direct naar inhoud van Artikel 36 Algemene wijzigingsregels
Plan: Westpolder/Bolwerk 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0104-VAST

Artikel 36 Algemene wijzigingsregels

36.1 Algemeen

Het bevoegd gezag is overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd met inachtneming van het bepaalde in lid 36.2 het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 m, dit voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 35 (Algemene afwijkingsregels) niet kunnen worden gebouwd;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken, aanduidingen en/of aanwijzingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
  • c. het verhogen van de maximaal toegelaten bouwhoogte van bebouwing binnen de bestemming als bedoeld in artikel 23, indien dit voor een doelmatige inrichting van het gebied en de realisatie van (stedenbouwkundige) objecten gewenst of noodzakelijk is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet van het plan en/of de belangen van derden, op voorwaarde dat:
    • 1. de totale grondoppervlakte van de gebouwen waarop de wijziging betrekking heeft niet meer dan 5.000 m² zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bebouwing met niet meer dan 3 m wordt verhoogd.
  • d. het wijzigen van de situering van de in artikel 24 bedoelde gasleiding indien dit in verband met de inrichting van het gebied gewenst of noodzakelijk is; alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient:
    • 1. onderzoek te worden gedaan naar de veiligheidsaspecten in relatie tot de toekomstige inrichting van het gebied en dient te worden voldaan aan de minimale toetsingsafstanden;
    • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
  • e. het schrappen van (gedeelten van) de bestemming als bedoeld in de artikelen 26, 27, 28 en 29 (Waarde - Archeologie 1 t/m 4), indien uit onderzoek is gebleken dat er (niet langer) sprake is van planologisch te beschermen archeologische waarde;
  • f. het wijzigen van de (gedetailleerde) bestemmingen als bedoeld in de artikelen 3 t/m 23 voor zover gelegen binnen de bestemming als bedoeld in artikel 23 'Wonen - Uit te werken' danwel daaraan grenzend in de bestemming 'Wonen - Uit te werken' indien dit in verband met een goede stedenbouwkundige inrichting van het laatstgenoemde gebied gewenst of noodzakelijk is;
  • g. het wijzigen van de bestemming van de gronden ter plaatse van de (gebieds)aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 1", in de bestemmingen als bedoeld in de artikelen 13 en/of 20 ten behoeve van de bouw van maximaal twee woningen (eengezinshuizen), waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. niet meer dan twee vrijstaande of halfvrijstaande eengezinswoningen mogen worden gebouwd;
    • 2. de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 3 m dient te bedragen;
    • 3. de afstand van een halfvrijstaande woning tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 3 m dient te bedragen;
    • 4. de goot- en bouwhoogte moet worden aangepast aan de omliggende bebouwing met een maximum van goothoogte van 6 m, de dakhelling ten hoogste 500 en de bouwhoogte ten hoogste 10 m mag bedragen;
    • 5. bij ieder woning dient te worden voorzien in de aanleg, en handhaving van ten minste 2 parkeerplaatsen;
  • h. het wijzigen van de bestemmingen van de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 2" in de bestemmingen als bedoeld in de artikelen 13 en/of 20 ten behoeve van de bouw van één woning (eengezinshuis), waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. er mag niet meer dan één vrijstaande eengezinswoning worden gebouwd;
    • 2. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen
    • 3. de goot- en bouwhoogte moet worden aangepast aan de omliggende bebouwing met een maximum van goothoogte van 6 m, de dakhelling mag ten hoogste 500 en de bouwhoogte mag ten hoogste 11 m bedragen;
    • 4. bij iedere woning dient te worden voorzien in de aanleg, en handhaving van ten minste 2 parkeerplaatsen;
  • i. het wijzigen van de bestemmingen van de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 3" in de bestemming als bedoeld in artikel 23 (Wonen - Uit te werken);
  • j. het wijzigen van de bestemmingen van de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 4" ten behoeve van de vestiging van:
      • maatschappelijke doeleinden en/of
      • kantoren en/of praktijkruimten

met bijbehorende parkeervoorzieningen, erven en tuinen, waarbij:

      • de gronden voor niet meer dan 40% van de oppervlakte mogen worden bebouwd;
      • van de gebouwen de goothoogte niet meer dan 6 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • k. het wijzigen van de bestemmingen van de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 5" in de bestemmingen als bedoeld in de artikelen 13 en/of 20 ten behoeve van de bouw van één woning (eengezinshuis), waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. er mag niet meer dan één vrijstaande eengezinswoning worden gebouwd;
    • 2. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen
    • 3. de goot- en bouwhoogte moet worden aangepast aan de omliggende bebouwing met een maximum van goothoogte van 4,5 m, de dakhelling mag ten hoogste 500 en de bouwhoogte mag ten hoogste 10 m bedragen;
    • 4. bij iedere woning dient te worden voorzien in de aanleg, en handhaving van ten minste 2 parkeerplaatsen;
  • l. het wijzigen van de functie van de aansluiting op de N471 ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van verkeer - halve ov´, waarbij dit aansluitingspunt mag worden opengesteld voor autoverkeer, indien, op basis van de resultaten van een onderzoek naar:
      • de verkeersintensiteit in het plangebied,
      • de akoestische situatie,
      • het gewenste spreidingspatroon van verkeersbewegingen in het plangebied,
      • de verkeersveiligheid in het plangebied en op de N471,

een openstelling van deze weg gewenst is.

  • m. het veranderen of verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - moeraszone' als de eigendomssituatie daartoe aanleiding geeft en het water en groen verdeeld wordt over de wijk;
  • n. het wijzigen van de woningdichtheid tot maximaal 40 woningen per hectare in delen van deelgebieden als de geluidssituatie of de stedenbouwkundige situatie daartoe aanleiding geven;
  • o. het geheel verwijderen en/of wijzigen van gebiedsaanduidingen, indien dit:
    • 1. in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven wenselijk en/of vereist is; en/of
    • 2. in verband met gewijzigde milieuhinder, wetgeving en/of beschermingsregimes wenselijk en/of vereist is.
36.2 Algemene randvoorwaarden voor wijzigen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.