruiming met de recreatieve verblijven heeft geen negatieve gevolgen voor de historisch-geografische lijn met redelijk hoge waarde omdat de recreatieverblijven op voldoende afstand van de Nattestraat gerealiseerd worden. Een uitsnede van de Cultuurhistorische waardenkaart en bijbehorende legenda is weergegeven in figuur 4.2.
Figuur 4.2: Cultuurhistorisch waardenkaart
Beleidsnota Cultureel erfgoed Halderberge
De gemeente Halderberge heeft op 22 september 2011 de beleidsnota cultureel erfgoed gemeente Halderberge 'Inspirerend verleden' vastgesteld, waaruit het belang van zorgvuldig omgaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen Halderberge blijkt. De centrale visie van deze nota luidt: cultuurhistorie is een belangrijke drager van de identiteit van Halderberge en maakt integraal onderdeel uit van de ruimtelijke ontwikkeling van Halderberge, waardoor ontmoetingen van heden en verleden gelden als uitdaging en inspiratiebron voor de toekomst. Om te komen tot een adequaat, integraal en actief monumentenbeleid dient de inzet van de gemeentelijke monumentenzorg met name gericht te zijn op de volgende activiteiten:
Naast de beleidsnota heeft de gemeente op 6 februari 2014 een cultuurhistoriekaart vastgesteld. Deze gemeentelijke kaart is gebaseerd op en sluit aan bij de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant (figuur 4.2).
De zandweg ten zuiden van het plangebied is aangewezen als een historische weg. Het uitgangspunt voor historische wegen bij ruimtelijke ontwikkelingen is het benutten van wegpatronen. Met de beoogde ontwikkeling worden geen nieuwe wegenpatronen gerealiseerd. De zandweg betreft geen doorgaande weg, maar ontsluit de achterliggende agrarische gronden. De zandweg wordt in de toekomstige situatie, naast het agrarisch verkeer, enkel gebruikt als nooduitgang van het kampeerterrein bij calamiteiten. De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de historische weg.
De boerderij aan de Nattestraat 10 is aangewezen als gemeentelijk monument. Instandhouding is het uitgangspunt voor gemeentelijke monumenten. Het gemeentelijke monument valt buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. De beoogde ontwikkeling vindt met name plaats aan de achterzijde van de woning Nattestraat 8. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het gemeentelijk monument.
Tevens is op de gemeentelijke cultuurhistoriekaart, figuur 4.3, het plangebied aangeduid als 'Archeologisch landschap'. Het aspect archeologie is reeds in deze paragraaf beschreven.
Figuur 4.3: Uitsnede cultuurhistorisch kaart Halderberge
Geconcludeerd wordt dat er voor het onderhavige bestemmingsplan geen belemmeringen zijn vanuit het aspect archeologie en cultuurhistorie.
Om te bepalen welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van milieuhinder kunnen worden toegestaan, kan gebruik worden gemaakt van de systematiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). In de VNG-brochure is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Het doel van milieuzonering is tweeledig:
Op basis van de indicatieve afstanden zijn de bedrijven op de bedrijvenlijst in de VNG-handreiking ingedeeld in milieucategorieën die variëren van categorie 1 (indicatieve afstand van 10 meter) tot categorie 6 (indicatieve afstand van 1.500 meter). Als aan de indicatieve afstand kan worden voldaan, is een activiteit qua milieuhinder inpasbaar. Enerzijds is dan ter plaatse van omliggende milieugevoelige objecten (waaronder woningen) sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, anderzijds heeft het bedrijf voldoende zekerheid dat de bedrijfsactiviteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen worden uitgeoefend.
Op basis van de systematiek van de VNG wordt de wederzijdse invloed bepaald door de onderlinge afstand en de toelaatbare activiteiten. De planologische mogelijkheden blijven nagenoeg hetzelfde als in de huidige situatie. Een kampeerterrein voor maximaal 15 standplaatsen is reeds toegestaan op grond van de verleende omgevingsvergunning van 14 april 2016. In het kader van de beoordeling van de vergunningaanvraag heeft een toets plaatsgevonden naar de onderlinge afstand in relatie tot de toelaatbare activiteiten en de onderlinge effecten. Met de voorziene ontwikkeling is geen sprake van het toevoegen van nieuwe milieugevoelige functies dichterbij omliggende bedrijven. De afstand waarop verblijfsrecreatie kan plaatsvinden ten opzichte van de bedrijven in de omgeving is niet gewijzigd ten opzichte van de vergunning uit 2016. Slechts het aantal verblijven neemt toe van 15 tot maximaal 20 plaatsen. De bestaande omliggende bedrijven zijn de agrarische bedrijven op de percelen Nattestraat 5b en 10, waarbij de woningen via een procedure zijn omgezet naar een plattelandswoning en een burgerwoning. Op beide bedrijven worden de bedrijfsactiviteiten akkerbouw en fruitteelt uitgevoerd. Akkerbouw en fruitteelt wordt op basis van VNG-brochure ingedeeld in milieucategorie 2, met een richtafstand van 30 meter. De afstand van nieuwe milieugevoelige functies bedraagt tot het bedrijfsperceel Nattestraat 5B ruim 100 meter. Hiermee wordt ruim voldaan aan de richtafstand van 30 meter.
De afstand van nieuwe milieugevoelige functies tot het bedrijfsperceel Nattestraat 10 bedraagt circa 20 meter. Hiermee wordt niet voldaan aan de richtafstand. Met de inrichting van het perceel Nattestraat 8 (ten behoeve van het mogelijk maken van het kampeerterrein voor maximaal 15 standplaatsen) is hier reeds rekening mee gehouden door het landschappelijk inpassen van het perceel. Deze landschappelijk inpassing bestaat uit een omlijsting van het perceel door een houtsingel. Op de grens met het perceel Nattestraat 10 is reeds een houtsingel aanwezig van ruim 5 meter breed. Deze houtsingel vangt milieuhinder (o.a. gewasbeschermingsmiddelen) af. Ook met de inrichting van het kampeerterrein wordt rekening gehouden met de nabijgelegen bedrijvigheid. Zo worden de recreatiewoningen die het dichtst op het perceel Nattestraat 10 worden gerealiseerd, met de 'rug' naar het zuiden geplaatst. De buitenruimtes van de recreatieverblijven worden op deze manier afgewend van de bedrijfsactiviteiten. Op basis hiervan is een kortere afstand dan de richtafstand te motiveren, zonder dat het bedrijf aan de Nattestraat 10 in het uitvoeren van haar bedrijfsactiviteiten worden belemmerd. Aan omliggende bedrijven wordt, met de uitbreiding van de camping, voldoende zekerheid geboden voor het duurzaam uitvoeren van de bedrijfsactiviteiten. Overigens heeft voor de Nattestraat 10 een wijziging plaatsgevonden. Een deel van de gronden is nu aangewezen voor een plattelanswoning en een deel voor een reguliere woning. Feitelijk zal het agrarisch gebruik daarmee op een grotere afstand komen te liggen van het perceel met Nattestraat 8. Echter omdat de bestemming op de aangrenzende gronden agrarisch gebruik, en daarmee ook teelten, nog steeds mogelijk maakt, gaat dit plan tevens uit van de agrarische functies op Nattestraat 10. Zo is de slechts mogelijke situatie beschouwd en beoordeeld.
De hooiopper heeft zowel direct als indirect geen effect op de omgeving. De hooiopper kent geen milieuzone en is daarnaast gelegen in het midden van het perceel aan de noordzijde. Bestaande milieugevoelige activiteiten zijn gelegen aan de zuidoost en aan de oostzijde van het perceel. Het betreft de woning op het perceel Nattestraat 6 op een afstand van circa 150 meter tot de hooiopper en de woning op het perceel Nattestraat 10 op een afstand van circa 200 meter tot de hooiopper.
Het realiseren van de recreatieverblijven kan een effect hebben op de omgeving. De afstand van de recreatieverblijven tot de bestaande dichtstbijzijnde gevoelige woning (de woning Nattestraat 10) is ruim 80 meter. In figuur 4.4 is het vlak waarbinnen de 12 recreatieverblijven worden gerealiseerd in het oranje en de woning Nattestraat 10 in het wit aangeduid. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand van 50 meter. Tevens heeft het realiseren van de sanitaire voorzieningen op de camping zelf zowel direct als indirect geen effect op de omgeving. Normaliter dient de afstand tussen het kampeerterrein en de woning op het perceel de Nattestraat 10 echter gemeten te worden tot het bouwvlak van de woning. Het bouwvlak op het perceel Nattestraat 10 betreft een groot bouwvlak, waarbinnen ook de agrarische bedrijfsgebouwen opgericht dienen te worden. De woning is gevestigd langs de Nattestraat en de bedrijfsgebouwen liggen aan de achterzijde van deze woning. De woning op het perceel Nattestraat 10 is echter aangewezen als gemeentelijk monument waarbij instandhouding het uitgangspunt is. De bedrijfswoning op het perceel Nattestraat 10 kan hiermee niet worden verplaatst naar de achterzijde van het perceel (met een kortere afstand tot het kampeerterrein).
Figuur 4.4: afstand locatie recreatieverblijven (oranje) tot de woning Nattestraat 10 (wit) (bron: StreetSmart)
Daarnaast vinden op het perceel zelf verschillende activiteiten plaats die elkaar negatief zouden kunnen beïnvloeden (B&B, schrijnwerkplaats, kantoor, houden van dieren en kampeerterrein en wonen). De activiteiten behoren allemaal tot dezelfde inrichting en zijn derhalve niet 'gevoelig'
voor elkaar. Tevens zijn deze activiteiten niet bepalend ten opzichte van elkaar. De initiatiefnemer dient zelf rekening te houden met de hinder die op het eigen perceel wordt veroorzaakt op de recreatieve verblijven. Toch heeft een beoordeling plaatsgevonden om onderlinge effecten te beperken. Afgaande op de VNG-lijst dient een afstand van een gevoelige functie tot een houtbewerkingsbedrijf aangehouden te worden van 50 meter in verband met geluid. Dit geldt bij een continue gebruik. De schrijnwerkplaats is gevestigd in het noordelijk deel van de loods en niet volcontinue in gebruik. De afstand van de recreatieverblijven tot de loods bedraagt ten minste 45 meter. Rekening houdend met de situatie ter plaatse is dat ruim voldoende om aan de geluidsvereisten te voldoen. De andere activiteiten, die effect kunnen hebben op het kamperen hebben betrekking op het houden van dieren (schapen, geiten en kippen). De dieren staan nu allemaal in de wei net ten westen van de loods. Mede om milieu-hygiënische redenen worden de schapen verplaatst naar het achterste deel van het terrein en blijven de geiten en kippen op de huidige locatie. De opslag van hooi en voer voor de schapen is op deze manier op een grotere afstand gelegen van de recreatieverblijven en beogen een aanvaardbaar effect. Overigens dient opgemerkt dat de recreatieverblijven in een agrarische omgeving worden gerealiseerd. Dat betekent dat de effecten van agrarische activiteiten uit de omgeving en het eigen perceel niet kan en ook niet zal worden uitgesloten. Wel is alles er op gericht overlast tegen te gaan.
De verruiming met 5 standplaatsen plaatsen heeft geen invloed op de milieuzonering. Het realiseren van de recreatieve verblijven zorgt niet voor belemmeringen voor omliggende bedrijvigheid ten opzichte van de bestaande planologische situatie.
Gewassenbescherming
Op het perceel Nattestraat 10 (direct ten zuiden van het perceel Nattestraat 8) bevindt zich een kwekerij in sierplanten. Bij uitbreiding van fruitteelt of akkerbouw en bouw van nieuwe gevoelige functies dient rekening te worden gehouden met voldoende afstand tussen de agrarische vollegrondsteelt activiteiten en omliggende gevoelig functies. Dit in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en ter bescherming van het woon- en leefklimaat in omliggende gevoelige functies.
Voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen gelden geen wettelijke bepalingen ten aanzien van de minimaal aan te houden afstanden. Op basis van jurisprudentie wordt voor een spuitzone een afstand van 50 meter in het algemeen als uitgangspunt genomen. Dit wilt echter niet zeggen dat een kortere afstand in een bepaalde situatie niet redelijk zou kunnen zijn, indien aan die afstand een deugdelijke motivering ten grondslag is gelegd. Hoewel in de bestaande situatie reeds 15 kampeerplaatsen vergund zijn, gaat het voornemen in op de uitbreiding naar in totaal 20 kampeerplaatsen. In het kader van de uitbreiding met 5 kampeerplaatsen is een nadere toetsing noodzakelijk om te bepalen of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
De beoogde kampeerplaatsen worden op een afstand van circa 20 meter van het buurtperceel gerealiseerd. Het perceel Nattestraat 8 is reeds landschappelijk ingepast. Deze landschappelijke inpassing bestaat uit een omlijsting van het perceel door een houtsingel. Ook op de grens met het perceel Nattestraat 10 is er reeds een houtsingel aanwezig van ruim 5 meter breed. Deze houtsingel vangt veel gewasbeschermingsmiddelen af en voorkomt veel verspreiding op het perceel Nattestraat 8. Tevens worden de tiny houses, die het dichtst op het perceel Nattestraat 10 worden gerealiseerd, met de 'rug' naar het zuiden geplaatst, zodat ook de buitenruimtes afgewend zijn van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de Nattestraat 10.
Aannemelijk is dat gezondheidsrisico's, met de uitbreiding van het totaal aantal kampeerplaatsen van 15 naar 20 kampeerplaatsen, niet te verwachten zijn en dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij ruimtelijke ontwikkelingen. Wettelijk is bepaald dat een vergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein dat er schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Voor een bestemmingsplan geldt dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie. Voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan is het dus van belang om inzicht te hebben in de bodemkwaliteit van het plangebied.
Door Antea Group is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd om de bodemkwaliteit te beoordelen. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het rapport 'Historisch onderzoek Nattestraat 8 te Oudenbosch' d.d. 1 december 2020. Het rapport is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting. Hierna wordt ingegaan op de conclusies en aanbevelingen uit het historisch onderzoek.
De locatie is tot begin jaren '90 in gebruik geweest als agrarisch terrein. Vanaf 1995 vinden er activiteiten plaats. Er is een boomgaard op de locatie aanwezig geweest. Op basis van de huidige bekende gegevens uit eerder uitgevoerd onderzoek, zijn geen gegevens aangetroffen voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Er heeft in 2010 een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden, waarbij in de zintuiglijk schone boven- en ondergrond geen verhoogde gehalten aan onderzochte parameters zijn aangetroffen. In het grondwater zijn sterk verhoogde concentraties aan nikkel en licht verhoogde concentraties aan barium en kobalt gemeten. De verhoogde concentraties aan enkele zware metalen in het grondwater worden beschouwd als verhoogde achtergrondconcentraties, welke vaker in de regio worden aangetoond.
Er hebben sinds 2001 geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaatsgevonden, welke vallen onder Wet milieubeheer. Geconstateerd wordt dat sinds 2001 er geen bodembedreigende activiteiten meer hebben plaatsgevonden. Tevens zijn geen gegevens aangetroffen van eventuele ophogingen dan wel ontgravingen ter plaatse. De resultaten van het eerder uitgevoerde verkennend bodemonderzoek worden derhalve als representatief beschouwd.
Op basis van bovenstaande conclusies, worden de resultaten van voorgaand verkennend bodemonderzoek als representatief beschouwd voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Op 15 juni 2021 heeft de Omgevingsdienst met ingestemd met de conclusies en aanbevelingen uit het historisch onderzoek.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten is verbonden voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):
Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (waaronder lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Om voldoende ruimte te scheppen tussen een risicobron en personen of objecten die risico lopen (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Het beoordelingskader voor risicovolle inrichtingen wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), waarin de Basis-netten voor weg, spoor en water zijn vastgelegd. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Voorliggend bestemmingsplan geeft een verruiming van de planologische mogelijkheden. Binnen het plangebied is reeds de mogelijkheid om een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 15 standplaatsen te realiseren. Voorliggend bestemmingplan maakt de realisatie van 12 recreatieverblijven en 8 standplaasten voor kampeermiddelen mogelijk. Er worden geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar objecten aan de planologische situatie toegevoegd. De hooiopper betreft geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. Tevens worden er geen risicobronnen binnen het plangebied mogelijk gemaakt.
Risicovolle inrichtingen
Het plangebied is op de Nationale risicokaart niet aangewezen als gelegen binnen een PR 10-6 contour of een invloedsgebied van risicovolle inrichtingen.
Figuur 4.5: uitsnede risicokaart
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Vervoer over het spoor
Op het grondgebied van de gemeente Halderberge bevinden zich twee spoortracés. Op gemeentelijk grondgebied lopen de trajecten Lage Zwaluwe – Roosendaal en Roosendaal – Breda. Op basis van het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' dienen plannen die binnen een afstand van 200 meter van een spoorlijn zijn gelegen te worden getoetst. Heeft een spoorlijn een veiligheidszone dan mogen binnen die zone geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Indien de spoorlijn een plasbrandaandachtsgebied (PAG) heeft dan is het aan te bevelen dat plannen met geprojecteerde bouwwerken die binnen deze afstand worden gerealiseerd te verantwoorden.
Voor bestaande basisnetroutes wordt de hoogte van het groepsrisico (GR) gereguleerd door het toepassen van het GR-plafond. Het GR-plafond is verschillend voor vervoer over water, weg en spoor. Bij vervoer over het spoor voor alle basisnetbaanvakken volgt het GR-plafond de PR 10-7 - en de PR 10-8 -contouren (kans van 1 op de 100 miljoen). Het plangebied ligt op circa 1 kilometer van de spoorlijn Lage Zwaluwe – Roosendaal. Dit traject heeft een veiligheidszone van 12 tot 18 meter, gemeten vanaf het midden van het spoor. Het plangebied ligt op circa 2 kilometer van het spoortracé Roosendaal – Breda. Voor dit traject is geen veiligheidszone opgenomen. Het plangebied is gelegen buiten het invloedsgebied van beide trajecten.
Vervoer over de weg
Het transport van gevaarlijke stoffen moet primair via het hoofdwegennet plaatsvinden. Binnen de gemeente Halderberge zijn onder andere de rijkswegen A17 en de A58 en de gemeentelijke transportroutes N268, N640 en N641 wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden. Overeenkomstig de huidige regelgeving dienen plannen die binnen een afstand van 200 meter van een transportroute zijn gelegen te worden getoetst. Heeft een weg een veiligheidszone dan mogen binnen de zone geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Over gemeentelijke wegen vindt incidenteel transport van gevaarlijke stoffen plaats ter bevoorrading van de risicovolle inrichtingen. De intensiteit is dusdanig dat geen sprake is van een PR 10-6 contour.
A17 en A58
De Rijksweg A17 heeft een PR 10-6 contour van 17 tot 27 meter, gemeten vanaf het midden van de weg. Tevens is sprake van een Plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter vanaf de buitenste rijbaan. De A17 bevindt zich op een afstand van circa 3,4 kilometer tot het plangebied. Het invloedsgebied van de A17 wordt bepaald door de vervoerde gevaarlijke stoffen. De vervoerde stofgroepen en jaarintensiteiten gevaarlijke stoffen zijn opgenomen in tabel 4.1.
Tabel 4.1: jaarintensiteiten gevaarlijke stoffen over de A17 en A58.
Het plangebied ligt daarmee binnen het invloedsgebied van de A17 met betrekking tot de stofgroepen LT3 en GF3. De beoogde ontwikkeling gaat in op een uitbreiding van 5 kampeerplaatsen. De toename van de hoogte van het groepsrisico kan als niet relevant worden gekenmerkt. Derhalve kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
A58
Voor de Rijksweg A58 geldt geen veiligheidszone (PR 10-6 contour) maar wel een PAG van 30 meter vanaf de buitenste rijbaan. De A58 bevindt zich op een afstand van circa 2,7 kilometer tot het plangebied. Het invloedsgebied van de A58 wordt bepaald door de vervoerde gevaarlijke stoffen. De vervoerde stofgroepen en jaarintensiteiten gevaarlijke stoffen zijn opgenomen in tabel 4.1. Het plangebied ligt daarmee binnen het invloedsgebied van de A58 met betrekking tot de stofgroepen LT3 en GF3 (invloedsgebieden van meer dan 4 kilometer en 355 meter vanaf de A58). De beoogde ontwikkeling gaat in op een uitbreiding van 5 kampeerplaatsen. De toename van de hoogte van het groepsrisico kan als niet relevant worden gekenmerkt. Derhalve kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
N640
De N640 is gelegen binnen een afstand van 200 meter tot het plangebied. Over deze provinciale weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voor de transportroute N640 geldt dat uit een inventarisatie van de OMWB wordt ingeschat dat ter plaatse enkel vervoer van brandbare vloeistoffen (in stofgroep LF1 en LF2) plaatsvindt. Op basis van kengetallen van de Handleiding Risicoanalyse Transport dient sprake te zijn van een jaarintensiteit van ruim 3.000 transporten, wil sprake zijn van een PR 10-6 contour. Een dergelijke intensiteit wordt op deze wegen niet gehaald.
Buisleidingen
Ten noordwesten en zuiden van het plangebied plangebied zijn buisleidingen van Gasunie Transport Services B.V. en Rotterdam – Antwerpen Pijpleidingmaatschappij gelegen.
Gasleiding Z-529-26
Deze leiding is gelegen op een afstand van circa 155 meter tot het kampeerterrein op de Nattestraat 8 (zie figuur 4.6). De buisleiding heeft een uitwendige diameter van 324 mm en een maximale werkdruk 40,0 bar. Op basis van het handboek buisleiding in bestemmingsplannen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft deze buisleiding een invloedsgebied van 140 meter. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van deze buisleiding.
Figuur 4.6: afstand van het kampeerterrein tot de gasleiding Z-529-26
Gasleiding Z-529-27
Deze leiding is gelegen op een afstand van ruim 230 meter tot het kampeerterrein op de Nattestraat 8 (zie figuur 4.7). De buisleiding heeft een uitwendige diameter van 406 mm en een maximale werkdruk 66,2 bar. Op basis van het handboek buisleiding in bestemmingsplannen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft deze buisleiding een invloedsgebied van 210 meter. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van deze buisleiding.
Figuur 4.7: afstand van het kampeerterrein tot de gasleiding Z-529-27 en K1 aardolieleiding 10325.
K1 Aardolie 10325
De K1 aardolieleiding bevindt zich op dezelfde afstand tot het kampeerterrein als de buisleiding Z-529-27 (ruim 230 meter). De aardolieleiding kent een PR 10-6 contour van 34 meter. Binnen deze afstand zijn geen kwetsbare objecten toegestaan. Het kampeerterrein ligt op voldoende afstand van de K1 aardolieleiding. Zodoende wordt voldaan aan de normen uit het Besluit externe veiligheid buisleidingen
Ten aanzien van alle buisleidingen kan worden gesteld dat het invloedsgebied kleiner is dan de afstand tot het kampeerterrein en er derhalve geen bezwaar is voor het uitbreiden van het aantal kampeerplaatsen.
Verantwoording groepsrisico
Ten aanzien van de factor transport geldt een gevaar voor het vervoer van toxische stoffen. Door een incident op de transportroute met een tankwagon/tankwagen met toxische vloeistof bestaat er kans op het vrijkomen van een toxische vloeistof. De toxische dampen kunnen worden meegevoerd door de wind. Bij toxische gassen komen als gevolg van een brand toxische dampen direct vrij.
Voor de verantwoording van het groepsrisico is het standaardadvies van de Veiligheidsregio van toepassing. De standaardverantwoording is opgenomen als bijlage 5 bij de toelichting. Hieronder wordt ingegaan op de mogelijkheid van het treffen van maatregelen ter verbetering van de veiligheid, de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de mate van zelfredzaamheid van de aanwezigen.
Mogelijk te treffen maatregelen te verbetering van de veiligheid
Risicocommunicatie
De Veiligheidsregio adviseert om actief te communiceren met gebruikers/bewoners van het invloedsgebied over de risico's en mogelijk te nemen maatregelen. Dit vraagt om een actief beleid op het gebied van risico-communicatie. Op het gebied van risicobeheersing stelt de Veiligheidsregio in haar beleidsplan zich ten doel extra inspanningen te verrichten op het gebied van risicocommunicatie. De gemeente Halderberge heeft in een Beleids- en uitvoeringskader risicocommunicatie beschreven hoe uitvoering wordt gegeven aan risicocommunicatie en welke partijen hierbij een rol spelen. Daarnaast communiceert de gemeente Halderberge jaarlijks aan alle burgers, in algemene zin, over hoe te handelen bij calamiteiten en in het bijzonder over zelfredzaamheid rond om de spoorzones via het MHR-signaal. Daarnaast is via de website van Halderberge alle noodzakelijke informatie voor zelfredzaamheid eenvoudig te vinden.
Mogelijkheden voor de rampenbestrijding
Toxisch scenario
Bronbestrijding is bij een toxische vloeistof mogelijk door de vloeistof af te dekken. Hierdoor wordt de verdamping verminderd. Voor toxische gassen kan alleen aan bronbestrijding worden gedaan indien het om een lekkage gaat. De brandweer kan dan proberen om het gat te dichten. Effectbestrijding is tevens mogelijk door de concentratie te verdunnen, bijvoorbeeld met behulp van een waterscherm. Dit is alleen mogelijk als de brandweer tijdig aanwezig is. Bij een toxisch incident is het belangrijk dat de bestrijding plaatsvindt vanaf bovenwinds gebied (daar waar de wind vandaan komt). Het is daarom belangrijk dat de bron tweezijdig bereikbaar is.
Mate van zelfredzaamheid van de aanwezigen
Er is geen sprake van realisatie van functies met niet-zelfredzame personen en is er geen sprake van hoogbouw. Het plangebied kan zowel aan noordzijde als de zuidzijde van het kampeerterrein worden verlaten bij calamiteiten.
Er is sprake van de mogelijkheid van verschillende aanrijdroutes voor hulpdiensten. Gelet op de beperkte uitbreiding van het aantal kampeerplaatsen kan de toename van de hoogte van het groepsrisico als niet relevant gekenmerkt worden.
Advies Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant
In het kader van het vooroverleg conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden naar de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Op 28 juli 2021 heeft de Veiligheidregio advies uitgebracht over het aspect externe veiligheid. Dit advies is opgenomen als bijlage 10 bij de toelichting. Hieronder wordt ingegaan op de conclusies van het advies:
De vooroverlegreactie van de Veiligheidregio leidt niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet. De doelstelling is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Brabant beoordeeld te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.
De planologische mogelijkheden blijven nagenoeg hetzelfde als in de huidige situatie. Conform het vigerend bestemmingsplan en de verleende omgevingsvergunning is binnen het plangebied het bestaande kleinschalig kampeerterrein met maximaal 15 standplaatsen toegestaan. De beoogde ontwikkeling betreft het beperkt uitbreiden van de bestaande recreatieve mogelijkheden waarbij maximaal 20 recreatieplaatsen zijn toegestaan waarvan er maximaal 12 een recreatieverblijf kunnen worden. Bij de kampeerplaatsen worden tevens sanitaire voorzieningen gerealiseerd. Daarnaast wordt de mogelijkheid voor het realiseren van een hooiopper voor de schapen expliciet in het bestemmingsplan geborgd. Er wordt geen bebouwing gesloopt of extra grond aangewend en de gronden waarop de werkzaamheden betrekking hebben bestaan uit zandgrond.
Beschermde gebieden
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen gebieden die deel uitmaken van het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Het dichtstbijzijnde NNB-gebied ligt op circa 570 meter afstand van het plangebied. In figuur 4.8 zijn de gebieden die deel uitmaken van het NNB rondom het plangebied weergegeven. Gesteld kan worden dat met de beperkte verruiming van de bestaande planologische mogelijkheden geen sprake is van negatieve effecten op het NNB.
Figuur 4.8: Omliggende NNB-gebieden (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Rondom het plangebied bevinden zich op korte afstand geen Natura 2000-gebieden. Het dichtst bijgelegen voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden is Krammer-Volkerak, op een afstand van circa 14 kilometer. Andere voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden, zoals Ulvenhoutse Bos en Biesbosch, liggen op een afstand van meer dan 15 kilometer. Het dichterbij gelegen Natura 2000-gebied Hollands Diep is niet stikstofgevoelig. Het dichtstbijzijnde Vlaamse Natura 2000-gebied betreft De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld op circa 16,5 km afstand ten zuiden van het plangebied.
Figuur 4.9: Omliggende Natura 2000 gebieden: in het groen en blauw de exacte begrensde Natura 2000-gebieden (bron: AERIUS calculator)
Het wijzigen van de gebruiksmogelijkheden, waarbij 5 recreatieve plaatsen worden toegevoegd en van de dan toegestane 20 recreatieve plaatsen er maximaal 12 worden voorzien van een kleine recreatiewoning, zal slechts leiden tot een zeer geringe toename van de verkeersaantrekkende werking in de gebruiksfase.
Het is, gelet op de afstand tot de Natura 2000-gebieden en de beperkte omvang van het voornemen, niet de verwachting dat er significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden zijn. De eerste indicatieve rekenresultaten met het rekenprogramma AERIUS Calculator bevestigen dat de planontwikkeling geen toename van meer dan 0,00 mol/ha/jaar veroorzaakt.
Voor de Vlaamse Natura 2000-gebieden geldt de Vlaamse toetsingsmethode. Volgens die methode kunnen significante negatieve effecten worden uitgesloten indien - met inbegrip van de bijdrage van een project op Nederlands grondgebied - geen sprake is van een overbelaste situatie of als in het Natura 2000-gebied de zogenaamde nul-contourlijn niet wordt overschreden. Met een verwachte bijdrage aan de stikstofdepositie van niet meer dan 0,00 mol/ha/jaar zal deze nul-contourlijn niet worden overschreden.
Recente ontwikkelingen stikstofdepositie
Tot voor kort was voor de realisatiefase een zogenoemde bouwvrijstelling van toepassing. Eventuele stikstofdepositie veroorzakende activiteiten tijdens de aanleg mochten buiten de beoordeling worden gelaten. Op 2 november 2022 heeft de Raad van State in een uitspraak (project Porthos) aangegeven dat er geen gebruik meer gemaakt mag worden van deze zogenoemde bouwvrijstelling.
Onderzoek
Door Antea Group is met behulp van het rekenprogramma AERIUS Calculator, versie 2022, de mogelijke gevolgen van de beoogde ontwikkeling voor de stikstofdepositie in natura 2000-gebieden in beeld gebracht voor zowel de realisatie- als gebruiksfase. De resultaten van het onderzoek zijn verwerkt in de memo 'Stikstofonderzoek camping Nattestraat 8'. De memo is opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting. Hieronder worden de resultaten en conclusies weergegeven.
Uit de berekening blijkt dat het voornemen tijdens de realisatiefase en gebruiksfase niet leidt tot een stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol/ha/jaar op omliggende Nederlandse Natura 2000-gebieden.
Aangezien de planontwikkeling mogelijk ook een gevolg heeft voor Belgische Natura 2000-gebieden, zijn op de grens van deze gebieden eigen rekenpunten geplaatst. Op deze punten wordt een eventuele toename van de stikstofdepositie ook buiten de standaard AERIUS rekenpunten getoetst. Uit de berekening blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling zowel tijdens de realisatiefase als in de gebruiksfase niet leidt tot een stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol/ha/jaar op omliggende Belgische Natura 2000-gebieden.
Conclusie
Voor de voorgenomen ontwikkeling toont AERIUS Calculator voor zowel de realisatiefase als de gebruiksfase geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Significante gevolgen voor de habitats in Natura 2000-gebieden ten gevolge van stikstofdepositie zijn daarmee uitgesloten. Het aspect stikstofdepositie staat verdere besluitvorming derhalve niet in de weg.
Beschermde soorten
De beoogde recreatieve verblijven en de hooiopper worden gerealiseerd op de bestaande weides, waar momenteel begrazing plaatsvindt door de schapen. Rondom het plangebied is een strook in ontwikkeling waar landschappelijke inpassing gerealiseerd wordt. Op het achterste deel van het perceel vindt natuur en landschapsontwikkeling plaats en halverwege het terrein is een poel aangelegd.
Gezien de zeer beperkte ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt en de reeds begraasde en gemaaide weilanden waar de hooiopper, de recreatieverblijven en de sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd is de verwachting dat mogelijke (leefgebieden van) beschermde plant- en diersoorten niet worden aangetast.
Gelet op de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling kan geconcludeerd worden dat, met inachtneming van de algemene zorgplicht, geen aantasting van flora en fauna plaatsvindt.
Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit') bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:
Niet in betekenende mate
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekenende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.
Besluit gevoelige bestemmingen
In aanvulling op de Wet milieubeheer en het 'Besluit niet in betekenende mate' geldt het Besluit gevoelige bestemmingen. Het Besluit gevoelige bestemmingen richt zich op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijnstof en stikstofdioxide: met name kinderen en ouderen. Indien een 'gevoelige bestemming' (zoals een school, kinderdagverblijf of verzorgingstehuis) wordt gerealiseerd binnen de onderzoekszone van een rijksweg (300 meter vanaf de rand van de weg) of een provinciale weg (50 meter vanaf de rand van de weg) is altijd – ook als het initiatief 'niet in betekenende mate' bijdraagt – een toetsing aan de grenswaarden nodig. Als blijkt dat er geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van grenswaarden, mogen de 'gevoelige objecten' worden gerealiseerd binnen de onderzoekszone.
Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is een samenwerkingsprogramma van de Rijksoverheid en lokale overheden. NSL heeft als doel de luchtkwaliteit te bevorderen ten behoeve van de volksgezondheid. Het NSL bevat maatregelen waarmee wordt gewaarborgd dat wordt voldaan aan Europese grenswaarden, waarbij rekening wordt gehouden met de effecten van ruimtelijke ontwikkelingen waarover binnen de looptijd van het NSL (sinds 2009) een besluit wordt genomen. Om overheden inzicht te geven in de actuele luchtkwaliteit is de NSL-monitoringstool ontwikkeld.
Het onderhavig plan beoogt het mogelijk maken van maximaal 12 recreatieve verblijven en 8 standplaatsen, het realiseren van de bijbehorende sanitaire voorzieningen en het realiseren van de hooiopper. Uit de berekening van de verkeersgeneratie (paragraaf 4.10.1) blijkt dat het plan 30 extra verkeersbewegingen per etmaal genereert ten opzichte van de huidige situatie. In de onderstaande tabel is de worst-case berekening opgenomen voor de bijdrage die de extra verkeersgeneratie geeft op de luchtkwaliteit. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Tabel 4.2: Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Hierbij vormen fijnstof en stikstofdioxide de belangrijkste verontreinigende stoffen. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Oudenbossche Koepelnaan (de N640). Deze weg grenst aan het plangebied. Rekengegevens tonen aan dat ter plaatse van één rekenpunt aan de N640 (rood omringd in figuur 4.10) de hoogste concentraties stikstofdioxide en fijnstof zijn berekend. Ter plaats van dit rekenpunt zijn de volgende concentraties berekend:
Voor stikstofdioxide geldt een jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 en voor fijnstof geldt een jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 en een advieswaarde van 20 µg/m3. De concentratie stikstofdioxide en fijnstof blijven ruim onder de grenswaarde. Voor fijnstof ligt de hoogste concentratie ook onder de advieswaarde.
Figuur 4.10: Concentratie NO2 ter plaatse van de rekenpunten in de nabijheid van het plangebied (NSL-monitoringstool)
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Ondernemingen hebben te maken met milieuvoorschriften. Deze zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer en staan in algemene milieuregels zoals het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) of in een omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting.
Bestaande bedrijven in de omgeving van het plangebied zullen moeten voldoen aan de genoemde milieuvoorschriften, zodat de geurhinder die een bestaand bedrijf veroorzaakt bij geurgevoelige objecten in de omgeving een acceptabel niveau heeft.
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen. Deze wet geeft normwaarden voor een 'gemiddeld gebied' op basis waarvan een geurcontour kan worden opgesteld. In een 'gemiddeld gebied' bestaat tussen veehouderijen en geurgevoelige objecten een redelijke afstand. De geurcontour bepaalt door de omgekeerde werking de ontwikkelingsmogelijkheden van gronden nabij veehouderijen. De realisatie van een geurgevoelig object binnen die afstand dient immers te worden voorkomen met het oog op een goede ruimtelijke ordening zoals genoemd in de Handreiking bij de Wet geurhinder en veehouderij.
Door De Roever Omgevingsadvies is een onderzoek uitgevoerd naar geurhinder door veehouderijen in de omgeving van het plangebied. In dit onderzoek is de beoogde ontwikkeling getoetst of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en of de omliggende bedrijven (onevenredig) in hun belangen worden geschaad. De resultaten van het onderzoek zijn verwerkt in het rapport 'Onderzoek geurhinder veehouderijen Nattestraat 8 Oudenbosch' d.d. 18 januari 2021. Het rapport is opgenomen als bijlage 7 bij de toelichting. Hierna wordt ingegaan op de conclusies van het onderzoek.
Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van het hoogst belaste punt op de rand van een bouwvlak binnen het plangebied:
Omdat veehouderijen op grote afstand van het plangebied zijn gelegen (meer dan 50 meter)kan worden gesteld dat ten aanzien van afstanden sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De hoogst berekende voorgrondbelasting binnen het plangebied bedraagt 0,8 ouE/m3. Deze waarde voor de voorgrondbelasting komt overeen met een 'goed' woon- en leefklimaat. De geurnorm voor geurgevoelige objecten binnen het plangebied bedraagt 8 ouE/m3. Aan deze geurnorm wordt ruimschoots voldaan. De hoogst berekende waarde voor de achtergrondbelasting van 0,5 ouE/m3 komt overeen met een 'zeer goed' woon- en leefklimaat.
Bestaande woningen zijn maatgevend voor de mogelijkheden van de betrokken veehouderijen. De bestaande woningen (in dezelfde windrichting) liggen op kortere afstand van de veehouderij dan de te realiseren recreatieve verblijven. De belangen van de veehouderijen worden door deze ontwikkeling niet geschaad.
Geurhinder vormt geen beperking voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Algemeen
Het toevoegen van woningen kan negatieve gevolgen hebben op de verkeerseffecten. Door een toename van verkeersbewegingen kunnen mogelijk knelpunten of verkeersonveilige situaties ontstaan.
Onderzoek
Met behulp van de kencijfers van het CROW kan de verkeersgeneratie van ontwikkelingen berekend worden. Voor voorliggende situatie is uitgegaan dat de gemeente Halderberge een weinig stedelijk gebied is en het plangebied zich in het buitengebied bevindt. Voor een camping (kampeerterrein) geldt een gemiddeld kencijfer van 0,4 verkeersbewegingen per standplaats. Voor een bungalowpark (huisjescomplex) geldt een gemiddeld kencijfer van 2,7 verkeersbewegingen per bungalow.
Huidige situatie
De huidige maximale verkeersgeneratie voor de camping (15 kampeerplaatsen) bedraagt 6 (15 x 0,4) verkeersbewegingen per dag.
Toekomstige situatie
In de onderstaande tabel 4.3 is de berekening opgenomen van de verkeersgeneratie in de toekomstige situatie.
Tabel 4.3: Toekomstige Verkeersgeneratie
Uit de berekening blijkt dat het verschil van de huidige verkeersgeneratie en de toekomstige verkeersgeneratie 30 verkeersbewegingen bedraagt. Het beperkt aantal extra verkeersbewegingen levert geen knelpunten op voor de verkeerskundige situatie.
Algemeen
Op 15 december 2016 heeft de gemeenteraad van Halderberge de 'Kadernota parkeren 2017-2021' vastgesteld. In de kadernota heeft de gemeente parkeernormen vastgesteld om te bepalen hoeveel parkeerplaatsen bij een ontwikkeling moeten worden gerealiseerd. De normen geven (bij nieuwbouw, uitbreiding of een wijziging van bestemming) aan hoeveel parkeerplaatsen er beschikbaar moeten zijn per woning, winkel, kantoor of andere functie. Dit moet ervoor zorgen dat parkeeroverlast in de gemeente wordt geminimaliseerd, al dan niet wordt voorkomen
Onderzoek
Op basis van de Kadernota parkeren 2017-2021 geldt voor een bungalowpark een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per standplaats en voor een camping een parkeernorm van 1,3 parkeerplaats per standplaats.
Huidige situatie
De huidige parkeerbehoefte voor de camping bedraagt 20 (15 x 1,3) parkeerplaatsen. In de huidige situatie is naast de loods 10 parkeerplekken aangelegd. Daarnaast kan een grasveld naast het parkeerterrein gebruikt worden als overloopterrein in tijden van drukte. De volledige parkeerbehoefte (ook bij de maximale bezetting van zowel de B&B als de camping) op eigen terrein worden opgevangen.
Toekomstige situatie
Met het beoogde initiatief wordt het aantal standplaatsen met 5 uitbereid naar 20 (12 recreatieve verblijven en 8 standplaatsen van kampeermiddelen). In de toekomstige situatie bedraagt de parkeerbehoefte 34 (12 x 2,2 + 8 x 1,3) parkeerplaatsen.
Aan de noordzijde van de loods wordt een nieuw parkeerterrein gerealiseerd. Daarnaast wordt het bestaande parkeerterrein aan de oostzijde van de loods heringericht. Deze parkeerterreinen worden aangelegd door middel van grasblokken (semi-verhard). Met deze parkeerterreinen wordt ruimte geboden voor 26 parkeerplaatsen. Het kampeerterrein zelf biedt, indien noodzakelijk (bij pieken), voldoende ruimte voor extra parkeermogelijkheden. Deze situatie doet zich hooguit in het zomerseizoen voor. In het ontwerp van de nieuwe situatie is een gebied als parkeeruitwijkmogelijkheid aangewezen, met ruimte voor 8 parkeerplaatsen. Het perceel biedt voldoende ruimte om aan de parkeerbehoefte te voldoen.
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De hierna volgende leidingen zijn planologisch relevant, voor zover zij geen deel uitmaken van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer:
Er liggen geen relevante kabels en leidingen in en nabij het plangebied.
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het proces van de RES West-Brabant is in voorjaar 2018 gestart. In het kernteam wordt het feitelijke werk gedaan. Het kernteam bestaat uit een afvaardiging van ambtenaren gemeenten, het waterschap en de provincie Noord-Brabant. Het kernteam voedt inhoudelijk zowel de Kopgroep als de Stuurgroep en andersom kunnen ze van de bestuurders ook opdrachten ontvangen om uit te werken. De gemeente Halderberge is vertegenwoordigd in de stuurgroep. Het doel van de RES is onder andere om het opwekken van duurzame energie te stimuleren.
De initiatiefnemer hecht waarde aan het aspect duurzaamheid. De bestaande gebouwen op het perceel zijn grotendeels energieneutraal door een warmtepomp gecombineerd met zonnecollectoren en een houtgestookte kachel ten behoeve van verwarming en warm (tap)water. Daarnaast is er een 26,2 KWp PV-installatie aanwezig die vrijwel het volledige elektra compenseert. De recreatieve verblijven worden ook uitgevoerd met warmtepomp boilers, zonnecollectoren. Alle bouwwerken worden gebouwd met duurzame materialen.
De initiatiefnemer heeft de aspecten energie en duurzaamheid geïntegreerd in de beoogde ontwikkeling. De aspecten energie en duurzaamheid vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De praktische toepassing van de kwaliteitsverbetering van het landschap is vertaald door ruimtelijke ontwikkelingen in drie categorieën te onderscheiden. Deze indeling komt voort uit de notitie 'Toepassing Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant; 26 juni 2013' Per categorie gelden verschillende eisen ten aanzien van landschappelijke inpassing. Dit zijn de volgende drie categorieën:
Het voorliggende initiatief voorziet in een herziening van het bestemmingsplan. Binnen deze herziening valt onder andere het realiseren van recreatieve verblijven (met een gezamenlijk oppervlak van 840 m2), bijbehorende sanitaire voorzieningen (met een gezamenlijk oppervlak van 60 m2) en een hooiopper (met een oppervlak van 95 m2).
Door dat er sprake is van een bestemmingsplanherziening wordt de ruimtelijke ontwikkeling ingedeeld in categorie 3. Categorie 3 betreft ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt via bijvoorbeeld een wijzigingsplan of een bestemmingsplanherziening. Hiervoor is het noodzakelijk om kwaliteitsverbetering, fysieke en/of financiële compensatie toe te passen.
De vereiste financiële investering in kwaliteitsverbetering is gebaseerd op de waardevermeerdering van de gronden die op basis van de herziening ontstaat. In het geval van de voorgenomen ontwikkeling is er echter geen sprake van een waardevermeerdering van de gronden maar een waardevermindering van circa €82.000 (zie figuur 4.11)
Figuur 4.11 Berekening kwaliteitsverbetering landschap
Omdat er geen sprake is van een waardevermeerdering hoeft er geen investering in kwaliteitsverbetering te worden gemaakt. Desalniettemin blijft de plicht van een goede landschappelijke inpassing op basis van de Interim-Omgevingsverordening Noord-Brabant onverminderd van kracht. Deze plicht kan worden ingevuld door het opstellen van een landschappelijk inpassingsplan. In dit kader is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld.
Landschappelijk inpassingsplan
Door CB5 is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Het landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een illustratie van het eindbeeld en beschrijving van de beplantingsindicatie. De beplantingsindicatie bestaat uit een beschrijving van het eindbeeld, het sortiment en aanbevelingen ten aanzien van tijd en beheer. In figuur 4.12 is een uitsnede opgenomen van de illustratie van het eindbeeld. De volledige illustratie is opgenomen als Bijlage 2 bij de toelichting. De in het landschappelijk inpassingsplan met nummer 1 aangeduide landschapselement is de reeds bestaande hakhoutsingel om het perceel heen (zoals benoemd in paragraaf 2.2.1). Voor het beheer en het in standhouden van deze singel is een voorwaardelijke verplichting in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. De landschapselementen welke met nummer 4 zijn aangeduid is de nieuw te realiseren landschappelijke inpassing. Het betreft nieuwe houtsingels rondom de verblijfsrecreatieplaatsen. Voor de realisatie, beheer en het in standhouden van deze houtsingels is in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hieronder is de beplantingsindicatie van de gehele landschappelijke inpassing opgenomen.
Sfeer en ruimtelijke opbouw (eindbeeld)
De nieuwe houtsingels (nummer 4 op de illustratie van het eindbeeld) hebben een dicht en gesloten karakter. Door de singel met een diverse groep plantsoorten in te richten wordt de biodiversiteit vergroot en zal de singel voor een hoge ecologische waarde zorgen. Omdat de houtsingels rondom de tiny houses worden ingepast zal deze verrijkt worden met kleine percentage wintergroene beplanting. De verrijking van het sortiment komt de beschutting van de kampeerplekken ten goede, wat aangenamer zal zijn in de frissere voor- & najaarsmaanden van het kampeerseizoen.
De houtsingels bestaan uit een boom- en heesterlaag. De bomen in de houtwal worden op eindafstand aangeplant, zodat de boomkronen niet geheel tegen elkaar aan groeien. Hiermee beschikt de heesterlaag over voldoende zonlicht om de gewenste dichtheid van de singel te behouden. De houtsingels kunnen uitgroeien tot circa 5 meter breed. De randafstand van de eerste plantrij tot aan de beschikbare kampeerruimte bedraagt 1,5 meter. Deze randafstand is voldoende om de heesters zijn natuurlijke habitus (verschijningsvorm) te laten krijgen.
Figuur 4.12: Uitsnede van de illustratie van het eindbeeld (CB5)
Sortiment
Het sortiment kan uit de volgende soorten bestaan:
Boomlaag:
Heesterlaag:
Tijd en Beheer
De eerste twee jaar na aanleg vindt het aanlegbeheer (nazorg) plaats. Om het aangeplante bosplantsoen niet te laten overwoekeren door (on)kruiden, is het noodzakelijk om circa 2 keer per jaar tussen het bosplantsoen te (bos)maaien. Verder is het belangrijk om de houtsingels te monitoren op uitval en mogelijk pleksgewijs inboeten bij delen waar planten dood zijn gegaan. Na twee jaar wordt overgegaan op het ontwikkelingsbeheer. Middels diverse dunningen wordt naar het uiteindelijke eindbeeld toe gewerkt. De dunningen vinden om de vier a vijf jaar plaats, waarbij circa 40% van het aangeplante bosplantsoen (verdeeld over de gehele houtsingel) tot de grond toe afzet wordt. Hierdoor krijgen andere heesters meer ruimte om verder uit te groeien. Na verwachting wordt binnen 30 jaar het gewenste eindbeeld behaald, waarbij de boomlaag al enige omvang heeft gekregen.
Om de ecologische waarde van de houtsingels niet te verminderen vindt het beheer (dunning) gefaseerd plaats. Er kan voor gekozen worden om per singel een dunningsronde te houden of om de (helft) in de lengte richting van de houtsingels af te zetten. Een bijkomend voordeel hiervan is dat de kampeerders altijd over beschutting beschikken aangezien maar de helft van de houtsingel wordt afgezet. Om vermindering van de ecologische waarde te beperken is het mogelijk het snoeihout, wat vrij komt tijdens het dunnen, in houtrillen elders op het terrein verwerken. Zodat dit weer als extra schuil- en/of nestgelegenheid voor kleine zoogdieren, vogels en amfibiënen kan dienen. Ten allertijden moet voorkomen worden dat men snoeihout versnipperd en terug 'spuit' in de houtsingels. Dit kan een verhoging van stikstof in de bodem veroorzaken waardoor mogelijk een wildgroei aan bramen en brandnetels veroorzaakt wordt.
De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders van het landschapsbeleidsplan Gemeente Halderberge 2016-2025 en de notitie 'Toepassing Kwaliteitsverbertering van het landschap in de regio West-Brabant'.
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, waardoor het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten m.e.r-plichtig zijn en voor welke activiteiten een m.e.r-beoordeling moet worden verricht. In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht is. In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Als een activiteit op grond van onderdeel D m.e.r.-beoordelingsplichtig is, geldt voor een kaderstellend (bestemmings-)plan dat die activiteit mogelijk maakt, een plan-m.e.r-plicht.
Voor alle activiteiten zijn drempelwaarden opgenomen. Als een activiteit voorkomt in kolom 1 van de C- of D-lijst en de drempelwaarden uit kolom 2 worden overschreden, is een m.e.r. (onderdeel C) of een m.e.r.-beoordeling (onderdeel D) verplicht. Voor activiteiten die genoemd worden in onderdeel D, maar waarbij de drempelwaarde niet wordt overschreden, geldt de verplichting om na te gaan of tóch een m.e.r.-beoordeling (of een m.e.r.) moet worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag moet in zo'n geval nagaan of er sprake is van omstandigheden die - ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden - aanleiding geven voor het verrichten van een m.e.r.(beoordeling). De motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor de toets gelden echter geen vormvereisten, daarom wordt de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' gehanteerd.
In artikel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is een categorie 'stedelijk ontwikkelingsproject' (D11.2) opgenomen. Op grond van het Besluit milieueffectrapportage dient voor de 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
De uitbreiding van de planologische mogelijkheden van de camping behoort tot de categorie 'stedelijk ontwikkelingsproject' Hierdoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing en dient formeel ook een aanmeldnotitie te worden opgesteld. Gelet op het initiatief en de beperkte milieubelasting naar de omgeving toe, kan volstaan worden met een pragmatische insteek.
In een vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt getoetst of een activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling kan leiden tot twee conclusies:
De criteria waaraan moet worden getoetst zijn opgenomen in bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. De criteria vallen uiteen in criteria betreffende de:
Kenmerken van het project
Het plan aan de Nattestraat 8 voorziet in de uitbreiding van de bestaande planologische mogelijkheden op het perceel. Er vindt een uitbreiding van in totaal 5 kampeerplaatsen plaats en een functiewijziging naar recreatieverblijven in de vorm van 12 tiny houses. Daarnaast worden er santitaite voorzieningen gerealiseerd en wordt de realisatie van een hooiopper voorzien.
Er is geen sprake van cumulatie met andere projecten en de ontwikkeling heeft geen gevolgen voor natuurlijke hulpbronnen. Er wordt bijvoorbeeld geen grondwater onttrokken of grondstoffen in de omgeving gedolven. Er is geen sprake van de productie van afvalstoffen, anders dan regulier huishoudelijk afval.
Plaats van het project
De benodigde werkzaamheden vinden plaats op het achterliggende agrarisch perceel bij de woning Nattestraat 8. Het bestaande grondgebruik bestaat reeds uit het houden van dieren en een kleinschalige camping met maximaal 15 kampeerplaatsen. Het perceel is reeds landschappelijk ingepast dat de omlijsting van een houtsingel. De openbare groenstructuur en verkeerstructuur maakt geen onderdeel uit van het plangebied.
Kenmerken van het potentiële effect
De effecten als gevolg van de bouwwerkzaamheden blijven beperkt tot het plangebied. Het realiseren van de recreatieverblijven, de sanitaire voorzieningen en de hooiopper worden volgens de gangbare bouwmethodieken gerealiseerd. Het betreft geen gecompliceerde bouw. Uit de voorgaande paragrafen van dit hoofdstuk blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen belangrijke nadelige gevolgen veroorzaakt voor het milieu. Geen van de aan bod gekomen aspecten geeft een belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Gelet op de omvang in relatie tot de drempelwaarden zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten. Het Besluit milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan bevat het planologisch-juridisch instrumentarium voor de ontwikkeling van de locatie Nattestraat 8 in Oudenbosch. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om recreatief verblijf met bijbehorende voorzieningen mogelijk te maken. De planopzet kent een beperkt aantal bestemmingen en een gedetailleerde planverbeelding. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
Het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. Bij ieder plan hoort een toelichting. Deze heeft als zodanig geen rechtskracht en geeft alleen de achtergrond van de regeling alsmede de onderbouwing van de uitvoerbaarheid. De planregels zijn opgebouwd uit inleidende regels (hoofdstuk 1), bestemmingsregels (hoofdstuk 2), algemene regels (hoofdstuk 3) en overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.
In dit artikel wordt aangegeven hoe de in de regels gehanteerde maten gemeten moeten worden.
Agrarisch met waarden - Landschapswaarden (Artikel 3)
Het achterste deel van het perceel is aangewezen voor agrarisch gebruik en het beheer en onderhoud en herstel van landschapswaarden. Op deze gronden worden de schapen gehouden. De hooiopper is ook binnen deze bestemming mogelijk gemaakt en verbonden aan bouwregels. Zo mag de bouwhoogte van de palenconstructie voor het bewegende dak niet meer zijn dan 7 meter en de goothoogte van het overige deel van het dak 3 meter.
Naast de hooiopper mogen er geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een kleine schuilgelegenheid.
Deze bestemming geldt op de gronden aan de randen van het perceel. Het betreft de groene omlijsting van het perceel. Deze groene randen heeft tevens de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Hier heeft de verplichte investering in de landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering plaatsgevonden. De nieuwe houtsingels rondom de de verblijfsrecreatieplaatsen zijn ook bestemd voor 'Groen' met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'.
De woning, de loods en de gronden waar het verblijfsrecreatieterrein is voorzien zijn bestemd voor 'Recreatie'. De kampeerplaatsen en kleinschalige recreatie verblijven zijn toegestaan op het recreatieterrein met de aanduiding 'verblijfsrecreatie' en de kleinschalig logies in de loods. Deze is met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouw' op de verbeelding aangeduid. De woning is aangewezen als bedrijfswoning.
Vanwege het kleinvee (kippen en geiten) op het weitje naast de loods zijn binnen deze bestemming ook hobbymatige agrarische activiteiten toegestaan. In de loods zijn daarnaast de aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten mogelijk zoals in de bestaande situatie ook het geval is. De verkoop van weidelamsvlees als product van de eigen lammeren maakt daar deel van uit.
Op het verblijfsrecreatieterrein zijn maximaal 20 plaatsen voor verblijfsrecreatie toegestaan. Maximaal op 12 daarvan worden de kleinschalige recreatieverblijven gerealiseerd. Hiervoor is een maximaal oppervlak van 70 m2 per recreatiewoning vastgelegd en een bouwhoogte van maximaal 4 meter. Daarnaast zijn sanitairvoorzieningen toegestaan. Hier zijn ook maximale maten aan verbonden.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 6)
Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen. Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze regels is dat wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels (Artikel 7)
In dit artikel zijn de algemene bouwregels opgenomen waaronder voor ondergrondse bouwwerken.
Algemene gebruiksregels (Artikel 8)
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken in strijd met de bestemming. Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het aanbrengen, beheren en instandhouden van de landschappelijke inpassing binnen de bestemming 'Groen'. Tevens is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het realiseren en instandhouden van de waterhuishoudkundige voorziening met voldoende bergingscapaciteit.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 9)
Voor diverse (milieu) relevante zaken zijn verschillende aanduidingen opgenomen in dit bestemmingsplan:
Algemene afwijkingsregels (Artikel 10)
In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om in geringe mate af te wijken van de maatvoeringen en bouwgrenzen.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 11)
In dit artikel zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het onder voorwaarden verschuiven en/of overschrijden van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen of bouwvlakken.
In dit artikel wordt aangegeven welke wetten er bedoeld worden als verwezen wordt naar een andere wettelijke regeling. Verder wordt in dit artikel geregeld dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken.
Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen. In lid 1 zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen opgenomen. Bouwwerken, die op het moment dat het plan inwerking is getreden, bestaan of (kunnen) worden gebouwd op grond van een verleende omgevingsvergunning en die afwijken van het bestemmingsplan mogen gedeeltelijk worden veranderd of vernieuwd mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot. Is het bouwwerk verloren gegaan door een calamiteit dan mag het bouwwerk volledig worden vernieuwd of veranderd mits de aanvraag om omgevingsvergunning binnen 2 jaar na de calamiteit wordt ingediend. Lid 2 betreft het overgangsrecht voor het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het moment dat dit plan inwerking is getreden. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot. Het overgangsrecht geldt niet voor bouwwerken die zonder omgevingsvergunning zijn gebouwd in strijd met het toen geldend plan en voor illegaal gebruik van bouwwerken en gronden.
Deze regel verwijst naar de naam van het bestemmingsplan.
Wanneer met een uitwerkingsplan, een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. In dit geval is het kostenverhaal verzekerd door het afsluiten van een anterieure overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente Halderberge.
Initiatiefnemers van de Nattestraat 8 in Oudenbosch hebben een omgevingsdialoog doorlopen. De bewoners/gebruikers van de percelen Nattestraat 5b in Oudenbosch en Nattestraat 10 in Oudenbosch zijn door de initiatiefnemers geïnformeerd over de toekomstvisie van de Nattestraat 8 en het voornemen een nieuw bestemmingsplan op te stellen waarin de toekomstvisie is verankerd. Hiermee is de directe omgeving van het plangebied op de hoogte gesteld van het voornemen.
De resultaten van het omgevingsdialoog zijn opgenomen in het verslag omgevingsdialoog, opgenomen als bijlage 8 bij de toelichting. De twee directe omwonenden hebben een reactieformulier ingediend bij de initiatiefnemer. In deze reactieformulieren worden geen vragen gesteld of opmerkingen gegeven over de ontwikkelvisie.
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Herziening Buitengebied Halderberge; Nattestraat 8, Oudenbosch' is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende instanties. Dit vooroverleg heeft plaatsgevonden medio 2021. Door de provincie Noord-Brabant (bijlage 11) de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (bijlage 10) en het waterschap Brabantse Delta (bijlage 9) zijn vooroverlegreacties ingediend. De reacties van de veiligheidsregio en het Waterschap betroffen een aantal kleine wijzigingen en deze zijn verwerkt in de betreffende paragrafen.
De reactie van de provincie betrof een grotere wijziging, dit heeft er toe geleid dat in tegenstelling tot het oorspronkelijke plan de bestemming 'Wonen' volledig en de bestemming 'Agrarisch met waarden – landschapswaarden' gedeeltelijk is komen te vervallen. In plaats hier van is de bestemming 'Recreatie' opgenomen en is de woning aangewezen als bedrijfswoning. Verdere toelichting hiervan is te vinden in paragraaf 3.2.2 'Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en een toelichting op de uitwerking van de regels is opgenomen in paragraaf 5.2.2 'Bestemmingsregels'.
Het ontwerpbestemmingsplan 'Herziening Buitengebied Halderberge; Nattestraat 8, Oudenbosch' is conform de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening ter inzage gelegd. Vanaf donderdag 9 maart 2023 is gedurende zes weken aan iedereen de mogelijkheid geboden om zienswijzen in te dienen.
Gedurende de periode is er één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is in de Nota van Zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. De Nota van Zienswijzen is als bijlage 12 bijgevoegd bij de toelichting. De zienswijze heeft geleid tot het wijzigingen van het bestemmingsplan. In de regels van het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het realiseren en behouden van de waterhuishoudkundige voorzieningen binnen het plangebied.