Plan: | Sint Gerardushof Bosschenhoofd |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1655.BP4015-C001 |
De ontwikkeling van het nieuwe dorpshart van Bosschenhoofd aan het Sint Gerardushof is in volle gang, een deel van de ontwikkeling is inmiddels gerealiseerd. Aan de noordwest zijde van het Sint Gerardushof bestaat het voornemen om in fase 4 naast 9 koop- en huurwoningen ook een supermarkt te realiseren en hiermee het centrum te complementeren. Momenteel ligt de grond braak.
Op het plangebied is volgens het bestemmingsplan 'Centrumgebied Bosschenhoofd' de bestemming 'Wonen' van toepassing. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de beoogde 9 woningen reeds toegestaan. De bouw en het gebruik van een supermarkt past echter niet binnen de geldende bestemmingsregeling. Ten behoeve van deze ontwikkeling is het noodzakelijk een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
De 9 woningen worden door middel van een separate omgevingsvergunning voorafgaand aan dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Deze vergunning wordt in onderliggend bestemmingsplan bestendigd. De supermarkt zal met een zogenaamde gecoördineerde procedure mogelijk worden gemaakt. Hierbij wordt het bestemmingsplan gelijktijdig vastgesteld met het verlenen van een omgevingsvergunning. Op 24 november 2020 heeft het college van B&W de principe medewerking tot deze ontwikkeling verleend.
In figuur 1.2.1 is de ligging van de ontwikkeling aangeduid. De locatie bevindt zich in het centrum van Bosschenhoofd.
Figuur 1.2.1: Globale ligging plangebied (bron: luchtfoto 2019 Kadaster Nederland)
Op de planlocatie geldt het bestemmingsplan Centrumgebied Bosschenhoofd dat is vastgesteld op 4 februari 2016. De locatie heeft daarin de bestemming 'Wonen'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor wonen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden, ontsluitingswegen. Er zijn twee bouwvlakken aanwezig. In beide bouwvlakken mogen 11 woningen gerealiseerd worden. De maximale bouwhoogte binnen het bouwvlak bedraagt 10,5 meter en de maximale goothoogte 6 meter. Daarnaast is door middel van de aanduiding 'aaneengebouwd' geregeld dat hier uitsluitend aaneengebouwde woningen mogen worden gebouwd.
Daarnaast geldt voor een deel van het plangebied de bestemming 'Verkeer'. Hier zijn toegestaan: wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, beeldende kunstwerken, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen; terrassen, evenementen, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, met bijbehorende voorzieningen, zoals vlaggenmasten, ondergrondse retentievoorzieningen en ondergrondse vuilcontainer.
Binnen het plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 5'. Aan deze gebiedsaanduiding zijn regels verbonden ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten. De bouwhoogte van een bouwwerk op gronden met deze gebiedsaanduiding mag niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van 46,56 m en 55,7 m boven NAP in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegtunnel van vliegtuigen.
Ook geldt de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'. De voor ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.
Figuur 1.3.1 Uitsnede bestemmingsplan ' Centrumgebied Bosschenhoofd' (bron ruimtelijkeplannen.nl)
De locatie ligt in de noordwestelijke hoek van het gebied dat is ingesloten door het Sint Gerardushof en maakt onderdeel uit van de totaal ontwikkeling van het centrum van Bosschenhoofd. Op de gronden van het plangebied waren voorheen seniorenwoningen met één bouwlaag aanwezig. Deze woningen zijn inmiddels gesloopt. De gronden liggen braak en worden regelmatig gemaaid (zie ook figuur 2.2). Aan de randen van het plangebied zijn enkele bomen aanwezig. In de omgeving van het plangebied bevinden zich woningen een basisschool, de kinderopvang, een sportzaal en een medisch cluster met huisarts, fysiotherapie en apotheek.
Figuur 2.1 Plangebied, rood omrand (bron: Luchtfoto 2019 Kadaster Nederland)
Figuur 2.2 Foto's van het plangebied (bron: Rho september 2020)
De kern Bosschenhoofd maakt momenteel een groei door, als gevolg van de versnellingsopgave woningbouw. Op verschillende locaties zijn woningen gebouwd of in aanbouw en de leefbaarheid van Bosschenhoofd heeft de aandacht van het gemeentebestuur. Het centrumplan Bosschenhoofd is een belangrijke ontwikkeling voor de leefbaarheid en levendigheid in de kern. In de huidige situatie is er in de kern geen supermarkt aanwezig. Om de leefbaarheid in Bosschenhoofd op peil te houden is een supermarkt dan ook een belangrijke voorziening.
De ontwikkeling bestaat uit 9 woningen aan de oostzijde van het plangebied en een supermarkt aan de westzijde van het plangebied. De bestaande bomen binnen het plangebied worden grotendeels behouden, waardoor de groene ruimte binnen het plan direct een volwassen invulling heeft.
Woningen
De 9 rijwoningen bevinden zich evenwijdig aan de reeds gerealiseerde rijwoningen. De woningen hebben ieder een eigen tuin aan de westzijde en worden aan de oostzijde ontsloten. Tussen de voorzijde van de woningen en de tegen over liggende woningen is een openbaar groengebied, de bestaande speeltoestellen worden hier behouden en daarnaast komt hier een wadi (Water Afvoer Drainage en Infiltratie). De wadi is een deel van de groene inrichting die wat lager ligt dan de rest van het gebied. Hierdoor kan deze met hevige regenval als waterbuffer fungeren, van waaruit het water langzaam in de bodem infiltreren. De woningen zijn twee bouwlagen met een kap en hebben een bouw- en goothoogte van respectievelijk 6 en 10,5 m. Ten noorden van de woningen zijn 6 parkeerplaatsen beoogd.
Figuur 2.3 gevelaanzicht woningen (bron: Marquart Architecten 18-12-2020)
Supermarkt
De supermarkt aan de westzijde van het plangebied is een middelgrote supermarkt met een oppervlakte van maximaal 700 m². De bebouwing is één bouwlaag (maximaal 6 meter) hoog. De entree van de winkel bevindt zich aan de zuidzijde van de bebouwing, waar ook de stalling van de winkelwagentjes zal zijn. Aan de zuid- en westzijde van de bebouwing is een parkeerterrein, hier is ruimte voor 65 parkeerplaatsen. De bevoorrading van de supermarkt wordt gedaan aan de noordzijde. Hier is een bevoorradingsstraat uitgewerkt die uit het zicht wordt genomen door een groene invulling met bestaande bomen op de hoek. Bevoorradingsverkeer komt via de Sint Gerardushof aan noordwestzijde het plangebied binnen en rijdt vervolgens via de bevoorradingsstrook terug naar de Sint Gerardushof en de doorgaande Pastoor van Breugelstraat (zie ook figuur 2.4). Bij de inrichting en bevoorradingsroute is rekening gehouden met de omliggende functies (zie ook paragraaf 4.2). Bij de bevoorrading wordt gezocht naar een systeem waarbij er maximaal één vrachtwagen gelijktijdig bij de winkel komt laden en/of lossen.
Figuur 2.4 Inrichtingstekening supermarkt en parkeerplaats (bron: Hoefnagels Civiel Techniek bv)
Bij de inrichting van het terrein en de uitwerking van de bebouwing is rekening gehouden met het karakter van Bosschenhoofd. Zo wordt de bebouwing ingetogen en wordt baksteen gebruikt in de gevels, aansluitend bij de omliggende bebouwing. Maar ook wordt zoveel mogelijk groen behouden en toegevoegd. Dit heeft een functie in de uitstraling, maar ook voor de klimaatadaptatie. Wateroverlast en hittestress worden doormiddel van groen beperkt. Het parkeerterrein wordt deels ingericht met doorgroeistenen zodat water mogelijkheden heeft om te infiltreren in de bodem, deze manier van verharding draagt ook minder bij aan hittestress dan reguliere verharding. Aan de zuidzijde wordt de bestaande hemelboom behouden en wordt daarnaast een aantal groene perken ingericht ter afscheiding met de basisschool. Ook aan de westzijde van de bebouwing is ruimte gereserveerd voor groene perken. De exacte invulling van deze groene perken wordt nog nader uitgewerkt.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief getoetst aan het rijks-, provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid. Een volledig overzicht van de beleidsplannen en regelgeving dat voor het plangebied mogelijk van toepassing is, is te vinden op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Een aantal daarvan is relevant voor de beoordeling van de beoogde ontwikkeling:
Daarnaast zijn er diverse sectorale beleidsstukken. Deze worden - voor zover deze relevant zijn voor de beoogde ontwikkeling - in hoofdstuk 4 vermeld.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
Binnen de NOVI worden drie afwegingsprincipes gehanteerd om te komen tot weloverwogen beleidskeuzes. Welke zouden moeten helpen bij het afwegen en prioriteren van verschillende belangen en opgaven. De drie afwegingsprincipes zijn:
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht, welke ‘nationale belangen’ genoemd worden. De NOVI richt zich op 21 nationale belangen. Deze worden geografisch weergegeven via de Nationale hoofdstructuur.
Doorwerking plangebied
De verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen. Hierdoor kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Bij de ontwikkeling van de gronden is rekening gehouden met de identiteit van Bosschenhoofd en zijn door gemeente het belang van een supermarkt in de kern Bosschenhoofd voor de leefbaarheid onderstreept. Het onderhavige plan omvat geen ontwikkelingen die in strijd zijn met de nationale belangen en waar de NOVI op van invloed is.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 14 nationale belangen zijn:
1. Rijksvaarwegen;
2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
3. Kustfundament;
4. Grote rivieren;
5. Waddenzee en waddengebied;
6. Defensie;
7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
8. Elektriciteitsvoorziening;
9. Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
10. Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur);
11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.
Doorwerking plangebied
De ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen van bovenstaande rijksbelangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De ladder is per 1 juli 2017 aangepast waarmee de ladderbenadering is losgelaten. Wel dient nog te worden aangetoond dat er behoefte is aan de betreffende ontwikkeling en, indien de ontwikkeling plaatsvindt buiten bestaande stedelijke gebied, waarom de betreffende locatie het meest geschikt is. Aangezien onderhavig planvoornemen is voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied dient uitsluitend aangetoond te worden of er behoefte bestaat. In het Ruimtelijke Economisch Onderzoek (REO) zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting is aangetoond dat er behoefte bestaat aan de betreffende vestiging van de supermarkt.
Doorwerking plangebied
Voor de realisatie van de nieuwe supermarkt is een Ruimtelijk-Economische Onderzoek opgesteld waaruit duidelijk blijkt dat er behoefte is aan de winkel. De betreffende onderbouwing is opgenomen in 1 bij deze toelichting.
In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zijn vier hoofdopgaven te onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:
Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.
De ontwikkeling van de supermarkt past binnen de omgevingsvisie van de provincie. De uitbreiding vindt plaats binnen het bestaande stedelijke netwerk en zorgt voor versterking van de voorzieningen in de kern Bosschenhoofd. Met de nieuwbouw wordt tevens aangesloten bij de laatste eisen ten aanzien van duurzaamheid en energie-neutraal bouwen, waarmee de ontwikkeling past binnen de visie van energietransitie.
Naar verwachting treedt op 1 januari 2023 de Omgevingswet in werking. Vanwege de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Iov N-B is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. Hierin worden de bestaande verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één Interim omgevingsverordening, waaronder de huidige Verordening ruimte.
De Iov N-B is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.
In hoofdstuk 3 van Iov N-B zijn de instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Hierin staan de regels die nu nog zijn opgenomen in de Verordening ruimte. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.
Water
Uit de verbeelding bij Iov N-B is af te leiden dat de bossen ten oosten van Bosschenhoofd binnen het waterwingebied voor menselijke consumptie vallen. De kom van Bosschenhoofd, inclusief het plangebied, valt binnen het grondwaterbeschermingsgebied en de boringsvrije zone.
Voor grondwaterbeschermingsgebieden zijn regels opgenomen met als doel te voorkomen dat de bodem en het zich daarin bevindende grondwater verontreinigd raakt door het gebruik, het lozen en de uitspoeling van schadelijke stoffen en werkzaamheden in de bodem verstorend werken voor de kwaliteit van het grondwater. Binnen grondwaterbeschermingsgebied geldt dat activiteiten die schadelijk (kunnen) zijn voor de bodem en het zich daarin bevindende grondwater verboden zijn. Een belangrijk aandachtspunt bij de bescherming van het grondwater is afstromend hemelwater van gebouwen en wegen. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling hoofdzakelijk vervangende nieuwbouw betreft en de functies zoals wonen en voorzieningen omvat, zijn er geen negatieve gevolgen te verwachten voor de grondwaterkwaliteit. Bij de afvoer van het regenwater van zowel de gebouwen als het parkeerterrein van de supermarkt zal rekening gehouden worden met de eisen die hieraan verbonden zijn vanuit de Iov N-B. Het grondwaterbeschermingsgebied is als een aanduiding op de verbeelding opgenomen.
Het doel van de regels in boringsvrije zone is het beschermen van de diepere watervoerende pakketten door te voorkomen dat de beschermende kleilaag wordt doorboord. Hiertoe zijn regels opgenomen voor de verrichting van werkzaamheden in de bodem van tien meter of meer onder het maaiveld. Binnen het plangebied is de maximale boordiepte 90 meter. Deze zal door de ontwikkeling niet worden overschreden.
Figuur 3.1 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, uitsnede stedelijke ontwikkeling en erfgoed (links) en milieubeschermingsgebieden, natuur en wegen (rechts). De locatie van het plangebied is weergegeven met de rode pin (bron: ruimtelijkeplannen.nl).
Detailhandel
Ten aanzien van detailhandel is opgenomen dat met het oog op de aantrekkelijkheid van Brabant een vitale en toekomstbestendige detailhandelsstructuur van groot belang is.
De voornaamste taak van de provincie is om (ruimtelijke) ontwikkelingen van detailhandelslocaties regionaal en bovenregionaal af te stemmen. In het regionaal overleg wil de provincie met gemeenten afspraken maken over welke detailhandelslocaties regionaal en bovenregionaal worden afgestemd.
In het kader van de detailhandelsstructuur en de behoefte is onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is nader beschreven in paragraaf 3.2.2.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld.
De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt. Voor het plangebied van onderliggend bestemmingsplan zijn geen grote veranderingen opgenomen ten opzichte van de Interim Omgevingsverordening (paragraaf 3.3.2).
In de Detailhandelsvisie West-Brabant is de visie op detailhandelsontwikkelingen in de regio uiteengezet. De regio West-Brabant is een dynamische regio met ruim 700.000 inwoners. Het doel van de regionale detailhandelsvisie is om bij te dragen aan het tot stand brengen van een evenwichtig en duurzaam detailhandelsapparaat in West-Brabant, waarbij rekening wordt gehouden met de aanwezige marktverhoudingen en ontwikkelingen. Er wordt gestreefd naar een maatschappelijk verantwoorde, samenhangende en op elk niveau van de voorzieningenhiërarchie gezonde winkelstructuur. Enerzijds wil de Regio West-Brabant bijdragen aan het in stand houden van een goede consumentenverzorging, zowel kwantitatief als kwalitatief, en anderzijds wil de regio randvoorwaarden scheppen voor goed functionerende ondernemingen. De hoofdlijnen van beleid zijn:
Voor winkels in kleine kernen is maatwerk gewenst. In sommige kernen kan de consumentverzoring in het geding komen. De Detailhandelsvisie West-Brabant zegt hierover het volgende: 'Winkels dragen in z’n algemeenheid in positieve zin bij aan de leefbaarheid van kernen en woonbuurten. Ze voorzien in de verzorging van de bewoners, hebben een functie als ontmoetingspunt en creëren door hun trekkracht vaak ook een draagvlak voor andere publieksgerichte voorzieningen. Met name supermarkten spelen hierbij een centrale rol. Als het consumentendraagvlak in het marktgebied echter te klein is of wordt voor een rendabele exploitatie van een supermarkt, dan verdwijnen uiteindelijk ook vaak de andere (winkel)voorzieningen.'
Toetsing op regionaal niveau vindt plaats wanneer het initiatief de volgende omvang te boven gaat en het vigerende bestemmingsplan het initiatief niet toelaat:
Toetsing
In Bosschenhoofd is momenteel geen supermarkt aanwezig, in het Ruimtelijk economisch onderzoek zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting is beoordeeld of er sprake is van voldoende behoefte aan een supermarkt in Bosschenhoofd. Daaruit blijkt dat er ruimte is in de kern van Bosschenhoofd voor de vestiging van een supermarkt. De toevoeging van een hedendaagse, op de eigen kern gerichte supermarkt is wel een kwalitatieve toevoeging aan het huidige voorzieningenaanbod in Bosschenhoofd. Aangezien er nu nog geen supermarkt aanwezig is, wordt de toevoeging van de supermarkt gezien als een toevoeging voor de leefbaarheid binnen de kern Bosschenhoofd.
Omdat de winkel in de kern wordt gevestigd waar nog geen supermarkt aanwezig is, versterkt de ontwikkeling zowel kwantitatief als kwalitatief het pakket aan winkelvoorzieningen. Aangezien de winkel kleiner is dan 2.500 m² hoeft er geen toetsing plaats te vinden op regionaal niveau. Hiermee is de ontwikkeling van de supermarkt in Bosschenhoofd niet in strijd met detailhandelsvisie West-Brabant.
Afsprakenkader regio
De gemeenten in West-Brabant informeren elkaar in een zo vroeg mogelijk stadium over nieuwe plannen en over de voortgang van plannen die in uitvoering zijn. Dit vindt allereerst plaats in de Werkgroep Werken gevolgd door het zogenoemde Portefeuillehoudersoverleg (hierna: POHO). Indien een gemeente voornemens is een plan in procedure te brengen zal het POHO advies uitbrengen over het plan. De regio en buurgemeenten zijn per brief geïnformeerd over onderliggende plannen en krijgen het bestemmingsplan tijdens het vooroverleg ook toegezonden.
De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het huidige provinciale - en regionale beleid.
In de structuurvisie Halderberge is op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Halderberge op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied naar toe gaat in 2025. De structuurvisie is het resultaat van een weging van verwachte ontwikkelingen en ambities van gemeente, waarbij de ambities bescheiden zijn weggezet met het oog op de beperkte (financiële) middelen de komende jaren. Onder andere op het gebied van lokale economie, energie en mobiliteit en leefomgeving heeft de gemeente uitgangspunten opgesteld.
Toekomstbeeld Bosschenhoofd
Om de structuur van de kern Bosschenhoofd te herstellen wordt in de structuurvisie gesteld dat de aandacht zich zou moeten richten op de kern ten westen van de Pastoor van Breugelstraat. Ontwikkelingen aan de oostzijde bedreigen de bestaande structuur van de kern. Door de bouw van de multifunctionele accommodatie voor onder meer de basisschool is een start gemaakt met een nieuw hart voor Bosschenhoofd. Door alle energie op het hart te richten kan een centrale ontmoetingsruimte ontstaan.
Afbeelding 3.1 Toekomstbeeld Bosschenhoofd, centrumgebied waar plan onderdeel van uitmaakt bij rode ster (bron: Structuurvisie Halderberge 2025)
Lokale economie
Als gevolg van de economische onzekerheid is het van belang aan te geven op welke wijze de gemeente de ondernemers in Halderberge kan faciliteren. Doel daarvan is het creëren van een gunstig klimaat voor nieuwe en bestaande bedrijven, mede met het oog op werk voor mensen. In het economische beleid van de gemeente is aandacht voor de agrarische sector, productie en (groot)handel, detailhandel, recreatie en toerisme en dienstverlening. De gemeente Halderberge streeft met haar detailhandelsbeleid naar een ruimtelijke detailhandelsstructuur gericht op behoud en versterking van de lokaal verzorgende functie. Ontwikkeling van nieuwe detailhandelsvestigingen buiten de centra is in principe niet toegestaan. De voorzieningen zijn geconcentreerd in compacte centra met voldoende parkeergelegenheid waarbinnen het ruimtelijk beleid de ondernemers ruimte biedt om initiatieven te ontplooien.
Energie en mobiliteit
Energiebesparing is ook voor de gemeente Halderberge een belangrijk thema in het ruimtelijk beleid. In de Verklaring van Dussen heeft de gemeente samen met de andere gemeenten in West-Brabant afgesproken een voorbeeldfunctie te vervullen op het gebied van energiebesparing, CO2-reductie en duurzame energieopwekking.
Leefomgeving
De gemeente Halderberge streeft naar een goede leefomgevingskwaliteit. Dit houdt in dat bewoners, ondernemers en gebruikers hun leefomgeving als herkenbaar, prettig, schoon en aantrekkelijk ervaren, zodat ze er graag wonen, werken en verblijven. Het streven is gericht op een optimale leefomgevingskwaliteit door de natuur-, landschaps-, water-, en milieukwaliteit als uitgangspunt mee te nemen in de planvorming. Bij de realisatie van de supermarkt wordt voldaan aan de milieukwaliteitseisen, waarbij aandacht is voor een klimaatbestendige inrichting van de openbare ruimte, waardoor geen nadelige invloed op de omgeving zal plaatsvinden. Daarnaast wordt rekening gehouden met de omgeving bijvoorbeeld door het aanleggen van voldoende parkeerplaatsen en het introduceren van een groene gevel aan de kant van de bestaande woningen. De bevoorradingsroutes zijn ontworpen met oog op het gebruik van de omliggende wegen door kinderen die naar de basisschool gaan.
Strategie
In de Structuurvisie zijn verschillende strategieën uitgewerkt. De locatie in het centrumgebied van Bosschenhoofd is vastgelegd met de aanduiding ontwikkelen. De huidige functie van het gebied voldoet of rendeert niet; er wordt een transformatie verwacht gezien het functioneren van het gebied. De tweede, en inmiddels gerealiseerde, fase van het plan voor het hart van Bosschenhoofd met een medisch cluster en zorgwoningen is één van de ontwikkel locaties binnen de contouren van de bestaande kernen.
Figuur 3.3: overzichtskaart strategieën gemeente Halderberge, planlocatie rood omrand (bron: Structuurvisie Halderberge 2025)
Conclusie
De ontwikkeling van de supermarkt op deze locatie draagt bij aan de ontwikkeling en versterking van het hart van Bosschenhoofd en daarmee het versterken van de structuur in Bosschenhoofd en voldoet aan de beleidsdoelen gesteld in de structuurvisie.
Met de omgevingsvisie wil de gemeente bereiken dat Halderberge aantrekkelijk blijft én nog aantrekkelijker wordt: “het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving”. Dat kan door de waarden te versterken én door bij te dragen aan de opgaven.
De volgende waarden zijn in de omgevingsvisie voor Bosschenhoofd benoemd:
Er gelden 9 speerpunten in de opgaven van Halderberge:
Aanvullend geldt specifiek voor Bosschenhoofd:
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling van de supermarkt sluit aan bij het speerpunt 8: het behoud van vitale dorpen en een actieve samenleving. De aanwezigheid van een supermarkt in de kern Bosschenhoofd bevorderd de leefbaarheid van het dorp. Daarnaast geeft de ontwikkeling concreet invulling aan de opgave voor de realisatie van een supermarkt en woningen in het centrum van Bosschenhoofd. De ontwikkeling geeft dan ook uitwerking aan de opgaven zoals die gesteld zijn in de Omgevignsvisie Halderberge.
In de gemeente Halderberge wordt gestreefd naar een aantrekkelijke gebouwde omgeving. De gevels van de gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van de inwoners. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar van een bouwwerk alleen. Het doel van het welstandstoezicht is, om in alle openheid, een bijdrage te leveren aan die aantrekkelijkheid van de dagelijkse leefomgeving.
De welstandsnota (vastgesteld 28 maart 2017) vormt hiervoor een belangrijke basis. Het welstandsbeleid is hierin uitgewerkt en biedt de basis om de huidige en kenmerkende kwaliteiten van de bebouwde omgeving in Halderberge te behouden en verder te ontwikkelen.
Figuur 3.4: Uitsnede Kaart welstandsnota Gemeente Halderberge, plangebied rood omrand
De planlocatie bevindt zich in het gebied dat is aangemerkt als woongebied in de welstandsnota van de gemeente. Het gaat hier echter naast de woningen die reeds binnen het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn ook om de realisatie van een supermarkt. Het welstandsbeleid voor woongebieden biedt geen toetsingskader voor de supermarkt.
Het komt regelmatig voor dat een bouwplan voor een nieuwe ontwikkeling door een afwijkende functie niet past binnen de welstandscriteria die voor het desbetreffende gebied gelden. Het gevolg is dat een bouwplan niet adequaat kan worden beoordeeld op welstand.
De raad heeft bij de vaststelling van de nota besloten om het college van B&W te mandateren tot het wijzigen van de nota om, na inspraak, criteria van een ander bebouwingstype te verklaren voor een ontwikkeling van ondergeschikte betekenis. Bij zo’n mandaat is het volgende van toepassing.
Indien sprake is van een ontwikkeling kunnen burgemeester en wethouders (na raadpleging van de commissie) in hun besluit tot medewerking aan de functionele afwijking ook toestemming verlenen om bij de welstandstoetsing gebruik te maken van de welstandscriteria die vastgesteld zijn voor een welstandsgebied in de directe omgeving van de ontwikkeling, dat qua beschrijving overeenkomt met de beoogde ontwikkeling.
Op naastgelegen perceel waar een multifunctioneel centrum is gevestigd, gelden de welstandscriteria voor 'op zichzelfstaande bebouwing'. Bij de uitwerking van de bebouwing van de supermarkt zal hier aansluiting bij gezocht worden. Er wordt advies van de welstandscommissie ingewonnen over het ontwerp. Het ontwerp van de rijwoningen past binnen de welstandscriteria voor woongebieden met onder andere de representatieve gevel naar het openbaar gebied gericht, individueel herkenbare gevels en de herkenbaarheid van het wonen in de gevel.
Met de Economische visie Halderberge 2020 is de nota detailhandelsbeleid 2008 geactualiseerd. De meest recente versie is een gedragen economische visie en een zo smart mogelijk opgesteld actieprogramma, dat duidelijk aangeeft wie, wanneer, welke acties gaat oppakken en welke doelen worden nagestreefd. De Economische visie richt zich vanuit vijf thema's op het jaar 2020:
Met name het thema "Detailhandel en Leefbaarheid" is relevant voor onderhavig planvoornemen.
Binnen het thema Detailhandel en Leefbaarheid wordt aangegeven dat de detailhandelstructuur in 2020 gekenmerkt wordt voor drie bovenlokale winkelcentra. Onder andere Oudenbosch zal beschikken over een volwaardig aanbod aan dagelijkse voorzieningen. Voor alle kernen geldt dat gestuurd is op zo compact mogelijke winkelcentra -een concentratie van winkels en voorzieningen. Voor Bosschenhoofd geldt dat de woonkern voor de meeste dagelijkse voorzieningen de consument aangewezen is op de andere kernen. Voor Bosschenhoofd zijn de thema's 'Versterken centrum woonkern (realisatie projecten)', 'Aandacht voor leefbaarheid' en 'Kansen vanuit toeristisch verblijf' genoemd voor het versterken van de leefbaarheid en levendigheid.
Conclusie
Het planvoornemen betreft de realisatie van een supermarkt als onderdeel van de centrumontwikkeling van Bosschenhoofd. Dit sluit aan bij de het versterken van het centrum van de woonkern met een voorziening voor dagelijkse boodschappen. De aanwezigheid van een supermarkt in de kern vergroot tevens de leefbaarheid van Bosschenhoofd en sluit daarmee ook aan bij het tweede genoemde thema leefbaarheid.
De beoogde ontwikkeling past binnen het huidige gemeentelijke beleid.
In dit hoofdstuk worden de relevante sectorale aspecten behandeld. Hiermee zal worden aangetoond dat er vanuit sectorale wetgeving geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling en dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De verkeerskundige gevolgen van de komst van een nieuwe supermarkt en 9 rijwoningen aan het Sint Gerardushof in Bosschenhoofd worden in deze paragraaf beschreven.
Toetsingskader
Voor de beoogde ontwikkeling worden de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (2018). Voor het juiste kencijfer wordt een ligging in de rest bebouwde kom gehanteerd, de gemeente Halderberge wordt op basis van adressendichtheid getypeerd als weinig stedelijk gebied. Verder wordt er uitgegaan van het gemiddelde binnen de bandbreedte van het kencijfer. De parkeerbehoefte van het plan wordt berekend aan de hand van de parkeernormen zoals opgenomen in de Kadernota Parkeren 2017-2021 (gemeente Halderberge, 2016). Conform de gebiedsindeling in dit parkeerbeleid valt Bosschenhoofd in Gebied C (overig).
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied grenst aan de noord- en westzijde aan het Sint Gerardushof. Via deze erftoegangsweg (30 km/uur) kan in oostelijke richting de Pastoor van Breugelstraat worden bereikt. De Pastoor van Breugelstraat (50 km/uur) geldt als de belangrijkste gebiedsontsluitingsweg voor Bosschenhoofd en vormt een noord-zuidverbinding tussen de provinciale weg N640 enerzijds en de rijksweg A58 anderzijds. Het plangebied is gezien de ligging dicht bij de Pastoor van Breugelstraat goed bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer.
Langzaam verkeer
Het plangebied is tevens bereikbaar voor langzaam verkeer. Langs de Pastoor van Breugelstraat ligt aan weerszijden een vrij liggend fietspad. Op het Sint Gerardushof deelt fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Langs de omliggende wegen zijn voetpaden aanwezig.
Verkeersgeneratie
Het plangebied ligt in de huidige situatie braak. In de toekomstige situatie komen hier een supermarkt en 9 rijwoningen voor in de plaats. Dit zorgt voor een toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Deze toename wordt berekend aan de hand van CROW kencijfers (publicatie 381). Zie tabel 4.2.1. Voor de toekomstige situatie wordt gerekend met een supermarkt met een oppervlakte van 700 m² BVO. Verder wordt de verkeersgeneratie van 9 grondgebonden rijwoningen berekend, hiervoor zijn de kengetallen voor koopwoningen gebruikt, in de praktijk zullen 7 van de 9 woningen verhuurd worden en de verkeersgeneratie in de praktijk wat lager uitkomen. Omrekening van weekdag- naar werkdaggemiddelden gebeurt aan de hand van de standaard omrekenfactoren 1,2 voor supermarkten en 1,11 voor woonfuncties. In de huidige planologisch toegestane situatie is sprake van 22 woningen.
Tabel 4.2.1 Verkeersgeneratie plangebied (toekomstig)
Functie | Aantal | CROW kencijfer | Verkeersgeneratie | |
Weekdag | Werkdag | |||
Huidige situatie | ||||
Koop, huis, tussen/hoek | 22 woningen | 7,4 per woning | 162,8 | 180,7 |
Toekomstige situatie | ||||
Supermarkt | 700 m² | 129,15 per 100 m² bvo | 904,1 | 1.084,9 |
Koop, huis, tussen/hoek (worst-case) | 9 woningen | 7,4 per woning | 66,6 | 73,9 |
Totaal mvt/etmaal) | 971 | 1.159 |
Verkeersafwikkeling
De beoogde ontwikkeling zorgt voor een verkeerstoename van circa 1.160 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag ten opzichte van de huidige situatie. Deze toename zal zich spreiden over de dag en wordt afgewikkeld over beide richtingen van het Sint Gerardushof. Vrachtverkeer wordt in (noord)oostelijke richting naar de doorgaande weg geleid. Vervolgens zal de meerderheid van het verkeer afwikkelen via de Pastoor van Breugelstraat, waar het opgaat in het heersende verkeersbeeld van die weg. De verkeersgroei ten gevolge van de komst van de supermarkt en 9 rijwoningen in het plangebied is ten opzichte van de dagelijkse verkeersintensiteit op de Pastoor van Breugelstraat beperkt. Bovendien kent de supermarkt haar bezoekerspiek over het algemeen op vrijdag- en zaterdagmiddag, terwijl de Pastoor van Breugelstraat in het spitsuur op werkdagen maatgevend is. Hierdoor kan de berekende verkeerstoename zonder problemen worden afgewikkeld over het bestaande wegennet.
Normatieve parkeerbehoefte
De parkeernormen van de gemeente Halderberge zijn opgenomen in de Kadernota Parkeren 2017-2021 (gemeente Halderberge, 2016). De toekomstige parkeerbehoefte van de beoogde functies binnen het plangebied wordt berekend in tabel 4.2.2. Daarbij is net als bij de berekening van de verkeersgeneratie uitgegaan van 700 m² bvo supermarktoppervlakte en 9 rijwoningen. Voor woningen groter dan 90 m² gbo (gebruiksoppervlakte) geldt in overig gebied een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning, waarvan 2,0 parkeerplaatsen per woning voor bewoners en 0,3 parkeerplaats per woning voor bezoekers. De totale parkeerbehoefte van de beoogde functies bedraagt afgerond 54 parkeerplaatsen.
Tabel 4.2.2 Parkeerbehoefte plangebied (toekomstig)
Functie | Aantal | Parkeernorm | Parkeerbehoefte |
Detailhandel | 700 m² bvo | 4,7 per 100 m² bvo | 32,9 |
Woningen >90m² gbo | 9 woningen | 2 per woning | 18,0 |
bezoekers | 0,3 | 2,7 | |
Totaal | 53,6 |
Dubbelgebruik
Om dubbelgebruik toe te kunnen passen wordt over de gehele week bekeken wat de parkeerdruk is, omdat niet alle functies op hetzelfde moment hun piekmoment kennen. Bij het vaststellen van de parkeereis wordt het piekmoment als maatgevend gezien. In het gemeentelijk parkeerbeleid zijn geen aanwezigheidspercentages opgenomen, daarom wordt aangesloten bij de aanwezigheidspercentages uit CROW-publicatie 381. Zie tabel 4.2.3.
Tabel 4.2.3 Aanwezigheidspercentages (CROW 381)
Functie | Normatief | Werkdag ochtend | Werkdag middag | Werkdag avond | Werkdag nacht | Koop avond | Zaterdag middag | Zaterdag avond | Zondag middag |
Supermarkt | 100% | 30% | 60% | 70% | 0% | 80% | 100% | 40% | 0% |
Wonen bewoners | 100% | 50% | 50% | 90% | 100% | 80% | 60% | 80% | 70% |
Wonen bezoekers | 100% | 10% | 20% | 80% | 0% | 70% | 60% | 80% | 70% |
De aanwezigheidspercentages uit tabel 4.2.3 kunnen worden toegepast op de in tabel 4.2.1 berekende parkeerbehoefte voor de verschillende functies. Vervolgens kan per moment van de week worden bepaald wat de parkeerbehoefte van de beoogde functies is. Tabel 4.2.4 toont de parkeerbehoefte per moment van de week.
Tabel 4.2.4 Parkeerbehoefte bij dubbelgebruik
Functie | Normatief | Werkdag ochtend | Werkdag middag | Werkdag avond | Werkdag nacht | Koop avond | Zaterdag middag | Zaterdag avond | Zondag middag |
Supermarkt | 32,99 | 9,87 | 19,74 | 23,03 | 0 | 26,32 | 32,9 | 13,16 | 0 |
Wonen bewoners | 18 | 9 | 9 | 16,2 | 18 | 14,4 | 10,8 | 14,4 | 12,6 |
Wonen bezoekers | 2,7 | 0,27 | 0,54 | 2,16 | 0 | 1,89 | 1,62 | 2,16 | 1,89 |
Totaal | 54 | 20 | 30 | 42 | 18 | 43 | 46 | 30 | 15 |
Tabel 4.4 toont aan dat bij dubbelgebruik van de beoogde parkeercapaciteit, de zaterdagmiddag maatgevend is. De parkeerbehoefte bedraagt dan 46 parkeerplaatsen. Dit is 8 parkeerplaatsen minder dan de berekende normatieve parkeerbehoefte zonder dubbelgebruik (54 parkeerplaatsen).
Parkeeroplossing
Aan de zuidzijde van het plangebied wordt een parkeerterrein gerealiseerd (zie figuur 4.2.1). Dit parkeerterrein is bereikbaar vanaf het Sint Gerardushof. Tevens worden er langs de rijbaan van het Sint Gerardushof enkele nieuwe haaksparkeerplaatsen gerealiseerd. In totaal worden er 77 parkeerplaatsen aangelegd (65 bij de supermarkt, 6 bij de woningen en 6 op het Midzomerplein). Met de ontwikkeling gaan er 20 reeds aanwezige parkeerplaatsen verloren, namelijk 7 parkeerplaatsen die ter hoogte van de basisschool liggen en 7 langsparkeerplaatsen aan de noordzijde van het plangebied en de ruimte voor 6 langspaarkeerplaasten op de rijbaan aan de westzijde van de voormalige woningen. Per saldo neemt het aantal parkeerplaatsen met de ontwikkeling dus toe met 57 parkeerplaatsen (77 – 20). Dit lijkt ruim voldoende om te voorzien in de berekende maatgevende parkeerbehoefte van 46 parkeerplaatsen op zaterdagmiddag. Echter maakt dit plan onderdeel uit de overkoepelende herontwikkeling van het centrum van Bosschenhoofd. Eerder zijn er in de directe omgeving van het plangebied al diverse nieuwe functies toegevoegd. Het is daarom belangrijk dat er integraal naar het gebied wordt gekeken en wordt getoetst of er in zijn totaliteit voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn.
In het kader van het bestemmingsplan 'Centrumgebied Bosschenhoofd' is bepaald dat er 169 parkeerplaatsen nodig waren, deze zijn niet allemaal gerealiseerd. In verhouding met de plannen destijds en de plannen met onderliggende ontwikkeling zijn er normatief 27,3 plaatsen minder noodzakelijk door het realiseren van 13 minder woningen en zullen er 32,9 plaatsen extra nodig zijn voor de realisatie van de supermarkt. Nog niet alle benodigde parkeerplaatsen zijn gerealiseerd. Om te onderzoeken of de realisatie van alle parkeerplaatsen noodzakelijk is in dat kader heeft er in het najaar van 2020 een parkeerdrukmeting plaatsgevonden in de directe omgeving van het plangebied. Op een aantal maatgevende momenten (zaterdagmiddag- en avond en maandagochtend- en avond) is de parkeerdruk in de straten rondom het projectgebied gemeten. De onderzoeksmethode en resultaten van dit parkeeronderzoek zijn opgenomen in bijlage 3. Hierna volgt een korte samenvatting en analyse van de resultaten.
Parkeeronderzoek
Het parkeeronderzoek heeft plaatsgevonden op alle openbare parkeerplaatsen langs het Sint Gerardushof. In totaal gaat het om een parkeercapaciteit van 99 parkeerplaatsen, waarvan 95 reguliere parkeerplaatsen, 3 parkeerplaatsen voor invaliden (kenteken) en 1 parkeerplaats voor het opladen van elektrische voertuigen. Figuur 4.2.1 toont een kaart van het onderzoeksgebied en de parkeercapaciteit per sectie (A t/m F). De potentiële parkeerruimte op het Midzomerplein (sectie X) is niet meegerekend in de parkeercapaciteit maar het aantal parkeerders op dit plein is tijdens de telling wel genoteerd en meegenomen in de parkeerdruk. Daarnaast is er aan de westzijde ruimte voor het langsparkeren van 6 auto's op de rijbaan, deze ruimte is niet meegenomen in het parkeeronderzoek.
Figuur 4.2.1 Onderzoeksgebied en capaciteit parkeeronderzoek
De gemeten parkeerdruk in het onderzoeksgebied is gemiddeld tot hoog. Op de getelde zaterdagmiddag is de totale bezetting laag (53%). Op de getelde avond- en nacht is de totale bezetting gemiddeld (61%). De parkeerdruk in op de werkdagochtend is maatgevend, de parkeerdruk in het onderzoeksgebied is dan circa 94%. De restcapaciteit binnen het onderzoeksgebied is dan nog maar 3 parkeerplaatsen (vrije invalidenplaatsen niet meegerekend), wat zeer weinig is.
Met de ontwikkeling worden er per saldo 57 parkeerplaatsen aan het onderzoeksgebied toegevoegd. Op de maatgevende momenten van de week kan worden bepaald of er in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien om de behoefte van de reeds aanwezige en nieuwe functies op te vangen:
Bovenstaande analyse laat zien dat de parkeerdruk in de directe omgeving met de komst van een supermarkt, 9 rijwoningen en extra parkeercapaciteit (+57 parkeerplaatsen) zal veranderen. Op middagen, avonden en nachten neemt de parkeerdruk toe, maar blijft deze nog ruim onder de maximaal acceptabele grens van 85 – 90%. Op haal- en brengmomenten van de aanwezige basisschool, zoals de werkdagochtend, is de huidige parkeerdruk in de straten rondom het plangebied zeer hoog. Met de beoogde ontwikkeling verbetert deze situatie en neemt de parkeerdruk af tot een acceptabele waarde (72%). Op basis van de toekomstige parkeerbalans en resultaten van het parkeeronderzoek kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling niet zal leiden tot parkeerknelpunten. Daarmee staat het aspect parkeren de ontwikkeling niet in de weg.
Bevoorrading van de beoogde supermarkt zal plaatsvinden aan de noordzijde van het pand. Er wordt een bevoorradingsweg gecreëerd tussen met een aparte in- en uitrit op het Sint Gerardushof. Om de manoeuvres bij het bevoorraden van de supermarkt op een goede en veilige manier plaats te laten vinden, zijn er een aantal maatregelen noodzakelijk.
Het plangebied is goed bereikbaar voor de verschillende vervoerswijzen. De toekomstige parkeercapaciteit op eigen terrein voorziet in de parkeerbehoefte van de beoogde woningen en supermarkt. Tevens is door middel van een parkeeronderzoek aangetoond dat de ontwikkeling niet zorgt voor een onacceptabele verslechtering van de parkeerdruk in de omliggende straten. De ontwikkeling leidt tot een verkeerstoename op het Sint Gerardushof en de Pastoor van Breugelstraat. Deze straten bieden echter voldoende capaciteit om dit verkeer af te wikkelen. De parkeerbehoefte, verkeersgeneratie en -afwikkeling staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
De gemeente heeft op 22 september 2011 de beleidsnota cultureel erfgoed Halderberge 'Inspirerend verleden' vastgesteld waarin is vastgelegd dat zorgvuldig omgegaan wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Halderberge. De beleidsnota beschrijft dat cultuurhistorie een belangrijke drager is van de identiteit van Halderberge. De nota maakt integraal onderdeel uit van de ruimtelijke ontwikkeling van Halderberge. Ontmoetingen van heden en verleden gelden als uitdaging en inspiratiebron voor de toekomst. Bij het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke plannen moet cultuurhistorie dan ook een volwaardige plaats én inbreng krijgen. Aanvullend is op dit beleid per 6 februari 2014 een gemeentelijke Cultuurhistoriekaart beschikbaar, die vergelijkbaar is met de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart.
Onderzoek en conclusie
Om de eventueel aanwezige cultuurhistorische elementen in en nabij het plangebied te inventariseren zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart (hierna: CHW) van de provincie Noord-Brabant en de Cultuurhistoriekaart van de gemeente Halderberge geraadpleegd.
Op basis van deze kaarten wordt geconcludeerd dat binnen het plangebied of direct daar aan grenzend geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig zijn (figuur 4.3.1 en 4.3.2). De ontwikkeling heeft daarnaast ook gene invloed op de nabij gelegen oude hoofdroute van de Pastoor van Breugelstraat of andere in de omgeving gelegen cultuurhistorisch waardevolle objecten.
Figuur 4.3.1: uitsnede CHW provincie Noord-Brabant (met plangebied blauw omlijnd).
Figuur 4.3.2: Uitsnede Cultuurhistoriekaart Halderberge (plangebied rood omlijnd)
Toetsingskader
Gemeenten dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten. Dit is vastgelegd in het Europese Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de provinciale Structuurvisie Noord-Brabant 2025 en de provinciale Verordening Ruimte.
Op 22 september 2011 heeft de gemeenteraad het archeologiebeleid gemeente Halderberge “Ons ongeschreven verleden”) vastgesteld. Het archeologiebeleid heeft tot doel het archeologisch erfgoed te beschermen.
In samenspraak met de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart kan worden beoordeeld of er sprake is van archeologische waarden of verwachtingen die in de bestemming van een perceel moeten worden meegewogen.
Toetsing
Uit kaartblad 5c van de hiervoor vermelde beleidsadvieskaart blijkt dat de nieuwe locatie een lage verwachtingswaarde heeft.
Figuur 4.3.3. Fragment kaartblad 5c Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (plangebied, blauw omlijnd)
Dat betekent dat voor de locatie geen onderzoeksverplichting geldt.
Conclusie
De locatie ligt in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde en is in het kader van het geldende bestemmingsplan in 2016 getoetst. Het aspect archeologie vormt geen belemmering om voor de nieuwe supermarkt omgevingsvergunningen voor het bouwen te kunnen verlenen.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Voor nieuwe activiteiten die passen binnen het bestemmingsplan geldt als randvoorwaarde dat deze geen (ernstige) bodemverontreinigingen mogen veroorzaken. Dit is het zorgplichtbeginsel uit de Wet bodembescherming).
In het kader van de ontwikkeling van het centrumplan 2016 is onder andere in het plangebied een bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 2, 2014). De resultaten van dit verkennend bodemonderzoek vormen geen beletsel voor de gevoelige functie wonen die hier beoogd werd, daarnaast gaven de resultaten ook geen aanleiding voor het verrichten van een nader bodemonderzoek. Tussentijds heeft de locatie braak gelegen en is niet gebruikt voor andere functies, er is dan ook geen reden om de locatie nogmaals te onderzoeken. Omdat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de realisatie van de gevoelige functie woningen, geldt dat de kwaliteit ook voldoende is voor de realisatie van een supermarkt.
De bodemkwaliteit vormt geen beletsel voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen.
Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets te worden uitgevoerd. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en - kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.
De opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Gemeente
Waterschap
Het waterschap en de gemeente hanteren bij nieuwe ontwikkelingen ongeacht het aantal vierkante meters uitbreiding, het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009'.
In maart 2008 is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor infiltratie en er worden mogelijke adviezen gegeven voor de toekomstige waterhuishouding van het plangebied. Dit onderzoek is betrokken bij het opstellen van de waterparagraaf in 2014 ten behoeve van het bestemmingsplan 'Centrumgebied Bosschenhoofd'. Deze waterparagraaf wordt als input gebruikt voor de basis van de waterparagraaf voor onderliggend bestemmingsplan. Daarnaast wordt uitgegaan van de situatie zoals die tot voor kort in gebruik was met woningen.
Planbeschrijving
Op de locatie waar voorheen 22 woningen waren voorzien, worden een supermarkt met een bvo van 700 m² en 9 woningen gerealiseerd. Het terrein is momenteel geheel onverhard. De verdeling van de oppervlakten in de toekomstige situatie zijn weergegeven in de tabel.
Type oppervlak | Huidige situatie | Toekomstige situatie | ||
Daken | 0 m² | 1.100 m² | ||
Verharding | 0 m² | 2.300 m² | ||
Onverhard | 5.100 m² | 1.700 m² |
Behandeling regenwater (RWA)
Met betrekking tot hydrologisch neutraal ontwikkelen hebben de drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hun keuren geharmoniseerd, Keur 2015. Daarnaast zijn de algemene regels vastgelegd binnen de “Algemene regels waterschap Brabantse Delta”. De beleidsregels aanvullend op de Keur zijn verder vastgelegd binnen de “Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater”. Aanvullend op de beleidsregel 13 is het stuk “Hydrologische uitgangspunten bij de keurregel voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen”. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. De grenswaarden waaraan getoetst wordt zijn; minder dan 500 m², tussen de 500 m² en 10.000 m² en meer dan 10.000 m². Door de gemeente Halderberge is in het kader van de ontwikkeling van het centrumgebied aangegeven dat het totaal nieuw verhard oppervlak afgekoppeld dient te worden.
Met een verharding van 3.400 m² vanuit het stedenbouwkundig ontwerp valt de planontwikkeling tussen de grenswaardes van 500 m² en 10.000 m². Voor een verhardingstoename welke binnen deze grenswaarde valt, geldt de rekenregel uit de Algemene Regel om de retentiecapaciteit te berekenen. In formulevorm luidt deze regel:
Benodigde retentiecapaciteit (in m3) = Toename verhard oppervlak (in m2) * Gevoeligheidsfactor * 0,06 (T=100).
De vereiste retentiecapaciteit wordt berekend door het toekomstig verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met een waterschijf van 60 mm. Daaruit volgt de omvang van de vereiste retentiecapaciteit in m3. De kaart “Gevoeligheid piekafvoeren Beheergebied Brabantse Delta” geeft vervolgens aan of voor een specifieke locatie met minder retentiecapaciteit volstaan kan worden. De kaart is gebaseerd op bodemkundige en hydrologische omstandigheden en kent een drietal gevoeligheidsfactoren (1, ½ en ¼). Het plangebied is gelegen in stedelijk gebied en kent een gevoeligheidsfactor van 1.
Dit betekent dat voor het plangebied 204 m³ waterberging benodigd is.
Waterneutraal bouwen (afweging voorkeursvolgorde)
Het waterschap en de gemeente hanteren bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de ‘natuurlijke’ waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren.
Infiltratie en berging
De bodemgesteldheid (zandgronden) laat het toe om regenwater te infiltreren, gezien de ligging in een grondwaterbeschermingsgebied is dit alleen toegestaan mits er een zuiverende voorziening aanwezig is. Voor de ontwikkelingen in de kern van Bosschenhoofd zijn derhalve afspraken gemaakt om het regenwater af te voeren naar een gezamenlijke retentievoorziening buiten de kern en het grondwaterbeschermingsgebied. Deze gezamenlijke retentievoorziening is gelegen ter hoogte van ‘Albano’ aan de Vaartweg, in de vorm van retentievijvers.
De ontwikkeling kan daarom rechtstreeks worden aangesloten op het in 2010 aangelegd gescheiden rioolstelsel in de Pastoor van Breugelstraat. Dit hoofdriool sluit aan op de Albanovijvers.
Waterkwaliteit
Er dient gebruik gemaakt te worden van milieuvriendelijke bouwmaterialen (niet uitlogende materialen). Uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC kunnen zich namelijk ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Behandeling vuilwater (DWA)
Het DWA-stelsel dient nog nader te worden uitgewerkt in een rioleringsplan. Het nieuwe DWA-stelsel dient te worden aangesloten op het bestaande gemeentelijk stelsel in de Pastoor van Breugelstraat.
Beleid gemeente
Het gemeentelijk water- en rioleringsbeleid is 19 augustus 2019 vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2023. Het GRP is een beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken weergeeft. Door middel van het GRP legt de gemeente vast wat men wil bereiken en wat de rol van burgers en bedrijven is ten aanzien van afval-, hemel-, en grondwater. Het GRP vervult vier hoofdfuncties:
Met het GRP draagt Halderberge bij aan de volgende omgevingsgerichte lange termijn doelstellingen:
De gemeente heeft de zorgplicht voor de inzameling van stedelijk afvalwater. In gebieden waar de gemeente inzameling en transport van stedelijk afvalwater niet doelmatig vinden en de provincie ontheffing van de zorgplicht heeft verleend moet de houder van het afvalwater zelf zorgen voor de verwerking van het afvalwater. Met het in werking treden van de Omgevingswet vervalt de provinciale ontheffingsbevoegdheid en mag de gemeente Halderberge samen met het waterschap Brabantse Delta zelf bepalen wat doelmatig is. Bedrijfsafvalwater, dat niet op dezelfde manier kan worden behandeld als huishoudelijk afvalwater is geen stedelijk afvalwater. Omdat de gemeente hier geen zorgplicht voor heeft kunnen desgewenst bestaande of nieuwe aansluitingen van bedrijven worden geweigerd als dit ten goede komt van de zuivering Afvalwater dient zoveel mogelijk afzonderlijk van regen- en grondwater te worden afgevoerd. Regen- en grondwater voeren de gemeente bij voorkeur niet af naar de RWZI.
De gemeentelijke zorg voor het beheer van afvloeiend hemelwater heeft betrekking op het afvloeiend hemelwater van openbaar terrein en afvloeiend hemelwater dat niet op particulier terrein kan worden verwerkt. De eigenaar van het terrein waarop het hemelwater valt is primair verantwoordelijk voor de verwerking van het hemelwater. De gemeente hoeft het hemelwater afkomstig van particulier terrein niet te ontvangen. Voor iedere ontwikkeling die leidt tot nieuwe verharding, ongeacht de omvang van deze ontwikkeling, geldt een bergingseis van 7 mm voor de eerste 1.000 m2. Voor verharding boven de 1.000 m2 geldt een bergingseis van 60 mm, conform de keur. Voor ontwikkelingen op bestaande verharde locaties (inbreidingen, verbouwingen, herstructureringen) met een oppervlak groter dan 1.000 m2 geldt een bergingseis van 60 mm voor het totale oppervlak. In de geest van de gehanteerde voorkeursvolgorde past de gemeente als principe toe dat zoveel als mogelijk retentie (dicht)bij de bron moet worden gerealiseerd. In de praktijk komt dit neer op in eerste instantie realisatie van retentie op eigen terrein en in tweede instantie realisatie van retentie binnen de plangrenzen van het te realiseren project waarvoor de retentie wordt gerealiseerd. Halderberge heeft de wens om voldoende open water binnen de gemeentegrenzen te hebben. Doordat de eis tot retentie te combineren met de voorkeursvolgorde is het gevolg dat er van nature oppervlaktewater wordt gerealiseerd bij nieuwe ontwikkelingen.
De gemeente draagt zorg voor het in openbaar gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, mits dit doelmatig is en voor zover er geen verantwoordelijkheid bestaat voor de waterbeheerder of de provincie. De perceeleigenaar is wettelijk gezien primair zelf verantwoordelijk voor het oplossen van zijn eigen grondwaterprobleem.
Overheden die (in)direct betrokken zijn bij de bescherming van drinkwater hebben een verantwoordelijkheid voor de invulling van de zorgplicht drinkwater. Deze zorgplicht is opgenomen in de Drinkwaterwet. De zorgplicht drinkwater geldt zowel voor de bescherming van bronnen van drinkwater als voor de infrastructuur.
Toetsing beleid gemeente
Voor herstructureringslocaties zoals onderliggende ontwikkeling geldt op basis van gemeentelijk beleid een bergingseis van 60 mm van het totale verhardingsoppervlak. Voor een verharding van 3.400 m² (incl dakoppervlak) van het plangebied geldt dan een waterbergingseis van 204 m3. Dit zal deels worden afgevoerd op de gezamenlijke retentie in Albanovijver 4 aan de Vaartweg. De waterbergingsopgave die hier nu benodigd is past binnen de ruimte die wij als gemeente hebben in Albanovijver 4. Overige waterberging vindt plaats ten oosten van de woningen in het plangebied, hier zal een Wadi worden aangelegd waarin voldoende ruimte is voor de waterberging van 35 m³.
Gezien bovenstaande vormt het aspect waterhuishouding geen belemmering voor het realiseren van de voorgestane ontwikkelingen van de supermarkt en 9 woningen met bijbehorende voorzieningen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (Besluit nibm)
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In paragraaf 4.2 is berekend dat voor de nieuwe locatie de verkeersgeneratie op een werkdag met koopavond of een weekeinde circa 1.159 mtv/etm bedraagt.
Om eenvoudig en snel te bepalen of het plan in betekende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht, is voor de grootste verkeerstoename de NIBM-rekentool toegepast. Uit de NIBM-tool blijkt dat de maximale bijdrage NO2 1,00 µg/m³ bedraagt en de maximale bijdrage voor PM10 0,19 µg/m³. Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³). De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld aan het toetsen aan de grenswaarden. Voldaan wordt aan de luchtkwaliteitswetgeving.
Figuur 4.6.1 Resultaten NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de A58, ten zuiden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2018; 19,5 µg/m³ voor NO2, 18,6 µg/m³ voor PM10 en 10 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij realisering van nieuwe milieuhinderlijke functies moet rekening worden gehouden met eventuele milieugevoelige functies in de omgeving. Uitgangspunt is dat ter plaatse van woningen een goed woon- en verblijfsklimaat is gewaarborgd.
Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG, editie 2009). In deze publicatie zijn voor elke bedrijfsactiviteit voor de ruimtelijke relevante milieuaspecten een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. Alleen voor het aspect gevaar is het reduceren van de richtafstand met één afstandsstap voor niet zonder meer mogelijk.
Het hanteren van kleinere richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder wordt voorkomen.
Het gaat hierbij uitdrukkelijk om indicatieve afstanden. In een concrete situatie dient de werkelijk aan te houden afstand nader te worden bepaald. De richtafstanden worden gemeten van de bestemmingsgrens van de milieuhinderlijke inrichting ten opzichte van de gevels van de woningen van derden.
In de VNG-publicatie is voor supermarkten het volgende vermeld:
Geluid en gevaar zijn de maatgevende milieuaspecten. Op grond van beide milieuaspecten geldt een richtafstand van 10 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. De locatie van de beoogde ontwikkeling bevindt zich in een gebied met woningen, maatschappelijke functies en zorgvoorzieningen. Hoewel er sprake is van functiemenging is de buurt aan de noordzijde in de huidige situatie het best als rustige woonwijk te typeren. Dat betekent dat voor de aspecten geluid en gevaar wordt vastgehouden aan een richtafstand van 10 m.
De dichtstbijzijnde woningen liggen aan de Sint Gerardushof en in het plangebied zelf. De afstand tot de woningen aan het Gerardushof is ruim 20 meter, de afstand van de supermarkt tot de woningen binnen het plangebied bedraagt 10 meter. Dat betekent dat voor het aspect gevaar aan de richtafstand wordt voldaan.
In de publicatie is het verkeersaspect parkeren als aandachtspunt vermeld. Om de geluidbelasting van het parkeren op de nieuwe en bestaande woningen te onderzoeken is akoestsich onderzoek uitgevoerd. In dit akoestisch onderzoek is daarnaast onderzocht wat het effect is van het gebruik van de supermarkt (o.a. installaties, gebruik winkelwagens, laden en lossen).
Om een onaanvaardbare geluidbelasting uit te sluiten is akoestisch onderzoek inrichtingslawaai gedaan (bijlage 6). Uit de berekeningen blijkt dat bij de onderzochte woningen sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat, ten gevolge van de supermarkt. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat er een geluidscherm wordt opgericht met een hoogte van 2 meter, aan de noord- en zuidzijde ter plaatse van de erfgrens van de nieuwbouw.
Figuur 4.7.1 Locatie van de benodigde geluidschermen in A een voorstel in B een alternatief voor de locatie van het noordelijke scherm (bron: akoestisch onderzoek Rho adviseurs 2 december 2021)
Ten gevolge van het sluiten van portieren kan in de avondperiode niet voldaan worden aan de grenswaarde van 65 d(A) ter hoogte van de nieuwbouw. Maatregelen hieraan zijn redelijkerwijs niet te treffen. De gemeente wordt verzocht dit toe te staan, bijvoorbeeld door het stellen van maatwerkvoorschriften.
De nieuwe supermarkt is geen milieugevoelige functie en wordt derhalve niet belemmerd door de aanwezigheid van de overige bedrijven op het bedrijventerrein. De woningen zijn dat wel. Deze worden echter gerealiseerd binnen de bestaande mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. En veroorzaken dan ook geen nieuwe belemmeringen voor bedrijfsmogelijkheden voor bedrijven of bedrijfsmatige activiteiten in de omgeving.
In de omgeving van het plangebied zijn geen milieugevoelige functies aanwezig die een belemmering kunnen zijn voor de beoogde vestiging van de supermarkt. Omgekeerd is een goed woon- en leefmilieu ter plaatse van de dichtstbijzijnde woningen geborgd mits er geluidschermen gerealiseerd worden aan de noord- en zuidzijde van de nieuwbouwwoningen en een geluidscherm of muur naar de winkelwagenstalling gerealiseerd wordt. Aan de geldende richtafstanden kan worden voldaan. Bestaande bedrijven worden niet belemmerd in hun bedrijfsvoering. Het aspect milieuhinder vormt hierdoor geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Figuur 4.8.1 Uitsnede professionele risicokaart
Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen te vinden met een externe werking (figuur 4.8.1). Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het water.
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich op een afstand van circa 282 meter het spoortraject Roosendaal Oost - Breda. Het invloedsgebied wordt bepaald door stofcategorie D4 en bedraagt meer dan 4 kilometer. Daarnaast bevindt zich ten zuiden van het plangebied op een afstand van circa 996 meter de A58. Het invloedsgebied van deze bedraagt meer dan 4 kilometer. Voor beide trajecten geldt dat het plangebied zich niet in de PR-contour bevindt. De A58 heeft een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter, ook hier bevindt het plangebied zich niet in. Daarnaast is de afstand tussen het plangebied en beide trajecten meer dan 200 meter, waardoor er volgens het Basisnet geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel is vanwege de ligging in het invloedsgebied een beknopte verantwoording noodzakelijk waarin nader wordt ingegaan op de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.
De buisleiding Z-520-36 bevindt zich ten zuiden van het plangebied op een afstand van circa 625 meter. De grootte van de buisleiding betreft 8 inch met een werkdruk van 40 bar. Het invloedsgebied is 95 meter. Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied. Het groepsrisico hoeft niet verantwoord te worden.
Beknopte verantwoording
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Sint Gerardushof. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Bosschenhoofd. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zullen 9 woningen en een supermarkt gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groepen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het spoor en de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Veiligheidsvoorschriften bij toxische scenario’s zijn opgenomen in het standaard advies van de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Een standaard advies van de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is een voldoende verantwoording van de veiligheidsrisico’s. Dit standaardadvies inclusief de standaard verantwoording van het groepsrisico is als bijlage 4 toegevoegd aan deze toelichting.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A58 en spoortraject Roosendaal Oost - Breda waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In de Wet geluidhinder is bepaald, dat bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan waarbij mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bebouwing, middels een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond, of ter plaatse de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Wanneer er sprake is van een hogere geluidsbelasting dan de in de Wet geluidhinder aangegeven voorkeursgrenswaarde van 48 dB en aangetoond kan worden, dat er geen afdoende maatregelen kunnen worden getroffen om deze geluidsbelasting te verlagen, dient een ontheffing te zijn verleend voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), in het kader van een goede ruimtelijke ordening, het akoestische klimaat inzichtelijk te worden gemaakt en te worden beoordeeld indien er sprake is van geluidgevoelige bestemmingen ter plaatse van of nabij de ontwikkeling. Het akoestisch klimaat wordt bepaald door alle aanwezige geluidsbronnen samen. Aangetoond dient te worden dat als gevolg van de gecumuleerde geluidbelasting geen sprake is van onaanvaardbare negatieve effecten op het woon- en leefklimaat. Een wettelijk grenswaarde is hierbij niet aan de orde. Voor een beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt uitgegaan van een toetsing aan de Milieukwaliteitsmaat (MKM Lden).
Een supermarkt is geen geluidsgevoelige functie op basis van de Wet geluidhinder. Woningen zijn dit wel. De geluidbelasting op woningen is in het kader van het bestemmingsplan 'Centrumgebied Bosschenhoofd' onderzocht, de woningen zijn in het geldende bestemmingsplan ook reeds toegestaan:
Wegverkeer en railverkeer
In het kader van het bestemmingsplan 'Centrumgebied Bosschenhoofd' is voor de locatie van de woningen onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Hieruit bleek dat ter plaatse van de beoogde woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden wordt door wegverkeerslawaai en dat de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 55 dB ter plaatse van de planlocatie niet wordt overschreden door het railverkeer. Ook wordt ter plaatste van het plangebied voldaan aan de Milieukwaliteitsmaat MKM Lden
Vliegveld Breda International Airport
Het onderhavig plangebied is gelegen binnen de Bkl contour van het Vliegveld Breda International Airport. Het vliegveld bestaat uit lesvluchten, zakelijk verkeer en recreatief verkeer. Er kunnen per jaar ca 58.000 vluchten plaatsvinden met luchtvaartuigen met een maximale AUW (All Up Weight) kleiner dan 6.000 kg. Evenals bij het bestemmingsplan 'Centrumgebied Bosschenhoofd' zijn de Bkl contouren op de Verbeelding overgenomen voorzien van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 5' Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting van Komplan Bosschenhoofd vastgesteld door de gemeenteraad op 11 oktober 2012. Daaruit blijkt dat het geluid door luchtvaartverkeer geen belemmering is voor de ontwikkeling.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Inleiding
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Noord-Brabant uitgewerkt in het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.
In de provincie Noord-Brabant wordt voor een aantal soorten vrijstelling verleend in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Het betreft onder andere aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos en woelrat.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Brabant. Wel is in de omgeving van het plangebied een aantal Natura 2000-gebieden gesitueerd:
Op grond van artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming is het verboden om zonder vergunning projecten of andere handelingen uit te voeren die, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
Om de effecten als gevolg van de bouwwerkzaamheden inzichtelijk te maken is voor het plan een stikstofdepositie berekening uitgevoerd voor zowel de gebruiksfase als de aanlegfase. De resultaten van de berekeningen zijn opgenomen in bijlage 7 van deze toelichting.
Uit de uitgevoerde berekeningen kan geconcludeerd worden dat zowel gedurende de aanlegfase als de gebruiksfase de bijdrage 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Hierdoor kan het initiatief niet tot significante negatieve effecten leiden ter plaatse van de Natura 2000 gebieden. Voor wat betreft het aspect stikstofdepositie zijn er derhalve vanuit de Wet natuurbescherming geen belemmeringen voor de realisatie van het initiatief. Het aanvragen van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied en algemene ecologische kennis.
Aan de randen van het plangebied grenzend aan het Sint Gerardushof en aan de oostzijde is een aantal bomen aanwezig, daar waar vanuit ruimtelijk perspectief noodzaak is tot het kappen van bomen vindt een evenwichtige herplant van nieuwe bomen binnen het plan plaats.
Het overige deel van het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein dat regelmatig gemaaid wordt. Dit gebied kan gebruikt worden als leefgebied door algemene soorten als veldmuis en egel. Overige soorten worden hier niet verwacht. Er is geen ontheffing nodig voor deze algemeen voorkomende soorten omdat hiervoor in provincie Noord-Brabant een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming.
Aangezien de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten, is een ontheffing van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Tijdens de werkzaamheden dient daarnaast rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
Gezien de bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van soortenbescherming, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.
Het provinciale NNN-beleid en de Wet natuurbescherming vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn er geen relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. In 2014 is een klic-melding gedaan.
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten
De onderhavige ontwikkeling is qua aard en omvang zodanig dat de drempelwaarden In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet worden overschreden. Er dient echter wel een vormvrije m.e.r. beoordeling opgesteld te worden. Uit deze beoordeling (bijlage 8) blijkt dat het plangebied niet is gelegen in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. Verder leiden de aard en omvang van het project niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is niet noodzakelijk.
Gemeente op 17 mei, middels een M.e.r.-beoordelingsbesluit, besloten dat geen milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld ten behoeve van de beoogde ontwikkeling (bijlage 9). Er kan worden volstaan met een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is niet noodzakelijk.
In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze de nieuwvestiging van de supermarkt en de bestendiging van de woningen planologisch-juridisch is geregeld in onderhavig bestemmingsplan. Eerst wordt echter ingegaan op de eisen die de wet stelt aan bestemmingsplannen.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (per 1 juli 2013: SVBP2012) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP2012 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke vereisten en is dus raadpleegbaar en uitwisselbaar. De gemeente publiceert het bestemmingsplan vanaf het ontwerp op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan op het beeldscherm verschijnt via de verbeelding (kaart). De kleuren geven aan welke bestemmingen zijn gelegd. Bouwvlakken markeren de ruimte voor situering van bedrijfsgebouwen.
Door met een muis op een perceel te klikken, komt een overzicht in beeld van de relevante gebruiksregels en bouwregels. Daartoe behoren ook de andere bepalingen, zoals voor afwijkingen, wijziging en omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde.
In de digitale omgeving is een systeem nagestreefd zodanig, dat vanaf het beeldscherm een doorverwijzing naar de regels en ook naar de specifieke passage van de toelichting en bijlagen mogelijk is.
Voor een toelichting op de verbeelding wordt verwezen naar paragraaf 5.4. Voor een uitleg van de mogelijkheden die de bestemming op perceelsniveau biedt, kan worden doorgeklikt naar paragraaf 5.5.
Bestemmingen en aanduidingen
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden. In dit bestemmingsplan zijn dit enkelbestemmingen (Detailhandel, Verkeer, Groen en Wonen). Door middel van aanduidingen (bouwvlak, maximum bouw- en goothoogte, enz.) is de situering en maatvoering van de gebouwen vastgelegd. De maatvoering sluit aan op de bouwhoogten van de overige bebouwing en mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan 'Centrumgebied Bosschenhoofd'
De regels zijn uit oogpunt van uniformiteit van bestemmingsplannen zoveel mogelijk afgestemd op de regels van het bestemmingsplan 'Centrumgebied Bosschenhoofd' , met dien verstande dat rekening is gehouden met wetswijzigingen en actuele inzichten.
Toelichting op de inleidende regels
Conform SVBP bevat hoofdstuk Inleidende regels artikelen met de Begrippen en de Wijze van meten.
Toelichting op de bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Om planologische rechten zo veel mogelijk te respecteren zijn de huidige bestemmingen Wonen en Verkeer uit het 'Centrumgebied Bosschenhoofd' in onderhavig bestemmingsplan zoveel mogelijk overgenomen, met dien verstande dat het bouwvlak in de bestemming Wonen is aangepast naar de afmetingen van beoogde ontwikkeling. Daarnaast zijn geluidwerende voorzieningen met een hoogte van 2,5 m binnen deze bestemming doormiddel van een omgevingsvergunning van afwijken mogelijk gemaakt.
Binnen de bestemming Verkeer zijn daarnaast voorzieningen voor een fietsenstalling (maximaal één gebouw van 50 m²) en winkelwagenstalling (maximaal één gebouw van maximaal 15 m²) mogelijk.
Voor de groene inrichting met waterberging naast de woningen aan de oostzijde heeft een bestemming Groen waarbinnen deze waterberging mogelijk is. Daarnaast zijn binnen deze bestemming ook de speeltoestellen mogelijk, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan
Voor de beoogde supermarkt is de bestemming Detailhandel opgenomen. Binnen deze bestemming is een supermarkt mogelijk met een beperkte afmeting van maximaal 700 m² bvo, dit omdat er zeer beperkte tot geen marktruimte is voor detailhandel in niet dagelijkse boodschappen in Bosschenhoofd en de locatie, bijvoorbeeld de wegenstructuur, een grotere supermarkt niet toestaat. Daarnaast is ondergeschikt en ondersteunend aan de supermarkt een tabakswinkel met een oppervlak van maximaal 25 m² toegestaan.
Toelichting op de algemene regels
In hoofdstuk Algemene regels zijn de antidubbeltelregel, de algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels opgenomen. Ook is een bepaling voor de werking van de wettelijke regelingen opgenomen, waarnaar elders in de regels wordt verwezen.
Het artikel met de Anti-dubbeltelregel is verplicht voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel van dit artikel is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
De gebiedsaanduidingen Luchtvaartverkeerzone en Milieuzone - boringsvrije zone gelden in het gehele plangebied en beschermen de mogelijkheden van het nabij gelegen vliegveld en het grondwaterbeschermingsgebied.
In het lid 9.3 zijn specifieke regels opgenomen om de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid in het gebied te borgen. In lid 9.4 is een voorwaardelijke verplichting voor het gebruik van bebouwing binnen de bestemmingen Wonen en Detailhandel opgenomen ten behoeve van het realiseren van voldoende waterberging.
Toelichting op de overgangs- en slotregels
In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.
In de Wet ruimtelijke ordening zijn regels opgenomen over de grondexploitatie. Deze regels verplichten tot een kostenverhaal indien nieuwe bouwplannen rechtstreeks mogelijk worden gemaakt door middel van een bestemmingsplan en er voor de gemeente sprake is van verhaalbare kosten (kostensoortenlijst Besluit ruimtelijke ordening (Bro)). In geval van kostenverhaal is een exploitatieplan niet vereist wanneer het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten van grondexploitatie met alle eigenaren in het exploitatiegebied, waar bouwmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden of volledig grondeigendom).
In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3 tot en met 6.2.5 Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt. De wetgever heeft de volgende verschillende bouwplannen vastgelegd:
Toetsing
In het voorliggende bestemmingsplan wordt een ontwikkeling die wordt aangemerkt als bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro mogelijk gemaakt. Er is een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de kosten en eventuele planschade. Aanvullend wordt de reeds gesloten realisatieovereenkomst voor het centrumplan tussen Woonkwartier en de gemeente Halderberge herzien, met betrekking tot de realisatie van het openbaar gebied in fase 4. Daarmee is het kostenverhaal verzekerd.
Voor de ontwikkelingen die thans rechtstreeks planologisch-juridisch mogelijk worden gemaakt zal de initiatiefnemer gegevens overleggen aan de gemeente waaruit blijkt dat deze de investeringen financieel kan dragen. Gelet op het vertrouwelijke karakter zijn de financiële gegevens niet in deze paragraaf opgenomen. De gemeente zal inzicht krijgen in de financiële gegevens.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de diverse overleginstanties. De reacties van de diverse instanties zijn opgenomen in bijlage 11.
Provincie Noord-Brabant
Provincie geeft aan dat het plan in overeenstemming met de provinciale belangen is, ervan uitgaande dat in artikel 10.1 van de planregels een verbod wordt opgenomen voor het gebruik van schadelijk uitloogbaar bouwmateriaal, zoals in artikel 3.11, lid 2 sub c, en lid 3 van de IOV is voorgeschreven. In artikel 10.1.5 is hiervoor een bepaling opgenomen.
Waterschap Branbantse Delta
Geeft een positief wateradvies af en vraagt aandacht voor het gebruik van niet uitloogbare materialen en de capaciteit van de Albanovijver.
Veilig Verkeer Afd. Halderberge
Geeft aan geen problemen te zien in het ontwerp.
Brandweer Midden- en West-Brabant
Brandweer Midden- en West-Brabant geeft aan dat het plangebied voldoet aan de criteria van het Standaardadvies en dat het advies van 2022 ook is verwerkt. De brandweer geeft aan de inrichting er voor zorgt dat de hulpverleningsvoertuigen op afstand komen te staan. En vraagt of er een optie mogelijk is om het plan anders in te richte om er voor te zorgen dat de hulpverleningsvoertuigen in noodgevallen iets dichterbij kunnen komen. In overleg met de brandweer zal wordne gekeken wat de mogelijkheden hier zijn.
ProRail, Evides, Gasunie, Rijkswaterstaat
Geven allen aan geen opmerkingen te hebben
In december 2020 zijn omwonenden middels een brief op de hoogte gesteld van het voornemen van de ontwikkelingen. Op 13 december 2021 is een digitale informatieavond georganiseerd waarin omwonenden zijn geïnformeerd over de beoogde plannen en men de mogelijkheid heeft gehad vragen te stellen. Het verslag van deze bijeenkomst is bijgevoegd in bijlage 10.
Het ontwerpbestemmingsplan Sint Gerardushof Bosschenhoofd heeft vanaf vrijdag 27 mei 2022 gedurende zes weken, tot en met 7 juli 2022, ter inzage gelegen . Eenieder is in de
gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen. Hierop zijn twee zienswijzen ingediend en ontvankelijk verklaard. Eén van de zienswijzen is nadien ingetrokken. De nota zienswijzen in bijlage 12. De zienswijze heeft niet geleidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is vastgesteld op 24 november 2022. Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.