Plan: | Bovenstraat 70 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1655.BP2016-C001 |
Bouwonderneming Hoendervangers BV is voornemens om op het onbebouwde perceel, gelegen achter de woning aan de Bovenstraat 70 te Hoeven, 6 nieuwbouwwoningen te realiseren.
De realisatie van het planvoornemen is niet mogelijk binnen de kaders van het vigerend bestemmingsplan 'Kom Hoeven' van de gemeente Halderberge. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet een bestemmingsplanprocedure worden doorlopen. Derhalve is voorliggend bestemmingsplan opgesteld waarmee de realisatie van het planvoornemen mogelijk wordt gemaakt.
Het plangebied bestaat grotendeels uit een gedeelte van het perceel kadastraal bekend als Gemeente Hoeven, Sectie H, nummer 962 (HVN00-H-962) en ter plaatse van de Pinksterbloemlaan deels een gedeelte van het perceel nummer 2341 (HVN00-H-2341). De zuidoostelijke hoek van het perceel blijft in de bestaande staat behouden en maakt derhalve geen onderdeel uit van het plangebied. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 3.450 m2
Figuur 1.1 Weergave plangebied
Het plangebied bevindt zich in het zuidelijke deel van het Noord-Brabantse dorp Hoeven. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Pinksterbloemlaan en in het noorden enerzijds door de Wilgenroos en anderzijds door twee woonkavels aan de Pinksterbloemlaan en de Wilgenroos. Verder is het plangebied in het oosten en zuiden begrensd door omliggende woonpercelen gelegen aan de Bovenstraat.
Figuur 1.2 Ligging plangebied in Hoeven
Ter plaatse van het plangebied zijn twee bestemmingsplannen van toepassing, te weten:
Het bestemmingsplan 'Kom Hoeven' is daarmee van toepassing op de gronden binnen perceel HVN00-H-962 en ter plaatse van perceel HVN00-H-2341 is het bestemmingsplan 'Opperstraat' van toepassing.
Bestemmingsplan 'Kom Hoeven'
Ter plaatse van het plangebied zijn de gronden, welke zijn gelegen binnen bestemmingsplan 'Kom Hoeven', bestemd als 'Wonen' met de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Binnen het plangebied is geen bouwvlak aanwezig. De gronden zijn daarnaast ook voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden in de grond.
Ten behoeve van de luchtvaartverkeerszone van Breda International Airport zijn de gronden ter plaatse van het plangebied ook voorzien van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone - 5'.
Bestemmingsplan 'Opperstraat'
De westelijke strook van het plangebied aan de Pinksterbloemlaan is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Opperstraat'. Ter plaatse van het plangebied zijn de gronden bestemd als 'Verkeer- Verblijf'.
Figuur 1.3 Uitsnede vigerend bestemmingsplan
Toetsing bestemmingsplan
Onderhavig planvoornemen omvat de realisatie van 6 woningen ter plaatse van het onbebouwde perceel achter de Bovenstraat 70 te Hoeven.
Conform het bestemmingsplan 'Kom Hoeven' is het oprichten van hoofdgebouwen uitsluitend toegestaan ter plaatse van een bouwvlak. Op de beoogde locatie van de nieuwbouwwoningen is geen bouwvlak aanwezig. De realisatie van 6 woningen is dan ook niet direct mogelijk.
Ter plaatse van de archeologische dubbelbestemming zijn grondroerende werkzaamheden groter dan 500 m2 en dieper dan 0,6 m-mv onderzoeksplichtig. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek dan ook verplicht.
De gebiedsaanduiding 'luchtvaartsverkeerszone - 5' heeft betrekking tot de maximale bouwhoogte ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 46,56 m en 55,7 m boven NAP. In het onderhavige plan wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt die deze maat overschrijdt.
De beoogde ontwikkeling van het plangebied is niet passend binnen de vigerende bestemmingsplannen. Derhalve is besloten om voor onderhavige ontwikkeling een nieuw bestemmingsplan in procedure te brengen.
De locatie van de beoogde nieuwbouwwoningen betreft een onbebouwd perceel te midden van een bestaande woonwijk. Het plangebied maakt in de bestaande situatie deel uit van de tuin behorende bij de Bovenstraat 70 te Hoeven. Met het ook op onderhavige ontwikkeling zijn de meeste bomen binnen het plangebied, welke in slechte staat verkeerden, inmiddels gekapt.
De omgeving van het plangebied wordt voornamelijk gekenmerkt door woningen in diverse typologieën. Aan de Bovenstraat bevinden zich vooral vrijstaande woningen van één laag met kap. Aan de Pinksterbloemlaan, Klaproos en Wilgenroos is een mix van patiowoningen, twee-onder-één-kapwoningen, vrijstaande en aaneengebouwde woningen aanwezig hoofdzakelijk bestaande uit twee lagen met kap. Aan de overzijde van de Bovenstraat zijn ook agrarische functies te vinden.
Figuur 2.1 Straataanzicht van het plangebied vanuit de Pinksterbloemlaan (bron: Google Maps Street View)
Het planvoornemen bestaat concreet uit de splitsing van het perceel HVN00-H-962 in 6 kavels ten behoeve van woningbouw. In figuur 2.2 is het verkavelingsplan van het plangebied weergegeven. Het verkavelingsplan is tevens als Bijlage 1 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan.
Het plangebied wordt in de nieuwe situatie ontsloten via de Pinksterbloemlaan en via een verlenging van de Wilgenroos. Het verkavelingsplan gaat uit van 2 vrijstaande geschakelde woningen en 1 vrijstaande woning aan de Pinksterbloemlaan en 3 vrijstaande woningen gelegen aan een verlenging van de Wilgenroos.
De woonkavels aan de Pinksterbloemlaan hebben een gemiddeld oppervlak ongeveer 355 m2. De woningen worden geschakeld en vrijstaand gebouwd met een voorgevellijn overeenkomstig met de reeds bestaande woningen aan de Pinksterbloemlaan ten noorden van het plangebied. Het trottoir aan de oostzijde van de Pinksterbloemlaan wordt doorgetrokken in het plangebied en vormt de westelijke begrenzing van de woonpercelen. Tussen het trottoir en de weg is voldoende ruimte voor groen en openbare parkeerplaatsen.
Aan de Wilgenroos komen drie vrijstaande woningen met een grotere kaveloppervlak van 372 m2 tot 608 m2. De Wilgenroos zal worden verlengd binnen het plangebied in lijn met de bestaande straat met aan de oostzijde ruimte voor een wadi. De zuid-oostelijke hoek van het plangebied blijft gehandhaafd en in gebruik als tuin bij de bestaande woning gelegen aan de Bovenstraat 70. Dit deel van het perceel maakt derhalve geen onderdeel uit van onderhavig plangebied.
Aan de noordzijde van het plangebied komt een doorsteek voor langzaam verkeer tussen de Pinksterbloemlaan en de Wilgenroos. Het pad grenst aan de woonpercelen binnen het plangebied, waardoor er voldoende ruimte ontstaat om een grote wadi aan te leggen ten noorden van het pad. De wadi zal optimaal worden benut met groen in de vorm van een grote diversiteit aan bomen, struiken en/of een bijvriendelijke kruidlaag. Het groen en openbaar gebied binnen het plangebied zal in eigendom en beheer komen van de gemeente Halderberge.
Figuur 2.2 Verkaveling nieuwe situatie (bron: Bureau Dhondt)
Parkeren
Het benodigde aantal parkeerplaatsen binnen het plangebied wordt berekend op basis van de 'Kadernota Parkeren 2017-2021' van de gemeente Halderberge. In de nota is de locatie van het plangebied aangeduid als 'gebied C'. Conform de nota geldt voor woningen van 90 m2 of groter een parkeernorm van 2,3. In het plangebied worden 6 woningen gerealiseerd, derhalve dienen er binnen het plangebied 14 (6 x 2,3 = 13,8) parkeerplaatsen te worden gerealiseerd om te voldoen aan de gestelde parkeereis.
De nota stelt dat de benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied dienen gerealiseerd te worden. Om te voorkomen dat bezoekers van het gebied geen gebruik kunnen maken van de private parkeerplaatsen wordt een deel van de gerealiseerde parkeerplaatsen openbaar toegankelijk.
Binnen het plangebied worden in totaal 15 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 4 openbaar toegankelijk zijn. In de werkelijke situatie komt de capaciteit van een parkeerplaats echter niet altijd overeen met de theorie. Grote auto's en scheef parkeren zijn voorbeelden van factoren die van invloed zijn op de werkelijke parkeercapaciteit. In de parkeernota zijn derhalve de onderstaande rekenfactoren opgenomen om de werkelijke parkeercapaciteit per parkeervoorziening te berekenen.
Tabel 2.1 Rekenfactoren parkeervoorzieningen bij woningen (Kadernota Parkeren 2017-2021)
De drie nieuwe vrijstaande woningen aan het verlengde van de Wilgenroos worden voorzien van een dubbele oprit zonder garage. Van de drie woningen aan de Pinksterbloemlaan, wordt één woning voorzien van een garage met enkele oprit. De andere twee woningen aan de Pinksterbloemlaan worden beiden voorzien van een garage met dubbele oprit.
Naast de private parkeerplaatsen worden er in het openbaar gebied nog vier openbare toegankelijke parkeerplaatsen gerealiseerd.
Alle parkeerplaatsen binnen het plangebied worden minimaal 2,5 meter breed en 5 meter diep. De dubbele opritten binnen het plangebied worden derhalve minimaal 5 meter breed. Daarmee voldoen de parkeervoorzieningen binnen het plangebied aan de gestelde minimale afmetingen uit de Kadernota Parkeren 2017-2021.
In de onderstaande tabel is te zien hoe er in het onderhavig plan wordt voldaan aan de parkeereis van de Kadernota Parkeren gemeente Halderberge.
Tabel 2.2 Tabel parkeervoorzieningen plangebied
Conclusie
Uit de bovenstaande beoordeling blijkt dat er kan worden voldaan aan de Kadernota Parkeren 2017-2021 van de gemeente Halderberge. De parkeervoorzieningen binnen het plangebied voldoen aan de minimale afmetingen en de gestelde parkeernorm. Daarnaast wordt het parkeren binnen het plangebied opgelost en deels openbaar toegankelijk.
De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking zal treden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020 en biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Hiermee kan ingespeeld worden op de grote uitdagingen die er zijn. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op onze leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen slechts een deel van de opgave.
Dit biedt kansen, maar vraagt wel om zorgvuldige keuzes. Want de ruimte, zowel boven-, als ondergronds, is een schaars goed. Het combineren van al die opgaven vraagt een nieuwe manier van werken. Niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers.
De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI wordt een proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden om te bouwen aan een mooier en sterker Nederland.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Beoordeling en conclusie
Gezien de aard en omvang van voorliggend initiatief heeft bovengenoemd rijksbeleid niet direct invloed op onderhavige ontwikkeling. De inhoudelijke keuzes en afweging ligt bij de gemeente. Zij zullen daarbij uiteraard de richtlijnen en vier prioriteiten van het Rijk als leidraad gebruiken.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen etc.. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).
Figuur 3.1 Weergave radarverstoringsgebieden, Rarro 1 december 2020
Beoordeling en conclusie
Zoals te zien is in figuur 3.1 is het plangebied gelegen binnen een radarverstoringsgebied. In dit gebied dient rekening te worden gehouden met de functionele bruikbaarheid daarvan. Rondom radarstations mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Binnen het radarverstoringsgebied geldt een maximale bouwhoogte van 90 meter ten opzichte van het NAP.
In het onderhavige plan wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt die deze maat overschrijdt.
Voor het plangebied geldt verder dat er regels zijn opgenomen inzake de uitoefening van het vliegverkeer vanaf luchthaven Breda International Airport. Er dient sprake te zijn van een obstakelvrij (start- en landings)vlak. De aanduidingen 'luchtvaartverkeerzone - 5'. Ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak mag de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van 46,56 m en 55,70 m boven NAP. De beoogde nieuwe bebouwing overschrijdt deze maat niet.
Op 1 oktober 2012 is artikel 3.1.6 toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro); dit artikel bevat de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Met de toevoeging van dit artikel in het Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd. Het Bro regelt thans dat 'de verantwoording van een juridisch verbindend ruimtelijk besluit van een decentrale overheid dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Tevens is geregeld dat indien het ruimtelijk besluit die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, de verantwoording een motivering dient te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien'.
Bij toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' dient antwoord gegeven te worden op een aantal vragen. Indien een vraag positief kan worden beantwoord, dient de 'ladder' verder te worden doorlopen. Indien een vraag niet positief kan worden beantwoord, dan is de 'ladder' niet (verder) van toepassing dan wel kan niet aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden voldaan.
Beoordeling
1. Voorziet het onderhavige besluit in een stedelijke ontwikkeling?
Op basis van jurisprudentie kan geconcludeerd worden dat een woningbouwontwikkeling van meer dan 12 woningen gezien wordt als een stedelijke ontwikkeling. Onderhavig planvoornemen voorziet in de ontwikkeling van 6 woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Er is derhalve ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.
Conclusie
Uit de bovenstaande beoordeling wordt geconcludeerd dat onderhavig planvoornemen qua aard en omvang geen stedelijke ontwikkeling betreft. Een verdere verantwoording aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet aan de orde.
De nieuwe Omgevingswet bundelt de wetten en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur, cultureel erfgoed en water. En regelt zo het beheer en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Vooruitlopend hierop heeft de Provincie Noord-Brabant alvast een provinciale Omgevingsvisie gemaakt welke op 14 december 2018 is vastgesteld.
De omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De basisopgave voor de provincie is: 'werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit'. Hierbij heeft de provincie als doel gesteld voor de middellange termijn, 2030: Brabant heeft een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit doordat wij voor alle aspecten voldoen aan de wettelijke normen. Voor de lange termijn, 2050, wil men een goede leefomgevingskwaliteit hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
Om de basisopgave te behalen heeft men vier hoofdopgaven verwoord:
Beoordeling en conclusie
Gezien de aard en omvang van voorliggend initiatief heeft bovengenoemd provinciaal beleid geen directe invloed op de ontwikkeling. De inhoudelijke keuzes en afweging ligt bij de gemeente. Zij zullen daarbij uiteraard de richtlijnen en prioriteiten van de provincie als leidraad gebruiken.
Alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving, staan voortaan bij elkaar in de Interim Omgevingsverordening (IOV). Deze Omgevingsverordening is vastgesteld op 25 oktober 2019. De Interim Omgevingsverordening vervangt diverse provinciale verordening, waaronder de verordening Ruimte. De Interim Omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter en vooral is bedoeld om bestaande regelingen samen te voegen, heeft er ook (nog) geen expliciete afweging plaatsgevonden of de inzet van de verordening voor een bepaald thema gecontinueerd moet worden. Uitgangspunt van deze Interim Omgevingsverordening is dat de huidige regels met het huidige beschermingsniveau zijn gehandhaafd.
Figuur 3.2 Uitsnede Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (geconsolideerde versie 15 april 2022)
Beoordeling
Het projectgebied is gelegen binnen het stedelijk gebied 'Landelijke kern'. Er is een basisregeling geformuleerd voor een duurzame stedelijke ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is dat een plan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen binnen Stedelijk gebied, past binnen de regionale afspraken en het een duurzame stedelijke ontwikkeling betreft. Een duurzame ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen houdt in:
Binnen het bestaand stedelijk gebied geldt, bij de toedeling van functies, daarnaast het basisprincipe van zorgvuldig ruimtegebruik. Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat:
Conclusie
Er wordt voldaan aan het basisprincipe zorgvuldig ruimtegebruik. De ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied en er is toepassing gegeven aan de Ladder (zie paragraaf 3.1.3). Er vindt geen uitbreiding plaats van het ruimtebeslag. Daarnaast is in het plan rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, waaronder de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de ecologische waarden en andere relevante milieuaspecten. De verantwoording hiervan bevindt zich in hoofdstuk 4 van voorliggend bestemmingsplan.
Op 10 februari 2022 heeft de gemeente Halderberge de 'Omgevingsvisie Halderberge' vastgesteld. Met de omgevingsvisie laat de gemeente Halderberge zien wat ze belangrijk vinden in de omgeving waarin ze wonen, werken en recreëren. De omgevingsvisie helpt om samen te blijven werken aan een aantrekkelijke gemeente en vooruit te kijken naar ontwikkelingen waar ze mee te maken (gaan) krijgen.
Het karakter van Halderberge wordt gekenmerkt door de grote verschillen in de gemeente. Elke kern heeft z'n eigen karakter. En ook het buitengebied is erg divers. Uniek voor Halderberge is de overgang van klei naar zand. Daardoor kan binnen de gemeente genoten worden van zowel polderlandschap en bosgebieden.
De gemeente wil het bijzondere karakter van gebieden en kernen met hun eigen identiteit koesteren en versterken. Daarom willen ze met elk initiatief ervoor zorgen dat de waarden en het karakter van dat deelgebied of kern versterken. de waarden per deelgebied zijn in de omgevingsvisie beschreven.
Het behoud van de kwaliteiten van de ondergrond zijn een essentiële voorwaarde voor alle thema's die in de omgevingsvisie aan de orde komen. Een robuust en toekomstbestendig bodem- en watersysteem is nodig om de waarden in alle deelgebieden te kunnen behouden.
In de omgevingsvisie worden negen algemene speerpunten voor de gemeente Halderberge uitgewerkt. Met de speerpunten wordt aangegeven op welke thema's er opgaven liggen voor de gemeente om mee aan de slag te gaan. De algemene speerpunten zijn:
Waarden kern Hoeven
Hoeven kent een hechte gemeenschap. De inwoners van Hoeven zijn betrokken en het is gezellig en gemoedelijk. Er is een actief verenigingsleven met als een van de hoogtepunten het jaarlijkse carnaval en de optocht. De inwoners hebben zorg voor elkaar en kijken naar elkaar om, bijvoorbeeld door middel van buurtpreventieapps en whatsappgroepen. De inwoners van Hoeven wonen in een mooie, gevarieerde, landelijke en bosrijke omgeving. Er is een combinatie van rust en groen en een diversiteit aan bebouwing (zonder hoogbouw).
Over het algemeen hebben de wijken in Hoeven een groen karakter, die aansluit bij de stedenbouwkundige opzet en de tijdsgeest waarin de wijk is ontwikkeld. Het rijksmonument Bovendonk trekt de aandacht. Dit is het voormalige seminarieklooster dat nu dient als conferentiecentrum en priesteropleiding. De voorzieningen in Hoeven liggen op een hoog niveau met het kindcentrum Uniek, diverse speel- en sportvoorzieningen, winkels en eetgelegenheden en de diverse ontwikkelingen binnen het centrum van Hoeven. Ook kent Hoeven één lokaal bedrijventerrein: De Hoge Akker. De kern wordt aan de noordzijde begrensd door de provinciale weg richting Oudenbosch en Etten-Leur; de N640.
Waarden:
*Onder hoogbouw wordt verstaan: vanaf 4 bouwlagen.
Aanvullend op de algemene speerpunten van de gemeente Halderberge gelden voor de kern Hoeven de volgende opgaven:
Beoordeling en conclusie
De gemeente Halderberge kenmerkt zich als een echte woongemeente en streeft naar een blijvend goed woonklimaat en woonmogelijkheden voor jong en oud. Eén van de opgave voor de kern Hoeven is om projecten te faciliteren die invulling geven aan de grote vraag naar woningen.
Middels onderhavig plan wordt er binnen het plangebied deels invulling gegeven aan de vraag naar woningen binnen de kern Hoeven. Daarnaast zullen de nieuwbouwwoningen bijdragen aan een prettig, veilig en gezond woonmilieu van de omgeving.
In 2021 is de woonvisie 2021-2025 opgesteld en deze is in oktober 2022 vastgesteld. De woonvisie van 2021-2025 zet de ambities van 2016-2020 voort. In de nieuwe woonvisie wordt wel meer aandacht gevraagd voor duurzame ontwikkeling in bouwen en wonen.
De woonvisie omvat het woonbeleid van de gemeente Halderberge. Halderberge is een woongemeenten met een unieke diversiteit aan kernen, bijzonder cultuurhistorisch erfgoed en een recreatieve en toeristische trekpleister. Op het gebied van wonen zijn er vier Halderbergse woonwaarden die als een rode draad door de woonvisie lopen:
In de woonvisie worden doelen en ambities voor de komende 5 jaar geschetst. Deze zijn gekoppeld aan de woonagenda voor 4 thema's, te weten; goed wonen voor iedereen, toekomstbestendig wonen, sociaal wonen en wonen en zorg.
Halderberge is het "groene hart" van West-Brabant. Gezamenlijk met partners op het gebied van wonen realiseert de gemeente de doelen en ambities van de woonvisie. De ambitie is om de bevolkingsprognose waarin een afname van het aantal inwoners verwacht wordt te gaan beïnvloeden. Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan een evenwichtige bevolkingsopbouw en een vitale en draagkrachtige samenleving door het bieden van gevarieerde woonmilieus en brede keuzemogelijkheden aan woningzoekenden en aan de verschillende doelgroepen in de woonvisie.
De ambities luiden dan ook:
De afgelopen jaren zijn stappen gezet in de projecten die zijn opgenomen in het woningbouwprogramma 2018-2028 en zijn woningen gerealiseerd. In 2022-2031 wordt een nieuwe strategie vastgesteld. In de praktijk blijkt dat niet alle locaties ontwikkeld gaan worden die zijn opgenomen of nog opgenomen gaan worden in het woningbouwprogramma. Er wordt dan ook ingezet op een overprogrammering, zodat er uiteindelijk voldaan kan worden aan de woningbouwopgave die de gemeente Halderberge heeft. Rekening houdend met planuitval en –vertraging is de theoretisch benodigde plancapaciteit 130%. Per kern wordt gekeken welke strategie toegepast kan worden om kwalitatief en kwantitatief woningen toe te voegen aan de woningvoorraad.
Woningbouwprogramma 2018-2028
Op 14 december 2017 heeft de gemeenteraad het woningbouwprogramma 2018-2028 vastgesteld. Hierin zijn de woningbouwplannen opgenomen die voor de komende jaren op het programma staan. Ze passen bij de geprognotiseerde behoefte aan woningen in die periode. Het gaat hierbij om ruim 1000 woningen. In het programma zijn zowel de projecten van de gemeente als van ontwikkelaars en de woningcorporatie opgenomen.
Binnen het vastgestelde woningbouwprogramma is er ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Maatschappelijke ontwikkelingen als gewijzigde marktomstandigheden en veranderende demografische prognoses en behoeften vragen om monitoren en, waar nodig, het bijstellen van opgaven en daarmee flexibiliteit in programmering.
Ten aanzien type woningen wordt in Hoeven het aanbod aan sociale huurwoningen als beperkt ervaren (woningbehoeftepeiling 2019, halderberge). Voornamelijk voor de groeiende groep éénpersoonshuishoudens (jongeren en senioren) is deze woonvraag herkenbaar.
Voor woningzoekende buiten de regio is Hoeven een aantrekkelijke woonkern. Voor jongeren en starters is er in de koopsector weinig aanbod. Appartementen zijn zeer beperkt aanwezig en kunnen een goede aanvulling zijn op het woningaanbod.
Beoordeling en conclusie
De nieuwbouw opgave voor Halderberge is vastgelegd in het gemeentelijk woningbouwprogramma, het huidige woningbouwprogramma 2018-2028 is gericht op de ambitie om ruim 1000 woningen te realiseren. Voor de kern Hoeven zijn 120 woningen opgenomen in zowel harde als zachte plannen. Het woningbouwprogramma is dynamisch en flexibel. De gemeenteraad heeft het college flexibiliteit gegeven in fasering, aantal en locaties binnen het totale woningbouwprogramma.
Met de ontwikkeling van het plangebied worden er 6 woningen toegevoegd de kern Hoeven. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de woningbehoefte binnen de gemeente Halderberge en is het planvoornemen passend binnen de uitgangspunten uit het gemeentelijke woonbeleid.
In de gemeente Halderberge wordt gestreefd naar een aantrekkelijke gebouwde omgeving. De gevels van de gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van onze inwoners. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar van een bouwwerk alleen. Het doel van het welstandstoezicht is, om in alle openheid, een bijdrage te leveren aan die aantrekkelijkheid van de dagelijkse leefomgeving. De welstandsnota, welke is vastgesteld op 28 maart 2017, vormt daarvoor de basis. In de nota zijn diverse welstandsgebieden met een eigen beschrijving en criteria opgenomen. De indeling is tot stand gekomen vanuit de stedenbouwkundige kenmerken van het gebied.
Figuur 3.3 Uitsnede kaart Welstandnota (plangebied is rood omlijnd)
Beoordeling en conclusie
De locatie valt binnen het welstandsgebied 'woongebieden'. In de loop van de 20e eeuw is men begonnen om naast het bouwen van individuele woningen ook groepen van woningen te realiseren. Vanaf de tweede wereldoorlog is binnen de gemeente Halderberge een eerste start gemaakt met het oprichten van complete woonwijken. Verschillende delen van deze woonwijken kennen vaak een specifieke samenhang vanwege de kenmerkende architectuur van de bebouwing. Deze architectuur vindt vaak zijn oorsprong in de tijdsperiode van realisatie. Ondanks het onderscheid in maat, schaal of architectuur hebben de woongebieden een belangrijk samenhangend kenmerk: grote aanwezigheid van reguliere woningbouw. Voor de woongebieden gelden de volgende criteria:
Die nieuwe woningen zullen voldoen aan bovengenoemde aspecten. De toetsing hiervan zal plaatsvinden bij de later aan te vragen omgevingsvergunning Bouwen.
Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met milieuhychiënische aspecten. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuhychiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht.
De bodemkwaliteit is in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van belang indien er sprake is van functieveranderingen en/of een ander gebruik van de gronden. De bodem moet geschikt zijn voor de functie. Mocht er een verontreiniging te verwachten zijn dan wel mocht deze feitelijk aanwezig zijn, dan dient voor vaststelling van een plan en/of het nemen van het besluit inzichtelijk gemaakt te worden of de bodemverontreiniging de voorgenomen functie- en/of bestemmingswijziging in het kader van gezondheid en/of financieel gezien in de weg staat. Hierbij dient inzichtelijk gemaakt te worden of sprake is van een te verwachten of feitelijke verontreiniging.
Ten behoeve van onderhavig planvoornemen heeft Tritium Advies een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de actuele bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie en op basis hiervan na te gaan of de bodemkwaliteit een belemmering kan opleveren voor het voorgenomen initiatief. Hieronder volgen de conclusies uit het onderzoek, de volledige rapportage is als Bijlage 2 toegevoegd aan dit bestemmingsplan.
Beoordeling
Tijdens de uitvoering van de terreinverkenning is gebleken dat op de onderzoekslocatie een opstal aanwezig was met een asbestverdachte dakbedekking die afwatert op de onverharde bodem. In de bodem zijn zintuiglijk geen waarnemingen gedaan die duiden op een mogelijke bodemverontreiniging.
Uit de analyseresultaten blijkt dat de grond niet verontreinigd is met de onderzochte stoffen. Het grondwater blijkt licht verontreinigd te zijn met barium, cadmium en zink, hiervoor geldt dat er geen locatiespecifieke bron aanwezig is.
Ter plaatse van het opstal met asbestverdachte dakbedekking is asbest in de inspoelzone aangetoond met een gewogen gehalte van 7 mg/kg d.s.. Aangezien een gehalte onder de helft van de interventiewaarde (100 mg/kg d.s.) zijn aangetoond, dient de hypothese dat de deellocatie verdacht is op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging met asbest te worden verworpen.
De onderzoeksresultaten vormen geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling en in het vervolg de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen.
Indien grond wordt afgegraven en van de locatie wordt afgevoerd, dient er rekening mee te worden gehouden dat deze grond elders niet zonder meer toepasbaar is. Met betrekking tot het elders hergebruiken van grond zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing, die doorgaans een grotere onderzoeksinspanning vereisen.
Conclusie
Op basis van de resultaten uit het onderzoek blijkt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor onderhavig planvoornemen.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald, dat bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, of het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing binnen geluidzones van (spoor)wegen, middels een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond of ter plaatse de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Overlast van geluid op geluidsgevoelige functies dient namelijk te worden voorkomen.
Woningen betreffen geluidsgevoelige functies. Onderhavig plangebied is gelegen binnen de geluidzone van de Bovenstraat, waar een maximale snelheid van 60 km/uur geldt. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling heeft Wematech Milieu Adviseurs BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de gevelbelasting op de beoogde woningen. Hieronder volgen de conclusies uit het onderzoek, de volledige rapportage is als Bijlage 3 toegevoegd aan dit bestemmingsplan
Beoordeling
Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de nieuwe woningen als gevolg van het wegverkeer ter plaatse van de Bovenstraat ten hoogste 41 dB berekend wordt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt derhalve niet overschreden in onderhavige situatie. Het aanvragen van hogere grenswaarden is hierdoor niet aan de orde. Het treffen van geluidreducerende maatregelen is hierdoor eveneens niet noodzakelijk.
In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning (onderdeel bouwen) dient voldaan te worden aan het Bouwbesluit, welke eisen stelt aan de geluidwering van uitwendige scheidingsconstruties. Op grond van artikel 3.2 van het Bouwbesluit dient een gevel van een nieuwe woning te voldoen aan een geluidwering van ten minste 20 dB.
In onderhavige situatie is het vaststellen van hogere grenswaarden niet aan de orde, waardoor op grond van het Bouwbesluit geen aanvullende eis wordt gesteld aan de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen van het voorliggend bestemmingsplan.
Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water een sturende factor in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Goede afstemming tussen beide is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals wateroverlast, slechte waterkwaliteit en verdroging te voorkomen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen dan ook verplicht.
Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling is door Econsultancy een watertoets opgesteld waarin de effecten van het planvoornemen aan bod komen. De volledige watertoets is als Bijlage 4 toegevoegd aan dit bestemmingsplan. Hieronder volgt enkel een beknopte samenvatting.
Beleid Waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente Halderberge. Het beleid van het waterschap is opgenomen in het 'Waterbeheerprogramma 2022-2027', welke is vastgesteld op 1 december 2021. De 'Keur Waterschap Brabantse Delta 2015' bevat vervolgens regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van het oppervlaktewater en grondwater.
De drie Brabantse waterschappen (Aa en maas, De Dommel en Brabantse Delta) hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'beleidsregel Hydrologische uitgangspunten voor afvoeren van hemelwater'. Bij toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat de plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 500 m2 is er vanuit het waterschap een compensatieverplichting. Tot 500 m2 is de gemeente het bevoegd gezag.
GRP Halderberge, 2020-2023
Op 29 mei 2020 is het Gemeentelijk Rioleringsplan Halderberge (GRP) in werking getreden. In dit plan wordt beschreven hoe de gemeente het stedelijk watersysteem in de huidige situatie functioneert en met welke uitdagingen en ontwikkelingen men in de nabije toekomst te maken krijgt. Dit dient als vertrekpunt voor de visie op lange termijn en de strategie op korte termijn.
Zorgplicht Hemelwater
De gemeentelijke zorg voor het beheer van afvloeiend hemelwater heeft betrekking op het afvloeiend hemelwater van openbaar terrein en afvloeiend hemelwater dat niet op particulier terrein kan worden verwerkt. De eigenaar van het terrein waarop het hemelwater valt is primair verantwoordelijk voor de verwerking van het hemelwater. De gemeente hoeft het hemelwater afkomstig van particulier terrein niet te ontvangen. Alleen als de houder van het verzamelde hemelwater dit redelijkerwijs niet kan afvoeren.
Bergingseisen voor nieuwe ontwikkelingen
Voor iedere ontwikkeling die leidt tot nieuwe verharding, ongeacht de omvang van deze ontwikkeling, geldt een bergingseis van 7 mm voor de eerste 1.000 m2. Voor verharding boven de 1.000 m2 geldt een bergingseis van 60 mm, conform de keur. Voor ontwikkelingen op bestaande verharde locaties (inbreidingen, verbouwingen, herstructureringen) met een oppervlak groter dan 1.000 m2 geldt een bergingseis van 60 mm voor het totale oppervlak.
Tabel 4.1 Bergingseisen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Voorkeursvolgorde:
De voorkeur bij retentievoorzieningen gaat uit naar vasthouden. De gemeente heeft een voorkeur voor retentievoorzieningen die infiltratie van regenwater bevorderen of realisatie van oppervlaktewater (sloten, greppels en vijvers). Slechts in het geval dat bovengrondse retentie niet mogelijk blijkt te zijn, kunnen maatregelen zoals ondergrondse bergingskelders (bergen) of verruimen van de (regenwater)riolering (afvoeren) worden toegepast.
Waterbergingsopgave
Verhard oppervlak
Ten aanzien van het toekomstig verhard oppervlak is uitgegaan van de gegevens uit de onderstaande tabel. In het kader van de watertoets wordt 60% van het netto perceeloppervlak (perceeloppervlak - bebouwing) beschouwd als aanname voor het toekomstig verhard oppervlak van bijbouwen en tuin/erfverharding. Het verhard oppervlak in de toekomstige situatie bedraagt circa 2.192 m2.
Type verharding | Toekomstig (m²) |
Bebouwing | ± 587 |
Erfverharding | ± 1.151* |
Verharding overig | ± 454 |
Totaal | ± 2.192 |
* 60% van het netto perceeloppervlak |
Tabel 4.2 Gegevens toekomstig verhard oppervlak
Waterbergingscapaciteit
Conform het beleid van waterschap Brabantse Delta en de gemeente Halderberge bedraagt de totale waterbergingsopgave voor de planlocatie 132 m3 (2.192 m2 x 0,060 m).
Het plan voorziet in de aanleg van enkele wadi’s. Bij de berekening van de beschikbare waterbergingscapaciteit is uitgegaan van een diepte van 0,8 meter, een talud van 1 op 1, en een waterhoogte van 0,65 meter (= waking 15 cm).
De wadi's in het plangebied hebben een gezamenlijke waterbergingscapaciteit van 135 m3 bij een waterhoogte van 0,65 m en bij volledige invulling een capaciteit van 173 m3. Het plangebied voorziet daarmee in ruim voldoende waterbergingscapaciteit, waarmee er voldaan wordt aan de gestelde waterbergingsopgave.
De wadi’s worden onderling met elkaar verbonden middels een duiker onder de weg. De wadi’s worden in het plan optimaal benut wordt met groen, waarbij een grote diversiteit aan bomen, struiken en/of een bij vriendelijke kruidlaag wordt toegepast.
Figuur 4.1 Situering wadi's
Tabel 4.3 Gegevens wadi's
Conclusie
Op basis van de randvoorwaarden en uitgangspunten is de ontwikkeling in zowel ruimte als tijd hydrologisch positief uit te voeren. Er worden dan ook vanuit het oogpunt van de waterhuishouding geen belemmeringen verwacht ten aanzien van de ruimtelijke procedure en uitvoering van het plan.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming ziet zowel op de bescherming van waardevolle gebieden (waaronder de Natura 2000-gebieden) als op de bescherming van planten- en diersoorten. Voor gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen ecologische hoofdstructuur) is daarnaast sprake van planologische bescherming. Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of beschermde planten- en diersoorten. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving.
Vanuit Europese- en nationale regelgeving dient onderzocht te worden welke effecten de voorgenomen ingreep heeft op beschermde gebieden (Natura 2000 en Natuurnetwerk Nederland) en op beschermde flora en fauna.
Natura 2000-gebieden
Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000-netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.
Natuurnetwerk Nederland (NNN) / Natuurnetwerk Brabant (NNB)
Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Ook alle grote wateren en de gehele Noordzee behoren tot het NNN. Voor deze gebieden is het Rijk verantwoordelijk. De provincies zijn verantwoordelijk voor het Natuurnetwerk Nederland op het land. Het Natuurnetwerk Brabant maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland.
Quickscan Soortenbescherming
Om inzicht te krijgen in de aanwezige ecologische waarden is door Florauna Natuuradvies een quickscan soortenbescherming uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 5 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Gebiedsbescherming
Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied 'Hollands Diep' is gelegen op circa 13 km ten noorden van het plangebied. De afstand tot het Natuurnetwerk is ongeveer 110 meter. Deze beschermde gebieden zijn op dusdanige afstand gelegen dat negatieve effecten van het plan kunnen worden uitgesloten voor wat betreft verstoring door licht, geluid en trillingen op beschermde habitattypen. Daarnaast zijn geen effecten te verwachten voor wat betreft vernatting en verdroging.
Houtopstanden
Binnen het plangebied worden bomen geveld. De planlocatie is gelegen binnen de bebouwde kom van gemeente Halderberge. Daaruit volgt dat het onderdeel houtopstanden van de Wet natuurbescherming niet aan de orde is voor de voorgenomen plannen. Wel geldt dat de gemeentelijke bomenverordening moet worden geraadpleegd en mogelijk een kapvergunning moet worden aangevraagd bij de gemeente.
Soortenbescherming
Binnen de Soortenbescherming zijn alle bewoonde vogelnesten beschermd. In het plangebied bevinden zich mogelijke nestplaatsen in het broedseizoen. Het is aan te raden om te werken buiten het broedseizoen van de meeste vogels of te werken op een manier waarbij vogels in de directe omgeving niet aan broeden beginnen.
Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er, met het werken volgens een werkprotocol, geen nesten van broedvogels worden verstoord. Zo'n werkprotocol dient te worden opgesteld door een ter zaken deskundige, en te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. Ook zijn werkzaamheden binnen het broedseizoen mogelijk zonder werkprotocol, indien ter plaatse door een deskundige wordt vastgesteld dat er geen bewoonde vogelnesten aanwezig zijn. Een ontheffing is dan niet noodzakelijk.
Nader onderzoek of een ontheffing Soortenbescherming is niet noodzakelijk gebleken. De in het plangebied te verwachten soorten genieten lichte bescherming onder de Soortenbescherming; een algehele vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkelingen is hierop van toepassing. De algemene zorgplicht is onverminderd van toepassing. Daarnaast blijven voor vleermuizen geschikte holtebomen en bomen met losse bast (de eiken in het noordelijke deel van het plangebied) zoveel mogelijk behouden, waardoor nader onderzoek naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen voor vleermuizen niet noodzakelijk is, omdat potentiële verblijfplaatsen behouden blijven.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. In zowel de Habitat- als de Vogelrichtlijn zijn de gebieden opgenomen welke als Natura 2000-gebied worden aangemerkt. Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten, waardoor onder andere onderzoek plaats dient te vinden naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Hiervoor is sinds 1 juli 2021 de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) van kracht.
Beoordeling
De voorgenomen ontwikkeling mag in beginsel geen negatieve effecten veroorzaken op de omliggende Natura 2000-gebieden. Dit geldt voor zowel de aanlegfase (sloop- en bouwwerkzaamheden) als de gebruiksfase (na realisatie) van het plangebied.
Middels voorliggend bestemmingsplan worden er 6 grondgebonden woningen toegevoegd binnen bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is gelegen op zandgronden en op een ruime afstand van circa 12 en 15 kilometer tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden: 'Hollands Diep' en 'Ulvenhoutse bos'.
Aanlegfase
Gezien de geringe omvang van het project, de ruime afstand tot Natura 2000-gebieden en de ligging op zandgronden, heeft de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) beoordeeld dat negatieve effecten van stikstofdepositie als gevolg van de aanlegfase van onderhavig plan kunnen worden uitgesloten. In overleg tussen de gemeente Halderberge en het OMWB is derhalve afgestemd dat ten behoeve van de ruimtelijke procedure een Aeriusberekening van de aanlegfase niet is vereist. Het advies van het OMWB met betrekking tot de stikstofberekening van de aanlegfase is als Bijlage 6 toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan.
Gebruiksfase
Aangezien het OMWB heeft beoordeeld dat negatieve effecten van stikstofdepositie als gevolg van de aanlegfase kunnen worden uitgesloten, wordt voor het plan uitsluitend het projecteffect van de toekomstige gebruiksfase inzichtelijk gemaakt. De relevante emissie tijdens de gebruiksfase vinden plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plangebied. De berekening van het projecteffect van de gebruiksfase is verricht met behulp van het programma AERIUS Calculator (versie 2021.1). In Bijlage 7 is de berekening en bijbehorende rapportage opgenomen.
Uit de uitgevoerde berekening kan geconcludeerd worden dat gedurende de gebruiksfase van de 6 te realiseren nieuwbouwwoningen de bijdrage 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Significante, negatieve effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van de gebruiksfase van het plangebied zijn derhalve uitgesloten.
Conclusie
Op basis van de bovenstaande beoordeling wordt geconcludeerd dat negatieve effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van onderhavig planvoornemen zijn uitgesloten. Het aspect stikstofdepositie vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) wordt informatie gegeven over de gemiddelde milieubelasting van de verschillende typen bedrijven en instellingen. De milieucategorie geeft daarbij een indicatie over de afstand, die tussen de diverse bedrijfstypen en een rustige woonwijk of een milieugevoelig object dient te worden aangehouden, om hinder uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
De richtafstanden van de VNG-publicatie gelden tot het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In bepaalde gevallen is echter sprake van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een ontsluitingsweg ligt of een gebied in het buitengebied met meerdere functies.
De afstanden tot de milieucategorieën zijn in de onderstaande tabel weergegeven.
Milieu categorie | Richtafstand tot "rustige woonwijk" | Richtafstand tot "gemengd gebied" |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 200 | 100 |
4.2 | 300 | 200 |
5.1 | 500 | 300 |
5.2 | 700 | 500 |
5.3 | 1000 | 700 |
6 | 15000 | 1000 |
Tabel 4.4 Richtafstanden VNG-publicatie
Beoordeling
Omdat het plangebied wordt omringd door voornamelijk woonpercelen en de ontwikkeling aansluit op een bestaande woonwijk, wordt de omgeving van het plangebied omschreven als een 'rustige woonwijk'. Ten zuiden van het plangebied zijn aan de Bovenstraat meerdere bedrijfspercelen gelegen.
Figuur 4.2 Relevante bedrijven/ functies met de aan te houden afstanden
Aan de bovenstaande afbeelding en bijbehorende tabel is te zien dat enkel ten opzichte van het bedrijf aan de Bovenstraat 51a er niet kan worden voldaan aan de VNG-richtafstand. Tussen het plangebied en het bedrijf aan de Bovenstraat 51a zijn meerdere woningen gelegen. Derhalve kan ervan worden uitgegaan dat ter plaatse van het plangebied geen hinder wordt ondervonden door de uitvoering van het bedrijf. De realisatie van het plangebied zal andersom ook geen belemmering vormen voor de bedrijfsuitvoering van de omliggende bedrijven.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het bestemmingsplan derhalve niet in de weg.
Vanaf 1 juli 2016 bundelt de Erfgoedwet bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden rekening is gehouden.
In Europees verband was het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag was het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk in situ te behouden. Sindsdien geldt dat waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd (Monumentenwet) en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz was een wijzigingswet en omvatte een wijziging van de monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer, de Ontgrondingenwet en de Woningwet, op grond waarvan overheden onder andere bij bodemingrepen verplicht rekening moesten houden met het behoud van archeologische waarden. Sinds de invoering van deze wet zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologische erfgoed. Dit is niet veranderd met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet (1-7-2016). Sindsdien is het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed geregeld door één integrale Erfgoedwet. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zal in de nieuwe Omgevingswet worden geregeld, die naar verwachting in 2023 in werking zal treden. Het uitgangspunt is dat de beschermingsniveaus zoals die in de eerdere wetten en regelingen golden, worden gehandhaafd.
Beleidsnota archeologie gemeente Halderberge 'Ons ongeschreven verleden'
Het archeologiebeleid van de gemeente Halderberge heeft tot doel haar archeologische erfgoed te beschermen en ontsluiten als bron van het 'gemeenschappelijke geheugen en als middel voor wetenschappelijke studie, zonder meer maatschappelijke lasten in het leven te roepen dan strikt noodzakelijk. Bij alle ruimtelijke plannen en ruimtelijke ontwikkelingen, op structuur-, bestemmings- en vergunningsniveau, dienen de archeologische waarden volwaardig te worden meegewogen.
Figuur 4.3 Uitsnede archeologische advieskaart gemeente Halderberge (plangebied is rood omlijnd)
Op basis van de archeologische advieskaart van de gemeente Halderberge heeft onderhavig plangebied een middelhoge verwachtingswaarde voor vindplaatsen van late landbouwers. De zuidelijke rand van het plangebied kent daarnaast een hoge archeologische verwachtingswaarde voor vindplaatsen uit één of meerdere perioden.
Ter bescherming van de eventueel in de grond aanwezige archeologische waarden is het plangebied in het vigerend bestemmingsplan 'Kom Hoeven' voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Ter plaatse van deze dubbelbestemmingen is het uitvoeren van archeologisch onderzoek verplicht bij werkzaamheden groter dan 500 m2 en dieper dan 0,6 m-mv.
Onderhavig planvoornemen overschrijdt deze maten, derhalve is door Transect B.V een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd en vervolgens een archeologisch proeflsleuvenonderzoek. De rapportages van deze onderzoeken zijn als Bijlage 8 en Bijlage 9 aan het bestemmingsplan toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Beoordeling
Het archeologisch vooronderzoek bestaat enerzijds uit een bureauonderzoek en anderzijds uit een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Op basis van het vooronderzoek blijkt dat in het plangebied sprake is van een hoge archeologische verwachting voor de periode Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen.
Middels het proefsleuvenonderzoek is de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied getoetst en aangevuld door middel van het opsporen en het waarderen van eventueel aanwezige archeologische resten. Het onderzoek geeft, voor zover mogelijk, inzicht in de aard, datering, omvang, gaafheid, conservering en begrenzing van de mogelijk aanwezige archeologische resten.
Als zodanig dient de vraagstelling te worden beantwoord of in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of deze behoudenswaardig zijn en onder welke randvoorwaarden behoud mogelijk is.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn vijf werkputten aangelegd (circa 267 m2, 7,5 % van het plangebied). Tijdens het onderzoek is geen archeologische vindplaats aangetroffen in het plangebied. Er zijn enkel grondsporen in de vorm van recente verstoringen en natuurlijke sporen van boomplantgaten aangetroffen. In één van de recente verstoringen is één vondst in de vorm van een versierde industrieel witte keramiek scherf aangetroffen. De middelhoge tot hoge verwachting van het plangebied op het aantreffen van archeologische resten uit de periode Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen zijn met dit onderzoek uitgebleven. Met het proefsleuvenonderzoek is de archeologische verwachting, zoals gespecificeerd in het vooronderzoek , getoetst en bijgesteld naar laag.
Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek zijn geen archeologische resten en daarmee geen archeologische vindplaats aangetroffen. Op basis hiervan wordt geadviseerd het plangebied archeologisch vrij te geven voor de toekomstige ontwikkelingen.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Provincie Noord-Brabant
In de provincie Noord-Brabant dienen in het kader van het behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen en archeologische vindplaatsen, ruimtelijke plannen te worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Hierop staan de beeldbepalende cultuurhistorische elementen aangegeven.
De Bovenstraat is aangeduid als historische geografische lijn met een redelijke hoge waarde. De beoogde ontwikkeling wijzigt niks aan de Bovenstraat en deze zal zijn historische waarden ook behouden. Binnen het plangebied bevinden zich verder geen specifieke waarden.
Figuur 4.4 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart Provincie Noord-Brabant (plangebied is rood omlijnd)
Gemeente Halderberge
Het gemeentebestuur van Halderberge wil met de Beleidsnota cultureel erfgoed Halderberge - Inspirerend verleden (2011) naar een beleid waarin sprake is van zorgvuldig omgaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen Halderberge.
Langs de weg tussen Bovendonk en Etten, die parallel aan de rand tussen het klei- en zandgebied was gelegen, verrees vanaf het einde van de 13e eeuw een reeks hoeven. In verband met de systematische lineaire opzet kan men spreken van een middeleeuwse randhoeven nederzetting. De stedenbouwkundige ontwikkelingen in de periode 1850-1940 die zich in Hoeven hebben voorgedaan zijn over het algemeen zeer kleinschalig van karakter.
De gemeente Halderberge heeft de cultuurhistorische waarden vastgelegd in een Cultuurhistorische Waardenkaart. De gemeentelijke kaart is een verfijning van de provinciale kaart. In dit geval biedt dit geen nieuwe informatie ten opzichte van de provinciale kaart.
Figuur 4.5 Uitsnede Cultuurhistoriekaart gemeente Halderberge (plangebied is rood omlijnd)
Beoordeling en conclusie
Aan de CHW-kaarten van zowel de provincie Noord-Brabant als de gemeente Halderberge is te zien dat er geen beeldbepalende cultuurhistorische elementen aanwezig zijn binnen het plangebied. Onderhavig planvoornemen heeft derhalve geen negatieve effecten op cultuurhistorische elementen, waarmee het aspect cultuurhistorie niet ven verdere invloed is.
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Daarnaast is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" aangetast wordt.
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden (Stb. 2007,141). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin wordt gereguleerd hoe moet worden omgegaan met overschrijdingen op het gebied van de luchtkwaliteit.
Het NSL houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen binnen de voorwaarden van het NSL behoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden die gelden voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'Niet in betekende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit behoeven niet te worden getoetst aan deze grenswaarden. Hieronder vallen onder andere woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen.
Een plan is NIBM als het een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 en NO2.
Beoordeling
Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van een 6 woningen op een onbebouwde perceel te midden van een bestaande woonwijk. Het planvoornemen behoort vanwege de relatief beperkte omvang tot de categorie van gevallen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan luchtverontreiniging. Een toets aan de 3% grens (bijdrage aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide) kan derhalve achterwege blijven. De blootstelling aan luchtverontreiniging (lokale luchtkwaliteit) dient echter wel in kaart te worden gebracht en te worden getoetst aan de hierbij gestelde eisen.
Via de NSL-Monitoringstool zijn de concentraties van de nabijgelegen rekenpunten voor de jaren 2020 en 2030 afgelezen op de dichtstbijzijnde rekenpunten aan de Bovendonksestraat. De concentraties zijn hieronder in de tabel weergegeven. Hieruit blijkt dat de grenswaarden niet worden overschreden.
Tabel 4.5 Concentraties luchtkwaliteit
Conclusie
Uit bovenstaande beoordeling blijkt dat de bijdrage van de het initiatief 'niet in betekende mate' is en derhalve geen nader onderzoek benodigd is. Tevens kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Figuur 4.6 Uitsnede Bestand Veehouderij Bedrijven, Provincie Noord-Brabant (plangebied met rode lijn aangeduid)
Beoordeling
In figuur 4.6 zijn de nabijgelegen (voormalige) veehouderijbedrijven weergegeven, te weten:
Dit betreft een voormalig veehouderijbedrijf welke in 2015 is beëindigd. Per 11 november 2015 is de melding voor de gehele veestand ingetrokken. Er is dan ook geen sprake van enige geurbelasting op de nieuwe woning.
De afstand tot dit veehouderijbedrijf bedraagt ruim 300 meter. Op korte afstand tot het veehouderijbedrijf bevinden zich reeds woningen. Er mag dan ook worden aangenomen dat ter plaatse van Bovenstraat 70 een voldoende tot goed woon- en leefklimaat aanwezig zal zijn. Ook zal, vanwege de dichterbij gelegen woningen, de nieuwe woningen aan Bovenstraat 70 geen extra beperking vormen voor het bestaande veehouderijbedrijf.
GES-kaart
Daarnaast kan ook op basis van de GES-kaart (Gezondheids Effect Screening, zie figuur 4.7) bevestigd worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geur. Op de GES-kaart wordt de GES-score getoond op basis van de opgetelde geurbelasting veroorzaakt door veehouderijen. De GES scores zijn gebaseerd op een bepaalde kans op geurhinder. Voor voorliggend plangebied bedraagt de GES score 1, wat inhoudt dat er 0 tot 5 % hinderkans is, dit wordt als acceptabel beschouwd.
Figuur 4.7 Uitsnede kaart GES Geur veehouderij (bron: Atlas Leefomgeving)
Conclusie
Het aspect geur vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het benodigde aantal parkeerplaatsen binnen het plangebied wordt berekend op basis van de 'Kadernota Parkeren 2017-2021' van de gemeente Halderberge. In de nota is de locatie van het plangebied aangeduid als 'gebied C'. Conform de nota geldt voor woningen van 90 m2 of groter een parkeernorm van 2,3. In het plangebied worden 6 woningen gerealiseerd, derhalve dienen er binnen het plangebied 14 (6 x 2,3 = 13,8) parkeerplaatsen te worden gerealiseerd om te voldoen aan de gestelde parkeereis.
De nota stelt dat de benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied dienen gerealiseerd te worden. Om te voorkomen dat bezoekers van het gebied geen gebruik kunnen maken van de private parkeerplaatsen wordt een deel van de gerealiseerde parkeerplaatsen openbaar toegankelijk.
Binnen het plangebied worden in totaal 15 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 4 openbaar toegankelijk zijn. In de werkelijke situatie komt de capaciteit van een parkeerplaats echter niet altijd overeen met de theorie. Grote auto's en scheef parkeren zijn voorbeelden van factoren die van invloed zijn op de werkelijke parkeercapaciteit. In de parkeernota zijn derhalve de onderstaande rekenfactoren opgenomen om de werkelijke parkeercapaciteit per parkeervoorziening te berekenen.
Tabel 4.6 Rekenfactoren parkeervoorzieningen bij woningen (Kadernota Parkeren 2017-2021)
De drie nieuwe vrijstaande woningen aan het verlengde van de Wilgenroos worden voorzien van een dubbele oprit zonder garage. Van de drie woningen aan de Pinksterbloemlaan, wordt één woning voorzien van een garage met enkele oprit. De andere twee woningen aan de Pinksterbloemlaan worden beiden voorzien van een garage met dubbele oprit.
Naast de private parkeerplaatsen worden er in het openbaar gebied nog vier openbare toegankelijke parkeerplaatsen gerealiseerd.
Alle parkeerplaatsen binnen het plangebied worden minimaal 2,5 meter breed en 5 meter diep. De dubbele opritten binnen het plangebied worden derhalve minimaal 5 meter breed. Daarmee voldoen de parkeervoorzieningen binnen het plangebied aan de gestelde minimale afmetingen uit de Kadernota Parkeren 2017-2021.
In de onderstaande tabel is te zien hoe er in het onderhavig plan wordt voldaan aan de parkeereis van de Kadernota Parkeren gemeente Halderberge.
Tabel 4.7 Tabel parkeervoorzieningen plangebied
Conclusie
Uit de bovenstaande beoordeling blijkt dat er kan worden voldaan aan de Kadernota Parkeren 2017-2021 van de gemeente Halderberge. De parkeervoorzieningen binnen het plangebied voldoen aan de minimale afmetingen en de gestelde parkeernorm. Daarnaast wordt het parkeren binnen het plangebied opgelost en deels openbaar toegankelijk.
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie, of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
Vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden over spoor, weg, water en door buisleidingen. Daarnaast kunnen inrichtingen gevaarlijke stoffen opslaan. Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s voor personen ten gevolge van het gebruik van infrastructuur of het uitvoeren van activiteiten waarbij het voornamelijk gaat om de gevaren die de directe omgeving loopt, als er iets mis gaat bij de productie, de behandeling en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Voor de inventarisatie van de risico's als gevolg van gevaarlijke stoffen kan de Nederlandse risicokaart gebruikt worden. Hiervan is hieronder een uitsnede weergegeven.
Figuur 4.8 Uitsnede Risicokaart Nederland (plangebied is blauw omcirkeld)
Beoordeling
Risicovolle inrichtingen
Zoals op de uitsnede van de risicokaart is te zien, zijn er nabij het plangebied (< 200 meter) geen risicovolle inrichtingen aanwezig. De dichtstbijzijnde risicovolle inrichting is gelegen ten oosten van de kern op een afstand van ruim 1,3 kilometer tot het plangebied en derhalve niet van invloed op de beoogde ontwikkeling.
Transportroute spoorlijn Roosendaal - Breda
Op circa 780 meter ten zuiden van het plangebied loopt de spoorlijn tussen Roosendaal en Breda, welke deel uitmaakt van het Basisnet waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Omdat het plangebied niet is gelegen binnen het verantwoordingsgebied van 200 meter van deze transportroute is een berekening van het groepsrisico niet aan de orde. Het plangebied is wel gelegen binnen het invloedsgebied van verschillende stofcategorieën. Hiervoor is een beperkte verantwoording van het groepsrisico benodigd, die ingaat op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Transportroute rijksweg A58
De rijksweg A58 maakt deel uit van het Basisnet waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd en ligt op circa 1,4 kilometer ten zuiden van het plangebied. Omdat het plangebied niet is gelegen binnen het verantwoordingsgebied van 200 meter van deze transportroute is een berekening van het groepsrisico niet aan de orde. Het plangebied is wel gelegen binnen het invloedsgebied van verschillende stofcategorieën. Hiervoor is een beperkte verantwoording van het groepsrisico benodigd, die ingaat op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Buisleidingen
Op circa 750 meter ten zuiden van het projectgebied ligt een aardgasleiding van de Gasunie. De afstand tot de buisleiding is dusdanig groot dat het projectgebied niet binnen de invloedssfeer van deze leiding ligt. De buisleiding heeft een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6/jaar) van 0 meter ter hoogte van het plangebied. Daarnaast ligt het plangebied ook niet binnen invloedssfeer van andersoortige buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Hierdoor zijn er geen beperkingen voor de ontwikkeling van het plangebied.
Verantwoording groepsrisico
Onderhavige ontwikkeling is van beperkte aard en niet gelegen binnen een 200 meter zone van een risicovolle inrichting of transportroute waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Het plangebied is wel gelegen binnen de invloedsgebieden van verschillende stofcategorieën die worden getransporteerd over zowel het spoor als de rijksweg A58, derhalve dient het groepsrisico wel te worden verantwoord. Volstaan kan worden met een beperkte verantwoording, hiervoor kan de standaard groepsrisico verantwoording van de gemeente Halderberge en bijbehorend standaardadvies van de brandweer worden gehanteerd, deze zijn als Bijlage 10 en Bijlage 11 toegevoegd.
Conclusie
Ter plaatse van het projectgebied gelden geen belemmeringen wat betreft externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Behalve aan de uitvoeringsaspecten bedoeld in de Awb en het Bro dient ook te worden getoetst aan de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r of er sprake is van een mogelijke verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapportage.
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Er zijn drie onafhankelijke aanvliegroutes die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Bepalend hierbij is de activiteit (of zijn de activiteiten) waarop het plan of besluit betrekking heeft. Het betreft de volgende drie stappen:
Beoordeling en conclusie
De activiteit die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, betreft de realisatie van 6 woningen. De Raad van State heeft in een uitspraak van d.d. 15 januari 2020 (201901439/1/R1) dat een ontwikkeling van twaalf vrijstaande woningen in bestaand stedelijk gebied niet kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Daarbij is ook van belang dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is. Nu de voorziene ontwikkeling geen stedelijk ontwikkelingsproject vormt, hoeft er geen m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.
Daarnaast is ook in onderhavig hoofdstuk gebleken dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden.
Dit bestemmingsplan heeft tot doel een adequaat juridisch-planologische regeling te scheppen voor onderhavige ontwikkeling. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast vormen de regels van het bestemmingsplan 'Kom Hoeven', welke is vastgesteld op 14 maart 2013, het uitgangspunt.
Het bestemmingsplan biedt een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad. Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de aanduidingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.
De indeling van de planregels is als volgt:
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Binnen deze bestemming zijn de groenvoorzieningen opgenomen. Ook het aanleggen van verharding is mogelijk. Ten behoeve van de aanleg, onderhoud en instandhouding van de waterbergende voorzieningen, is een deel van de als 'Groen' bestemde gronden aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - waterberging'.
Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn wegen en paden toegestaan, evenals de parkeerplaatsen. Binnen de bestemming zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en garageboxen.
Deze bestemming is toegekend aan de nieuw te bouwen burgerwoningen. Hoofdgebouwen mogen binnen de bestemming 'wonen' worden gebouwd rekening houdend met de maatvoering in de regels.
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing, ondergronds bouwen en vervangende nieuwbouw van woningen.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is de gebiedsaanduiding naar aanleiding van het obstakelbeheergebied luchtvaartverkeerzone opgenomen.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten en afmetingen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
De verbeelding is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit uit zich met name in de structuur en opmaak van de regels en verbeelding. De verbeelding opgebouwd en gecodeerd volgens IMRO 2012 en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012. Hiermee wordt aangesloten bij de landelijke richtlijn voor het benoemen van de bestemmingen, het bijbehoren kleurgebruik, het gebruik en de vorm van aanduidingen en dergelijken. Op de planverbeelding zijn de volgende onderdelen opgenomen:
De gronden gelegen binnen de grens van het plangebied zijn geregeld binnen dit bestemmingsplan. De kleuraanduiding op de planverbeelding geeft aan om welke bestemming het gaat. Het bouwvlak geeft de begrenzing weer waarbinnen gebouwen mogen worden opgericht. De overige aanduidingen geven een specifieke situatie weer, waarvoor in de regels een aparte regeling is opgenomen.
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zekerstellen van de economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie en de koppeling met het exploitatieplan.
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijke kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen.
In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of afwijkingsbesluit. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:
Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk wanneer de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn.
Beoordeling en conclusie
Ten behoeve van dit plan is een anterieure overeenkomst gesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente Halderberge. In deze overeenkomst is het kostenverhaal opgenomen en is tevens afgesproken dat het openbaar gebied wordt overgedragen aan de gemeente. Het kostenverhaal bestaat enerzijds uit de plankosten en bovenwijkse voorzieningen en anderzijds eventuele planschade. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve in dit geval niet noodzakelijk.
Participatie wordt een belangrijke pijler onder de toekomstige Omgevingswet. Derden (waaronder omwonenden) moeten in een vroegtijdig stadium worden betrokken bij de voorbereiding van beleids- en besluitvorming. Van belang is dat de buurt betrokken wordt bij het planvoornemen. Als initiatiefnemer moet kennis worden genomen van eventuele bezwaren, wensen en belangen van omwonenden.
Bij de voorbereidingen van onderhavig planvoornemen heeft de initiatiefnemer een omgevingsdialoog uitgevoerd met de omwonenden van het plangebied. Op 7 maart 2022 heeft er in eerste instantie een persoonlijk gesprek plaatsgevonden met de aan het plan grenzende bewoners. Ze waren tevreden met het feit dat zij op deze manier werden geïnformeerd over het project, wel waren ze liever in een eerder stadium al ingelicht over het voornemen. Inhoudelijk op het project gaven ze aan zich zorgen te maken over de invulling van de noordzijde van het plangebied. In verband met hun sociale veiligheid gaven ze aan hier liever geen doorsteek tussen de Pinksterbloemlaan en de Wilgenroos te zien.
Op 8 maart 2022 zijn alle omwonenden van het plangebied uitgenodigd voor een inloopavond in Sporthal de Parrestee te Hoeven. Tijdens de inloopavond zijn de omwoners geïnformeerd over het planvoornemen en in de gelegenheid gesteld om te reageren op het planvoornemen.
Een verslag van de omgevingsdialoog is in Bijlage 12 van dit bestemmingsplan opgenomen. Naar aanleiding van de ingekomen reacties is het plan in samenspraak met de omwonenden en de gemeente op enkele punten gewijzigd. Met name de invulling van de noordzijde van het plangebied was hierbij een belangrijk aandachtspunt.
In artikel 3.1.1 van het Bro is vastgelegd dat tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg moet worden gepleegd met instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Daarbij zijn met name genoemd het waterschappen en diensten van provincie en Rijk. Ten aanzien van bekendmaking van het plan is artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Voorts is in artikel 3.1.6 van het Bro bepaald dat de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg in de toelichting van het plan moeten worden beschreven.
In het kader van het vooroverleg is het concept-ontwerpbestemmingsplan verstuurd naar de betrokken vooroverlegpartners:
De ingekomen reacties hebben niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. De volledige vooroverlegreacties zijn aan dit bestemmingsplan toegevoegd als Bijlage 13, 14, 15 en 16.
Na het wettelijk vooroverleg wordt dit bestemmingsplan gedurende zes weken ter visie gelegd als ontwerpbestemmingsplan. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid om zienswijzen op het plan in te dienen. De zienswijzen worden samengevat en van commentaar voorzien. Deze zienswijzen zullen worden beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft. Vervolgens zal het college de raad voorstellen het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast te stellen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 9 maart 2023 tot 20 april 2023 voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn van zes weken zijn er geen zienswijzen ingediend op het ontwerpbestemmingsplan.
Na vaststelling wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden en niet-belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.