direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoeven-Zuid
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1655.BP2017-B001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Hoeven-Zuid" met identificatienummer NL.IMRO.1655.BP2017-B001 van de gemeente Halderberge;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

een bijbehorend bouwwerk:bij een hoofdgebouw dat tegen het hoofdgebouw aangebouwd is en bedoeld is voor de uitbreiding van de functie van het hoofdgebouw, of een ondergeschikte functie van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
  • a. het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk;
  • b. niet-publieksgericht aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit: een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn;
  • c. publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn;
  • d. de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
  • e. de brutovloeroppervlakte gebruikt voor beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 50 m².
1.7 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;

1.8 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.9 archeologische verwachtingswaarden:

gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;

1.10 archeologische waarden:

de aan gebieden toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.13 bestaand:
  • a. bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
  • b. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag:

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen die onder de begane grond zijn gelegen (kelder e.d.) niet meegerekend;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwterrein:

onbebouwd terrein waarop gebouwd kan worden;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 bouwwijze:

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd, patio of gestapeld, waarbij:

  • onder “vrijstaand” wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder “twee-aaneen” wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  • onder “aaneengebouwd” wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • onder "geschakeld" wordt verstaan een vrijstaande woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijbehorend bouwwerk verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
  • onder “gestapeld” wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
  • onder "patio" wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning bestaat uit hoofdzakelijk één grondgebonden woonlaag, waarbij de belangrijkste ruimten op de begane grond aanwezig zijn (woonkamer, keuken, badkamer en slaapkamer(s)) en dat deze woning een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof heeft die gevormd wordt door de zijmuren van naburige gebouwen, dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige muren van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde. De eerste (en verdere) verdieping van het hoofdgebouw mag maximaal 40% van de oppervlakte van de eerste bouwlaag bedragen.
1.27 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.29 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon of organisatie die beschikt over de in de beroepsgroep geldende kwalificaties;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, internetdiensten, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.32 duurzaam gemeenschappelijke huishouding:

een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Er is sprake van een economisch-consumptieve eenheid en bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners;

1.33 erfafscheiding:

een bouwwerk dat dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond;

1.34 erker:

een ondergeschikte uitbouw van het hoofdgebouw met een beperkte omvang (breedte, bouwhoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm;

1.35 erotisch getint bedrijf c.q. inrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder worden mede begrepen:

  • seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin door middel van automaten filmvoorstellingen van porno-erotische aard wordt gegeven;
  • seksbioscoop of -theater: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin film- of theatervoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;
  • seks- of parenclub, erotische massagesalon, (raam)prostitutiebedrijf: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin vertoningen van porno-erotische aard worden gegeven c.q. gelegenheid wordt geboden voor het verrichten van handelingen van porno-erotische of seksuele aard, al dan niet gecombineerd met het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en/of kleine etenswaren;
  • escortbedrijf: een bedrijf bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee.

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.36 extensief recreatief medegebruik:

een vorm van recreatief medegebruik die gericht is op natuur- en landschapsbeleving, en die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven functies zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 hoofdgebouw:
  • a. een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
  • b. een tiny house wordt aangemerkt als hoofdgebouw, ook als dat door constructie en/of afmetingen niet als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.39 hoofdontsluitingsweg:

een weg die is bedoeld om een woongebied te ontsluiten en aan te laten sluiten op de omliggende bestaande wegenstructuur;

1.40 huishouden:

een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding:(willen) voeren;

1.41 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;

1.42 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een nader in de regels bepaalde helling. De dakschilden dienen tenminste 60% van het dak te bedekken;

1.43 klimaatadaptatie:

bouwwerken, maatregelen, voorzieningen die de kwetsbaarheid voor klimaatverandering verminderen;

1.44 kunstwerken:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.45 laadpaal:

voorziening met een of meer oplaadpunten, inclusief alle daarbij behorende en achterliggende installaties, en waarmee een elektrisch voertuig van stroom kan worden voorzien;

1.46 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van medische, sociale, culturele of religieuze activiteiten, voorzieningen ten dienste van onderwijs, sport- en gymnastieklokalen, kinderopvang, alsmede overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter;

1.47 nutsvoorzieningen:

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d.;

1.48 ondergeschikte bouwonderdelen:

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, dakranden, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, antennes, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

1.49 onzelfstandige wooneenheid:

woonruimte die niet is voorzien van een eigen toegang, van een eigen keuken en van een eigen toilet dan wel een woonruimte waar deze voorzieningen met één of meerdere bewoners gedeeld worden, waaronder worden verstaan kamers in studentenhuizen, kamers in het huis van een hoofdbewoner in de vorm van hospitakamers en hiermee vergelijkbare woonruimtes;

1.50 overig bouwwerk:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.51 overkapping:

bouwwerken, met één dakvlak en maximaal één gesloten wand, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren;

1.52 perceelsgrens:

de grens van een perceel;

1.53 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

1.54 rijwoning:

bebouwing bestaande uit meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen;

1.55 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wabo;

1.56 omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo;

1.57 supervisor:

een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen regievoerder of (hoofd)ontwerper om stedenbouwkundige en/of architectonisch kwaliteit en samenhang tussen veschillende gebouwen, complexen of deelgebieden in een plangebied te bereiken. Een supervisor stuurt op de inrichting van de openbare ruimte en/of stedenbouw en/of architectuur en is gebonden aan door de gemeenteraad vastgestelde criteria, zoals vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan Hoeve Zuid (Bijlage 1);

1.58 verdiepingen:

de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;

1.59 voorgevel:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.60 voorgevel(rooi)lijn:

de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.61 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een vrijstaand van het hoofdgebouw gebouwd bijbehorend bouwwerk: dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Onder een functioneel ondergeschikte functie wordt ook verstaan: een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf: of huisvesting voor mantelzorg.

1.62 warmte-koude-opslag:

een open bodemenergiesysteem, waarbij grondwater wordt onttrokken en opgewarmd grondwater na gebruik terug in de bodem geïnfiltreerd wordt;

1.63 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.64 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning, conform het begrip woning:

1.65 woning:

een complex van ruimten bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens

de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

2.2 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 De diepte van aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw

de diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, of het verlengde hiervan, gemeten tot het uiterste punt van de achtergevel van de aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw;

2.4 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen:

2.7 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 De verticale bouwdiepte van een ondergronds bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk;

2.9 Meten op de verbeelding

op de verbeelding dient hart-op-hart van de grenzen dan wel de aanduidingen te worden gemeten;

2.10 Peil
  • 1. Het peil binnen de bestemming 'Woongebied' is bepaald conform het in Bijlage 1 opgenomen peilenplan (bijlage bij het beeldkwaliteitsplan Hoeven Zuid).
  • 2. Voor gronden binnen de overige bestemmingen geldt:
    • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; of
    • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen en hobbymatige agrarische activiteiten, niet zijnde ten behoeve van fruit- of boomteelt;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. (onverharde) paden en wegen;
  • e. water, (A-)watergangen, waterhuishoudkundige voorzieningen,
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • b. eenvoudige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
3.2.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
  • a. de bouwhoogte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 0,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de oppervlakte van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels, zoals genoemd in Artikel 10 gelden met betrekking tot het gebruik ook de volgende regels:

3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van hobbymatige of bedrijfsmatige fruitteelt of boomteelt;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van paardenbakken;
  • c. het gebruik van gronden als opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven behorende bij wonen;
  • b. (onverharde) paden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming en van de bijbehorende bestemming 'Wonen' waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. paden, wegen en verhardingen;
  • d. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. de afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg;
  • b. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.
5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m2.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • c. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken is maximaal 500 m²;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevellijn van de woning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 m.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
5.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ter voorkoming van onevenredige ruime situering van bebouwing binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van landschappelijke, cultuurhistorische, natuur- en/of ecologische waarden als gevolg van het niet concentreren van bebouwing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken algemene bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • b. lid 5.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 2 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
5.4.2 Afwijken bouwregels woningen en bijbehorende bouwwerken

Het college van burgemeester en wethouders kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 onder e voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevellijn van de woning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

5.4.3 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het college van burgemeester en wethouderskan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.4 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;
  • b. lid 5.2.4 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2 m, voor de voorgevellijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • c. lid 5.2.4 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Woningsplitsing

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd toe te staan dat een woning wordt gesplitst, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwmassa van de woning dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3;
  • b. bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 450 m3;
  • c. na splitsing mogen de twee woningen niet worden gesloopt en vervangen worden door twee vrijstaande woningen;
  • d. het bestaande architectonische karakter van de woning mag niet wezenlijk aangetast worden;
  • e. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  • f. de vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. de nieuwe woningen dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • h. voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bijbehorende bouwwerken dan de 150 m2 die als bijbehorend bouwwerk per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt;
  • i. er is sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in grondgebonden woningen;
  • b. wonen in gestapelde woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' ontsluiting van het woongebied;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'water' uitsluitend voor een watergang;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals:

  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. wegen, voet- en fietspaden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. verblijfsvoorzieningen;
  • k. beeldende kunstwerken;
  • l. geluidwerende voorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. duurzaamheidsvoorzieningen;
  • o. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • 1. Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van het openbaar gebied;
  • 2. Het totaal aantal woningen binnen het bestemmingsvlak 'Woongebied' mag niet meer bedragen dan:
    • a. 324 woningen;
    • b. waarvan het totaal aantal gestapelde woningen niet meer mag bedragen dan 90 woningen;
    • c. waarvan het totaal aantal tiny houses niet meer mag bedragen dan 8 woningen.
  • 3. voor het bouwen van bouwwerken gelden de beeldkwaliteitseisen uit het beeldkwaliteitsplan Hoeven Zuid zoals opgenomen in Bijlage 1 en de supervisor:dient hierover advies uit te brengen;
  • 4. ter plaatse van de functieaanduiding 'water' is het verboden te bouwen.
6.2.2 Hoofdgebouwen, niet zijnde tiny houses

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen vrijstaande, geschakelde, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde woningen en patiowoningen worden gebouwd;
  • b. gestapelde woningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' worden gebouwd;
  • c. de voorgevel(rooi)lijnen van grondgebonden woningen moeten voldoen aan de eisen uit het beeldkwaliteitsplan Hoeven Zuid zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag per woningtype niet meer bedragen dan zoals aangegeven in onderstaande tabel:
    woningtype   goothoogte (m)   bouwhoogte (m)  
    vrijstaand   7   11  
    twee-aaneen   7   11  
    geschakeld   7   11  
    patio   4   9  
    aaneengebouwd   7   11  
    gestapeld   -   17  
  • e. de kapvorm van grondgebonden woningen moet voldoen aan de eisen uit het beeldkwaliteitsplan Hoeven Zuid zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • f. de bouwdiepte van vrijstaande, geschakelde en twee-aaneen gebouwde woningen mag niet meer bedragen dan 15 m en de bouwdiepte van aaneengebouwde gebouwde woningen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • g. het bebouwde oppervlakte bij patiowoningen bedraagt maximaal 75% van het bouwperceel;
  • h. de afstand tot aan de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal:
    • 1. 3 m aan beide zijden van een vrijstaande woning;
    • 2. 3m aan één zijde van een twee-aaneen gebouwde woning.
6.2.3 Tiny houses

Voor het bouwen van tiny houses gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwde oppervlak bedraagt maximaal 60 m2 per bouwperceel;
  • b. de onderlinge afstand tussen de tiny houses bedraagt ten minste 10 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • d. de voorgevel(rooi)lijnen en de kapvorm van tiny houses moeten voldoen aan de eisen uit het beeldkwaliteitsplan Hoeven Zuid, zoals opgenomen in Bijlage 1.
6.2.4 Erkers

Een erker dient aan de volgende eisen te voldoen:

  • a. de bouwdiepte (gemeten vanuit de gevel waaraan de erker wordt geplaatst) mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de erker mag ten hoogste over 50% van de breedte van de gevel worden gebouwd.
6.2.5 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij een tiny house is niet toegestaan;
  • b. de afstand tussen de voorgevel(rooi)lijn en aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt minimaal 1 m;
  • c. de diepte aan de achtergevel en/of het verlengde hiervan mag niet meer bedragen dan 5m;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping is gelijk aan de goothoogte zoals genoemd onder c.;
  • f. de bouwhoogte van andere aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
6.2.6 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand tussen de voorgevel(rooi)lijn en bijbehorende bouwwerken bedraagt minimaal 3 m;
  • b. de diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen aan de achtergevel en/of het verlengde hiervan mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte n mag niet meer bedragen dan 5 m.
6.2.7 Bebouwd oppervlakte bijbehorende bouwwerken
  • a. de oppervlakte van vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken tezamen op gronden gelegen achter de voorgeve(rooi)lijn bedraagt maximaal 80 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat deze gronden met niet meer dan 50% (de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meegerekend) mag worden bebouwd.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat het bebouwde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij patiowoningen moet voldoen aan het bepaalde onder 6.2.2 sub g.
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat het bebouwde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij tiny houses moet voldoen aan het bepaalde onder 6.2.3 sub a. waarbij de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken maximaal 6 m2 per bouwperceel mag bedragen.
6.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij hoofdgebouwen

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor overkappingen geldt het bepaalde onder 6.2.5, 6.2.6 en 6.2.7;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag voor de voorgevel(rooi)lijn en tot 1 m daarachter maximaal 1 m bedragen;
  • c. voor het overige bedraagt de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen ter afscherming van zijtuinen op hoekpercelen maximaal 1 m over een breedte van minimaal 1/3 van de zijgevel en maximaal 2 m over de overige breedte van de zijgevel van de woning;
  • e. de bouwhoogte van een pergola voor de voorgevel(rooi)lijn mag maximaal 2,5 m bedragen;
  • f. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen achter de voorgevel(rooi)lijn te worden opgericht;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
6.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in openbaar gebied

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in het openbaar gebied gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
6.2.10 Voorwaardelijke verplichting waterbergende voorziening

Het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan, indien bij het bouwrijp maken van de gronden is voorzien in de aanleg en instandhouding van een waterbergende voorziening van in totaal minimaal 4.180 m3.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  • a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld, conform het beeldkwaliteitsplan Hoeven Zuid, zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  • d. ter voorkoming dat bebouwing de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en inrichtingen, woningen en bouwwerken onevenredig aantast.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels, zoals genoemd in Artikel 10 gelden met betrekking tot het gebruik ook de volgende regels:

6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

6.4.2 Uitgeefbare gronden

Maximaal 55% van de oppervlakte van de gronden met de bestemming 'Woongebied' mogen worden uitgegeven ten behoeve van wonen.

6.4.3 Ontsluiting

De (inrit van de) hoofdontsluiting van de gronden met de bestemming 'Woongebied' mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting'.

6.4.4 Water

Ter plaatse van de functieaanduiding 'water' is uitsluitend een watergang en bijbehorende beschermings- en onderhoudsstroken toegestaan.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid watergang

Het college van burgemeester en wethouders kan het bestemmingsplan wijzigen door de verwijdering van de functieaanduiding 'water' en toevoeging van deze aanduiding elders binnen deze bestemming ten behoeve van de verlegging van de A-watergang en de bescherming daarvan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bestaande watergang is buiten gebruik gesteld en heeft vanuit het oogpunt van een goede waterhuishouding geen functie meer;
  • b. het Waterschap heeft een positief advies afgegeven;
  • c. de omvang van de nieuwe functieaanduiding houdt rekening met de voor het Waterschap noodzakelijke beschermings- en onderhoudsstroken.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige hoge archeologische verwachtingswaarden.

7.2 Bouwregels

Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn, of;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid, of;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2, of;
  • e. bouwen binnen reeds bestaande bouwvlakken.
7.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het college van burgemeester en wethouders kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het college van burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uitte voeren of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 m, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. mede op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. mede op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of smaller zijn dan 1,5 m of;
  • d. aangetoond kan worden dat in het verleden de gronden zodanig zijn geroerd dat in de laag dieper dan 0,40 m geen archeologische waarden onevenredig geschaad kunnen worden, of;
  • e. zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 m kunnen worden uitgevoerd, of;
  • f. er reeds een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend, of;
  • g. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan, of;
  • h. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, of;
  • i. de werken ten dienste van onderzoek worden uitgevoerd, of;
  • j. ter plaatse van het bouwvlak plaatsvinden.
7.4.3 Toelaatbaarheid

Voor zover mede op basis van onderzoek bepaalde is dat de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het college van burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Afwijken bouwregels bestaande situatie

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van dit bestemmingsplan geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd in overeenstemming met de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het volgende:

  • a. indien de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven minima of maxima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering, afstand of oppervlakte als maximum respectievelijk minimum;
  • b. indien de bestaande situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, afwijkt van de in de regels voorgeschreven situering, is ook de bestaande situering toegestaan.
9.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van (half)ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd, mag eveneens ondergronds gebouwd worden;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' er binnen de gehele aanduiding ondergronds gebouwd mag worden, ongeacht of daarboven bovengronds gebouwen aanwezig zijn of niet;
  • c. direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
  • d. de verticale bouwdiepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
9.3 Afwijken ondergronds bouwen

Het college van burgemeester en wethouders kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

9.4 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering, afmeting en vormgeving van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en erfafscheidingen, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:

  • a. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit, zoals vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • b. de verkeerssituatie terplaatse;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. brandveiligheid, bereikbaarheid bij calamiteiten en rampenbestrijding.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:

  • a. een erotisch getint bedrijf c.q. inrichting:
  • b. een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, behoudens:
    • 1. indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van artikel 10.3;
    • 2. bestaande publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • c. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden.
10.2 Niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor een niet-publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
10.3 Afwijken publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 sub b ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of uit- en aanbouwen en bijgebouwen voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 30 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
  • d. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a of b conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.
10.4 Afwijken kamergewijze verhuur

Het college van burgemeester en wethouders, kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 sub c., mits aangetoond is dat de huisvesting in overeenstemming is met het vastgestelde beleid, stedenbouwkundig toelaatbaar is, er een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en er geen onevenredige nadelige effecten ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden van de aangelegen gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om op grond van het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' de aldaar voorkomende bestemming(en) (deels) te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' ten behoeve van de realisatie van een woongebied (woningen met bijbehorend openbaar gebied met daarbinnen groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterlopen/patijen, waterberging/waterhuishoudkundige voorzieningen, woonstraten en paden e.d.), indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er zijn maximaal 60 woningen, waarvan maximaal 24 gestapelde woningen toegestaan binnen het wijzigingsgebied;
  • b. het aantal en het type woningen dienen aan te sluiten bij de behoefte aan woningen op grond van de gemeentelijke Woonvisie 2021-2025 of de vervangende/herziene beleidsdocument(en) van het genoemde stuk, zoals van toepassing op het moment van wijziging dit plan;
  • c. de regels zoals genoemd in Artikel 6, met uitzondering van 6.2.1 lid 2 zijn van overeenkomstige toepassing;
  • d. binnen het woongebied dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien conform artikel 13.2;
  • e. er wordt vooraf een stedenbouwkundige plan opgesteld waaruit blijkt dat het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast en aansluit bij zijn omgeving en die wordt goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders, waarbij het beeldkwaliteitsplan Hoeven Zuid, zoals opgenomen in Bijlage 1 het uitgangspunt is en waarover de supervisor:een positief advies heeft afgegeven;
  • f. ten behoeve van de hoofdontsluiting van dit gebied en de aanleg ervan geldt dat er geen andere (inrit van de) hoofdontsluiting gerealiseerd mag worden, anders dan ter plaatse van de aanduiding(en) 'ontsluiting';
  • g. de ontsluiting van het nieuwe woongebied dient tevens te voorzien in een aansluiting bij/op het woongebied ten westen van het wijzigingsgebied;
  • h. er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende erven;
  • i. de geluidbelasting op de gevels van de woningen mag niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde dan wel de te verlenen hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe woonfunctie;
  • k. er is sprake van een goed woon- en leefklimaat;
  • l. er zijn geen overige milieuhygiënische belemmeringen.
11.2 Luchtvaartverkeerzone - 5

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 5' dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van 49.14 m en 54.14 m boven NAP.

11.3 Milieuzone - boringsvrije zone
11.3.1 Omschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening.

11.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijde, of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het doorboren van de beschermende kleilaag.
b Uitzonderingen

Het in lid 11.3.2 onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • 1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 11.3.2 onder a wordt niet eerder verleend nadat schriftelijk advies is verkregen van het waterwinbedrijf.

11.4 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
11.4.1 Omschrijving

De voor 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

11.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag de verticale diepte van een bouwwerk niet meer dan 3 m onder maaiveld bedragen.

11.4.3 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4.2 onder a voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, met dien verstande dat advies is verkregen van het waterleidingbedrijf.

11.4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod.

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden of uitvoeren van boringen;
  • 2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • 4. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;
  • 5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • 6. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
b Uitzonderingen.

Het in lid 11.4.4 onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • 1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Toelaatbaarheid.

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 11.4.4 onder a wordt niet eerder verleend nadat schriftelijk advies is verkregen van het waterwinbedrijf.

11.5 Milieuzone - sportvelden

Op de gronden met de aanduiding Milieuzone - sportvelden mogen woningen worden gebouwd, mits:

  • a. aangetoond is dat de geluidbelasting vanwege de sportvelden geen belemmering vormt voor de geluidgevoelige functies, of;
  • b. zodanige technische voorzieningen worden getroffen (aan de bron, overdrachtsgebied of ontvanger) dat de geluidbelasting vanwege de sportvelden voldoende is afgenomen.
11.6 Veiligheidszone - propaantank
11.6.1 Aanduiding veiligheidszone
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - propaantank' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de beperking van het externe veiligheidsrisico vanwege de aanwezigheid een propaantank.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - propaantank' mogen, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe functies worden opgericht, uitgebreid of gebruikt waar regelmatig minder zelfredzame personen kunnen verblijven.
11.6.2 Afwijken

Het college van burgemeester en wethouders kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 11.6.1 onder b, mits:

  • a. dit is toegestaan op grond van de geldende bestemming;
  • b. dit uit oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar is.
11.6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen en de ligging van de aanduiding 'Veiligheidszone - propaantank' te verkleinen óf de aanduiding te verwijderen voor zover er geen invloedsgebied vanwege de propaantank meer aanwezig is.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijken van de regels algemeen
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    • a. de in de regels of op de verbeelding voorgeschreven maten, afmetingen, afstanden, percentages en/of oppervlakten met ten hoogste 10%, niet zijnde een in deze regels bepaalde inhoudsmaat van woningen;
    • b. de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,5 m;
    • c. van de in het plan toegestane bouwhoogten met maximaal 3 m ten behoeve van centrale technische voorzieningen mits de oppervlakte van deze voorzieningen niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
  • 2. Voordat het college van burgemeester en wethouders een besluit tot afwijken neemt als bedoeld in sub a. en b. brengt de supervisor:, op basis van he beelkwaliteitsplan Hoeven Zuid, zoals opgenomen in Bijlage 1 een advies uit.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Duurzame ontwikkeling
13.1.1 Laadpalen openbaar

De realisatie en gebruik van laadpalen en het gebruik van laadkabels in de openbare ruimte is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse een parkeerplaats aanwezig is;
  • b. de elektrische kabel om het elektrische voertuig van stroom te voorzien moet in goede staat zijn;
  • c. er mag geen elektrische kabel over de openbare weg (rijbaan/fietspad) gelegd worden;
  • d. de elektrische kabel mag maximaal 3 meter over het trottoir liggen, waarbij de afstand wordt gerekend vanaf de laadpaal tot aan het elektrische voertuig;
  • e. de elektrische kabel moet, voor zover en zoveel mogelijk, langs het trottoir liggen;
  • f. de elektrische kabel moet, als deze op het trottoir wordt gelegd, op een deugdelijke wijze afgedekt zijn met een kabelmat ter voorkoming van hinder en/ of mogelijke ongevallen voor andere gebruikers van het trottoir.
13.1.2 Laadpalen eigen terrein

De realisatie en het gebruik van laadpalen op eigen terrein en het gebruik van laadkabels (in de openbare ruimte) is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de openbare parkeerplaats moet direct grenzen aan het trottoir of eigen perceel;
  • b. de openbare parkeerplaats kan niet geclaimd worden en blijft te allen tijde beschikbaar als openbare parkeerplaats;
  • c. de elektrische kabel om het elektrische voertuig van stroom te voorzien moet in goede staat zijn;
  • d. er mag geen elektrische kabel over de openbare weg (rijbaan/fietspad) gelegd worden;
  • e. de elektrische kabel mag maximaal 10 meter over het trottoir liggen, waarbij de afstand wordt gerekend vanaf de grens van het eigen terrein tot aan het elektrische voertuig;
  • f. de elektrische kabel moet, voor zover en zoveel mogelijk, langs het trottoir liggen;
  • g. de elektrische kabel moet op een deugdelijke wijze afgedekt zijn met een kabelmat ter voorkoming van hinder en/ of mogelijke ongevallen voor andere gebruikers van het trottoir;
  • h. de realisatie van laadpalen en het gebruik van laadkabels is toegestaan, mits ter plaatse een parkeerplaats aanwezig is.
13.1.3 Opwekking en levering van duurzame energie

In de bestemmingen zijn de bouw en het gebruik van installaties voor de opwekking en levering van duurzame energie waaronder warmte-koude-opslag als ondergeschikte functie begrepen, onder de voorwaarde dat deze niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Met ondergeschikte functie wordt bedoeld dat de duurzame energieopwekking zowel wat betreft het gebruik van de percelen en gebouwen als wat betreft ruimtelijke uitstraling niet de boventoon mag gaan voeren en het karakter van de hoofdbestemming niet mag gaan bepalen.

Voor de realisatie van installaties voor de opwekking en levering van duurzame energie, dient bij het college van burgemeester en wethouders een melding te worden ingediend.

Voor de realisatie gelden de volgende regels:

  • a. de voorziening levert geen beperkingen op voor natuur en milieu;
  • b. de voorziening levert geen negatieve effecten op voor de waterhuishouding of de bodemkwaliteit;
  • c. de voorziening levert geen beperkingen op voor nabijgelegen voorzieningen.
13.1.4 Innovaties duurzaamheid en klimaat

Bij omgevingsvergunning zijn in afwijking van de bouwregels in Hoofdstuk 2, bouwwerken toegestaan die innovatieve duurzaamheid en klimaatadaptatie bevorderen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwwerken geen beperkingen opleveren voor natuur en milieu;
  • b. de bouwwerken geen negatieve effecten opleveren voor de waterhuishouding en bodemkwaliteit;
  • c. de bouwwerken geen beperkingen opleveren voor nabijgelegen woningen en voorzieningen.
13.2 Parkeren
13.2.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de kadernota parkeren 2023-2027, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Halderberge of een vervangend/herzien beleidsdocument dat in werking is getreden.

13.2.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de kadernota parkeren 2023-2027, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Halderberge of een vervangend/herzien beleidsdocument dat in werking is getreden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

13.2.3 Afwijken

Het colege van burgemeester en wethouders kan afwijken van het bepaalde in de leden 13.2.1 en 13.2.2 toestaan dat:

  • a. parkeergelegenheid niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de kadernota parkeren daarvoor gestelde voorwaarden;
  • b. met maximaal 10% wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm in gevallen waarin de toepassing van de parkeernormering conform de kadernota parkeren naar hun oordeel in individuele gevallen tot niet bedoelde en onaanvaardbare normen leidt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het college van burgemeester en wethouders kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 14.1 met maximaal 10 %.

14.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Hoeven-Zuid".