Plan: | Gemert, Virmundtstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1652.BPVirmundtstraat-VA01 |
Initiatiefnemer is voornemens om op de hoek Gelind/Virmundtstraat appartementen te realiseren. De bestaande bebouwing wordt gesloopt en ter plaatse worden 14 appartmenten en 4 tussen/hoekwoningen worden gerealiseerd.
Het planvoornemen past niet in het geldende bestemmingsplan 'Centrumgebied Gemert 2012' (zie paragraaf 1.3). Om de realisatie van de woningen mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld.
De ontwikkeling vindt plaats op de hoek van de kruising van Gelind en Virmundtstraat, in het centrum van Gemert. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Gemert sectie M, perceelnummers 5827, 5828, 5829 en 5830. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1.835 m2. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied binnen Gemert weergegeven. In figuur 1.2 is het plangebied aangeduid.
Figuur 1.1. Ligging plangebied (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Figuur 1.2. Begrenzing plangebied
Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Centrumgebied Gemert 2012'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Gemert-Bakel vastgesteld op 5 juli 2012. Tevens is het paraplubestemmingsplan 'Parkeren' (vastgesteld op 23 januari 2018) van toepassing.
Het plangebied heeft volgens het geldende bestemmingsplan 'Centrumgebied Gemert 2012' de volgende bestemmingen en aanduidingen:
Navolgende figuur betreft een uitsnede van het bestemmingsplan 'Centrumgebied Gemert 2012' ter plaatse van het buitengebied.
Figuur 1.3. Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Centrumgebied Gemert 2012' (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De toelichting op het bestemmingsplan heeft de volgende opzet.
Het plangebied ligt op de hoek Gelind en Virmundtstraat. Binnen het plangebied was voorheen een autobedrijf in gebruik, in de huidige situatie biedt de locatie tijdelijke huisvesting aan arbeidsmigranten. De locatie staat bekend als Pension Gelind.
De bebouwing aan de Virmundtstraat betreft tweelaagse bebouwing met een platdak, aan de voorzijde van het gebouw bevindt zich een voetgangerspad en parkeerplaatsen. Ten oosten van deze bebouwing is een deel van het plangebied is ingericht geweest ten behoeve van de stalling van personenauto's, ter plaatse is tevens een overkapping aanwezig. De bebouwing gezien vanaf Gelind betreft een tweelaags gebouw met kap evenwijdig aan de weg gesitueerd. Navolgende figuren geven een beeld van de huidige bebouwing ter plaatse van het plangebied.
Figuur 2.1 Zicht op plangebied gezien vanaf Virmundtstraat (Bron: Google Maps)
Figuur 2.2 Zicht op plangebied gezien vanaf Virmundtstraat (bron: Google Maps)
Figuur 2.3 Zicht op plangebied gezien vanaf Gelind (Bron: Google Maps)
Figuur 2.4 Zicht op plangebied gezien vanaf Gelind (Bron: Google Maps)
Door initiatiefnemer is een ruimtelijke benadering voor de woningbouwplannen opgesteld. Deze is als Bijlage 4 Ruimtelijke benadering herontwikkeling Pension Gelind bij deze toelichting opgenomen. Navolgend zijn de bevindingen weergegeven.
Omgeving
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 18 woningen. De bestaande bebouwing aan de Virmundtstraat-Gelind wordt vervangen door nieuwe rijtjeswoningen en appartementen. Door de sloop van de bestaande bebouwing en de te realiseren nieuwbouw verandert de ruimtelijke compositie. De nieuwbouw is gelegen tussen de Virmundtstraat, Gelind en de Pr. Irenestraat. Elke straat heeft zijn eigen karaktereigenschappen en stedenbouwkundige structuren. De Virmundtstraat kenmerkt zich door rijtjes- en twee-onder-een-kapwoningen van 2 bouwlagen met een kap. Het Gelind bevat veel parkeren en diverse appartementengebouwen van 4 /5 bouwlagen. De Pr. Irenestraat is een mix tussen vrijstaande woningen, groene hagen en appartementen. De nieuwbouw varieert in bouwhoogtes, gevellijnen en hagenstructuren om zo aan elke zijde op een eigen manier aan te sluiten op zijn omgeving.
Bebouwing
Het appartemencomplex bestaat uit drie geclusterde volumes. Op deze manier sluit het bouwvolume aan op de korrelgrootte van de omgeving. De volumes zijn afzonderlijk leesbaar van elkaar door verspringen in de gevellijn, diversiteit in goot- en nokhoogte en de gevelritmiek. De Virmundtstraat kenmerkt zich door een kleinschalige korrelgrootte van bebouwing: rijtjes- en twee-onder-een-kapwoningen van 2 bouwlagen met een kap. De te realiseren rijtjeswoningen bestaan uit één bouwlaag met een mansardekap. Een kapsoort die in de Virmundtstraat meermaals is toegepast. Het volume van het appartementencomplex gericht op de Virmundtstraat bestaat uit twee bouwlagen met een zadeldak parallel aan de straat. De appartementen zijn door ritmiek van raam- en deuropeningen afzonderlijk leesbaar in de gevel. Het appartementencomplex heeft een eigentijdse uitstraling die aansluit bij de pakhuis typologie. Dit is terug te zien in de verticale massa’s met zadeldak, het gebruik van baksteen als gevelmateriaal, gevelritmiek en de detaillering.
Figuur 2.5: Sfeerimpressies clustering van volumes (bron: Herontwikkeling Penioson gelind, gemert, Denkkamer)
Groen
Om een groen woonmilieu te creëren zijn zowel de tuinen als de openbare ruimte meegenomen in het ontwerp. De parkeervoorziening achter de hoge bestaande haag aan Pr. Irenestraat wordt voorzien van halfverharding in de vorm van groentegels. Daarnaast worden er nieuwe bomen geplant bij de parkeerplaatsen, entree van het appartementencomplex en in de tuinen richting het Gelind. Tuinen, fietsenrekken en vuilcontainer worden afschermd middels hagen in diverse hoogtes. De nieuwe woningen zijn gelegen in de luwte van de winkelstraat. Vanaf de appartementen en buitenruimte hebben de bewoners zicht op de kerk. De kenmerkende hagenstructuur uit de omgeving wordt doorgezet op de percelen. De hagen rondom de tuinen zorgen niet alleen voor een groene woonomgeving maar bieden tevens ook voldoende privacy voor de bewoners.
Figuur 2.6: Toekomstige situatie Pension Gelind (bron: Herontwikkeling Penioson gelind, gemert, Denkkamer)
De thema's parkeren en groen worden nader toegelicht in 3.4.3 Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017 en 3.4.5 Groennorm Gemert-Bakel.
Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Paragraaf 3.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. Tot slot wordt in paragraaf 3.4 de beoogde ontwikkeling getoetst aan het gemeentelijk beleid.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op Rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Toetsing
De NOVI wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Eén van de nationale belangen die relevant is voor het voorliggende bestemmingsplan is een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming. Hier wordt aan voldaan. Voor het overige is geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat van belang is voor het voorliggend bestemmingsplan. De in de NOVI genoemde nationale belangen worden door de voorgenomen ontwikkelingen niet geschaad.
Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de NOVI wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie.
Toetsing
Op het plangebied zijn geen voorwaarden van toepassing op basis van het Barro.
De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, moet in de toelichting worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.
Het toevoegen van meer dan 11 woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Het geldende bestemmingsplan is vertrekpunt bij de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In dit geval is wonen niet mogelijk en er worden 18 woningen toegevoegd. Daarom is hierna de behoefte beschreven.
Beschrijving behoefte
De relevante regio voor wonen is De Peel binnen de regio Zuidoost-Brabant.
Figuur 3.1 Woonregio's (Bron: Brabantse Agenda Wonen, september 2017)
De woningbehoefte in de gemeente Gemert-Bakel blijkt uit diverse onderzoeken.
Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, Actualisering 2020
Doordat het aantal huishoudens de komende jaren nog sterk toeneemt, zijn er ook meer huizen nodig. Naar verwachting is in 2050 zo'n 43% van alle huishoudens een éénpersoonshuishouden. Vooral het aantal oudere alleenstaanden van 75 jaar en ouder neemt sterk toe. Vergeleken met de vorige prognose uit 2017 ligt de groei van de Brabantse bevolking duidelijk hoger. De indicatie voor de gemeente Gemert-Bakel is 1.280 woningen in de periode 2020-2030. De tabel in figuur 3.2 is richtinggevend voor het maken van nieuwe regionale afspraken. Versnelling van de woningbouw en (vervolgens) vasthouden van het bouwtempo is een belangrijke doelstelling van de Brabantse Agenda Wonen.
Figuur 3.2 Indicatie toename woningvoorraad
Brabantse Agenda Wonen Voortgangsrapportage 2020/2021
In de Brabantse Agenda Wonen Voortgangsrapportage staat dat er in de regio Zuidoost Brabant in de periode 2020-2030 nog 44.000 woningen nodig zijn en er slechts harde plancapaciteit is voor 25.550 woningen.
Figuur 3.3 Woningbouwcapaciteit en opgaven
Binnen deze regio zijn de Woonafspraken De Peel gemaakt. Deze woonafspraken zijn nu in uitvoering en vormen de leidraad waarlangs gewerkt wordt. Plannen worden onderling gedeeld en er vindt afstemming plaats over de woningbouw. De afspraken gaan o.a. over afstemming van uitbreidingslocaties, niet-traditionele woonvormen en de huisvesting van specifieke doelgroepen, waaronder arbeidsmigranten en doelgroepen die 'claims' leggen op Wmo-budget.
In de gemeentelijke woonvisie is aangegeven dat Gemert-Bakel op basis van de provinciale prognose 2017 in de periode 2020-2030 1.040 woningen kan bijbouwen (op basis van de prognose uit 2020 gaat het om een behoefte aan 1.280 woningen). De totale plancapaciteit is daarmee 170% van de gegeven prognoseruimte. Van de totale plancapaciteit vallen 282 woningen onder harde plancapaciteit, deze zijn niet meer beïnvloedbaar. Dit is 27% van de prognoseruimte. Overige woningen vallen onder plannen die nog beïnvloedbaar zijn, deze plannen zijn nog “zacht”.
Figuur 3.4 Plancapaciteit
De beoogde ontwikkeling is een van de bekende zachte plannen, die invulling moeten geven aan de grote kwantitatieve woningbehoefte.
Kwalitatieve behoefte
De kwalitatieve woningbehoefte is beschreven in de gemeentelijke woonvisie Gemert-Bakel 2020-2024 (vastgesteld op 9 juli 2020). Ook zijn twee verordeningen vastgesteld waarin regels zijn opgenomen voor sociale woningbouw en middenhuur.
Er worden 14 appartementen en 4 grondgebonden woningen mogelijk gemaakt. Het project richt zich op de doelgroep senioren. Deze doelgroep wil graag in het centrum wonen. Indirect bedient het project daarmee de overige lagere prijsklasse omdat senioren de motor voor doorstroming zijn. Senioren die worden verleid om een nieuwbouw appartement te kopen, zorgen dat er in de bestaande markt doorstroming op gang komt.
Conclusie
Er zijn nog onvoldoende harde plannen en er is sprake van een grote woningbehoefte. In het plan worden appartementen en grondgebonden woningen mogelijk gemaakt, gericht op de doelgroep senoren. Herinvulling van een leegstaande locatie binnen Gemert draagt bovendien bij aan de leefbaarheid binnen het stedelijk gebied.
In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zijn vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:
Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.
Toetsing
Bij ruimtelijke ontwikkelingen ligt het accent op de herstructurering en het beheer van het bestaand (cultuurhistorisch waardevol) bebouwd en onbebouwd gebied om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen. De initiatiefnemer wenst woningen binnen het bestaand bebouwd gebied te realiseren. De beoogde ontwikkeling speelt in op een goede omgevingskwaliteit en een duurzame economie. Hierdoor kan gesteld worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: Iov N-B) vastgesteld. Deze verordening is per 5 november 2019 in werking getreden.
Voorafgaand op de inwerking treding van de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Iov N-B is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. Hierin worden de bestaande verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één Interim omgevingsverordening, waaronder de huidige Verordening ruimte.
De Iov N-B is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.
In hoofdstuk 3 van Iov N-B zijn de instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Hierin staan de regels die nu nog zijn opgenomen in de Verordening ruimte. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.
Toetsing
In de Iov N-B zijn regels voor ontwikkelingen gekoppeld aan werkgebieden (structuren) en aanduidingen. Het plangebied ligt binnen het werkgebied 'stedelijk gebied'.
De ontwikkeling betreft de toevoeging van woningen binnen het werkgebied 'stedelijk gebied'. De toedeling van functies vindt plaats binnen bestaand ruimtebeslag. De ontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
In het kader van een duurzaam verstedelijkingsbeleid en in lijn met (de principes van) de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is het van belang de mogelijkheden om het woningbouwprogramma in te zetten op binnenstedelijke (transformatie)locaties en voor het herbestemmen van leegstaand vastgoed optimaal te benutten. Of, zoals in het 'Bestuursakkoord Noord-Brabant 2015-2019' verwoord: “herbestemmen wordt meer en meer het nieuwe bouwen”. Vaak wordt in het licht van de transformatieopgaven gekeken naar wonen als nieuwe bestemming. Omdat er in veel andere vastgoedmarkten (per saldo) niet veel meer hoeft te worden toegevoegd aan vierkante meters of zelfs sprake is van krimp. Veelal zal het dan ook gaan om het transformeren van locaties naar een tweede leven, waarin wonen de boventoon voert. Hierbij zijn vooral de eerstkomende jaren (tot 2030) cruciaal. Urgentie is geboden. Samenhangend met de nog altijd flinke groei van het aantal huishoudens zal in deze periode immers het leeuwendeel van de benodigde woonruimte moeten worden gerealiseerd. Zoals uit onze actuele bevolkings- en woningbehoefteprognose blijkt, zal van de ca. 160 duizend toe te voegen woningen tot 2050, liefst driekwart (120 duizend woningen) voor 2030 moeten worden gerealiseerd. Na 2030 neemt de groei van de woningbehoefte sterk af.
Toetsing
Uit de Brabantse Agenda Wonen blijkt dat de provincie in lijn met de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking ruim baan wil geven bij herontwikkeling. Er moeten snel meer woningen worden gebouwd. Plannen voor herbestemming van leegstaande locaties of plannen voor inbreiding krijgen voorrang op uitbreidingslocaties. De herbestemming van de locatie op de hoek Gelind/Virmundtstraat tot een locatie met woningen speelt hier op in. Het planvoornemen past zodoende binnen de uitgangspunten van de Brabantse Agenda Wonen.
De structuurvisie is een instrument, dat door het gemeentebestuur wordt gehanteerd om veranderingen in de juiste richting te sturen. De structuurvisie is geen statisch eindbeeld, maar een beoordelingskader voor wensen en ontwikkelingen. Het doel is uiteindelijk oplossingen te creëren voor de vraagstukken die spelen in de gemeente op het gebied van wonen, werken, landbouw, recreëren, welzijn en natuur. De gewenste ontwikkelingen uit deze visie zijn als volgt samen te vatten: De gemeente streeft naar het duurzaam verbinden van mens, ruimte en middelen. Het plangebied is in de structuurvisie aangewezen als ontwikkellocatie. De locatie is gelegen binnen het stedelijk gebied van Gemert.
De beoogde ontwikkeling raakt het thema 'Wonen' uit de structuurvisie. Het plangebied is gelegen in 'stedelijk gebied', aansluitend op de aanduiding 'centrum'.
Figuur 3.5: Uitsnede kaart structuurvisie met daarop het plangebied aangeduid
Toetsing
Deze ontwikkeling voorziet in de woningbouwbehoefte en wonen in het centrum. Het toepassen van appartementen voor een specifieke doelgroep sluit aan bij de uitgangspunten van het thema wonen uit de structuurvisie.
Op 5 juli 2012 heeft de gemeenteraad van Gemert-Bakel het bestemmingsplan 'Centrumgebied Gemert 2012' vastgesteld en op 19 juni 2013 onherroepelijk. Het plangebied kent op basis van dit bestemmingsplan de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Detailhandel', zie ook paragraaf 1.3.
De sloop van de huidige bebouwing en oprichting van nieuwe bebouwing ten behoeve van 4 grondgebonden woningen en 14 appartementen is niet rechtstreeks toegestaan binnen de huidige bestemmingslanregels.
Toetsing
De transformatie van het plangebied is in strijd met de bouw- en gebruiksregels van het geldende bestemmingsplan. Het toevoegen van woningen past niet binnen de geldende bestemmingen 'Bedrijf' en 'Horeca'. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken wordt dit bestemmingsplan opgesteld.
Met de Nota Parkeernormen biedt de gemeente een toetsingskader voor het bepalen van de parkeerbehoefte van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in de gemeente Gemert-Bakel om daarmee de bereikbaarheid en leefbaarheid te waarborgen. Met behulp van dit toetsingskader moet worden voorkomen dat als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen of wijzigingen parkeerproblemen in de openbare ruimte ontstaan.
Om deze doelstelling te halen wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
Op 5 juli 2018 heeft de gemeenteraad van Gemert-Bakel het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Parkeren Gemert-Bakel' vastgesteld. De parkeernormen uit de nota zijn vertaald in dit bestemmingsplan en dienen toegepast te worden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Toetsing
De toetsing aan de gemeentelijke parkeernormen vindt plaats in paragraaf 4.2. Hieruit blijkt dat met de beoogde ontwikkeling aan de Nota Parkeernomen Gemert-Bakel 2017 wordt voldaan. De algemene parkeerregeling uit het paraplubestemmingsplan wordt overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
De gemeente heeft een actuele woonvisie met bijbehorend uitvoeringsprogramma, zodat er gezorgd kan worden voor een goed functionerende woningmarkt en er prestatieafspraken gemaakt kunnen worden met Goed Wonen Gemert. De woonvisie 2020-2024 gaat vooral over de woningbouwaantallen en verdeling per doelgroepen.
Deze woonvisie dient daarmee als basis voor afspraken met Goed Wonen (prestatieafspraken) en ontwikkelaars (exploitatieovereenkomsten).
Tegelijk met de vaststelling van de woonvisie zijn ook de Verordening middenhuur en de Verordening sociale huur en koop vastgesteld. Deze instrumenten geven de gemeente de mogelijkheid om binnen een exploitatieovereenkomst de locatie en aantallen af te dwingen bij een ontwikkelaar wanneer anterieur hierover geen of onvoldoende afspraken kunnen worden gemaakt.
De verwachting is dat het aantal huishoudens de komende jaren toeneemt. Dat betekent dat er noodzaak is om woningen aan onze voorraad toe te voegen. De groei dient circa 120 woningen per jaar te zijn om ‘gaten’ in de verkoop te voorkomen. Op dit moment is er voldoende harde en zachte plancapaciteit om de groei tot 2040 op te vangen. Hierbij is het wel zaak om de woningen voor de juiste doelgroepen te bouwen.
Het aantal kwetsbare groepen op de woningmarkt is de afgelopen jaren toegenomen, denk aan mensen met een zorgvraag, lage inkomens en eenoudergezinnen. Belangrijk is dat er een flexibel woonconcept wordt gecreëerd dat ook voor deze doelgroepen ingezet kan worden.
De gemeente wil betaalbare woningen voor iedere doelgroep en zet in op:
Starters/jongeren
Voor beide groepen zal meer aanbod moeten komen in de middenhuur (tussen 750 en 1000 euro /mnd) en betaalbare koop. In alle kernen wil de gemeente meer experimenteren met tijdelijke woonvormen en gemengde woonvormen, voor bijvoorbeeld jongeren en ouderen aansluitend bij de provinciale lijn nieuwe woonvormen en zelfbouw.
Ouderen
Ook onder ouderen is de behoefte het grootst naar grondgebonden koopwoningen, maar is er ook een vraag naar koopappartementen (betaalbaar en middelduur). Er is behoefte aan meer nultredenwoningen, zoals bungalows. Ook hier wordt ingezet op de segmenten middenkoop en middenhuur. En door tevens levensloopbestendig te bouwen, zodat deze woningen tegelijkertijd ook voor de jongeren beschikbaar zijn. Gemengd wonen van doelgroepen wordt niet als een belemmering gezien, maar als een kans, zeker in de kleine kernen.
Gezinnen
Op dit moment ziet de gemeente een groot aanbod in het dure segment > €350.000. Veel gezinnen zijn juist op zoek naar de middeldure huizen € 275.000 – € 350.000. Om deze groep goed te faciliteren zal ook deze categorie de komende jaren extra aandacht krijgen.
Toetsing
De ontwikkeling voorziet in de realisatie van 4 grondgebonden woningen en 14 appartementen. Dit betreffen woningen in de categorie koop. Het plan richt zich op 'ouderen' die graag in het centrum willen wonen. Indirect worden daarmee ook andere doelgroepen bediend omdat met het betrekken van de woningen door ouderen doorstroming op de woningmarkt wordt bewerkstelligd.
De gemeente Gemert-Bakel heeft de ambitie een groene gemeente te willen zijn. Het streven is om een goede balans te vinden tussen ruimte, economie en leefbaarheid. De te respecteren uitgangspunten zijn cultuurhistorie, natuurvriendelijkheid en duurzaamheid. Bij nieuwe ontwikkelingen wil de gemeente de kwaliteit en de kwantiteit van het ruimtebeslag garanderen en waarborgen. Bij initiatieven met het toevoegen van woningen wordt als tegenprestatie 75 m2 extra groen per woning verwacht. Deze groennorm van 75 m2 dient als richtgetal voor een benodigde hoeveelheid recreatief groen in stedelijk gebied. De groennorm wordt toegepast voor alle initiatieven die een uitbreiding van het bestand aan woningen en appartementen tot doel hebben. De toepassing van de groennorm is uitgewerkt in 'Uitwerking groennorm Gemert-Bakel'.
Per wooneenheid dient 'fysiek' 75 m2 groen met de eigenschap 'permanent openbaar toegankelijk' gerealiseerd te worden. Dit heeft vergaande consequenties voor de wijze van vormgeving en inrichting van het groen. Het te realiseren groen heeft door deze kwalificatie een blijvend, tenminste (semi-) openbaar karakter. Het groen hoeft niet per definitie eigendom van de gemeente te zijn (of te worden). Indien niet voorzien kan worden in de tegenprestatie is het mogelijk om een bedrag te storten in het Groenfonds. De mogelijkheid om geld te storten in het fonds dient als uitweg voor het geval dat een (gehele of gedeeltelijke) fysieke invulling van de groennorm onlogisch of onmogelijk is. Dit op basis van het beleid en afspraken tussen de gemeente en de initiatiefnemer.
Als de directe leefomgeving rondom een initiatieflocatie beschikt over voldoende groen, dan is het niet nodig om van het inbreidingsinitiatief een volwaardige fysieke invulling van de groennorm ter plekke van het initiatief te eisen. Een geschikt groen- of uitloopgebied is permanent (24/7) openbaar toegankelijk, kan bestaan uit recreatief ontsloten parken, groenzones, speelterreinen en trapveldjes. Ook het buitengebied kan geschikt zijn voor het maken van 'ommetjes' via openbare routes of zandpaden. De werkelijke loopafstand van 300 m (enkele afstand) naar omliggend groen of het buitengebied wordt als norm gehanteerd.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 18 appartementen op een herstructureringslocatie. Dit betekent dat conform de groennorm 1.350 m2 extra groen gerealiseerd moet worden. In de huidige situatie is reeds 1 woning aanwezig binnen het plangebied. Daarmee komt het totaal aantal toe te voegen woningen op 17, conform de groennorm zal 1.275 m² extra groen gerealiseerd moeten worden.
Er is onvoldoende ruimte binnen het plangebied om aan deze eis te voldoen. Er wordt deels groen gerealiseerd worden, het overige deel wordt bijgedragen aan het groenfonds. Middels hagen, voortuinen/bodembedekking en een sedumdak wort 730 m² groen gerealiseerd. Daarmee blijft 545 m² te realiseren groen over. Dit vertegenwoordigt een bedrag van € 101.733,-. Dit bedrag wordt verminderd met het aantal '2e orde bomen' binnen het plangebied. Er zijn vier '2e orde bomen' aanwezig, deze vertegenwoordigen een waarde van €4.250 per stuk, het totaal komt daarmee op €17.000,-. Er blijft een restbedrag van €84.733,- over, dit zal in het groenfonds gestoken worden. In bijlage 3 wordt het ontwerp 'groennorm' weergegeven. In de regels bij dit bestemmingsplan is tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee wordt geborgd dat met de ontwikkeling wordt voldaan aan de groennorm.
Beleid
Waterschap Aa en Maas
In het gebied van het project is waterschap Aa en Maas de waterbeheerder. In het Waterbeheerplan beschrijft het waterschap haar strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Het waterbeheer is gericht op het duurzaam beheren van het watersysteem, waarbij uitgegaan wordt van een watersysteembenadering. In het 'Waterbeheerplan 2022-2027' beschrijft het waterschap de hoofdlijnen van haar beleid uitgewerkt in verschillende thema's. Het huidige waterbeheerplan beschrijft de plannen voor de periode 2022 – 2027. De langetermijnstrategie uit het voorgaande beheerplan wordt voortgezet voor de verschillende thema's, zoals waterkwaliteitsverbetering, vermindering van de kans op wateroverlast en verdrogingsbestrijding.
Middels de Keur van Waterschap Aa en Maas is bepaald bij welke ontwikkelingen mitigerende maatregen getroffen moeten worden. De Keur schrijft voor dat voor een toename van minder dan 500 m² verhard oppervlak geen mitigerende maatregelen nodig zijn.
Gemeentelijk Watertakenplan
Op 14 december 2018 heeft de gemeenteraad van de gemeente Gemert-Bakel het nieuwe Gemeentelijk Watertakenplan (GWTP) vastgesteld. Dit wordt gebruikt om nu en in de toekomst aan de gemeentelijke zorgplichten te kunnen voldoen en als toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met dit waterbeleid.
Het veranderende klimaat en de verstedelijking brengen grote uitdagingen met zich mee. Regenbuien worden steeds extremer en komen vaker voor, met veel overlast en schade tot gevolg. Ook het vasthouden van het gewenste grondwaterpeil wordt moeilijker tijdens extreem lange droge of natte perioden. Omdat het aantal warme dagen toeneemt wordt hittestress ook een probleem, vooral in een bebouwde omgeving met weinig groen en veel verharding.
De zorg voor riolering draagt bij aan een gezonde leefomgeving. In het GWTP zijn de gemeente zorgplichten voor afvalwater, hemelwater (regenwater) en grondwater uitgewerkt. De kans op overlast dient hierbij te worden beperkt tot maatschappelijk aanvaardbare normen. Er dient rekening gehouden te worden met de verwerking van extreme neerslaghoeveelheden. Hemelwater moet zo lokaal mogelijk verwerkt worden. Dat betekent het volgende:
Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met het volgende:
Waterbergingsvoorziening binnen een ontwikkeling
Voor de waterberging die binnen een ontwikkeling wordt gerealiseerd gelden een aantal eisen. Eén van deze eisen is dat de waterbergingsvoorziening moet 60 liter met m2 verhard oppervlak probleemloos kunnen bergen. Daarnaast mag de afvoer uit een voorziening maximaal 2 l/s/ha zijn en moet binnen 5 dagen leeggelopen zijn.
Opnemen gebruiksregel waterbergingsvoorziening in bestemmingsplan
Voor (ver)nieuwbouw neemt de gemeente Gemert-Bakel bij bestemmingsplanwijzigingen een voorwaardelijke gebruiksregel in het bestemmingsplan op waarin de realisatie en instandhouding van een minimale hoeveelheid waterberging wordt voorgeschreven. Dit compenseert de versnelde afvoer van hemelwater naar de openbare ruimte of riolering vanaf verhard oppervlak. Alleen voor inbreidingslocaties is het mogelijk om af te wijken van deze gebruiksregel, als het redelijkerwijs niet mogelijk is om de vereiste waterberging binnen het plangebied te realiseren. Daarbij moet aangetoond worden dat de kans op wateroverlast niet toeneemt door het plan.
Aandachtspunten rondom lozing op de riolering
Om een doelmatige werking te kunnen garanderen hanteert de gemeente de volgende beleidsregels:
Aandachtspunten rondom aansluiting op de riolering
Voor het realiseren van de aansluiting op de gemeentelijke riolering moet rekening gehouden worden met een aantal voorwaarden. Zo dient het vuilwater en (de overstort van) regenwater gescheiden te worden aangeboden op de perceelgrens. Daarnaast gelden nog een aantal technische eisen voor de rioolaansluiting.
Onderzoek
Ten behoeve van het aspect water is een onderzoek uitgevoerd, de resultaten van het onderzoek zijn navolgend weergegeven. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 5 Watertoets.
Randvoorwaarden en uitgangspunten
In het kader van de planontwikkeling is het proces van de digitale watertoets doorlopen. Op basis van de digitale procedure blijkt dat het plan geen groot effect heeft op water (geen groot waterbelang) en dat kan worden volstaan met een standaard wateradvies van het waterschap. (...) Ten aanzien van het plan en de omgang met hemelwater zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.
Hemelwater
Algemeen
Bij de planuitwerking dient water expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing te worden genomen waarbij hemelwater op een duurzame wijze wordt verwerkt. De ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn. In de toekomstige situatie zal het schone hemelwater (zogenaamde hemelwaterafvoer; HWA) niet op het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) worden aangesloten maar separaat worden verwerkt.
Hemelwatervoorziening
Binnen de planlocatie is weinig ruimte beschikbaar om hemelwater bovengronds te bergen. Hierdoor zal gezocht moeten worden naar een ondergrondse voorziening. Afhankelijk van het type voorziening en de belastbaarheid hebben ondergrondse systemen een bepaalde gronddekking nodig. De GHG en de benodigde gronddekking zijn bepalend of een ondergrondse bergingsvoorziening zonder verlies van berging kan worden aangelegd.
Infiltratiekratten
Om inzicht te krijgen in het ruimtebeslag die bij een (potentiële) voorziening hoort, is een alternatief uitgewerkt waarbij het hemelwater wordt geborgen middels infiltratiekratten. Bij de berekening is uitgegaan van de inhoud van de Q-Bic+ Infiltratie unit van Wavin (430 liter). Er is gekozen voor de toepassing van de Q-Bic+ infiltratiekrat omdat deze inspecteerbaar en reinigbaar is. Het gebruik van andere systemen is uiteraard ook mogelijk.
Het Q-Bic+ infiltratiekrat van Wavin heeft de volgende kengetallen:
Om de wateropgave van 72 m³ te kunnen bergen zijn in totaal 168 kratten benodigd. Deze hebben gezamenlijk oppervlak van circa 130 m² . De kratten kunnen zonder problemen worden geplaatst onder de parkeerplaats. In bijlage 1 zijn de watercompenserende maatregelen binnen het plangebied weergegeven. In de regels bij dit bestemmingsplan is tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee wordt geborgd dat met de ontwikkeling wordt voldaan aan de waternorm.
Eventueel kan ook gekozen worden voor andere waterbergende systemen zoals:
Lediging
Op basis van de bodemopbouw, textuur en de resultaten van het doorlatendheidsonderzoek worden geen problemen verwacht met de lediging van het toekomstige systeem.
Calamiteit
Het beschreven systeem is dusdanig robuust dat een situatie waarbij in een korte tijd 60 mm neerslag valt geborgen kan worden. In een situatie waarbij in een korte tijd meer regen valt kan overtollig water overstorten richting de Prinses Irenestraat. De overstort dient bij voorkeur bovengronds uitgevoerd te worden. Afstroming van hemelwater richting gebouwen en/of aangrenzende percelen dient te worden
voorkomen.
Kwaliteit
Algemeen
Uitgangspunt bij elke ruimtelijke ontwikkeling is, dat de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Waar mogelijk wordt een verbetering nagestreefd. De waterkwaliteit wordt beïnvloed door het (veranderende) ruimtegebruik en het gebruik van bouwmaterialen.
Bouwmaterialen
De gemeente streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (koper, zink, lood) om de water- en bodemkwaliteit niet negatief te beïnvloeden. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen: Woningbouw nieuwbouw, Woningbouw beheer en Utiliteitsbouw is een tweetal maatregelen (S/U237 en S/U444) en is ook van toepassing op onderhavige planlocatie. De emissies vanuit bouwmaterialen richting het oppervlaktewater dienen in verband met de waterkwaliteit zoveel mogelijk te worden beperkt door bij voorkeur gebruik te maken van producten die voorzien zijn van een keurmerk.
Onkruidwerende middelen
Voor het gebruik van onkruidwerende middelen in groen en op verharding dient het landelijke beleid gevolgd te worden. Onkruidwerende middelen worden niet meer gebruikt in het openbaar groen. Voor bestrijding op verhardingen vindt gebruik, voor zover toegestaan, plaats via de DOB-systematiek en dient gezocht te worden naar alternatieven zoals branden, heet water en/of borstelen.
Keur
Voor alle handelingen aan of in de nabijheid van een watergang zoals: dempen, graven, bouwen, onttrekken, lozen etc. is in het kader van de keur een vergunning van het waterschap benodigd en zal in overleg aangevraagd moeten worden.
Riolering
Bij nieuwbouw dient hemelwater en afvalwater gescheiden aangeleverd te worden. Als gevolg van de ontwikkeling zal het aanbod van vuilwater wijzigen. Het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) zal in de toekomstige situatie worden aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel in de omgeving. De mogelijkheden en wijze van toekomstige aansluiting zal in overleg met de gemeente besproken moeten worden. Het ontwerp dient afgestemd te worden t.b.v. een helder overnamepunt van óf eigenaar, óf van het complex.
Conclusie
Om de wateropgave van 72 m³ te kunnen bergen zijn in totaal 168 kratten benodigd. Deze hebben een gezamenlijk oppervlak van circa 130 m². De kratten zullen worden geplaatst onder de parkeerplaats. Daarmee wordt er dan ook vanuit het oogpunt van de waterhuishouding geen belemmering verwacht.
Beleid en normstelling
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen (Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017). Conform dit beleid wordt de bovenkant van de bandbreedte aangehouden. Voor het te hanteren kencijfer / parkeernorm wordt een ligging in het 'centrum' aangehouden, de gemeente heeft een 'matig stedelijk karakter' op basis van de adressendichtheid.
Onderzoek
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten via de Prinses Irenestraat. De West-Om is bereikbaar vanaf Binderseind via de Gelind, Virmundstraat richting het westen naar de Komweg. De parkeerplaatsen zijn bereikbaar via een aan te leggen toerit aan de Prinses Irenestraat. De Zuid-Om is te bereiken via Gelind, Virmundtsraa, Het Frans Brugske dat richting het zuiden overgaat in de Diederikstraat, aansluiten op de Heijtsveld om vervolgens aan te sluiten op de Zuid-Om. Voetgangers bereiken het plangebied via voetpaden aan Gelind en Virmundtsraat en kunnen de woningen bereiken via paden in het plangebied.
Parkeren
Op basis van het beoogde programma is de parkeerbehoefte berekend volgens de gemeentelijke parkeernormen (Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017). Binnen het plangebied worden koop appartementen en koopwoningen gerealiseerd. Voor kleine appartementen met een woonoppervlakte tot 100m2 bvo (bruto vloeroppervlakte) binnen het centrum geldt een parkeernorm van 1,3 parkeerplaatsen per woning. Voor grote appartementen (met een woonoppervlakte vanaf 100m2 bvo) geldt een parkeernorm van 1,6 parkeerplaatsen per woning. Voor de categorie 'koop, tussen/hoek' gelft een norm van 1,5 parkeerplaatsen per woning. Deze parkeernormen zijn inclusief 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers. De ontwikkeling bestaat uit 18 wooneenheden waarvan 10 kleine appartementen en 4 grote appartementen en 4 tussen-/hoekwoningen.
oppervlakte | aantal | parkeernorm | parkeerbehoefte | ||
appartementen, woonoppervlakte tot 100 m2 bvo | 10 | 1,3 | 13 | ||
appartementen, woonoppervlakte vanaf 100 m2 bvo | 4 | 1,6 | 6,4 | ||
koop, tussen/hoek | 4 | 1,5 | 6 | ||
Totaal | 25,4 |
De totale parkeerbehoefte bedraagt daarmee 25,4 parkeerplaatsen, dit komt neer op 25 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied zullen 18 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Voor de overgebleven 7 parkeerplaatsen zal worden bijgedragen aan de afkoopregeling parkeerfonds. Daarmee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte. In bijlage 2 wordt het ontwerp 'Parkeernorm' weergegeven.
Vanuit het parkeerfonds kunnen parkeerplaatsen in de nabijheid van het plangebied worden gerealiseerd. Vanuit de Centrumvisie worden mogelijk openbare parkeerplaatsen beoogd aan Gelind. Uiteindelijk besluit de gemeente als beheerder van het parkeerfonds over de realisatie.
Ter plaatse van de openbare parkeerplaatsen aan de Prinses Irenestraat zijn verschillende parkeertellingen uitgevoerd, daaruit is gebleken dat de huidige openbare parkeerplaatsen vaak niet bezet zijn. Navolgende figuren geven een overzicht van de bezetting van de parkeerplaatsen op verschillende momenten, geconcludeerd kan worden dat de parkeerplaatsen vaak ongebruikt zijn en ingezet kunnen worden ten behoeve van dit plan.
Verkeersgeneratie
Met kencijfers van CROW publicatie 381 kan voor verschillende functies de verkeersgeneratie bepaald worden. De kencijfers zijn gerelateerd aan de ligging van de planontwikkeling en de mate van stedelijkheid van het gebied. De betreffende ontwikkeling is gelegen in het gebied “centrum”. Deze gebiedsindeling is afkomstig van Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017. Voor de mate van stedelijkheid kan het gebied op basis van de adressendichtheid gekarakteriseerd worden als 'matig stedelijk'. Op basis van het autobezit binnen de gemeente Gemert-Bakel in vergelijking met die in andere gemeenten met eenzelfde stedelijkheidsgraad, kan worden uitgegaan van het gemiddelde van de door het CROW gegeven bandbreedte. De gemiddelde verkeersgeneratie voor betaalbare koop bedraagt 4,3 mvt/etmaal. De gemiddelde verkeersgeneratie voor middeldure koop (laag en hoog) bedraagt 5,1 mvt/etmaal per woning. In tabel 4.2.1 is de verkeersgeneratie van de ontwikkeling berekend.
Tabel 4.2.1 Verkeersgeneratie
functie | CROW categorie | aantal | kencijfer | mvt/etmaal | |||
betaalbare koop | Koop, appartement, goedkoop | 2 | 4,3 | 8,6 | |||
middeldure koop (laag) | Koop, appartement, midden | 6 | 5,1 | 30,6 | |||
middeldure koop (hoog) | Koop, appartement, midden | 10 | 5,1 | 51 | |||
Totaal | 91 |
Uit tabel 4.2.1 blijkt dat voor de totale ontwikkeling de verkeersgeneratie 91 mvt/etmaal bedraagt.
In de huidige situatie is reeds sprake van een verkeersgeneratie afkomstig van het aanwezige gebruik. Op de benedenverdieping van 458 m2 bevindt zicht een showroom voor auto's inclusief magazijn. Omdat sprake is van twee functies wordt worst-case gerekend met de laagste verkeersgeneratie van deze twee functies, namelijk de CROW categorie bedrijf arbeidsextensief/ bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf). De gemiddelde verkeersgeneratie bedraagt 3,5 mvt/etmaal per 100 m2 bvo.
Op de verdieping zijn 16 kamers gelegen. Deze kamers hebben gedeelde voorzieningen zoals keukens, woonkamers en waskamer. De gemiddelde verkeersgeneratie voor zelfstandige kamerverhuur (niet-studenten) bedraagt 1,65 mvt/etmaal per kamer. In tabel 4.2.2 is de verkeergeneratie van de huidige situatie berekend.
Tabel 4.2.2 Verkeersgeneratie huidige situatie
Functie | CROW categorie | Aantal | Kencijfer | Mvt/etmaal | |||
Kamers | Kamerverhuur, zelfstandig (niet-studenten) | 16 | 1,65 | 26,4 | |||
Showroom | Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief | 458 m² | 3,5 | 16,03 | |||
Totaal | 43 |
Uit tabel 4.2.2 blijkt dat in de huidige situatie de verkeersgeneratie 43 mvt/etmaal bedraagt. De toename van de verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling bedraagt worst-case (91 – 43) 48 mvt/etmaal.
Verkeersafwikkeling
Om de verkeersafwikkeling op het omliggende verkeersnetwerk te bepalen dient gekeken te worden naar het werkdaggemiddelde. Voor de 18 appartementen kan met een omrekenfactor van 1,11 de gemiddelde werkdagintensiteit bepaald worden. Met een weekdaggemiddelde van 91 mvt/etmaal bedraagt de werkdaggemiddelde intensiteit 101 mvt/etmaal. Verdeeld over de dag zal de verkeerstoename niet tot knelpunten leiden en zal het ook vrij snel opgaan in het heersende verkeersbeeld.
Conclusie
Ten aanzien van de verkeersaspecten zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
Het cultureel erfgoed van Nederland wordt beschermt met de Erfgoedwet. Om te voorkomen dat de archeologische informatie ongezien verloren gaat, is het noodzakelijk dat gemeenten in het ruimtelijk beleid waarborgen voor de omgang met dit bodemarchief. Dit is een uitvloeisel van het Verdrag van Malta dan in 1992 door Nederland werd ondertekend. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Hieronder vallen zowel reeds bekende archeologisch waardevolle gebieden als gebieden waarvoor een (verhoogde) archeologische verwachting geldt. Deze waarden krijgen een archeologische (mede)bestemming, die wordt vermeld in de toelichting van het bestemmingsplan, wordt begrensd in de verbeelding (plankaart) en wordt voorzien van regels die gekoppeld zijn aan een vergunningstelsel.
Archeologiebeleid Gemert-Bakel
Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeenten in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologiebeleid wenselijk. De gemeente beschikt over een vastgesteld beleidsplan archeologie. Navolgend is de kaart behorend bij het beleidsplan archeologie weergegeven, het plangebied is aangewezen als 'categorie 5 Gebied met middelhoge verwachting'.
Figuur 4.1: Uitsnede archeologische beleidskaart ter plaatse van het plangebied
Onderzoek
Het beleidsplan archeologie van de gemeente is vertaald in de diverse bestemmingsplannen, zo ook in het voor het plangebied geldende bestemmingsplan 'Centrumgebied Gemert 2012'. Hierin is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen. Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' mogen alleen bouwwerken gebouwd worden tot een oppervlakte van maximaal 2.500 m2 of een oppervlakte van meer dan 2.500 m2, mits niet dieper dan 0,40 meter.
Het beoogde planvoornemen voorziet niet in bodemingrepen groter dan 2.500 m2. Een archeologisch onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zal worden overgenomen in dit bestemmingsplan met het oog op bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden.
In alle gevallen blijft onverminderd van kracht dat indien bij toekomstig graafwerk archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, deze direct gemeld dienen te worden bij de minister conform de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10 & 5.11.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. De archeologische dubbelbestemming blijft behouden.
Beleid en normstelling
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Hiertoe dient middels bestudering van kaarten bepaald te worden of binnen (de invloedsfeer van het plangebied) Rijksmonumenten (historische gebouwen, sluizen, tuinbeelden en grafstenen), Archeologische Rijksmonumenten, Werelderfgoederen en beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig zijn. Ook het voorkomen van gebieden met landschappelijke waarden en beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Wetlands, Beschermde Natuurmonumenten, Nationale Parken, Nationale Landschappen en de Ecologische Hoofdstructuur dient bepaald te worden.
Onderzoek
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel is de Virmundstraat op Cultuurhistorische Waardenkaart van provincie Noord-Brabant aangewezen als Lijn van redelijk hoge waarde. De ontwikkeling zal geen afbreuk doen aan de waarde van deze lijn. Navolgende figuur betreft een uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart ter plaatse van het plangebied.
Figuur 4.2: Cultuurhistorische waardenkaart ter plaatse van het plangebied (bron: Provincie Noord-Brabant)
Conclusie
Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
Om de bodemkwaliteit van het plangebied te bepalen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 5740. De resultaten van het bodemonderzoek zijn bijgevoegd in Bijlage 6 Verkennend en nader bodemonderzoek. Navolgend worden de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek weergegeven.
Conclusie en advies
Ter plaatse van de onderzoekslocatie is ten oosten van de woning een ernstig geval van bodemverontreiniging met PAK aangetoond welk aanleiding vormt voor het verrichten van een bodemsanering. De verontreining is immobiel aanwezig in de bovengrond tot maximaal 1,0 m-mv. Geadviseerd wordt de sterk verontreinigde grond op een natuurlijk moment te ontgraven volgends de geldende regels voor bodemsanering. Geadviseerd wordt de twee puntverontreinigingen eventueel gelijktijdig te ontgraven met de eerder genoemde verontreiniging. Tevens wordt een asbestonderzoek geadviseerd conform NEN5707 van het gehele terrein als gevolg van de aanwezigheid van asbesthoudende golfplaten en de bijmenging van baksteen in de bovengrond.
Conclusie
Uit het rapport blijkt dat nader onderzoek en bodemsanering noodzakelijk zijn. Het betreft asbestonderzoek conform NEN 5707 en sanering van de reeds geconstateerde verontreinigingen. De sanering en de onderzoeken zullen worden uitgevoerd in samenhang met de sloop van de bebouwing. In de regels bij onderhavig bestemmingsplan is bepaald dat alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt afgegeven voor de woningen het onderzoek en de sanering dienen te worden uitgevoerd. Daarnaast worden ook in de anterieure overeenkomst afspraken gemaakt over de sanering. Deze betreffen het uitvoeren van een bodemsanering voor het verwijderen van de sterke verontreinigingen met PAK, het uitvoeren van een verkennend onderzoek asbest in grond conform NEN5707 op het gehele terrein en ter plaatse van de bebouwing met asbestverdachte golfplaten en het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 ter plaatse van de huidige bebouwing na sloop en voor de nieuwbouw.
De bodemkwaliteit zal door middel van de bodemsanering geschikt worden voor de toekomstige functie 'Wonen'. Indien er als gevolg van graafwerkzaamheden op de locatie grond vrijkomt die niet op locatie kan worden hergebruikt, dan zal dit worden afgevoerd conform de regels van het Besluit Bodemkwaliteit. Bij het toepassen van grond (>50 m3) zal worden gemeld bij het meldpunt bodemkwaliteit. Daarmee wordt geborgd dat wordt voldaan aan de eisen op het gebied van bodemkwaliteit.
Beleid en normstelling
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situaties bedraagt 63 dB (binnenstedelijk gelegen woning).
Aftrek ex artikel 110g Wgh
De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of meer is de hoogte van de aftrek afhankelijk van de geluidbelasting exclusief aftrek. Bij een geluidbelasting van 56 dB en 57 dB mag een aftrek toegepast worden van respectievelijk 3 dB en 4 dB. Bij overige geluidbelastingen wordt een aftrek van 2 dB toegepast. De aftrek mag alleen worden toegepast bij toetsing van de geluidbelastingen aan de normstellingen uit de Wgh. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van een aftrek van 5 dB.
Onderzoek
Binnen het plangebied worden geluidgevoelige functies gerealiseerd, namelijk 18 woningen. De geluidgevoelige functies zijn niet gelegen binnen de geluidzones van gezoneerde wegen conform de Wet geluidhinder. Op de wegen in de omgeving van het plangebied geldt een snelheidsregime van 30 km/u. Een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is niet noodzakelijk.
Tevens blijkt uit navolgende figuur dat ter plaatse van het plangebied sprake is van 48 tot 53 dB dit correspondeert met een akoestisch goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
De gewenste woningen kunnen gerealiseerd worden binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder. Er is sprake van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.
Voor de beoordeling is het van belang om te weten of het gebied getypeerd kan worden als een rustige woonwijk of een gemengd gebied. Een gemengd gebied wordt als volgt getypeerd: “Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven".
Onderzoek
In de beoogde situatie worden 18 woningen gerealiseerd. Hiermee worden milieugevoelige functies opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In de omgeving van het plangebied bevindt zich het centrum van Gemert en enkele bedrijven waardoor het gebied getypeerd kan worden als gemengd gebied.
In de omgeving van het plangebied liggen bedrijven die een mogelijke invloed kunnen hebben op de ontwikkeling. Zo bevindt zich direct ten oosten van het plangebied een autobedrijf uit milieucategorie 2. De richtafstand betreft 10 meter voor geluid in gemengd gebied. Hier wordt niet aan voldaan. Voor de overige hinderaspecten is de richtafstand 0 meter. De vergunning van dit bedrijf is opgenomen in Bijlage 7 Milieumelding Virmundtstraat 13 en 17. In de vergunning worden de activiteiten in de inrichting als volgt omschreven: 'Enkel en alleen het tentoonstellen van gebruikte auto's. Werkplaats voor het verkoopklaar maken zo wel technisch als uiterlijk van eigen auto's (geen schade reparaties)'. De activiteiten zijn van dusdanig kleinschalige aard en planologisch dermate beperkt dat in de toekomstige situatie geen overlast voor omliggende woningen wordt verwacht. In figuur 4.3 is een weergave van de betreffende garage opgenomen waarin de kleinschaligheid te zien is. Het bedrijf is hobbymatig en dit blijkt ook uit de verklaring van de eigenaar van het bedrijf. Hierin wordt gesteld dat het gaat om de verkoop van auto's, het verkoopklaar maken en uitvoeren van kleine reparaties. Er is geen sprake van werkzaamheden of activiteiten die geluidsoverlast veroorzaken.
Bovendien is de toegang tot de werkplaats georiënteerd op het oosten en daarmee van de op te richten woningen af gericht. Hierdoor wordt er geen milieuhinder verwacht. Tevens zal de oprichting van de woningen de activiteiten van naastgelegen bedrijf niet belemmeren. Ten oosten van het bedrijf is momenteel al een woning gelegen. Hierdoor wordt het bedrijf al in zijn bedrijfsvoering beperkt.
Figuur 4.3: Weergave garage aan de Virmundtstraat 13 (bron: Google Maps)
Ten noordoosten van het plangebied is op een afstand van circa 15 meter van het plangebied een kantoorbestemming aanwezig. Dit valt volgens de VNG-brochure in milieucategorie 1 en heeft een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Hierdoor kunnen deze activiteiten direct naast woonbestemmingen gerealiseerd worden. Ten noordwesten van het plangebied is op circa 28 meter een maatschappelijke bestemming aanwezig. Deze functie is te scharen in milieucategorie 2 waarvoor een richtafstand geldt van 10 meter in gemengd gebied. Er wordt ruim aan deze richtafstand voldaan.
Aan Kerkstraat 27 wordt vuurwerk verkocht. Voor de vuurwerkwinkel geldt het Vuurwerkbesluit. In Bijlage III, onderdeel B, onder 1.2a is opgenomen dat bij een inrichting waarin in totaal niet meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn, een afstand van 8 meter in acht genomen moet tussen (beperkt) kwetsbare objecten en de bewaarplaats. Hieraan wordt voldaan.
Ten westen bevindt zich de bestemming 'Centrum - B' waar onder andere wonen, horeca, detailhandel en winkelondersteunende dienstverlening gerealiseerd mag worden. Deze functies vallen maximaal in milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter. Met een afstand van minimaal 32 meter wordt aan de richtafstand voldaan.
Conclusie
Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven belemmerd en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Beleid en normstelling
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1. weergegeven.
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |||
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
In paragraaf 4.2 is de verkeersgeneratie berekend. Ten gevolge van de ontwikkeling zal de verkeersgeneratie circa 91 motorvoertuigen per etmaal bedragen. De NIBM-tool is aan de hand van de verkeersgeneratie ingevuld, zie figuur 4.4. Tevens valt de ontwikkeling van 18 woningen onder het Besluit niet in betekenende mate. De ontwikkeling valt daarmee binnen de categorie 'Niet in betekenende Mate' zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Het plan draagt daarmee niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Figuur 4.4: Uitsnede NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Komweg, op circa 240 meter ten westen van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in de prognose voor 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in de prognose voor 2020; 17,2 µg/m³ voor NO2, 18,6 µg/m³ voor PM10 en 11,6 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Figuur 4.5 Uitsnede NSL tool
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet belemmert. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
Beleid en normstelling
De gemeente Gemert-Bakel heeft in 2017 het beleid "Toetsen Volksgezondheid bij procedures voor veehouderijen" vastgesteld. Indien er een pluimveehouderij binnen 1 kilometer van beoogde woningbouw is gelegen moet worden bepaald op welke afstand de adviesnorm van 30 EU/m3 wordt overschreden. Afhankelijk van dit onderzoek moet er advies gevraagd worden bij de GGD.
Onderzoek
Van belang zijn de afstand van het plangebied tot de pluimveehouderij en de totale uitstoot van fijn stof van de pluimveehouderij. In figuur 4.6 is de afstand van de pluimveehouderij tot het plangebied weergegeven. De pluimveehouderij is op een afstand van circa 898 meter van het plangebied gelegen. Op basis van de vigerende omgevingsvergunning milieu van de pluimveehouderij gelegen aan De Kampen 12 wordt 1.260 kg/jaar fijn stof (PM10) per jaar uitgestoten.
Figuur 4.6 Afstand pluimveehouderij (De Kampen 12) tot plangebied (bron: Basisviewer Rho)
Figuur 4.7 Relatie bronsterkte fijn stof en aan te houden afstand (vleeskuikens)
Uit figuur 4.7 blijkt dat vanaf een afstand van 217 meter vanaf de pluimveehouderij voldaan wordt aan de adviesgrenswaarde van de Gezondheidsraad van 30 EU/m3. Er wordt ruimschoots aan deze afstand voldaan.
Conclusie
Het aspect gezondheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Figuur 4.8 Fragment risicokaart met relevante inrichtingen en transportroutes (bron: risicokaart)
Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen te vinden (figuur 4.8). Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via de weg, het spoor of het water.
Ten noordwesten van het plangebied bevindt zich de buisleiding Z-542-08 met een diameter van 6 inch en een werkdruk van 40 bar. Het invloedsgebied bedraagt hiermee 70 meter. De afstand tussen de buisleiding en plangebied bedraagt circa 720 meter. Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Ten zuiden bevindt zich een LPG-tankstation op circa 1,2 kilometer. Het invloedsgebied van het tankstation bedraagt 150 meter. Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied of effectafstand.
Conclusie
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting of transport van gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
Met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Deurnsche Peel & Mariapeel bedraagt circa 12 kilometer. De afstand tot het meest dichtstbijzijnde NNN bedraagt circa 300 meter. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de grote afstand tot natuurgebieden kunnen ook effecten zoals verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
Voor de berekening van stikstofdepositie op stikstofgevoelige gebieden wordt onderscheid gemaakt in de gebruiksfase en in de realisatiefase. De Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) regelt een vrijstelling van de vergunningplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de realisatiefase van bouwwerkzaamheden. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden. De vrijstelling is verder uitgewerkt in het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn). De Wsn en Bsn zijn per 1 juli 2021 in werking getreden. Een berekening voor de realisatiefase is derhalve niet nodig, deze is toch uitgevoerd om de milieueffecten in het kader van het Besluit Milieueffectrapportage in kaart te brengen. Ook voor de gebruiksfase is een AERIUS-berekening uitgevoerd om negatieve effecten op Natura 2000 uit te sluiten. Zie bijlage 10 voor de memo, bijlage 11 voor de berekening van de gebruiksfase en bijlage 12 voor de berekening van de realisatiefase. Uit de berekeningen blijkt dat geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr voor de gebruiks- en realisatiefase van de ontwikkeling.
Soortenbescherming
Het planvoornemen betreft de sloop van een gedeelte van de huidige bebouwing en de realisatie van nieuwbouw op deze locatie. Het andere gedeelte van de bebouwing wordt gerenoveerd. Het is dan ook niet uitgesloten dat deze locatie geschikt is als verblijfsplaats voor beschermde soorten. Aan de hand van een quickscan flora en fauna wordt bepaald of de ontwikkeling mogelijk van invloed is op beschermde plant- en diersoorten. Dit onderzoek is als Bijlage 8 Quickscan Wet natuurbescherming toegevoegd. De conclusies, aanbevelingen en maatregelen zijn navolgend weergegeven.
Conclusie
De conclusie geeft antwoord op de centrale vraag:
Is de voorgenomen ontwikkeling in strijd met de soort- of gebiedsbescherming uit de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal beleid? En welke vervolgstappen dienen genomen te worden voor met de uitvoering gestart kan worden?
Hieronder volgt een antwoord op de centrale vraag. In tabel 4 is de conclusie samengevat.
De voorgenomen ontwikkeling is naar verwachting in strijd met het onderdeel
soortbescherming uit de Wet natuurbescherming. In plangebied A en B kunnen namelijk
nesten van 'vogels zonder jaarrond beschermd nest', verblijfplaatsen van vleermuizen en
functioneel leefgebied van de huismus op de planlocatie aanwezig zijn. In plangebied A
kunnen daarnaast ook nesten van huismus en gierzwaluw aanwezig zijn. De voorgenomen
ontwikkeling is niet in strijd met het onderdeel gebiedsbescherming uit de Wet
natuurbescherming. Verder zijn de plannen niet in strijd met provinciale gebiedsbescherming.
(...)
Nader onderzoek is nodig voor de volgende soorten en gebieden
Voor iedere soort waarvoor de Wet Natuurbescherming en/of het natuurbeleid van de provincie (mogelijk) wordt overtreden, wordt hieronder de vervolgstap beschreven.
Met de uitvoer van de werkzaamheden zullen de maatregelen beschermde soorten en zorgplichtmaatregelen in acht genomen worden. Tevens is aanvullend veldonderzoek uitgevoerd. Navolgend zijn de resultaten van dat onderzoek weergegeven, de rapportage is opgenomen in Bijlage 9.
Gierzwaluwen
In het plangebied zijn geen nestlocaties van gierzwaluwen aanwezig. De werkzaamheden hebben derhalve geen negatieve effecten op gierzwaluwnesten.
Huismussen
Tijdens het onderzoek zijn er geen huismussen waargenomen binnen het plangebied. In de directe omgeving zijn meerdere nestlocaties van de huismus vastgesteld. De werkzaamheden hebben echter geen effect op het leefgebied van de huismus die in de omgeving verblijven.
Vleermuizen
Het slopen van het gebouw leidt tot het vernietigen van een zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Dit is een overtreding van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming (art. 3.5). Voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden is het daarom noodzakelijk om een ontheffing van de Wet natuurbescherming te verkrijgen en dienen tijdig mitigerende maatregelen te zijn genomen.
De ontheffing van de Wet natuurbescherming is verleend en opgenomen in bijlage 16. Ten behoeve van de aanvraag voor een ontheffing van de Wet natuurbescherming soortenbescherming dient ook een activiteitenplan opgesteld te worden, deze is opgenomen in bijlage 15. In het activiteitenplan is beschreven welke werkzaamheden worden uitgevoerd, de planning van de werkzaamheden, de aanwezige beschermde soorten, welke effecten optreden op de beschermde soorten en welke maatregelen hiervoor worden genomen. Met het activiteitenplan is aangetoond dat de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens een wettelijk belang, er geen andere bevredigende oplossing is en dat de staat van instandhouding van de betrokken beschermde soorten niet in gevaar komt.
Tot slot wordt geadviseerd om de nieuwe bebouwing natuurinclusief te realiseren.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot significante effecten op beschermde natuurgebieden. Het slopen van het gebouw leidt tot het vernietigen van een zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Hiervoor is een ontheffing aangevraagd en een activiteitenplan opgesteld.
Beleid en normstelling
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke ‘mechanische grondroering’ bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.
Onderzoek en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Voor deze leidingen zal nog wel een melding bij het kadaster worden gedaan.
Beleid en normstelling
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met energie zuinigheid.
Onderzoek en conclusie
Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht gasloos te bouwen. De nieuwbouw zal hieraan voldoen.
Beleid en normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een milieueffectrapportage nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan, ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft, mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een 'vormvrije' mer-beoordeling.
Toetsing en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 'een oppervlakte van 100 hectare of meer' of 'een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat' (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 18 appartementen. Hiermee blijft de ontwikkeling ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is waarin dit document in voorziet. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling die is opgesteld voor dit plan, Bijlage 13 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen uitgebreide plan-of project m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Wel dient door het bevoegd gezag voorafgaand op het besluit op de aanvraag om omgevingsvergunning een besluit genomen moeten worden op de m.e.r.-beoordeling.
Conclusie
Uit de informatie in deze notitie blijkt dat het plangebied niet ligt in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De aard en omvang van het plan leiden niet tot belangrijke permanente nadelige milieugevolgen. Wel zijn er in de aanlegfase tijdelijke negatieve effecten met betrekking tot geluid-, stof- en trilhinder. Het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is niet noodzakelijk.
Volgens artikel 6.12 van de Wro dient tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Het plangebied is eigendom van de initiatiefnemer. De kosten van deze ontwikkeling zijn derhalve volledig voor rekening van de initiatiefnemer. Met de gemeente Gemert-Bakel wordt een anterieure overeenkomst gesloten.
In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Verbeelding
Eisen aan de verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Op de verbeelding wordt met bestemmingen en aanduidingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. De bestemmingen worden door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'W' voor 'Wonen'. Met aanduidingen kan het gebruik nader worden gespecificeerd en het bouwen worden gereguleerd. Een veel voorkomende bouwaanduiding is die voor de maximum goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen; deze worden aangegeven door middel van een matrix. Naast enkelbestemmingen die met een kleur worden aangeduid, zijn er dubbelbestemmingen die op de verbeelding herkenbaar zijn aan arceringen.
De gehanteerde bestemming
Voor het plangebied is een woonbestemming opgenomen. Voor deze bestemmingsregeling is aangesloten bij het bestemmingsplan 'stedelijk gebied'. Naast deze enkelbestemming komen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 3' te vervallen, omdat de locatie is vrijgegeven op verstoring van de aanwezigheid van archeologische sporen, zie paragraaf 4.3.
Regels
Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Wonen (Artikel 3)
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen met aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. Evenals parkeer- en groenvoorzieningen. Op de verbeelding is vastgelegd dat ter plaatse 4 aaneengebouwde en 14 gestapelde woningen opgericht mogen worden.
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 10)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld als (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Algemene bouwregels (Artikel 6)
Dit artikel bevat één lid, namelijk 'overschrijding bouwgrenzen' (lid : Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 5)
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.
Overige regels (Artikel 11)
Dit artikel bevat twee bepalingen, namelijk een parkeerregeling en een regeling voor waterberging. In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel hiervoor op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor hoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het Staatsblad. De parkeerregeling is gelijk aan degene opgenomen in de Parapluherziening Parkeren Gemert-Bakel zoals vastgesteld op 23 januari 2018.
In artikel 12 is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 12.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 12.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Artikel 13 bevat de slotregel.
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De resultaten van het vooroverleg worden verwerkt in onderstaande paragraaf. Tevens is het plan ten behoeve van het vooroverleg voorgelegd aan het Waterschap, de reactie had slecht betrekking op enkele tekstuele aanpassingen en is verwerkt in paragraaf 4.1.
De gemeente Gemert-Bakel stelt de omgevingsdialoog verplicht. Tussen 7 december 2021 en 24 Januari 2022 heeft initiatiefnemer namens Centro Groep B.V. in een persoonlijk gesprek met omwonenden de herontwikkeling uitgelegd aan de hand van een presentatie welke tevens als bijlage is toegevoegd aan dit verslag. Op 3 december 2021 heeft initiatiefnemer namens Centro Groep B.V. een uitnodiging per brief verstuurd aan 14 omwonenden van de locatie Virmundtstraat 13 en Gelind 25 – 27 en 29 te Gemert, welke als bijlage is toegevoegd aan dit verslag.
Met alle omwonenden heeft initiatiefnemer in een persoonlijk gesprek het plan uitgebreid toegelicht. Op een aantal adressen is een vervolgafspraak gemaakt om aanvullende vragen toe te lichten. Het participatieverslag is als Bijlage 14 bij deze onderbouwing opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan “Gemert, Virmundstraat” heeft met ingang van 20 juli 2022
gedurende zes weken ter inzage gelegen. In het totaal zijn er zes zienswijzen ingediend.
Een samenvatting van de ingediende zienswijzen en de beoordeling daarvan is opgenomen in bijlage 17. Op onderdelen is het bestemmingsplan aangepast. Ook zijn beperkte ambtelijke wijzigingen doorgevoerd (bijlage 18).
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.