direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Spierdijk - Verlaatsweg 53
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1598.WPLGVerlaatsweg53-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bedrijf Smitflowers is een bloembollenbedrijf, gevestigd aan de Verlaatsweg 53 in Spierdijk. Om de bedrijfsvoering te verbeteren wil de ondernemer de bestaande bedrijfsgebouwen aan de noordoostzijde uitbreiden.

In het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Koggenland is de locatie van de ontwikkeling voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Een deel van de ontwikkeling ligt buiten het bouwvlak.

In het bestemmingsplan is voor de bestemming 'Agrarisch' voor het vergroten van het bouwvlak een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De gemeente Koggenland staat in beginsel positief tegenover deze ontwikkeling en wil daarom in principe meewerken aan het verzoek om het agrarisch bouwvlak te vergroten.

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt aan de wijzigingsbevoegdheid om het bouwvlak te vergroten toepassing gegeven.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Koggenland en ligt op ongeveer 500 meter van het dorp Spierdijk in de gemeente Koggenland. Het plangebied wordt ontsloten door de Verlaatsweg, een weg met aan weerszijden lintbebouwing. Het plangebied is weergegeven op figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGVerlaatsweg53-va01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is planologisch geregeld in het bestemmingsplan Landelijk gebied van de gemeente Koggenland dat is vastgesteld op 27 juli 2013 door de gemeente Koggenland. Op 14 mei 2018 is het reparatieplan Landelijk gebied 2017 vastgesteld. Het Reparatieplan vormt een aanvulling op het bestemmingsplan Landelijk gebied en moet in samenhang met dit bestemmingsplan worden gelezen.

De gronden hebben de enkelbestemming 'Agrarisch'. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven. Op de verbeelding is het bouwvlak van Verlaatsweg 53 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGVerlaatsweg53-va01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede uit bestemmingsplan 'Landelijk gebied' met het plangebied

Binnen de enkelbestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden het bouwvlak te vergroten tot ten hoogste 2 hectare. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 2.3 wordt op de voorwaarden ingegaan.

Verder is het bestemmingplan 'Parkeren' van toepassing dat op 17 juni 2019 is vastgesteld door de gemeente Koggenland.

1.4 Leeswijzer

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormt de toelichting de onderbouwing voor het feitelijke bestemmingsplan, bestaande uit een verbeelding (plankaart) en regels. De opbouw van deze toelichting is als volgt:

  • Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie en gewenste situatie beschreven. Hier wordt tevens getoetst aan de wijzigingscriteria;
  • In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau behandeld;
  • Een toetsing van het project aan wet- en regelgeving voor de verschillende milieu- en omgevingsaspecten is in hoofdstuk 4 opgenomen;
  • In hoofdstuk 5 is de beschrijving van het juridische systeem en de bestemming opgenomen;
  • De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid worden in hoofdstuk 6 beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het bedrijf Smitflowers is rond 1970 gestart met de bollenteelt. In 1990 is de tulpenbroeierij gestart en is sinds die tijd flink uitgebreid. Het bedrijf is gelegen aan een oud polderlint. De (bedrijfs-)woning aan de Verlaatsweg 53 is onderdeel van het historische bebouwingslint met voornamelijk vrijstaande woningen. Op het achtererf zijn de bedrijfsgebouwen ten behoeve van de tulpenbroeierij en de verwerking van tulpen gesitueerd. Achter de bedrijfsbebouwing zijn de huisvesting voor werknemers en de spoelbassins gelegen. In figuur 2.1 is de huidige situatie weergegeven van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGVerlaatsweg53-va01_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto met huidige situatie plangebied

In figuur 2.2 is het huidige bouwvlak weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGVerlaatsweg53-va01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Huidig bouwvlak

Het bedrijf wordt ontsloten op de Verlaatsweg. De foto in figuur 2.3 geeft de huidige situatie van het bedrijf weer vanaf de Verlaatsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGVerlaatsweg53-va01_0005.jpg"

Figuur 2.3 Huidige situatie vanaf Verlaatsweg(bron: Google maps)

2.2 Nieuwe situatie

2.2.1 Noodzaak planontwikkeling

SmitFlowers produceert tulpen in een beperkt exclusief sortiment dat zich kenmerkt door zware kwaliteit. In de bestaande locatie lopen alle productstromen door elkaar heen. Door de bouw van een nieuwe expeditieruimte kan de afvoer van de geoogste bloemen beter ingepast worden.

De productieruimte is qua omvang (lengte/breedte verhouding) identiek aan de bestaande accommodatie, waardoor het mogelijk wordt om het productieproces verder te mechaniseren en automatiseren.

2.2.2 Planbeschrijving

Door de noodzaak om uit te breiden is het plan ontstaan om de bedrijfsgebouwen die gelegen zijn aan Verlaatsweg 53 uit te breiden met een expeditieruimte en een productieruimte van respectievelijk 3.250 m2 en 4.400 m2. In figuur 2.4 is de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen weergegeven. De uitbreiding van de productieruimte komt deels ter plaatse van de huisvestingslocatie voor de werknemers en het huidige spoelbassin. De huisvesting voor de werknemers wordt in de nieuwe situatie naar achteren verplaatst en het spoelbassin komt te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGVerlaatsweg53-va01_0006.jpg"

Figuur 2.4 Uitbreiding bedrijfsgebouwen.

De nieuwe productieruimte, bestaande uit schuurkassen, wordt gebruikt voor de opgroeifase van de bloemen. Via een roulerend banensysteem komen de bloemen vervolgens bijna oogstrijp in de bestaande bedrijfsruimte. Daar worden de bloemen geoogst en verwerkt om vervolgens in de koelcellen in de expeditieruimte te worden opgeslagen tot ze naar de veiling worden gebracht. Daarnaast bevinden zich in de expeditieruimte bewortelingscellen. In de tussenruimte worden de geoogste bakjes vervangen door verse bakjes met bewortelde bollen. Dit proces herhaalt zich in het seizoen 5 tot 6 keer. Verder wordt de expeditieruimte gebruikt voor opslag van materiaal en materieel.

In figuur 2.5 is schematisch weergegeven hoe de logistieke lijnen en de nieuwe opzet zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGVerlaatsweg53-va01_0007.jpg"

Figuur 2.5 Logistiek en opzet nieuwe situatie

De expeditieruimte krijgt een goothoogte van 6 meter, wat overeenkomt met de goothoogte van de bestaande bedrijfsgebouwen. Naar aanleiding van de inloopbijeenkomst is in bijlage 1 een toelichting opgenomen over de schaduwwerking die ontstaat door de bedrijfsuitbreiding die deels bestaat uit een loods met zadeldak. Deze bijlage is aangepast naar aanleiding van de zienswijze. Door de ontwerpkeuze blijft het schaduwgebied beperkt en varieert, afhankelijk van de tijd in het jaar, van 0 tot maximaal 8 meter. Ook de expeditieruimte zal als schuurkas worden uitgevoerd, waardoor de bouwhoogte lager uitvalt dan de oorspronkelijke plannen.

2.2.3 Landschappelijke inpassing

Ten behoeve van de planontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan gemaakt dat is opgenomen in bijlage 2.

In het landschappelijk inpassingsplan is uitgegaan van ontwerpuitgangspunten die zijn bepaald op basis van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 en de analyse van het plangebied. Op basis van deze ontwerpuitgangspunten is een visie opgesteld die is vertaald naar de uitgangspunten voor de landschappelijke inpassing. In figuur 2.6 is het ontwerp van de landschappelijke inpassing weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGVerlaatsweg53-va01_0008.jpg"

Figuur 2.6 Ontwerp landschappelijke inpassing

De landschappelijke inpassing concentreert zich op de landschappelijke zijde van het perceel en de noordwestelijke erfafscheiding. De uitgangspunten van de landschappelijke inpassing zijn opgenomen in het landschappelijk inpassingplan.

In het ontwerp is in eerste instantie uitgegaan van een bomenrij met wilgen aan de zuidkant langs zowel het bestaande gebouw als de uitbreiding. Deze bomenrij brengt echter ongewenste situaties met zich mee vanwege de te krappe maatvoering tussen de bebouwing en de sloot (circa 3 meter) en de schaduwwerking. Hierdoor zouden de bomen te dicht bij de bebouwing moeten worden geplant, wat schadelijk kan zijn voor de gebouwen en door de schaduw zouden de bloemen niet goed kunnen groeien in de groeifase.

2.2.4 Verkeer en parkeren

De Verlaatsweg wordt voornamelijk gebruikt als ontsluitingsweg voor aanwonenden en aan deze weg gesitueerde bedrijven. De inrichting van de weg is voldoende voor de huidige verkeersbewegingen. De productie neemt met 50% toe, maar door mechanisatie en automatisering neemt het personeelsbestand marginaal toe. Door de uitbreiding neemt het aantal verkeersbewegingen wel enigszins toe. Het wegprofiel is voldoende om deze extra verkeersbewegingen op te vangen.

Het verkeer maakt hoofdzakelijk gebruik van de bestaande ingang bij de bloemencel.

Het parkeren vindt in de huidige situatie op het eigen terrein plaats. Voor de bedrijfsgebouwen is voldoende ruimte voor het parkeren. In de nieuwe situatie wordt de benodigde parkeerruimte niet gewijzigd. De toename van het personeelsbestand is dermate marginaal dat de parkeerruimte toereikend is.

Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

2.3 Toetsing aan wijzigingscriteria

Het bestaande bouwvlak aan Verlaatsweg 53 is 1,0 hectare. De uitbreiding van het bouwvlak betreft een oppervlakte van 0,9 hectare, waardoor het totale bouwvlak met 1,9 hectare onder de 2 hectare blijft. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden om het bouwvlak te vergroten.

In het bestemmingsplan Landelijk Gebied is in artikel 3 lid 3.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waaraan met dit onderhavig plan toepassing gegeven wordt. De wijzigingsbevoegdheid is als volgt geformuleerd:

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bouwvlak grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "bouwvlak", mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2,0 hectare, tenzij ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap verkaveling' of 'Waarde - Aardkundig', in welk geval de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare mag bedragen;

Het bouwvlak wordt met 0,9 hectare vergroot tot 1,9 hectare. Het plangebied heeft geen dubbelbestemming waardoor het bouwvlak mag worden vergroot tot 2,0 hectare.

  • b. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied, wat aangetoond moet worden met een erfinrichtingsplan;

Voor de ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. In paragraaf 2.2.3  wordt ingegaan op het ontwerp hiervan en de uitgangspunten die daarbij zijn gehanteerd.

  • c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering / verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;

In paragraaf 2.2.1 is reeds ingegaan op de noodzaak van de bedrijfsuitbreiding. Hier is aangegeven dat in het kader van automatisering en optimalisering de uitbreiding noodzakelijk is.

  • d. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;

Uit figuur 2.2 blijkt dat er in het bestaande bouwvlak onvoldoende ruimte is om de bedrijfsuitbreiding te realiseren.

  • e. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;

Het bouwvlak volgt de bestaande langgerekte verkavelingsvorm. Hiermee wordt aangesloten op de historisch gegroeide landschapsstructuur.

  • f. er voldoende afstand wordt aangehouden tot andere ruimtelijke elementen;

In paragraaf 4.1 wordt ingegaan op de afstand tussen uitbreiding en de bestaande bebouwing. Hieruit blijkt dat de dichtstbijzijnde woningen op minimaal 65 meter van de uitbreidingslocatie zijn gelegen. Deze afstand is van voldoende grootte.

  • g. de infrastructurele ontsluiting toereikend is voor de bedrijfsontwikkeling;

In paragraaf 2.2.4 is aangegeven dat de infrastructurele ontsluiting toereikend is voor de bedrijfsontwikkeling.

  • h. er sprake is van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;

De maatvoering van de ontwikkeling komt overeen met de bestaande bedrijfsbebouwing. De uitbreiding sluit aan op de bestaande bebouwing, waardoor de bedrijfsbebouwing zo compact mogelijk wordt gerealiseerd.

  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

De aangrenzende gronden hebben de bestemming 'Agrarisch' en worden ook dusdanig gebruikt. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende omgevingsaspecten. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling geen onevenredige afbreuk doet aan de situatie en de diverse waarden.

  • j. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

Ten behoeve van de planontwikkeling is door het uitvoeren van de watertoets het plan kenbaar gemaakt aan Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In paragraaf 4.4  wordt ingegaan op het wateradvies van het hoogheemraadschap.

Uit het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het plan voldoet aan alle daarvoor geldende criteria. Er kan daarom gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

In het bestemmingsplan Landelijk gebied, dat op 27 juli 2013 is vastgesteld door de gemeente Koggenland, is voor de gronden binnen het plangebied ruimte gelaten om binnen de bestemming 'Agrarisch' het bouwvlak te vergroten tot 2 hectare. Deze planologische ruimte wordt met dit wijzigingsplan benut. Gezien het feit dat de provinciale omgevingsverordening is gewijzigd sinds het vaststellen van het bestemmingsplan, wordt nog wel getoetst aan het provinciaal beleid.

3.2 Provinciaal beleid

Met het vaststellen van de Omgevingsverordening NH2020 is vanaf 16 november 2020 het provinciaal beleid gewijzigd. De Omgevingsverordening NH2020 stelt regels omtrent de provinciale hoofdbelangen. De ontwikkeling betreft een bedrijfsuitbreiding waarbij de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot, maar onder de 2 hectare blijft. Dit is niet in strijd met de Omgevingsverordening NH2020.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Voor de ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en op andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld voor archeologie en cultuurhistorie, ecologie).

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingsgrenzen van bedrijven en de gevels van geluidgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

Onderhavige inrichting is aan te merken als een bedrijf dat valt onder de activiteit 'bloembollendroog- en prepareerbedrijven' zoals weergegeven in lijst 1 'activiteiten' van bijlage 1 van de VNG-publicatie. Er kan worden voldaan aan de voorgeschreven afstand tot omliggende functies. De grootste afstand die op basis van de VNG-publicatie tot omliggende functies moet worden aangehouden is 30 meter, uitgaande van het omgevingstype 'rustig buitengebied'. Verantwoordelijk voor deze afstand zijn de milieuaspecten geluid en geur. De geplande uitbreiding ligt op meer dan 65 meter afstand tot omliggende woonfuncties.

De afstand van de bedrijfsgebouwen tot de dichtstbijzijnde woningen is daarmee voldoende om een goed woon- en leefklimaat te kunnen blijven garanderen.In 2022 is de oude koelinstallatie vervangen door een geluidsarme koelinstallatie. Hierdoor is de situatie met betrekking tot het aspect bedrijven en milieuzonering verbeterd. Om de geluidsemissie tot een minimum te beperken worden de huidige installaties verplaatst binnen het bedrijfsgebouw en worden de mogelijkheden onderzocht om de installaties te overkappen.

Naar aanleiding van de beoordeling door de omgevingsdienst heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 3. Uit het onderzoek blijkt dat de berekende geluidniveaus boven de richtwaarde liggen. Deze geluidniveaus zijn toegestaan volgens het huidige maatwerkvoorschrift.

Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.2 Geluid

Toetsingskader

Het aspect geluid gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Er zijn er geen spoorwegen of geluidszoneringsplichtige industrie aanwezig, dus alleen het aspect 'wegverkeerslawaai' is aan de orde.

Toetsing

Het voorliggend wijzigingsplan heeft betrekking op een plangebied met daarbinnen de realisatie van bedrijfsgebouwen. Volgens de Wgh betreft deze ontwikkeling geen realisatie van als geluidgevoelig aan te merken bestemmingen c.q. functies. Er bestaat derhalve geen inspanningsverplichting voor het uitvoeren van akoestisch onderzoek.

De Wet geluidhinder staat de ontwikkeling van dit wijzigingsplan niet in de weg.

4.3 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Toetsing

De uitbreiding bestaat uit een expeditieruimte en een productieruimte. De expeditieruimte wordt vooral gebruikt voor overslag en opslag van fust, bloemen en machines. Dit is geen verblijfsruimte waar meer dan 2 uur per dag wordt gewerkt.

De productieruimte wordt gebruikt voor de productie van bloemen. De verwerking vindt plaats in de bestaande productieruimte. De uitbreiding is geen verblijfsruimte waar meer dan 2 uur per dag wordt gewerkt.

Het aspect bodem staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Water

Toetsingskader

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Door middel van de watertoets wordt het plan kenbaar gemaakt bij het waterschap. De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die u op onze website kunt vinden (https://www.hhnk.nl/keur/).

Toetsing

Het plan is kenbaar gemaakt bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Uit de digitale watertoets blijkt dat bepaalde aspecten van het plan een zodanige invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit betekent dat het hoogheemraadschap wil bespreken hoe er rekening kan worden met de waterhuishoudkundige belangen. Het concept wateradvies is opgenomen in bijlage 4.

Watercompensatie

De realisatie van het plan heeft een toename van verharding en bebouwing tot gevolg. Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd van het terrein. Compensatie in de vorm van waterberging of infiltratie is noodzakelijk om deze negatieve effecten op te heffen. De erfverharding neemt 2.000 m2 toe en de bebouwing 7.650 m2. Dit betekent een totale verhardingstoename van 9.650 m2. Bovendien wordt een sloot gedempt met een oppervlakte van 250 m2. Rekening houdend met een compensatiepercentage van 10% bij verhardingstoename en 100% bij demping, zal een oppervlakte van 1.215 m2 aan water moeten worden gerealiseerd. In figuur 4.1 is aangegeven dat de achterliggende sloot ter compensatie zal worden verbreed conform het advies van het Hoogheemraadschap. Het hoogheemraadschap geeft aan dat de initiatiefnemer van het ruimtelijk plan verantwoordelijk is voor de regeling, de financiering en de realisatie van compenserende maatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGVerlaatsweg53-va01_0009.jpg"

Figuur 4.1 Watercompensatie

Waterkwaliteit

De reactie van de digitale watertoets beslaat ook de waterkwaliteit. Het hemelwater wordt van de kasdekken opgevangen en wordt gebruikt voor de tulpenteelt. Het watersysteem is een gesloten systeem waarbij het water steeds opnieuw gebruikt wordt, maar niet voordat het water schoongemaakt is door middel van fijne filters voor de kleine organische resten en een UV ontsmetting voor eventuele bacteriën die aanwezig kunnen zijn.

De ervaring van het hoogheemraadschap is dat door een goede inrichting van het erf veel waterkwaliteitsproblemen kunnen worden voorkomen. Het hoogheemraadschap heeft als bevoegd gezag ook een toezicht en handhavende taak voor agrarische activiteiten op het erf. Om het belang van een schoon erf te onderstrepen treedt het hoogheemraadschap graag met de initiatiefnemer in overleg over de inrichting van het erf. Een toetsing van de inrichting kan desinvesteringen, problemen met de waterkwaliteit en daaruit volgende boetes voor de toekomst wellicht voorkomen.

Met de beoogde watercompensatie en de aandacht voor de waterkwaliteit en daarmee de waterkwaliteit in de omgeving, staat het aspect water de boogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet. Dit geldt ook voor de verordeningen, wijzigingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Toetsing

Door Archeologie Westfriesland, een samenwerkingsverband van verschillende Westfriese gemeenten, is een archeologische beleidskaart opgesteld. Op deze beleidskaart zijn in totaal 5 verschillende archeologische verwachtingswaarden aangegeven. De hoogste bescherming is gegeven aan gebieden waarvan bekend is dat hier archeologische resten aanwezig zijn. Hier geldt dat bij alle bodemingrepen een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Een aantal gebieden is vrijgegeven van archeologisch onderzoek. Dit betreft onder meer de droogmakerij Wogmeer waarin het plangebied is gelegen.

Het aspect archeologie belemmert de uitvoering van de ontwikkeling niet.

4.6 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Het plangebied valt binnen de landschappelijke karakteristiek ‘kleine verspreid liggende Droogmakerijenlandschap’. De drooglegging van de polder Wogmeer heeft plaatsgevonden in het begin van de 17e eeuw. De polder wordt gekenmerkt door sterke haakse structuren. Bedrijfsmatige bebouwing vindt overwegend plaats op de achtererven, waardoor het karakter van de beeldbepalende lintbebouwing zoveel mogelijk in stand wordt gehouden. Met de ruimtelijke structuur wordt rekening gehouden bij het ontwerp en de landschappelijke inpassing, waarbij de verkavelingsstructuur blijft gehandhaafd. De geplande ontwikkeling heeft derhalve geen negatieve invloed op eventuele cultuurhistorische waarden.

Het aspect cultuurhistorie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.7 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt geen deel uit of ligt niet in een gebied dat beschermd is in het kader van de Wet natuurbescherming. De meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden zijn Eilandspolder en Markermeer & IJmeer op respectievelijk 7,3 en 6,3 kilometer afstand. Gezien de afstand en de aard van de ingrepen is er geen sprake van directe aantasting, zoals effecten door geluid of optische verstoring van instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Indirecte effecten door stikstofemissie in de aanlegfase en gebruiksfase zijn mogelijk wel aan de orde. Om aantoonbaar te maken of er wel of geen sprake is van stikstofdepositie zijn stikstofberekeningen uitgevoerd, waarvan de berekeningen in bijlage 5 en bijlage 6 zijn opgenomen. Hieruit blijkt dat de stikstofdepositie in zowel de aanlegfase als de gebruiksfase 0,0 mol/ha/jaar is. Hierbij is nog uitgegaan van het gebruik van gas. Het voornemen is om de uitbreiding volledig aan te sluiten op een hybride-warmtepomp, waarbij de bestaande ketel als back-up kan dienen in tijden van extreme koude. Afhankelijk van de capaciteit van die warmtepomp kan -gefaseerd- ook het bestaande bedrijf uiteindelijk nagenoeg gasloos worden. Dit betekent dat de stikstofdepositie nog lager zal worden dan volgens de uitkomsten van de berekening.

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van een gebied dat deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland. Hierdoor is ruimtebeslag en directe aantasting van het Natuuurnetwerk Nederland op voorhand uitgesloten.

Soortenbescherming

Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

Ten behoeve van de uitbreiding heeft een ecologische quickscan plaatsgevonden waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 7. De uitbreiding van de expeditieruimte vindt plaats aan de noordwestzijde waar in de huidige situatie reeds toe- en afvoer van bloembollen en bloemen plaatsvindt. De boomsingel en de groep bomen die hier aanwezig zijn worden gehandhaafd. De uitbreiding van de productieruimte vindt plaats op bouwland en op de locatie van het spoelbassin. Uit de quickscan blijkt dat aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming zijn uitgesloten.

De zorgplicht moet wel in acht worden genomen. De zorgplicht van de Wet natuurbescherming (art. 1.11) schrijft voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting worden gebracht door altijd zo te werken, dat dieren kunnen ontsnappen en/of deze te verplaatsen naar een geschikt biotoop in de directe omgeving (bijvoorbeeld amfibieën). Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland.

Het aspect ecologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. Rond deze planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).


Toetsing

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, artikel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2-jaargemiddelde) en fijn stof (PM10-jaar- en daggemiddelde) van belang.

Toetsing

Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in de omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit. In de omgeving van het plangebied zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Ter plaatse van het plangebied geldt een gemiddelde concentratie van minder dan 10 ug/m3 voor stikstofdioxide (NO2). De grenswaarde voor stikstofdioxide bedraagt 40 µg/m3 (sinds 2015). Ter plaatse van het plangebied geldt een gemiddelde concentratie en minder dan 10 ug/m3 voor fijn stof (PM10). De grenswaarde voor fijnstof bedraagt 50 µg/m3.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt hier niet aan voldaan. Het uitbreidingsplan zal geen enkele honderden verkeersbewegingen per dag met zich meebrengen. Als gevolg hiervan is geen sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Er is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de streefwaarde.

Het aspect luchtkwaliteit staat de ontwikkeling van dit wijzigingsplan niet in de weg.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR): Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Groepsrisico (GR): Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Verantwoordingsplicht

In het Bevi, Bevb en het Bevt is onder andere een verantwoordingsplicht GR opgenomen. Deze verantwoording houdt in dat in bepaalde gevallen planologische keuzes moeten worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag.

Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. De volgende besluiten zijn relevant:

  • 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) 
    Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
  • 2. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
    Op basis van het Bevb dienen plannen, vergelijkbaar met het Bevi, te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het PR en de oriëntatiewaarde voor het GR.
  • 3. Wet basisnet 
    Het basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over de weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten).
  • 4. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)
    Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is het Bevt opgesteld. Hierin zijn de regels voor de ruimtelijke ordening rondom het basisnet wettelijk vastgelegd.
  • 5. Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit)
    Het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende regeling is de opvolger van een groot aantal AMvB's. In het Activiteitenbesluit staan algemene regels voor verschillende milieuaspecten, zoals veiligheidsafstanden waaraan voldaan moet worden.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het plangebied. Ook de ontwikkeling is niet significant voor wat betreft externe veiligheid. De uitvoering van het plan wordt niet belemmerd door externe veiligheid-aspecten.

Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het plan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Het wijzigingsplan voor Verlaatsweg 53 in Spierdijk gaat vergezeld van een verbeelding. Op deze verbeelding is het gewijzigde bouwvlak aangegeven. Voor dit deel van de verbeelding vervangt het wijzigingsplan het bouwvlak van het moederplan bestemmingsplan Landelijk gebied van de gemeente Koggenland in samenhang met de regels in het reparatieplan Landelijk gebied 2017.

Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Landelijk Gebied. De voorschriften van het moederplan en herziening blijven ongewijzigd van toepassing. De wijziging ziet alleen op de wijziging van de plankaart. In de regels is de

relatie met het moederplan vastgelegd via een verwijzing naar de regels uit dat moederplan. Voor toetsing aan de voorschriften moeten derhalve artikel 3 van het moederplan en herziening worden geraadpleegd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

In artikel 3.1.1 Bro is bepaald dat overleg gepleegd moet worden met besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

De gemeente Koggenland heeft vooroverleg gevoerd met OD NHN over de ontwikkeling aan de Verlaatsweg 53. Vervolgens heeft OD NHN een juridisch advies gegeven welke is opgenomen in bijlage 8. Naar aanleiding van dit advies is een geluidonderzoek uitgevoerd welke is verwerkt in paragraaf 4.1 Bedrijven en milieuzonering.

Participatie omwonenden

Op 13 december 2021 is een inloop voor omwonenden georganiseerd over de uitbreidingsplannen aan Verlaatsweg 53. Een kort verslag van deze bijeenkomst is opgenomen in bijlage 9.

Naar aanleiding van de participatiebijeenkomst zijn de volgende aanpassingen aan het plan gedaan:

  • Verlaagde zijgevel noordwestzijde (maximaal 6 meter)
  • Bomenrij volledig op eigen perceel
  • Verkeer grotendeels via bestaande ingang bij bloemencel
  • Oude koelinstallatie is reeds vervangen door een geluidsarme koelinstallatie

Deze punten zijn als volgt verwerkt in dit plan:

In paragraaf 2.2.2 is een aanvulling gekomen met betrekking tot de schaduwwerking als gevolg van de uitbreiding, is de tekening aangepast en opgenomen in paragraaf 2.2.2 en is paragraaf 2.2.4 aangevuld.

Zienswijze

Het wijzigingsplan heeft als ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken is eenieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt. De nota van beantwoording is opgenomen in bijlage 10. De zienswijze heeft geleid tot een aantal aanpassingen in de toelichting, het landschappelijk inpassingsplan en de regels.

Ambtshalve is besloten de stikstofberekeningen te actualiseren naar aan de hand van de nieuwste Aerius-calculator. De berekening van de aanlegfase is opgenomen als bijlage 5 en de berekening van de gebruiksfase is als bijlage 6 opgenomen. Hieruit volgt geen significante stikstofdepositie. De resultaten zijn verwerkt in paragraaf 4.7 Ecologie en in bijlage 7, en hebben verder niet geleid tot verdere aanpassingen van het wijzigingsplan.

Vaststelling

Het wijzigingsplan is vervolgens op 11 april 2023 gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het wijzigingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van de plannen (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De uitvoeringskosten worden gedragen door de initiatiefnemer. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor wordt dan een overeenkomst over planschade gesloten met de initiatiefnemer.

Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en uitvoerbaar geacht.

Grondexploitatie

Bij bestemmingsplannen die bouwplannen mogelijk maken, is de grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. De vaststelling van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan is in principe verplicht. Via dit bestemmingsplan wordt geen bouwplan, zoals genoemd in het Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk gemaakt. Bij dit bestemmingsplan is de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig.