direct naar inhoud van Regels
Plan: Landgoed en Natuurpoort Nederheide
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.BPnederheide-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “Landgoed en Natuurpoort Nederheide” met identificatienummer NL.IMRO.1652.BPnederheide-VA01 van de gemeente Gemert-Bakel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.7 bedrijfsmatige exploitatie

het via één bedrijf, stichting en/of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie dat in de logiesverblijven - permanent wisselende - recreatieve (nacht-)verblijfsmogelijkheden geboden worden, hetgeen een verbod op permanente bewoning van recreatieverblijven inhoudt;

1.8 bestaand
  • a. met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als legaal aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
  • b. met betrekking tot gebruik: het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, zoals toegestaan op grond van een onherroepelijke vergunning of op basis van het voorgaande onherroepelijke bestemmingsplan of op basis van daarop volgende omgevingsvergunningen ten behoeve van (wijzigen van) gebruik;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw

de krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, verbonden aan het hoofdgebouw of daarvan vrijstaand in een bouwlaag, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.15 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 (camping)winkel

kleinschalige zelfbedieningswinkel, geen supermarkt zijnde, waar levensmiddelen van uiteenlopende aard en huishoudelijke artikelen verkocht worden;

1.19 caravan

een kampeermiddel op wielen, dat bedoeld is voor een kort verblijf op een bepaalde locatie en dat mede gelet op de afmetingen en vormgeving bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen onder meer over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.20 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van een supermarkt;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdverblijf

dat adres dat fungeert als centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten voor de bewoners;

1.23 horecabedrijf

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van logies en/of het verstrekken van dranken en etenswaren, voor gebruik ter plaatse, ten dienste van het recreatiebedrijf, met uitzondering van een discotheek/bar-dancing en/of een seksinrichting;

1.24 landschappelijke waarde

belang in geomorfologisch (betrekking hebbend op de geologische ontstaanswijze) en landschappelijke-esthetisch opzicht, vooral gericht op de onderlinge samenhang (herkenbaarheid) van deze elementen;

1.25 natuurlijke waarde

belang in botanisch, ornithologisch en algemeen zoölogisch opzicht en verder met geologische en bodemkundige waarde, waarbij met name de onderlinge samenhang (ecologie) van belang is;

1.26 onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, mobiele kampeerwagens alsook tenten en tentwagens, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.27 permanent wonen

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.28 recreatiebedrijf

een bedrijf dat het bedrijfsmatig faciliteren van recreatief nachtverblijf tot doel heeft.

1.29 recreatief nachtverblijf

nachtverblijf op een standplaats of in een recreatiewoning door één of meerdere personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.30 recreatieverblijf

bouwwerk ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;

1.31 standplaats

de aaneengesloten grond bedoeld voor tijdelijk recreatief nachtverblijf in een tent, vouwwagen, kampeerauto, caravan of hiermee gelijk te stellen onderkomens, in ieder geval niet zijnde een recreatiewoning;

1.32 supermarkt

een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel, met een verkoopvloeroppervlak van ten minste 300 m², waar hoofdzakelijk levensmiddelen, voedingsmiddelen – inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel - en huishoudelijke artikelen worden verkocht;

1.33 verkoopvloeroppervlak

de som van de oppervlakten van alle ruimten binnen een gebouw of gebouwen, behorend tot één bedrijf die voor het publiek toegankelijk zijn en dienen voor detailhandelsdoeleinden, met uitzondering van bijvoorbeeld trappen, trappenhuizen en daarmee gelijk te stellen ruimten en met uitzondering van afzonderlijke ruimten voor bijvoorbeeld opslag, personeel, reparatie en onderhoud.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 peil

voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, aardkundige en waterhuishoudkundige waarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', voor de instandhouding en ontwikkeling van een ecologische verbindingszone, waarbij geldt dat de ecologische verbindingszone overeenkomstig het landschappelijke inpassingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1, worden aangelegd en aldus in stand dienen te worden gehouden;
  • c. groenvoorzieningen, waarbij geldt dat de groenvoorzieningen overeenkomstig het landschappelijke inpassingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1, worden aangelegd en aldus in stand dienen te worden gehouden;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • e. extensief recreatief medegebruik,


met daaraan ondergeschikt:

  • f. verhardingen,


met daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • c. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken:

  • a. van de gronden en/of bouwwerken voor:
    • 1. reclamedoeleinden;
    • 2. opslag;
    • 3. parkeren.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen en waterpartijen;
    • 2. het ontginnen, ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven van de bodem;
    • 3. het vellen of rooien van houtgewas c.q. beplanting of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas en beplanting ten gevolge kunnen hebben.
    • 4. aanleggen van drainage;
    • 5. aanbrengen van oppervlakteverharding meer dan 100 m²;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' tevens:
      • het diepploegen en diepwoelen;
      • het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. de werken of werkzaamheden zijn slechts incidenteel toelaatbaar indien:
    • 1. door die werken of werkzaamheden de natuurlijke dan wel landschappelijke waarden alsmede cultuurhistorisch en archeologische waarden niet in onevenredige mate worden aangetast;
    • 2. er geen sprake is van een onevenredige afbreuk op de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. er geen sprake is van een aantasting van de afschermende werking van het houtgewas c.q. beplanting;
    • 4. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de inpassing van het recreatieterrein in het omringende landschap;
  • c. bij het uitvoeren van werkzaamheden c.q. aanpassing van de groenvoorzieningen als bedoeld onder a dient een inrichtingsplan te worden vervaardigd dat ter goedkeuring aan burgemeester en wethouders dient te worden voorgelegd;
  • d. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de erfbeplanting op basis van een goed te keuren inrichtingsplan. De toepassing zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en waarborging van een goede landschappelijke inpassing van het recreatieterrein in de omgeving;
  • e. het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. inhoudende het normale beheer en onderhoud betreffen en welke twee weken voor aanvang worden gemeld aan burgemeester en wethouders;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning kunnen worden uitgevoerd.

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief (nacht)verblijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landgoed', waarbij geldt dat:
    • 1. de voor verblijfsrecreatie aangewezen gronden nader zijn bestemd voor:
      • recreatief (nacht)verblijf door de eigenaar van een recreatiewoning, mits die eigenaar dat vooraf meldt bij de bedrijfsmatig exploitant;
      • het door middel van een bedrijfsmatige exploitatie als eenheid bieden van recreatief (nacht)verblijf in tot het bedrijf behorende recreatiewoningen en op standplaatsen aan andere personen dan eigenaren;
      • Het tegelijkertijd bieden van recreatief nachtverblijf aan maximaal 1.380 personen in recreatiewoningen;
    • 2. tevens één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. recreatief (dag)verblijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurpoort', waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bezoekerscentrum' zijn toegestaan:
      • een bezoekerscentrum;
      • één bedrijfswoning;
      • een horecabedrijf in de vorm van een cafetaria, lunchroom, ijssalon, snackbar, restaurant of daarmee vergelijkbaar, alsmede het reguliere gebruik van deze voorzieningen ten behoeve van feesten en partijen, bruiloften, conferenties of daarmee vergelijkbare activiteiten;
      • bijbehorende voorzieningen in de vorm van een receptie, een (camping)winkel en een overdekt binnenzwembad;
    • 2. tevens een strandbad en (bijbehorende) sanitaire voorzieningen zijn toegestaan;
  • c. recreatief (nacht)verblijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bezoekerscentrum', uitsluitend in de vorm van maximaal 7 hotelkamers op de 1e en 2e verdieping samen van het bezoekerscentrum,

met dien verstande dat:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landgoed', per standplaats en recreatiewoning één parkeerplaats is toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 14.1,

met daaraan ondergeschikt;

  • e. erven, paden en wegen;
  • f. onderhoudsruimten;
  • g. sanitaire voorzieningen;
  • h. voorzieningen voor het inzamelen van afval;
  • i. sport- en spelvoorzieningen;
  • j. recreatievijvers;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. één zend- en ontvangstmast;
  • n. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. recreatiewoningen en standplaatsen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landgoed', met dien verstande dat:
    • 1. het aantal recreatiewoningen niet meer bedraagt dan 230;
    • 2. het aantal standplaatsen niet meer bedraagt dan 150.

4.2.2 Bezoekerscentrum

Ten aanzien van het bezoekerscentrum gelden de volgende regels;

  • a. het gebouw dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. de goot- en bouwhoogte van het gebouw mag respectievelijk maximaal 4,5 m en 10 m bedragen;
  • c. de maximale oppervlakte van het gebouw bedraagt 1.600 m2.

4.2.3 Recreatiewoningen

Ten aanzien van het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte (bvo) per recreatiewoning mag maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat aanvullend een oppervlakte van maximaal 7,5 m² mag worden gerealiseerd ten behoeve van een inpandige berging op de begane grond;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een recreatiewoning mag respectievelijk bedragen:
    • 1. maximaal 3,5 m en 4,5 m in geval van éénlaagse chalet;
    • 2. maximaal 3,5 m en 7,5 m in geval van tweelaagse chalet;
  • c. de afstand tot een naastliggende recreatiewoning moet ten minste bedragen:
    • 1. 5 m in geval van éénlaagse chalet;
    • 2. 7 m in geval van tweelaagse chalet;
  • d. in afwijking van het bepaalse in sub a zijn bijgebouwen bij de recreatiewoning niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaande bijgebouwen toegestaan' waar bijgebouwen tot een oppervlak van maximaal 7,5 m2 zijn toegestaan.

4.2.4 Bedrijfswoningen

Ten aanzien van het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. met betrekking tot woningen geldt dat:
    • 1. bedrijfswoningen, voor zover niet reeds vergund dan wel bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan, dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. er maximaal twee bedrijfswoningen gebouwd mogen worden, met inachtneming van het bepaald in artikel 4.1 onder a, sub 2 en artikel 4.1 onder b, sub 1, tweede bullit;
    • 3. de inhoud van een woning mag maximaal 750 m³ bedragen;
    • 4. de goothoogte van de woning maximaal 4,5 m mag bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van de woning maximaal 10 m mag bedragen;
  • b. met betrekking tot bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de oppervlakte aan bijgebouwen per bedrijfswoning 100 m² mag bedragen;
    • 2. de goothoogte van het bijgebouw maximaal 3 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van het bijgebouw maximaal 5,5 m mag bedragen.

4.2.5 Sanitaire voorzieningen

Ten aanzien van het bouwen van sanitaire voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurpoort' mag de oppervlakte voor sanitaire voorzieningen ten behoeve van het strandbad maximaal 100 m² bedragen;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landgoed' mag de oppervlakte voor sanitaire voorzieningen maximaal 150 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een sanitaire voorziening mag maximaal 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een sanitaire voorziening mag maximaal 5,5 m bedragen.

4.2.6 Nutsvoorzieningen

Ten aanzien van het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen mag maximaal 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van de gebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal 4,5 m bedragen.

4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van wegbewijzeringsborden, aanduidingsborden en dergelijke mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen mag maximaal 5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelwerktuigen mag maximaal 5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de zend-/ontvangstmast mag maximaal 15 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 6 m bedragen.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Verhogen bouwhoogten sanitaire voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.5 en toestaan dat de goot- en bouwhoogten van de sanitiaire voorzieningen worden verhoogd met maximaal 1 m, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsmatige noodzaak van de verhoging wordt aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. de afwijking van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien aantoonbaar wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken:

  • a. van de gronden als standplaats voor wagens en kramen, geschikt en bestemd voor de uitoefening van detailhandel;
  • b. van de gronden als terrein voor het al dan niet voor verhuur of verkoop opslaan of opstellen van machines, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan;
  • c. van de gronden als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en producten;
  • d. van de gronden als tentoonstellingsgelegenheid voor onderkomens, dan wel als opslagplaats al dan niet voor verhuur of verkoop van onderkomens, met uitzondering dat één standplaats mag dienen als tentoonstellingsgelegenheid voor een recreatiewoning;
  • e. van recreatieverblijven voor permanent wonen c.q. het gebruik van een ruimte als hoofdverblijf;
  • f. van recreatieverblijven en bedrijfswoning voor de uitoefening van enige vorm van detailhandel en/of bedrijf;
  • g. van de gebouwen voor permanente bewoning c.q. het gebruik van een ruimte als hoofdverblijf, met uitzondering van bedrijfswoningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landgoed' het tegelijkertijd bieden van recreatief nachtverblijf in recreatiewoningen aan meer dan 1.380 personen

4.4.2 Voorwaardelijke verplichting recreatiewoningen

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van recreatiewoningen is alleen toegestaan wanneer:

  • a. bij het oprichten van een recreatiewoning, zoals bedoeld in artikel 4.2.3, twee standplaatsen komen te vervallen;
  • b. het inrichtingsplan zoals bedoeld in artikel 3.1 onder a binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan wordt aangelegd en aldus in stand wordt gehouden,

met dien verstande dat deze voorwaardelijke verplichting niet van toepassing is op bestaande recreatiewoningen.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verwijderen van erfbeplanting;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurpoort' tevens:
      • het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
      • het ophogen van de bodem;
      • het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
      • het diepploegen en diepwoelen;
      • het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
      • het aanbrengen van drainage;
      • het aanbrengen van oppervlakteverharding groter dan 100 m²;
      • het aanbrengen van ondergrondse en/of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
      • het vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas;
  • b. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden de natuurlijke dan wel landschappelijke waarden alsmede cultuurhistorisch en archeologische waarden niet in onevenredige mate worden aangetast.
  • c. het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning kunnen worden uitgevoerd.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden met de daarbij behorende voorzieningen zoals bermen, bermsloten, fiets- en/of voetpaden, parkeervoorzieningen, alsmede groenvoorzieningen;
  • b. natuurontwikkeling op basis van verschralingbeheer en ruigteontwikkeling in de bermen.

5.2 Bouwregels

Op of in de in 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van palen en lichtmasten maximaal 6 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2,5 m mag bedragen.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 2. het aanbrengen van drainage;
    • 3. het aanbrengen van oppervlakteverharding groter dan 100 m²;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse en/of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
    • 5. het verwijderen van erfbeplanting;
  • b. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden de natuurlijke dan wel landschappelijke waarden alsmede cultuurhistorisch en archeologische waarden niet in onevenredige mate worden aangetast.
  • c. het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning kunnen worden uitgevoerd.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden, met name aan- en afvoer van water;
  • b. natuurontwikkeling;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', voor de instandhouding en ontwikkeling van een ecologische verbindingszone;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. (natuurlijke) oevers;
  • f. onverharde (wandel)paden.

6.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 2. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse en/of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' tevens:
      • het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
      • het ophogen van de bodem;
      • het het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
      • het diepploegen en diepwoelen;
      • het aanleggen van drainage;
      • het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden de natuurlijke dan wel landschappelijke waarden alsmede cultuurhistorisch en archeologische waarden niet in onevenredige mate worden aangetast.
  • c. het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning kunnen worden uitgevoerd.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 5

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

 

7.2 Bouwregels
7.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde - Archeologie 5'.

 

7.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 2.500 m² en een diepte van 0,40 m onder maaiveld.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 en toestaan dat conform de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m onder maaiveld, onder de voorwaarden dat:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden kan verbinden aan de omgevingsvergunning, indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de 2.500 m², zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de 2.500 m².

 

7.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

 

7.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 7.1 genoemde doeleinden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat 2.500 m² en de diepte meer bedraagt dan 0,40 m onder maaiveld.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van de gronden als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en producten;
  • c. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van de gebouwen voor permanente bewoning c.q. het gebruik van een ruimte als hoofdverblijf, met uitzondering van bedrijfswoningen;
  • d. het zonder bedrijfsmatige exploitatie verhuren van recreatieverblijven.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Luchtvaartverkeerzones
  • a. het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 65 m boven NAP;
  • b. het is niet toegestaan om ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ihcs' (Inner Horizontal en Conical Surface) enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 45 m boven NAP.

10.2 veiligheidszone - bevi 1
10.2.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi 1' is geen nieuwbouw van en/of uitbreiding van (beperkt) kwetsbare objecten als genoemd in artikel 1, lid 1, sub b en sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

10.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits dit verantwoord is vanuit oogpunt van externe veiligheid, waarbij een toets plaatsvindt aan de normen voor het plaatsgebonden risico en een verantwoording plaatsvindt van het groepsrisico.

10.3 veiligheidszone - bevi 2

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi 2' dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de plaatsgebonden en/of groepsrisico('s).

10.4 vrijwaringszone - waterloop
10.4.1 Aanduidingsregels

Ter plaats van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterloop' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het beheer en onderhoud van de waterloop.

10.4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterloop' is het verboden enig bouwwerk te bouwen.

10.4.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.4.2 ten behoeve van bebouwing die is toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemming, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt toegebracht aan het belang van de waterhuishouding.
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van omgevingsvergunning wordt aan genoemde instantie medegedeeld.

10.4.4 Strijdig gebruik

Het is verboden handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan, liggen of drijven.

10.4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het in de grond aanbrengen, wijzigen, hebben, onderhouden of uit de grond verwijderen van voorwerpen en beplanting;
    • 2. boren of sonderen in de grond;
    • 3. het verhogen of verlagen van het maaiveld;
    • 4. het aanleggen van oppervlakteverharding van meer dan 100 m²;
  • b. het verbod bedoeld onder a. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. de werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de beschermingsfunctie ten behoeve van de waterloop;
  • d. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan genoemde instantie medegedeeld.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten aanzien van:

  • a. het in geringe mate afwijken van de plaats en de richting van de begrenzing der deelbestemmingen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden van de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten, voor zover daarvoor geen bijzondere afwijkingsmogelijkheid in deze regels is opgenomen, mits deze met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. de bouwhoogte van de bij de afzonderlijke artikelen toegelaten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die uitsluitend kunnen functioneren wanneer deze hoger zijn dan de bij de betreffende bestemmingen genoemde maximum bouwhoogte en dan wel tot een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • d. een overschrijding van de (bij recht) geregelde bouwhoogte van gebouwen, ten behoeve van ondergeschikte verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de overschrijding niet meer dan 10% van de oppervlakte van het gebouw bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte met niet meer dan 25% wordt overschreden.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijziging ten behoeve van correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen:

  • a. door het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 2 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad.

Artikel 13 Algemene procedureregels

13.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, zijn de in hoofdstuk 4 van de Awb en de in artikelen 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Parkeerregeling
  • a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' vastgesteld d.d. 1 juni 2017 en opgenomen als Bijlage 2 bij deze regels;
  • b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. van dit artikel overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017;
  • c. indien de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' als bedoeld onder sub a. en b. van dit artikel gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging;
  • d. voor gebruiksveranderingen die zijn ontstaan na vaststelling van het bestemmingsplan wordt onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken in elk geval verstaan indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld 1 juni 2017);
  • e. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub d. overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld 1 juni 2017);
  • f. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Landgoed en Natuurpoort Nederheide”.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van xxxxx.

de griffier, de voorzitter,