Plan: | Woonwijken Lichtenvoorde, Richterspoort |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.BPLIC212-VG01 |
De locatie is gelegen aan de N18 (Europaweg) en de Richterslaan in Lichtenvoorde. In het verleden was voor de locatie een plan om sportvoorzieningen, een bioscoop, kantoren en woningen te ontwikkelen. Maar een deel van deze plannen is gerealiseerd. Onderhavig bestemmingsplan betreft de ontwikkeling bij de entree van het gebied, tevens gelegen aan één van de invalswegen naar het centrum van Lichtenvoorde. Hierdoor is er sprake van een stedenbouwkundig gezien belangrijke plek. Initiatiefnemer is voornemens twee gebouwen te realiseren, waarbinnen voornamelijk appartementen worden gerealiseerd. Tevens bestaat de mogelijkheid om op de begane grond een gezondheidscentrum te realiseren.
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan 'Woonwijken Lichtenvoorde'. Op basis van dit bestemmingsplan is de locatie bestemd als 'Groen'. Op grond van deze bestemming zijn de beoogde functies niet toegestaan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Onderhavig plan voorziet hierin.
Het plangebied is gelegen in het noorden van de kern Lichtenvoorde, tegen de N18 (Europaweg) aan. De oostzijde grenst tegen een kantoorgebouw aan. Het zuiden van het plangebied grenst tegen het zwembad 'Meekenesch' en de camperparkeerplaats aan. Aan de oostzijde van het zwembad wordt een nieuwe fietscrossbaan gerealiseerd. Het bestemmingsplan hiervoor ligt momenteel ter inzage. Het westen van het plangebied grenst aan de Richterslaan waar tevens een carpoolplaats en een bushalte zijn gesitueerd.
Op de navolgende afbeeldingen zijn globaal de ligging en begrenzing van het plangebied met een rode stippellijn weergegeven. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.
Globale ligging plangebied
Globale begrenzing plangebied
Het plangebied valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Woonwijken Lichtenvoorde', vastgesteld op 8 oktober 2013 door de gemeenteraad van de gemeente Oost Gelre. Op navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven. Het plangebied is daarop met een rode stippellijn weergegeven.
Uitsnede geldende bestemmingsplan 'Woonwijken Lichtenvoorde'
Op grond van het bestemmingsplan 'Woonwijken Lichtenvoorde' is aan het plangebied de bestemming 'Groen' toegekend. Volgende de regels, behorende bij de bestemming 'Groen', zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen, behoud van landschappelijke waarden, nutsvoorzieningen, bruggen en straatmeubilair, voet- en fietspaden, waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen, bijenstal, dierenverblijf, (dag)recreatieve mogelijkheden in de openlucht en speelvoorzieningen, geluidswal en geluidscherm met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en verhardingen. De bouw van woningen is op basis van de bepalingen van de bestemming 'Groen' niet toegestaan. Daarnaast zullen de nieuwe woningen buiten een bouwvlak gesitueerd worden.
Op grond van het bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie' is, ter bescherming van eventuele archeologische waarden, aan het plangebied tevens de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' toegekend. Bij het oprichten van bouwwerken groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm onder het maaiveld dient er een archeologisch rapport te worden overlegd.
Voor de gronden binnen het plangebied geldt tevens het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan parkeren', dat door de raad van de gemeente Oost Gelre is vastgesteld op 5 juni 2018. In het facetbestemmingsplan zijn de gemeentelijke parkeernormen opgenomen en is bepaald dat deze doorwerken in de reeds vastgestelde bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre. In artikel 4 is de regeling voor parkeren opgenomen. In de regeling wordt verwezen naar de gemeentelijke Parkeernota van de gemeente Oost Gelre of een rechtsopvolger daarvan. Als de 'Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre' wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.
De toelichting bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. In Hoofdstuk 5 volgen de juridische planaspecten en in Hoofdstuk 6 de gevolgde procedure.
In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling omschreven. Hierbij wordt als eerste ingegaan op de bestaande situatie in het plangebied, waarna de beoogde ontwikkeling nader toegelicht wordt.
Het plangebied bestaat momenteel uit voornamelijk uit groenstructuren en houtopstanden. Binnen het plangebied of op de grens staan een aantal nutsvoorzieningen en een LED-scherm dat gebruikt wordt om reclame op te projecteren. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van het plangebied in de huidige situatie.
Bestaande situatie plangebied
De ontwikkeling voorziet in de bouw van minimaal 42 en maximaal 50 woningen in de vorm van appartementen. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om op de begane grond een gezondheidscentrum te realiseren. Tot slot bestaat er ook de mogelijkheid om (een deel van) de begane grond in te zetten voor publieksfuncties zoals kantoren.
De woningen worden verspreid over twee gebouwen. Hierbij is één gebouw gedraaid richting de N18, de ander gedraaid richting de Richterslaan. Indien het gezondsheidscentrum zich zal vestigen op de locatie, zullen de gebouwen op de begane grond functioneel met elkaar verbonden worden en zal het gezondheidscentrum ook deze ruimte in gebruik nemen. Indien het gezondsheidcetnrum zich niet zal vestigen, zullen de gebouwen niet met elkaar worden verbonden.
Onderstaande afbeeldingen tonen een impressie van de mogelijke inrichting van het plangebied.
Impressie mogelijke inrichting plangebied
Het gebouw gedraaid richting de N18 (gebouw 1) zal maximaal 4 bouwlagen bevatten, het gebouw gedraaid naar de Richterslaan (gebouw 2) zal maximaal 5 bouwlagen bevatten. Qua architectuur wordt zoveel mogelijk aangesloten op de lijn die met de eerste twee gebouwen op het Eschpark is ingezet. Baksteen gebouwen in een roodtint met een flauwe kap met een royaal overstek. Qua gevelcompositie is het wel wenselijk en noodzakelijk om enigszins af te wijken.
De appartementen worden opgedeeld in vier categorieën, namelijk:
Hierbij is het mogelijk dat de in totaal 16 koopappartementen die in het middeldure of dure segment vallen een andere verdeling middelduur/duur zullen krijgen.
Tot slot wordt er gekozen voor een groene inrichting van het plangebied. De zone voor de gebouwen aan de Richtersweg en de N18 (Europaweg) zullen groen worden ingericht. Dit zal op een landschappelijke manier worden gedaan. Natuurlijke wadi's worden gecombineerd met ruw bloemrijk grasland en verspreid enkele boomgroepen die zorgen voor diverse biotopen. Nestkasten worden in de gebouwen opgenomen waarmee het plan natuurinclusief wordt. De parkeervoorziening wordt ook maximaal vergroend. Hagen zullen de parkeervelden afkaderen en de parkeerplaatsen zelf zullen in halfverhardingen uitgevoerd worden om extra infiltratie mogelijk te maken.
In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Er wordt ingegaan op het geldende relevante beleid op internationaal, rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.
Vogelrichtlijn
De "Vogelrichtlijn" (79/409/EG) uit 1979 heeft tot doel: de bescherming en het beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende vogels en hun habitats. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van al deze vogelsoorten en in het bijzonder de trekvogels en zijn verplicht om de verschillende natuurlijke habitats die het leefmilieu van de wilde vogels vormen, in stand te houden. Op grond van deze richtlijn worden gebieden aangewezen als Speciale Beschermingszone. Deze gebieden maken deel uit van het Europese initiatief om een ecologisch netwerk van natuurgebieden duurzaam te beschermen (Natura 2000). Daarnaast stelt de richtlijn nadere regels voor de bescherming, het beheer en de regulering van vogelsoorten.
De rechtsgevolgen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn betreffen, naast het aanwijzen van de Speciale Beschermingszones, ook de verplichting om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden van de vogelsoorten niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende invloeden optreden in gebieden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten, die door de Vogelrichtlijn beschermd worden. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden volgens de richtlijn getoetst.
Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn.
Habitatrichtlijn
De in 1992 vastgestelde "Habitatrichtlijn" is het voornaamste stuk wetgeving van de Europese Gemeenschap ter bevordering van de biologische verscheidenheid. Deze richtlijn houdt de verplichting in voor deelstaten om de habitats en soorten, die voor de Europese Unie van belang zijn, in stand te houden. Iedere lidstaat moet op zijn grondgebied de gebieden die voor het behoud van de onder de richtlijn vallende habitats en soorten het belangrijkst zijn, identificeren en vervolgens aanwijzen als Speciale Beschermingszones.
Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn.
Het Verdrag van Valletta (Malta)
Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en Tweede Kamer. Invoering van het verdrag heeft gevolgen voor het huidige archeologisch bestel. Het moet nog (beter) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd worden. Alle overheden hebben zorgplicht voor archeologische waarden gekregen, dus ook de gemeenten. In de ruimtelijke ordening wordt aan veel aspecten aandacht geschonken en worden tal van belangen tegen elkaar afgewogen. Voor veel zaken wordt de afweging gestuurd door wet- en regelgeving. Het verdrag van Malta heeft tot gevolg dat dit ook voor de archeologie het geval is. Door het verdrag heeft (ook) de gemeente de inspanningsverplichting de archeologische waarden te beschermen.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Onderdeel van de Omgevingswet is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:
In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:
De nationale belangen zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat bijvoorbeeld om rijksvaarwegen, defensie, ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, electriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening.
Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Voorliggende ontwikkeling zou kunnen worden aangemerkt als een woningbouwlocatie. Deze term is echter niet gedefinieerd in het Bro. Uit jurisprudentie (zie bijvoorbeeld uitspraak ABRvS201501297/1/R4) blijkt dat woningbouwplannen met elf woningen niet hoeven te worden aangemerkt als woningbouwlocatie, maar grotere woningbouwplannen wel.
Toetsing rijksbeleid
Voorliggend plan voorziet in de bouw van minimaal 42 en maximaal 50 levensloopbestendige appartementen. De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing. Door Buro Ontwerp & Omgeving is een toets voor de ladder voor duurzame verstedelijking uitgevoerd. Deze toets is als Bijlage 1 bijgevoegd. De conclusies worden hierna kort behandeld.
Per saldo is sprake van een toename van minimaal 42 en maximaal levensloopbestendige appartementen. Binnen het kader van het provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid levert het initiatief een significante bijdrage aan het bereiken van de doelstelling over het toevoegen van deze type woningen.
De ontwikkeling voldoet vooral aan de provinciale, regionale en gemeentelijke kwalitatieve behoefte door het toevoegen van geschikte woningen voor verschillende type doelgroepen. Dit initiatief levert een waardevolle bijdrage aan het toevoegen van woningen in verschillende prijsklassen. Met dit woningbouwprogramma wordt woonruimte gecreëerd die aantrekkelijk is voor starters, maar ook voor senioren die op zoek zijn naar een levensloopbestendige woning.
Geconcludeerd kan worden dat met het initiatief gelegen in bestaand stedelijk gebied wordt voorzien in zowel de kwantitatieve als kwalitatieve behoefte aan woningen binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de (her)ontwikkellocatie. De ontwikkeling voldoet daarmee aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro).
Voor het gezondheidscentrum geldt dat zij voorzien in eigen behoefte. Het gezonheidscentrum bevindt zich momenteel op een andere locatie binnen Lichtenvoorde. Bij eventuele verplaatsing van het gezondheidscentrum zullen zij ongeveer een gelijk aantal vierkante meters behouden als dat in de huidige situatie ook het geval is. Dit betekent concreet dat er geen nieuw gezondheidscentrum wordt gerealiseerd en er ook geen sprake is van een significatne uitbreiding. Wel zal de verplaatsing zorgen voor een betere dienstverlening, omdat de huisartsenpraktijk en de apotheek nu functioneel met elkaar verbonden kunnen worden. In de huidige situatie is dat niet het geval.
Om deze reden hoeft de behoefte van het gezondheidscentrum niet verder onderbouwd te worden.
Op 19 december 2018 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels en afspraken om de opgaven uit de Omgevingsvisie te realiseren. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beide op 1 maart 2019 in werking getreden. Op 14 januari 2023 heeft Provinciale Staten (PS) voor het laatst de Omgevingsverordening geactualiseerd.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
De provincie wil Gelderland in de toekomst 'Gaaf' houden, en vindt dat we daar nu wat voor moeten doen. De provincie staat voor stevige uitdagingen. Er zijn nationale ontwikkelingen die ook Gelderland raken. Bij het 'gaaf' houden van Gelderland staan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. De focus ligt op duurzaamheid, verbondenheid en een krachtige economie als werkende bestanddelen voor een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland.
Om de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland uit te werken, streeft de provincie zeven samenhangende ambities na. Met behulp van deze zeven ambities geeft de provincie hier uitvoering aan:
Voor dit bestemmingsplan zijn met name de ambities voor klimaatadaptatie en het woon- en leefklimaat van toepassing.
Woon- en leefklimaat
Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse streken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. In onze groeiende Gelderse steden komen veel activiteiten samen. Tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in een vitaal platteland, juist als daar krimp plaatsvindt. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied het vertrekpunt. De provincie geeft de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen en gaat voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, kan worden uitgebreid aan de randen van de steden of dorpen.
Klimaatadaptatie
Het klimaat is merkbaar aan het veranderen, waarbij hoosbuien, extreme hitte en langdurige droogte hierbij goede voorbeelden van zijn. Provincie Gelderland wil zich voorbereiden op het veranderende klimaat door in te zetten op het tegengaan van de bijbehorende risico's en gevaren. Dit heeft prioriteit: In 2050 wil Gelderland optimaal beschermd zijn en kunnen meebewegen met het veranderend klimaat. De provincie Gelderland werkt hierbij vooral vanuit haar betrokkenheid bij waterveiligheid, waterkwaliteit, bodem en natuur. Daarnaast wordt er rekening gehouden met de variatie van de Gelderse streken.
De provincie Gelderland wil met haar partners verder kijken. Bij de aanleg, inrichting, veiligheid en leefbaarheid van de gebouwde omgeving nemen we de gevolgen van het veranderende klimaat mee en maken afspraken over hoe met de risico's om te gaan. Klimaatbestendig werken is daarbij voor de provincie Gelderland een logische voorwaarde als er samengewerkt wordt met anderen. Verschillende ontwikkelingen binnen toerisme en recreatie horen hier ook bij. Deze ontwikkelen wil de provincie Gelderland benutten. Hierbij is het van belang dat de ontwikkelingen passen bij de Gelderse kwaliteiten. De provincie streeft naar een op de toekomst toegerust beschermend klimaatbeleid zodat Gelderland versterkt wordt voor nu en in de toekomst.
Naast de nieuwe focus en ambities zijn er vijf wettelijk verplichte planfiguren voor het provinciaal beleid voor de leefomgeving. Deze gaan sinds 2014 op in de Omgevingsvisie. Het gaat om de planfiguren voor ruimte, natuur, water, milieu, en verkeer en vervoer. Vanuit de Omgevingsvisie volgen voor deze planfiguren een aantal specifieke uitwerkingen in programma's of kaders binnen de provinciale omgevingsverordening. Een aantal voorbeelden binnen de planfiguren zijn:
Toetsing Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Het plan voorziet in de realisatie van minimaal 42 en maximaal 50 appartementen in de kern Lichtenvoorde. Daarnaast wordt een economische schil op de begane grond ingevuld. Zo het zich laat aanzien in de fase van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, in de periode 14 juli tot 25 augustus 2023, zal er waarschijnlijk een gezondheidscentrum gevestigd worden. Bij de planvorming is rekening gehouden met de provinciale ambities ten aanzien van energietransitie, klimaatadaptatie, en woon- en leefomgeving.
Doordat de woningen gasloos worden gebouwd, vermindert de behoefte naar fossiele brandstoffen. Verder worden de woningen BENG (bijna energieneutraal) gerealiseerd. Derhalve draagt het plan bij aan de ambitie ten aanzien van energietransitie. Ten aanzien van klimaatadaptatie wordt in het plan specifiek rekening gehouden met wateroverlast, droogte en hitte. Dit wordt verder onderbouwd in paragraaf Omgevingsverordening Gelderland. Tot slot draagt het plan bij aan de ambitie van de provincie voor dynamische, diverse en duurzame woon- en leefomgevingen. Het plan voorziet namelijk in de bouw van woningen welke geschikt zijn voor uiteenlopende doelgroepen, zoals starters en senioren, en welke gebouwd worden in verschillende prijssegmenten.
Omgevingsverordening Gelderland
De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie Gelderland bij het uitvoeren van de taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. De provincie geeft hier richting aan door gezamenlijk zeven samenhangende ambities na te streven op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid; economisch vestigingsklimaat en woon- en leefklimaat. In de verordening heeft de provincie Gelderland alleen regels opgenomen als dit nodig is om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. De provincie heeft daarom bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem in deze verordening opgenomen. Hiermee wordt voorgesorteerd op de komst van de Omgevingswet.
Wonen, instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda (art. 2.2)
In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woningen alleen mogelijk zijn als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:
Instructieregel klimaatadaptie (art. 2.65b)
De provinciale omgevingsverordening die op 1 februari 2022 van kracht is geworden bevat de instructieregel klimaatadaptie (2.65b). Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, moet op basis van deze instructieregel de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving bevatten van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In die beschrijving moeten in ieder geval de volgende aspecten worden betrokken: waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte. Voor de beschrijving kan gebruik worden gemaakt van de opgestelde klimaatatlas.
Toetsing Omgevingsverordening Gelderland
De regionale woonagenda wordt behandeld in paragraaf 3.5. Daar is onderbouwd hoe voorliggend plan voldoet aan de regionale woonagenda, waarmee het plan derhalve voldoet aan de instructieregel uit artikel 2.2 lid 1 van de provinciale omgevingsverordening.
De Klimaatatlas Oost Gelre toont de effecten van klimaatverandering voor onze gemeente. Daarmee is het een belangrijk hulpmiddel om de voorwaarden uit de instructieregel klimaatadaptatie te toetsen. De klimaatatlas is tot stand gekomen in een samenwerking tussen de gemeente en Waterschap Rijn en IJssel. Wateroverlast (extreme neerslag), droogte, hittestress en waterveiligheid (overstromingen) voor het jaar 2050 komen aan bod. Het plangebied is geanalyseerd met behulp van de atlas. Hieronder zijn de conclusies per aspect gegeven.
Er hoeven geen specifieke maatregelen te worden getroffen. De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de provinciale Omgevingsvisie en de regels op het gebied van 'wonen' en 'klimaatadaptatie'. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Conclusie Provinciaal beleid
Het plan is in overeenstemming met de relevante kaders uit het hiervoor omschreven provinciaal beleid.
Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012
De regionale structuurvisie is een actualisatie van de regionale structuurvisie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat er zich een aantal relevante en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen hebben voorgedaan, zoals:
De visie gaat ervan uit dat deze ontwikkelingen gevolgen kunnen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd en gewerkt wordt in de regio Achterhoek. Ze hebben invloed op de wijze waarop geld verdiend wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De geactualiseerde visie wil richting geven aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven op juiste wijze te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema's te agenderen en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken. Het doel hiervan is om ook in de toekomst te kunnen spreken van een vitale, regionale economie en een zeer prettige omgeving om in te wonen en te recreëren.
De visie gaat uit van waardeontwikkeling door het toevoegen van kwaliteit als motor achter ruimtelijke ontwikkelingen. Flexibiliteit is nodig om het kwalitatieve aanbod en vraag goed op elkaar af te kunnen stemmen. De ruimtelijke visie richt zich niet op een ruimtelijk eindbeeld, maar streeft juist flexibiliteit na. Het leidende principe is een omslag 'van sturen naar begeleiden'. Dit om kansen te pakken en tegelijkertijd te werken aan behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit. Met de visie wordt regionale afstemming beoogd in de keuzes in de ruimtelijke ontwikkeling op lokaal niveau. Dit door het benoemen van ruimtelijke speerpunten.
Als regionale speerpunten worden genoemd: omgaan met de krimp (bevolkingsdaling), externe relaties, veranderingen in het landelijk gebied, en overstap naar duurzame energie.
Toetsing Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012
Feit is dat er in de Achterhoek geen sprake meer is van bevolkingsdaling, maar juist van groei. Vooral hierom is er behoefte aan extra woningen. Voorliggend plan ziet toe op de afronding van een woningbouwgebied en voorziet in aantrekkelijk woongebied. Hiermee betreft het geen ontwikkeling welke toeziet op verandering in het landelijk gebied.
De ontwikkeling past wel binnen de regionale structuurvisie. Zo is er in onderhavig plan sprake van een plan wat bijdraagt aan vitale kernen en het toevoegen van kwaliteit in de regio. Door het realiseren van levensloopbestendige woningen, is het voor deze doelgroep mogelijk zich in de Achterhoek te vestigen. Tot slot worden de woningen BENG (bijna energieneutraal) gebouwd met oog voor duurzaamheid.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan voldoet aan de Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012.
Regionale woonagenda Achterhoek 2023-2030
Op 4 maart 2023 heeft de gemeenteraad van Oost Gelre de Regionale woonagenda Achterhoek 2023-2030 ('Goed wonen in een vitale regio') vastgesteld als opvolger van de Regionale woonagenda 20152025. De directe aanleiding hiervoor zijn de veranderingen op de woningmarkt, in woonbehoeftes en de wens om wonen meer dan voorheen te bezien als een integrale gebiedsopgave. De vorige regionale woonagenda (2015) ging uit van een krimpscenario. De bevolking in de Achterhoek neemt inmiddels toe en ook de woonbehoeftes veranderen. Er komen meer ouderen, kleine huishoudens en starters vinden moeilijk een plek op de woningmarkt. Alle reden om het bestaande beleid op wonen te actualiseren en doelstellingen aan te passen.
In de woonagenda is de woningbehoefte in beeld gebracht op basis van drie belangrijke factoren. Dat zijn de grotere en gewijzigde woonbehoeftes uit onze regio zelf, de behoefte aan aanvullende arbeidskrachten en de toenemende trek naar de Achterhoek vanuit andere delen van het land. De woonagenda is gericht op de huisvesting van alle doelgroepen. Daartoe behoren starters op de woningmarkt, ouderen, en inwoners behorend tot de bijzondere aandachtsgroepen. Dit vraagt om een passend woningaanbod, waarvan een aanzienlijk deel betaalbaar moet zijn zowel in het koop- als in het huursegment.
Deze nieuwe agenda kent vier programmalijnen:
Toetsing Regionale woonagenda Achterhoek 2023-2030
Het plan voorziet in de bouw van minimaal 42 en maximaal 50 appartementen en moet daarmee voldoen aan het nieuwbouwprogramma uit de regionale woonagenda. Het plan behelst naast de appartementen (gestapeld) de invulling van een economische schil, waar naar alle waarschijnlijkheid een gezondheidscentrum zich zal vestigen. Het aanbod aan appartementen is voor verschillende doelgroepen bedoeld (starters, doorstromers en senioren). Daarmee wordt aangesloten bij de uitgangspunten van de Regionale woonagenda 2023-2030.
De appartementen worden opgedeeld in vier categorieën, namelijk:
Met het plan wordt echter niet voorzien in sociale huur. Op dit punt wordt derhalve afgeweken van de regionale woonagenda. De reden hiervoor is dat met dit bouwplan ingezet wordt om het tekort aan middeldure huurwoningen binnen de gemeente Oost Gelre op te lossen. Dit plan voorziet in ieder geval in een deel van de behoefte aan middeldure huurwoningen. De gemeente Oost Gelre verwacht dat door het aanbieden van middeldure huurwoningen de doorstroming vanuit sociale huurwoningen op gang komt. Gezien de grootte van de te bouwen middeldure huurwoningen ligt de grootte van die woningen dicht in de buurt bij de grootte van sociale huurwoningen. Ook qua huurprijs zal het verschil niet exorbitant groot zijn.
Het feit dat sociale woningbouw niet alsnog binnen het bouwproject Richterspoort is opgenomen komt doordat de basis voor de bouwontwikkeling al in 2021 was afgerond. Na 2021 is ingezet op het zoeken naar een goede stedenbouwkundige invulling binnen de vastgestelde kaders. De selectieprocedure van een bouwbedrijf en de loting is al ingezet voordat het Nationale Woon- en Bouwagenda in maart 2022 is gepubliceerd. De gemeente Oost Gelre zet voor dit bouwontwikkeling in op een gevarieerd aanbod in type appartementen.
Binnen andere bouwlocaties worden voldoende sociale woningen gerealiseerd. In groter verband worden binnen de gemeente Oost Gelre voldoende verschillende woningtypen gebouwd binnen de verdeling die het Rijk voorstelt. De gemeente Oost Gelre bouwt 370 woningen méér dan de vraag vanuit het Rijk.
Chronologie planontwikkeling en nieuwe woonagenda's
Het ontwerpbestemmingsplan 'Woonwijken Lichtenvoorde, Richterspoort' ligt vanaf 14 juli 2023 gedurende 6 weken ter inzage. Aan deze tervisielegging gaat een lange voorbereidingsperiode vooraf. Al voordat in maart 2022 de Nationale Woon- en Bouwagenda (NWBA) gepubliceerd werd, heeft de gemeente Oost Gelre haar uitgangspunten al bepaald in het stedenbouwkundig plan. De gemeente sluit aan bij de Regionale woonagenda Achterhoek 2023-2030. Deze is geldend vanaf 4 maart 2023.
Op het moment dat de vereisten vanuit de NWBA duidelijk werden in maart 2022, heeft de gemeente gekeken naar de mogelijkheid tot aanpassing van lopende nieuwbouwprojecten. Er is concreet gekeken naar het in lijn brengen met de verdeling sociaal, betaalbaar en overig. Daarbinnen is ook gekeken naar de door het Rijk gehanteerde maximum prijzen voor deze categorieën. Voor Richterspoort betekende dat in mei 2022 een keuze voor het bouwbedrijf die dit plan gaat ontwikkelen.
Wel is het onwenselijk en onhaalbaar werd geacht om het plan in dat stadium (opnieuw) aan te passen ten behoeve van het toevoegen van sociale huur (28%) e.e.a. conform NWBA (en uiteindelijk Regionale woonagenda Achterhoek 2023-2030).
De argumenten voor die conclusie zijn als volgt:
Conclusie Regionaal beleid
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan voldoet aan de Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012. Het plan voldoet echter niet geheel aan de Regionale woonagenda 2023-2030. Binnen dit beleid wordt echter de mogelijkheid geboden af te wijken. Hiervoor is in het voorgaande deel een zorgvuldige onderbouwing gegeven.
Er is aangetoond dat afwijking noodzakelijk is, omdat aanpassing van het plan aan het regionale beleid ingrijpende gevolgen met zich meebrengt. Procedureel en financieel komt de ontwikkeling hiermee in de problemen, terwijl juist nu versnelling in de woningbouw van groot belang is. Hiermee is aangetoond dat voldaan kan worden aan de afwijkingsmogelijkheid binnen het regionale beleid.
Woonvisie 2023-2027
Op 4 juli 2023 heeft de gemeenteraad de Woonvisie 2023-2027 voor Oost Gelre vastgesteld. De rijksoverheid heeft de landelijke woondeal vastgesteld. Deze is vertaald in de regionale woonagenda. Hieruit is de lokale woonvisie voor Oost Gelre ontstaan in samenwerking met andere gemeenten in de regio. In deze woonvisie staat hoe in Oost Gelre de lokale uitdagingen op de woningmarkt opgepakt worden. In de woonvisie komen drie ambities naar voren:
Toetsing Woonvisie 2023-2027
Het plan voorziet in het bouwen van meer woningen op een duurzame, klimaatbestendige manier. Het plan voorziet in een gevarieerd woningaanbod voor verschillende doelgroepen. In bijlage 7 van de woonvisie is de planvoorraad van de gemeente opgenomen. Richterspoort is in die voorraad meegenomen. Daarin is opgenomen dat met het plan binnen 39 appartementen worden gebouwd. Over de gehele planvoorraad gekeken wordt voldaan aan de gevraagde verdeling sociale huur en betaalbare koop. Elke gemeente is verantwoordelijk voor het feit dat over het gemeentelijk totaal aantal (nieuwe) woningen de verdeling in betaalbaarheid gehaald wordt. In het totaal van de nieuwbouwplannen op woningbouwgebied ziet de gemeente Oost Gelre toe dat deze verdeling in woningtypen ook wordt gehaald. Het plan Richterspoort voorziet in verschillende typen appartementen in verschillende prijsklassen. Naast koopappartementen zijn ook huurappartementen te verkrijgen. Richterspoort maakt onderdeel uit van het totale woningbouwprogramma in Oost-Gelre. Hiermee wordt geconcludeerd dat voorliggend plan past in de algehele planvoorraad en ambities van de Woonvisie 2023-2027.
Economische visie – Economie Voorop!
Een sterke economie is een van de belangrijkste voorwaarden om te kunnen blijven bouwen aan een gezonde gemeente. Werk is daarbij een van de belangrijkste pijlers. Werk biedt mensen de kans tot ontwikkeling, het bevordert de integratie, biedt sociale contacten en structuur en betrekt de burger bij de samenleving. Participatie, zelfontplooiing en inkomen staan in nauwe relatie tot gezondheid en welzijn. De gemeentelijke rol ligt in het nemen van verantwoordelijkheid voor het algemene vestigingsklimaat, het faciliteren en stimuleren van ondernemerschap, bijdragen aan netwerken en verbindingen in de regio, bijdragen aan de verbinding onderwijs en arbeidsmarkt, zorgen voor goede woonvoorzieningen en geschikte werklocaties.
Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders en de raad van de gemeente Oost Gelre is de Economische visie tot stand gekomen. De ontwikkelingen nu en in de toekomst van onze gemeente zijn aanleiding geweest om te onderzoeken waar de gemeente Oost Gelre op dit moment staat, wat al wordt gedaan en wat er de komende jaren moet worden aangepakt om een aantrekkelijke gemeente te blijven en nog aantrekkelijker te worden voor huidige en nieuwe inwoners en ondernemers.
De opgestelde economische visie bestaat uit een aantal speerpunten waar de focus op gelegd wordt en de hierbij behorende doorvertaling in concrete acties en inspanningen. De economische uitvoeringsagenda is een zogenoemd 'levend document', dat na vaststelling bijgewerkt en aangevuld kan worden.
Toetsing Economische visie – Economie Voorop!
Met het plan wordt voorzien in goede woonvoorzieningen. Binnen de economische visie wordt dit gezien als één van de kerntaken van de gemeente. Met het plan wordt derhalve voldaan aan de Economische visie – Economie Voorop!.
Welstandsbeleid Oost Gelre 2017
Met het welstandsbeleid wordt richting gegeven aan gebouwen en het landschap in de gemeente Oost Gelre. Wat is belangrijk om te behouden of te beschermen en op welke plekken kunnen de burgers meer vrijheid van handelen krijgen. Deze keuze vormt de politieke component van het welstandsbeleid. De gemeenteraad heeft aangegeven meer "vrijheid" te willen en meer te willen "inspireren".
Het beleid is gericht op deregulering: voor minder bouwaanvragen een welstandstoets gebaseerd op minder en duidelijkere regels. Op de vraag hoe eventueel welstandstoezicht zou moeten plaatsvinden, wordt hier al een voorlopig antwoord geformuleerd: niet door te omschrijven hoe het gebouw moet worden, maar door aan te geven waarop de beoordeling van het ontwerp gebaseerd moet worden. Het welstandsbeleid biedt concreet gereedschappen (handvatten) voor burgers, ondernemers en gemeente om samen aan de slag te gaan met nieuwe ruimtelijke initiatieven.
Aan het welstandsbeleid is een Inspiratiedocument gekoppeld. Dit document vormt een belangrijke basis voor het welstandsbeleid. In dit document zijn de kernkwaliteiten voor Oost Gelre beschreven. Deze kernkwaliteiten en kansen voor de kernen bieden aanknopingspunten ter inspiratie voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Toetsing Welstandsbeleid Oost Gelre 2017
Bij de aanvraag omgevingsvergunning worden de woningen getoetst aan het Welstandsbeleid. Zo wordt voldaan aan het Welstandsbeleid Oost Gelre 2017. Het bouwplan Richterspoort is van een positief welstandsadvies voorzien.
Erfgoednota 'Wi-j doet 't samen' 2017-2020
Cultuur en erfgoed dragen bij aan de economie en de maatschappij. Zij dragen bij aan het toerisme en aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en bewoners. Door de gemeenten Winterswijk, Aalten en Oost Gelre is gezamenlijk de erfgoednota opgesteld. Het beleven van erfgoed is een van de ambities in deze nota om daarmee het (economisch) rendement te vergroten. Het doel van de nota is het vaststellen van ambities voor de ontwikkeling en instandhouding van het erfgoed, zodat dit:
Toetsing Erfgoednota 'Wi-j doet 't samen' 2017-2020
Bij de ontwikkeling zijn geen monumentale of karakteristieke panden betrokken. Het plan past binnen Erfgoednota 'Wi-j doet 't samen' 2017-2020.
Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014-2024
Het Rijk en de provincies leggen hun verkeer- en vervoersbeleid vast in een beleidsplan. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij hun beleid vastleggen. Het is wel een verplichting om aan te geven hoe het verkeer- en vervoersbeleid in de gemeente wordt vormgegeven. Hiervoor heeft de gemeente Oost Gelre, in navolging van het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan 2011-2015 (GVVP), het "Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014-2024" vastgesteld.
Aansluitend is een parkeerdrukonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zullen worden meegenomen in de toelichting van onderhavig bestemmingsplan (zie paragraaf 4.12). Hiermee is de verkeersdruk en het parkeren specifiek gewogen in relatie tot de voorzieningen die in de buurt van het project Richterspoort aanwezig zijn.
Het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 6) heeft betrekking op de periode 2014-2018 en wordt geactualiseerd. Waar voorheen het GVVP zich vrijwel uitsluitend beperkte tot een aantal maatregelen die slechts betrekking hadden op de verkeersproblematiek, is nu gekozen voor een opzet die de oplossing van verkeers- en vervoersproblemen in een breder kader plaatst.
De hernieuwde insteek voorziet in een integrale benadering van het verkeer in een landschappelijke en ruimtelijke omgeving. Verkeer is vaak een afgeleide van ruimtelijke ontwikkelingen. Vanuit deze integrale benadering zijn er ambities, aandachtspunten en beleidsprincipes in beeld gebracht. Dit leidt tot een concreet uitvoeringsprogramma om de komende jaren aan te werken.
Toetsing Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014-2024
In voorliggend geval zijn de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling van belang. Er is nader onderzoek gedaan naar het parkeren in de directe omgeving van het bouwproject Richterspoort in relatie tot deze nieuwbouw (zie paragraaf 4.12). Hieruit volgt dat er voldoende parkeergelegenheid is binnen het plangebied en de omgeving.
Geluidsbeleid gemeente Oost Gelre
Geluid is een belangrijke bron van hinder en zelfs een mogelijk gevaar voor de volksgezondheid. Naar schatting een miljoen mensen in Nederland ondervinden ernstige hinder van geluid. Belangrijke bronnen zijn wegverkeer en in minder mate railverkeer en industrielawaai. Ook buren zijn belangrijke veroorzakers van geluidhinder. Het is daarom belangrijk om in het gemeentelijke geluidbeleid hinder ten gevolge van geluid te reduceren. Stilte (het ontbreken van hinderlijk geluid) is een belangrijke kernkwaliteit van de Achterhoek. Deze kwaliteit is het waard om beschermd te worden.
Daarnaast is het een belangrijke gemeentelijke taak om ruimte te bieden aan (geluidproducerende) bedrijvigheid en verkeer. Een goede balans daartussen is de uitdaging van dit beleidsstuk.
Op 11 februari 2020 heeft de gemeenteraad het nieuwe 'Geluidbeleid Oost Gelre' vastgesteld. Met dit beleid worden de uitgangspunten en de normen van het Activiteitenbesluit als basis genomen voor het bepalen van de geluidsnormen. Uitzondering hierop zijn agrarische bedrijven.
Het Activiteitenbesluit kent wat betreft geluidnormering maar twee gebiedstypes (bedrijventerrein en al het overige) met twee bedrijfstypen (agrarisch en tankstations) als uitzondering. Dit staat in schril contrast met het 'oude' geluidbeleid van Oost Gelre waarin negen verschillende gebiedstypes en vele (streef-, grens- en plafond) waarden werden aangeduid. Het Activiteitenbesluit is nu voor het overgrote deel van de bedrijven van toepassing.
Toetsing Geluidsbeleid gemeente Oost Gelre
In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op het aspect geluidshinder door weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai. In paragraaf 4.7 wordt nader ingegaan op milieuhinder, waaronder geluid, van omliggende bedrijfsmatige functies.
Beleidsvisie Externe veiligheid
Als gevolg van enkele rampen en incidenten, zoals de vuurwerkramp in Enschede, is externe veiligheid een belangrijk thema geworden. Deze rampen en incidenten hebben ertoe geleid dat de Rijksoverheid diverse maatregelen heeft genomen om acht te krijgen op de risicobronnen in Nederland en het optimaliseren van de risicobeheersing rondom de risicobronnen. Maatschappelijk gezien hebben deze rampen eveneens een belangrijke bijdrage geleverd aan de bewustwording van het leven met veiligheidsrisico's. Helder is dat de huidige maatschappij nu eenmaal veiligheidsrisico's met zich meebrengt, maar dat er wel grenzen aan deze risico's gesteld moeten worden.
Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente allereerst haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten.
Daarnaast wordt aangegeven welke maatregelen genomen moeten worden om de geformuleerde ambities te realiseren en welke instrumenten daarvoor kunnen worden ingezet. De maatregelen worden uitgewerkt in andere gemeentelijke documenten (bestemmingsplannen/streekplannen, milieuvergunningen en rampenbestrijdingsplannen). In die zin bestrijkt de beleidsvisie zowel de beheersing van risico's als de bestrijding van een ramp wanneer die zich voordoet.
Toetsing Beleidsvisie Externe veiligheid
In paragraaf 4.6 wordt er ten aanzien van voorgenomen ontwikkeling nader ingegaan op het aspect externe veiligheid.
Landschapsontwikkelingsplan 'Groen Licht voor het Landschap'
Het Landschapsontwikkelingsplan is een beleidsnota van de gemeente waarin het landschapsbeleid is vastgelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt de mogelijkheid de landschappelijke eenheid en kwaliteit in de gemeente te versterken en toch ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. In het LOP zijn elf landschapsensembles benoemd. Elk landschapsensemble kenmerkt zich door eigen karakteristieke landschapselementen. Het zijn meestal elementen die hier historisch gezien thuis horen, en soms varianten daarop die aansluiten bij het hedendaagse gebruik van het landschap. Die visie in het LOP is in hoofdlijnen: 'Groen licht voor het landschap, maar voor wat hoort wat!'
Toetsing Landschapsontwikkelingsplan 'Groen Licht voor het Landschap'
Voorliggend plan ligt in het landschapsensemble 'Het dorp Lichtenvoorde'. Hierbij geldt het motto: vang de dynamiek in de dorpsranden op door elke ingreep in het landschap te verevenen met een kwaliteitsverbetering op de plek en de omgeving daarvan.
Op te poetsen parels:
Te behouden en stimuleren landschapselementen:
Er wordt gekozen voor een groene inrichting van het plangebied. De zone voor de gebouwen aan de Richtersweg en de N18 (Europaweg) zullen groen worden ingericht. Dit zal op een landschappelijke manier worden gedaan. Natuurlijke wadi's worden gecombineerd met ruw bloemrijk grasland en verspreid enkele boomgroepen die zorgen voor diverse biotopen. Nestkasten worden in de gebouwen opgenomen waarmee het plan natuurinclusief wordt. De parkeervoorziening wordt ook maximaal vergroend. Hagen zullen de parkeervelden afkaderen en de parkeerplaatsen zelf zullen in halfverhardingen uitgevoerd worden om extra infiltratie mogelijk te maken.
Conclusie Gemeentelijk beleid
De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling is in overeenstemming met de relevante gemeentelijke beleidskaders.
In dit hoofdstuk wordt getoetst in hoeverre deze ontwikkeling haalbaar is in het kader van milieu- en omgevingsaspecten.
Algemeen
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken, de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.
Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D).
De voornoemde drempelwaarden hebben een indicatief karakter, hetgeen inhoudt dat ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden een (vormvrije) beoordeling dient plaats te vinden of het planvoornemen kan leiden tot belangrijke nadelige gevolgen. Deze beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Hierin worden drie hoofdthema's genoemd 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten':
Toetsing
Voor de activiteiten en functies die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt geldt geen directe MER-plicht. Wel geldt er een m.e.r.-beoordelingsplicht, maar omdat de activiteit onder de relevante drempelwaarde blijft, is sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht. Dit betekent dat er een vormvrije m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen moet worden. Om die reden is een Aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is als Bijlage 2 bij de toelichting van dit bestemmingsplan toegevoegd. Op basis van deze aanmeldingsnotitie wordt geconcludeerd dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen, risico's of negatieve effecten voor gevoelige gebieden te verwachten zijn. Er kan daarom worden afgezien van het opstellen van een milieueffectrapportage.
Conclusie
Het bestemmingsplan kan zonder m.e.r.(-beoordeling) worden vastgesteld.
Algemeen
In het kader van een bestemmingsplanprocedure moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Toetsing
Door Econsultancy is in mei 2021 een actualiseren bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 3 bijgevoegd. De conclusie uit het onderzoek wordt hieronder kort behandeld.
Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht, niet lijnvormig" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is. De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk grindig, zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig grof zand. De bovengrond is bovendien zwak humeus. De ondergrond is plaatselijk zwak tot sterk roest-, oer-, of gleyhoudend. In het opgeboorde materiaal uit de ondergrond is zeer plaatselijk zwak baksteenhoudend.
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Baksteenbijmengingen in de grond zijn niet asbest verdacht. Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden dan ook geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
In de bovengrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. De lichte arseenverontreiniging in de ondergrond houdt hoogstwaarschijnlijk verband met de natuurlijke aanwezigheid van arseen in de bodem.
Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Deze metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.
Advies
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht, niet lijnvormig" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging van en nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Econsultancy acht een onderzoek asbest in bodem/ puin conform de NEN 5707/5897 dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Algemeen
De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals woningen, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de geluidszone van (spoor)wegen en/of industrieterreinen worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting.
Toetsing
Voor de ontwikkeling is door Adviesburo Van der Boom in oktober 2022 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 4 bijgevoegd.
Selectie van geluidsbronnen
De nieuwe woningen staan nabij diverse geluidsbronnen. Aan de hand van de zones rondom de diverse wegen, spoorwegen en gezoneerde bedrijventerreinen kan worden bepaald voor welke geluidsbronnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
In de omgeving van de nieuwe woningen bevinden zich wegen. Gezoneerde industrieterreinen en spoorlijnen zijn in de nabijheid van de nieuwe woningen niet aanwezig. Het plangebied ligt dan ook niet in de zones van gezoneerde industrieterreinen en spoorlijnen. Akoestisch onderzoek naar gezoneerde industrieterreinen en spoorlijnen is dan ook niet nodig.
De ontwikkeling ligt binnen de bebouwde kom van Lichtenvoorde binnen de geluidzones van de N18, de Richterslaan en de Europaweg.
Resultaten
De geluidbelasting op de locatie als gevolg van wegverkeer op de N18 bedraagt ten hoogste 63 dB op de noordgevel, na aftrek van 2 dB ex art 110-g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee overschreden. De maximale hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden.
De geluidbelasting op de locatie als gevolg van wegverkeer op de Richterslaan bedraagt ten hoogste 56 dB op de westgevel, na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee overschreden. De maximale hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden.
De geluidbelasting op de locatie als gevolg van wegverkeer op de Europaweg bedraagt ten hoogste 50 dB op de noordgevel, na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee overschreden. De maximale hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden.
De hoogste geluidbelasting van alle wegen samen bedraagt 66 dB zonder aftrek op de noordgevel en 65 dB op de westgevel. De zuidgevels zijn geluidluw in rekenpunt 5 (m.u.v. vierde woonlaag), 11 en 12.
Hogere grenswaarden
Het verlagen van de geluidbelasting door het treffen van maatregelen aan de bron is niet doeltreffend en stuit op financiële en civieltechnische bezwaren. Afscherming is door de ligging aan de entree van Lichtenvoorde stedenbouwkundig ongewenst.
Voor woningen met een geluidbelasting van meer dan 48 dB (na aftrek) dient een hogere waarde voor wegverkeer te worden aangevraagd voor wegverkeer op de N18 van 50 - 63 dB, voor wegverkeer op de Richterslaan 50 - 56 dB en voor wegverkeer op de Europaweg 49 - 50 dB.
Conclusie
Het aspect geluid vormt, na verlening van hogere grenswaarden, geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
In het plangebied bestaat het voornemen om minimaal 42 en maximaal 50 levensloopbestendige appartementen te realiseren. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.
Er is echter de mogelijkheid dat een gezondheidscentrum zich vestigt op de beganegrond van het gebouw. Het gezondheidscentrum heeft ook een verkeersaantrekkende werking. De verkeersaantrekkende werking van het gezondheidscentrum is 258 verkeersbewegingen per etmaal. Daarnaast zal het gezondheidscentrum ook met vrachtwagens worden bevoorraad. Dit is circa 2 keer per week. Om die reden is de NIBM-tool ingevuld. Volledigheidshalve is ook de verkeersgeneratie van de woningen meegenomen. Uitgegaan wordt van circa 485 verkeersbewegingen (waarvan worst-case 5% vrachtwagens) (zie paragraaf 4.12).
NIBM-tool
Uit de NIBM-tool blijkt dat de ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het omslagpunt ligt op 1,2 µg NO2 per m3. Hier blijft de ontwikkeling ruimschoots onder.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK) uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. Het CIMLK geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5) in het plangebied tussen 2021 en 2030. Het CIMLK maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2021 en 2030 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
In het plangebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Algemeen
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. Het bevoegd gezag wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 60 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten. Dit wil zeggen dat deze afstand in beginsel aangehouden moet worden, maar dat gemotiveerd afwijken is toegestaan door het treffen van veiligheidsmaatregelen. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 160 meter tot zeer kwetsbare objecten. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Toetsing
Ten behoeve van de toetsing is de risicokaart geraadpleegd, waarvan een fragment in onderstaande afbeelding is weergegeven. Onderhavige ontwikkeling heeft betrekking op de realistaie van woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Met de ontwikkeling is sprake van nieuwe kwetsbare objecten. Het plangebied is groen gemarkeerd.
Ligging plangebied (groene vlak) t.o.v. risicobronnen in de directe nabijheid
In dit plangebied worden woningen en mogelijk publieksfuncties mogelijk gemaakt. De mogelijk aanwezige personen in deze objecten lopen mogelijk risico om het slachtoffer te worden van ongevallen met gevaarlijke stoffen in de omgeving. De realisatie van de 73 parkeerplaatsen betreffen geen (beperkt) kwetsbare objecten. Het plangebied maakt zelf geen risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen mogelijk en vormt daarmee geen risicobron.
Rondom het plangebied bevinden zich verschillende risicobronnen. Onderstaand is per risicobron beoordeeld of deze relevant is voor het plangebied vanuit het oogpunt van externe veiligheid
Opslaginstallatie voor propaan (Ivo Hendriksen B.V.)
Op ongeveer 950 meter ten oostzuidoosten van de planlocatie bevindt zich een opslaginstallatie voor propaan (5 m3) van het bedrijf Ivo Hendriksen B.V. Deze inrichting valt onder het Activiteitenbesluit milieubeheer en kent een veiligheidsafstand van maximaal 20 meter ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten. Hiermee hoeft deze inrichting niet nader onderzocht te worden.
BEVI-inrichting (LPG-tankstation, Texaco VOF Molendijk)
Op ongeveer 1.200 meter ten zuidwesten van de planlocatie bevindt zich een LPG-tankstation (Texaco VOF Molendijk). Deze inrichting valt onder de werkingssfeer van het Bevi en de Circulaire effectafstanden LPG-tankstations (Celt) en kent een invloedsgebied van 150 meter (Bevi) en effectafstand van 160 meter (Celt). Het plangebied valt hier ruimschoots buiten en hiermee hoeft deze inrichting niet nader onderzocht te worden.
Gasdrukmeet- en regelstation (N-132 N.V. Nederlandse Gasunie)
Op ongeveer 1.250 meter ten westen van het plangebied bevindt zich een gasdrukmeet- en regelstation (N-132) van de Nederlandse Gasunie, met een capaciteit kleiner dan 40.000 m3 per uur. Deze inrichting valt onder het Activiteitenbesluit milieubeheer en kent een veiligheidsafstand van maximaal 15 meter ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten. Het plangebied valt hier ruimschoots buiten en hiermee hoeft deze inrichting niet nader onderzocht te worden.
Buisleidingen (Hogedrukaardgasleidingen N-569-10 en N-569-80)
Op ongeveer 1.250 meter ten westen van het plangebied bevindt zich een buisleiding (N-569-10) en op ca. 1.600 – 1.700 meter ten noordwesten van het plangebied bevindt zich een tweede buisleiding (N-569-80). Deze hogedrukaardgasleidingen vallen onder het Bevb en kennen een invloedsgebied van 75 meter (N-569-10) en 95 meter (N-569-80) volgens de EV-Signaleringskaart. Het plangebied valt hier ruimschoots buiten en hiermee hoeft deze inrichting niet nader onderzocht te worden.
Basisnetroute weg (N18, G20; afrit 5 (Varsseveld) – afrit N319 (Groenlo))
Direct langs het plangebied ligt de N18. Dit is een basisnetroute die valt onder Bevt. Op basis van de Regeling basisnet vindt hierover vervoer van brandbare gassen (GF3) plaats. Het plangebied valt geheel binnen 200 meterzone en het invloedsgebied (1%-letaliteitszone van 355 meter2) van de N18. Om deze reden dient nader onderzoek naar de N18 te worden uitgevoerd.
Om deze reden is door SPA WNP in september 2022 een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 5. De conclusies van dit onderzoek worden hieronder kort behandeld.
Als gevolg van de transporten met gevaarlijke stoffen dient, conform artikel 7 van het Bevt, een beperkte verantwoording van het groepsrisico te worden uitgevoerd.
Beperkte verantwoording groepsrisico
In de toelichting bij een bestemmingsplan en in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning wordt, voor zover het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft, binnen het invloedsgebied ligt van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in elk geval ingegaan op:
Ad 1: De BLEVE treedt plots op als gevolg van bijvoorbeeld een mechanische beschadiging van de tankwagon (koude BLEVE) of brand in de tankwagen (warme BLEVE) en heeft een snelle ontwikkeltijd. Hierdoor zijn er geen mogelijkheden voor bronbestrijding en primaire effectbestrijding.
In de regel zal de bestrijding bij een dreigende BLEVE bestaan uit het blussen van de brand, die de LPG-tankwagen aanstraalt en het koelen van de aangestraalde tankwagen. Bij een plasbrand richt de inzet zich op het met schuim blussen van de plasbrand.
Het is van belang dat de hulpdiensten tijdens een ramp of een zwaar ongeval voldoende snel kunnen optreden. Een goede bereikbaarheid van het plangebied, als ook de risicobron, is hierbij van essentieel belang.
Het plangebied en de bron zijn vanuit diverse richtingen goed bereikbaar voor de brandweer. De brandweerkazerne Lichtenvoorde bevindt zich op circa anderhalve kilometer van het plangebied. Overige hulpdiensten kunnen de bron ook vanuit meerdere richtingen benaderen.
Om bij een optredende BLEVE het risico voor de gebruikers te verkleinen, is het minimaliseren van de hoeveelheid glas aan de gevaarzijde een maatregel. Voornoemde wordt in deze rapportage ter advisering genoemd.
Ad 2: Binnen het plangebied zijn er mogelijkheden voor personen om zich, in tegenovergestelde richting van de bron, buiten het invloedsgebied te begeven. Er kan vanuit worden gegaan dat volwassenen in het plangebied afdoende zelfredzaam zijn en er voldoende volwassenen aanwezig zijn, die voor begeleiding van de kinderen kunnen zorgen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het plangebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.
Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.
Toetsing
Het plangebied en haar omgeving maakt, gezien de aanwezige en toekomstige functies, deel uit van een 'gemengd gebied'. In het gebied is sprake van een matige tot sterke functiemenging. Bovendien ligt het gebied direct langs een drukke, doorgaande weg. De richtafstanden mogen daarom met één afstandsstap naar beneden worden bijgesteld, met uitzondering van het aspect gevaar. De nieuwe woningen kunnen worden aangemerkt als milieuhindergevoelig.
Hinderveroorzakende functies in het plangebied
Binnen het plangebied bestaat de mogelijkheid om functies toe te staan die eventueel milieuhinder veroorzaken. Dit zal dan gerealiseerd worden op de begane grond van de gebouwen. Om deze reden moet worden bezien of die functies inpasbaar zijn in de bestaande woonomgeving.
De functies zullen binnen milieucategorie 1 of 2 vallen. Milieucategoriën 1 en 2 zijn goed mengbaar met woonfuncties. Om deze reden wordt er geen hinder verwacht vanuit de functies op de bovenliggende en omliggende woningen binnen het plangebied.
De dichtstbijzijnde bestaande woningen liggen op circa 85 meter afstand van de grens van de bedrijfsbestemming. Bestaande woningen liggen op zodanige afstand dat hieruit geen belemmeringen voortvloeien voor ontwikkeling van deze locatie.
Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied
Naast voorgenoemde toetsing moet onderzocht worden of de functies in het plangebied hinder ondervinden van hinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied. Er zijn 10 functies in de omgeving van het plangebied die eventueel hinder kunnen veroorzaken:
De navolgende tabel laat zien hoe de functies kunnen worden gecategoriseerd op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Daarnaast geeft de tabel de minimaal aanbevolen richtafstanden (in meters) aan voor deze functies:
Functie | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Gecorrigeerde richtafstand | Werkelijke afstand |
1. RWZI's en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinktanks: < 100.000 i.e. | 200 | 10 | 100 | 10 | 100 | circa 380 m |
2. Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 50 | 50 | 100 | 30 | 50 | circa 490 m |
3. Overige zakelijke dienstverlening: kantoren/conferentiecentra | 0 | 0 | 10 | 0 | 0 | circa 7 m |
4. Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 0 | circa 93 m |
5. Fokken en houden van paarden* | 50 | 30 | 30 | 0 | 30 | circa 63 m |
6. Veldsportcomplex met verlichting | 0 | 0 | 50 | 0 | 30 | circa 50 m |
7. Zwembaden: - overdekt | 10 | 0 | 50 | 10 | 30 | circa 70 m |
8. Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 0 | 0 | 30 | 0 | 10 | circa 102 m |
9. Tennisbanen met verlichting | 0 | 0 | 50 | 0 | 30 | circa 65 m |
10. Bus-, tram- en metrostations en –remises | 0 | 10 | 100 | 0 | 50 | circa 36 m |
* Voor het bedrijfsmatig houden van paarden geldt op grond van de geurwetgeving een minimumafstand van 100 meter tot geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom. Deze minimumafstand heeft voorrang op de richtafstand.
De tabel laat zien dat de aangevraagde ontwikkeling plaatsvindt buiten de richtafstanden van omliggende bedrijven, maar binnen de richtafstand van het busstation en mogelijk binnen de minimumafstand van de zorgboerderij op het adres Europaweg 9a. Zoals blijkt uit paragraaf 4.8 bestaan er mogelijkheden om het gebouw buiten de minimumafstand van de zorgboerderij te realiseren.
Voor het busstation geldt dat sprake is van een naar aard en omvang kleinschalig en niet-intensief busstation, waarvoor het voldoende is om aan te sluiten bij de richtafstand voor een parkeerterrein (te weten 30 meter). Aan die afstand wordt voldaan, zodat het woon- en leefklimaat niet in het geding is.
Verder speelt in de omgeving de ontwikkeling van een fietscrossbaan. Voor een fietscrossbaan geldt een richtafstand van 50 meter. De werkelijke afstand tot het gebouw bedraagt meer dan 70 meter, zodat de fietscrossbaan geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van deze locatie.
Samenvatting
De locatie bevindt zich op voldoende afstand van omliggende bedrijven en functies (inclusief de beoogde fietscrossbaan op Eschpark), mits de voor geur geldende minimumafstand van 100 meter tot de zorgboerderij in acht wordt genomen. De ontwikkeling werkt dan niet belemmerend voor omliggende bedrijven en functies. Het woon- en leefklimaat op de locatie is dan aanvaardbaar. Daarnaast is voor wat betreft de beoogde functies sprake van voldoende afstand tot omliggende woningen. Ook bij de nieuwe en bestaande woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.
Algemeen
Bij de realisatie van gevoelige bestemmingen, zoals woningen, is het van belang dat er een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd wordt. Daarom moet rekening worden gehouden met geurcontouren van bijvoorbeeld bestaande veehouderijen. Hiervoor bieden het Activiteitenbesluit en de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) een toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De Regeling geurhinder en veehouderij is gepubliceerd op 18 december 2006.
Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008
De raad heeft bij besluit van 12 maart 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008 vastgesteld. Deze verordening is op 28 maart 2008 in werking getreden.
Daarbij zijn de bebouwde kommen van Groenlo, Lievelde en Vragender aangewezen als gedeelte van het gemeentelijk grondgebied waarvoor een andere geurnorm van toepassing is. Voor de overige bebouwde kommen gelden de standaard geurnormen. Op grond van de verordening gelden de volgende waarden als maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij:
Situatie plangebied
De ontwikkeling vindt plaats in de bebouwde kom van Lichtenvoorde. In de directe omgeving liggen geen agrarische bestemmingen/veehouderijen. De eerste verderop gelegen veehouderijen huisvesten alleen rundvee en paarden. Daarvoor geldt een minimumafstand van 100 meter. De meest nabijgelegen agrarische bestemming ligt op een afstand van meer dan 600 meter van de locatie. Hieruit zal geen beperkingen voortvloeien bij invulling van het plangebied.
Wel is op de locatie Europaweg 9a sprake van een zorgboerderij waar op bedrijfsmatige wijze paarden worden gehouden. De hiervoor aan te houden minimumafstand tot geurgevoelige objecten bedraagt 100 meter. Deze locatie heeft geen agrarische, maar een maatschappelijke bestemming. Daarom is voor de afstandsmeting uitgegaan van de rand van de gebouwen. Hieruit volgt dat een deel van het bestemmingsplan binnen deze minimumafstand ligt (zie onderstaande figuur). Realiseren van geurgevoelige objecten binnen deze minimumafstand is niet toelaatbaar, omdat het de zorgboerderij belemmert en omdat geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Als geurgevoelige objecten worden onder meer aangemerkt: woningen, hotels, restaurants, kantoren en werkplaatsen. Dat betekent dat deze functies niet binnen de minimumafstand van de paardenhouderij mogen worden gerealiseerd. Voor niet-geurgevoelige functies als parkeerplaatsen, bergingen of garages geldt deze restrictie niet.
Afstandscontour van 100 meter rondom gebouwen zorgboerderij
Uit het ontwerp blijkt dat er geen geurgevoelige objecten binnen 100 meter van de zorgboerderij worden gerealiseerd (zie paragraaf 2.3). Hiermee vormt het aspect geur geen belemmering voor de ontwikkeling en is het uitvoeren van nader onderzoek niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Beleid
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel.
In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Rijn en IJssel staat beschreven wat de doelen zijn voor de komende zes jaar in de Achterhoek en Liemers en hoe het waterschap deze wil halen. Naast het uitvoeren van kerntaken zijn het aanpassen van de leefomgeving aan de gevolgen van klimaatverandering en waterveiligheid de grootste prioriteiten. Ook een schone leefomgeving en de circulaire economie en energietransitie staan hoog op de agenda.
Voor het waterbeheerprogramma zijn de werkzaamheden van het waterschap weergegeven in vier thema's.
Klimaatrobuust gebied
De ambitie is om richting 2050 wendbaar invulling te geven aan het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem. Dit wordt gedaan in combinatie met aanpassingen in gebruik en inrichting van de omgeving, zodat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.
Veilig gebied
De bescherming tegen hoog water is een randvoorwaarde om veilig te kunnen wonen en werken in ons gebied. Het waterschap zorgt voor veilige dijken, nu en in de toekomst. Dat wordt gedaan door dagelijks beheer van de keringen en door continu inzicht in de keringen. Het beheer wordt op een duurzame wijze uitgevoerd en er wordt gewerkt aan behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken. De ambitie is dat de keringen van het waterschap in 2050 voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat daarbij wendbaar ingespeeld wordt op ontwikkelingen.
Circulaire Economie en Energietransitie
Het waterschap wil bij het uitvoeren van haar primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij wil zij in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin de taken klimaatneutraal worden uitgevoerd.
Gezonde leefomgeving
Het waterschap zorgt voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Het waterschap streeft ernaar dat het water in de leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico's oplevert voor de volksgezondheid. Het doel is een oppervlaktewatersysteem te bereiken dat optimaal is voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert.
Situatie plangebied
Het plangebied is in de huidige situatie volledig onbebouwd. In de toekomstige situatie wordt er verharding gerealiseerd in de vorm van gebouwen en overige verharding zoals parkeerplaastsen. Volgens het beleid van het waterschap Rijn & IJssel dient er 80 mm te worden geborgen per m2 verharding.
In het plangebied zullen diverse wadi's worden gerealiseerd. Tevens worden de gronden rondom de nieuwe gebouwen groen ingericht, waardoor water makkelijk kan infiltreren.
Watertoets
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Rijn en IJssel. Voor het doorlopen van de watertoets gebruikt dit waterschap de website www.dewatertoets.nl. Het waterschap kijkt, op basis van de antwoorden die op de website worden ingevuld, of bij de ruimtelijke ontwikkeling voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies.
Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het initiatief relevant zijn. Voor dit initiatief is op 18 augustus 2022 de digitale watertoets doorlopen. Deze is als Bijlage 6 bijgevoegd. Op basis van de ingevulde digitale watertoets wordt door het waterschap geconcludeerd dat de ontwikkeling waterschapsbelangen raakt. Hiervoor wordt de normale procedure in gang gezet.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het voorgenomen initiatief.
Algemeen
Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.
Toetsing
Archeologie
Het plangebied ligt volgens het bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie' in een zone met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologische verwachtingswaarde 2'. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk bij bodemingrepen groter dan 250 m² en dieper dan 40 cm-mv. Om deze reden is door Econsultancy in mei 2021 een archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 7. De conclusies van het onderzoek worden hieronder kort behandeld.
Bureauonderzoek
Op basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een middelhoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit de perioden Laat-Paleolithicum t/m de Middeleeuwen. Het plangebied heeft een oorspronkelijke ligging op de noordflank van een dekzandrug dan wel op de overgang naar een dekzandvlakte ligt. Archeologisch prospectieve onderzoeken die meest nabij het plangebied zijn uitgevoerd hebben tot op heden geen archeologische indicatoren opgeleverd die kunnen duiden op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal laat zien dat een groot deel van het plangebied gedurende met merendeel van de laatste 200 jaar een gebruik gekend als grasland. Alleen het zuidwestelijke deel van het plangebied was in gebruik als akkerland en alleen binnen dit deel van het plangebied worden een plaggendek verwacht. De huidige inrichting als groenstrook/parklandschap dateert uit de jaren ’80 van de 20e eeuw. Voor de periode Nieuwe tijd is de verwachting dan ook laag.
Verkennend booronderzoek
De resultaten van het verkennend booronderzoek laten zien dat binnen het gehele plangebied reeds diepgaande en vermoedelijk omvangrijke bodemverstorende ingrepen/vergravingen zijn uitgevoerd. Verstoringen reiken tot een variërende diepte tussen minimaal 95 en maximaal 260 cm -mv, gemiddeld tot 120 cm -mv, met hieronder een scherpe overgang direct naar de C-horizont. Ondanks dat er tot op heden nog geen bouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden, heeft de huidige inrichting van het terrein geleidt tot verstoring van de oorspronkelijke bodemopbouw, welke bij géén van de boringen ook niet meer te achterhalen is. De resultaten van de verkennende boringen geven verder ook geen aanleiding meer voor de aanwezigheid van een terreindeel van enige omvang waar nog sprake kan zijn van een (deels) intacte bodemopbouw. Er kan gesteld worden dat graafwerkzaamheden zijn uitgevoerd die reiken tot voorbij het archeologisch potentiële vondst-/sporenniveau.
Selectieadvies
Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek wordt geadviseerd om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ), geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Binnen het gehele plangebied hebben reeds diepgaande en vermoedelijk omvangrijke bodemverstorende ingrepen/vergravingen plaatsgevonden, waardoor er geen in situ gelegen archeologische waarden meer worden verwacht.
Cultuurhistorie
In het kader van het Rijksbeleid Modernisering van de Monumentenzorg is het sinds 1 januari 2012 wettelijk verplicht om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met cultuurhistorie. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormt hiervoor de wettelijke basis. De ruimtelijke ordening krijgt zo een uitgesproken rol met betrekking tot het in stand houden/verbeteren van cultuurhistorische waarden.
In en rond het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle elementen, waardoor er geen sprake is van aantasting van cultuurhistorische waarden.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Algemeen
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.
Toetsing
Quickscan natuurtoets
Door Econsultancy is in mei 2021 een quickscan natuurtoets uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 8.
Gebiedsbescherming
Ruimtelijke ingrepen in of nabij Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten zijn niet toegestaan wanneer deze significante negatieve effecten op de kernkwaliteiten veroorzaken. De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied bevindt zich op circa 5 km en betreft 'Korenburgerveen'. Verder ligt er nog één ander Natura 2000-gebied binnen 10 km van het plangebied. Gelet op de ligging van het plangebied en de omvang van de ontwikkeling, kan verstoring van soorten in Natura 2000-gebieden door licht en geluid op voorhand worden uitgesloten. Op de mogelijk negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie wordt later in deze paragraaf ingegaan.
Het plangebied ligt op circa 920 m afstand van gebieden die behoren tot het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en op 2,7 km afstand van gebieden die behoren tot de Groene Ontwikkelingszone (GO). Gezien de ligging buiten deze gebieden worden de kernkwaliteiten van het GNN en de GO werkzaamheden niet aangetast.
Soortenbescherming
Bij een quickscan wordt in beeld gebracht of er (potentiële) vaste rust- of voortplantingsplaatsen aanwezig zijn van de soorten uit de verschillende beschermingsregimes. Vervolgens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep verstorend kan zijn en of nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht.
Naar aanleiding van de quickscan kan worden geconcludeerd dat er geen negatieve effecten zullen zijn op strikt beschermde plant- en diersoorten. Er is daarom geen nader ecologisch onderzoek nodig en de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder een ontheffing van de Wet natuurbescherming. Wel dient er rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.
Effectbeoordeling stikstofdepositie
Gezien het type werkzaamheden en de ligging van het plangebied ten opzichte van de Natura 2000-gebieden zijn er geen negatieve effecten als oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, optische verstoring en verstoring door trilling, geluid en mechanische effecten. Door het gebruik van werktuigen kunnen er wel indirecte gevolgen zijn door stikstofdepositie vanuit de lucht. Omdat een aantal Natura 2000-gebied op minder dan 10 km afstand van het plangebied liggen, vindt er mogelijk stikstofdepositie plaats op stikstofgevoelige habitattypen van dit Natura 2000-gebied. De tijdelijke emissie in de realisatiefase is vanaf 1 juli 2021 echter vrijgesteld volgens de Wijzigingswet Wet natuurbescherming en Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering) en kan daardoor vanaf 1 juli 2021 zonder vergunning plaatsvinden (Rijksoverheid, 2021). De vrijstelling heeft echter geen betrekking op de gebruiksfase.
Om die reden is door Buro Ontwerp & Omgeving in augustus een AERIUS-berekening uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 9. Uit de AERIUS-berekening blijkt dat er geen stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jaar plaatsvindt in de gebruiksfase. Er is dus geen significante toename als gevolg van voorliggend project.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.
Toetsing
Verkeer
De ontwikkeling van het plangebied zal gepaard gaan met een toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Om deze toename te bepalen, is gebruik gemaakt van de kengetallen van het CROW. Bij de berekening van de toename van het aantal verkeersbewegingen is uitgegaan van het volgend aantal functies:
Het plangebied ligt in de categorie 'weinig stedelijk, centrum/schil'. Hiervoor zijn door het CROW de volgende verkeersgeneratie aan toegeschreven:
De totale toename van de verkeersgeneratie is (73,8 + 43,2 + 47,2 + 58,4 + 258 = 480,6) 481 verkeersbewegingen per etmaal.
De nieuwe woningen worden ontsloten op de Eschpark. Deze weg sluit aan op de Richterslaan, welke op zijn beurt aansluit op de N18 (Europaweg). Via deze wegen zal het overgrote deel van de verkeersbewegingen worden afgewikkeld. De wegen zijn doorgaande wegen binnen de kern van Lichtenvoorde, en hebben dan ook voldoende capaciteit om de toename in het aantal verkeersbewegingen op te vangen.
Daarnaast ligt het plangebied tegen een busstation en een carpoolplaats aan. Hiermee kan worden verwacht dat het daadwerkelijk aantal verkeersbewegingen aanzienlijk lager is door de goede OV-verbinding en de mogelijkheid tot carpoolen.
Parkeren
Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit waarin het plan voorziet.
Voor wat betreft het aantal te realiseren parkeerplaatsen voor de nieuwe woningen is uitgegaan van de Nota Parkeernormen van de gemeente Oost Gelre. Bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen is uitgegaan van het volgend aantal functies:
Het plangebied ligt in de categorie 'weinig stedelijk, centrum/schil'. Hiervoor zijn in de Nota Parkeernormen de volgende parkeerbehoefte aan toegeschreven:
Het totaal aantal parkeerplaatsen op eigen terrein bedraagt minimaal (21,6 + 11,2 + 13,6 + 15,2 + 32,8 = 94,4) afgerond 95 parkeerplaatsen.
In totaal worden er 79 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. Deze zijn na oplevering openbaar toegankelijk. De overige 16 parkeerplaatsen zullen zich bevinden bij het busstation, waarbij er sprake is van deelgebruik van de parkeerplaatsen. Hiermee voldoet de ontwikkeling aan het aantal benodigde parkeerplaatsen.
Tot slot is er door Roelfs een onderzoek 'Parkeerbalans Eschpark Lichtenvoorde' uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 10.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Algemeen
In het kader van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van planologisch relevante kabels en leidingen.
Toetsing
In en om het plangebied zijn geen kabels en leidingen gelegen, die een juridisch- planologische bescherming genieten. Het plangebied valt niet samen met een zakelijk rechtstrook of een toetsingszone van een leiding, lijn of straalverbinding - gemeten uit het hart van een kabel, leiding of verbinding.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Algemeen
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan wel ruimtelijke onderbouwing onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een project kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.
Economische uitvoerbaarheid
Voorliggend project betreft een particulier initiatief dat op particulier grondeigendom plaatsvindt. Met de ontwikkeling zijn geen kosten voor de gemeente gemoeid, anders dan kosten die op basis van de gemeentelijke legesverordening in rekening zullen worden gebracht. Daarnaast wordt met de initiatiefnemer een planschade overeenkomst gesloten, teneinde eventuele kosten voor de gemeente te kunnen verhalen op initiatiefnemer. Het verhaal van kosten is daarmee anderszins verzekerd, waarmee het opstellen van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor de locatie heeft de gemeente een prijsvraag uitgeschreven. Hierbij zijn ook de uitgangspunten voor de locatie openbaar gemaakt. Tevens is er onlangs een persbericht gepucliceerd waarin het ontwerp is toegelicht.
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
Een bestemmingsplan regelt derhalve het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen) en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regel worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
In dit bestemmingsplan zijn de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer' en 'Wonen' opgenomen.
De bestemming 'Groen' wordt gelegd op de hoofdgroenstructuur, op basis van de groenstructuurkaart, en op grotere groenelementen. Binnen de bestemming 'Groen' zijn ook paden, water, recreatieve voorzieningen en speelvoorzieningen mogelijk. Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd, waarbij gebouwen niet zijn toegestaan.
De verkeersstructuur en parkeerplaatsen worden voorzien van de bestemming 'Verkeer'. Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en straatmeubilair gelden dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, en de maximale oppervlakte van de gebouwen maximaal 25 m2 mag bedragen.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor gestapelde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'. Aan huis verbonden beroepen zijn tevens toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van een woning mag worden gebruikt met een maximum van 50 m². Daarnaast is er de mogelijkheid om, ter plaatse van de aanduiding gemengd, dienstverlenende bedrijven, kantoren of maatschappelijke functies te vestigen. De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven op de verbeelding. Tot slot zijn bijbehorende bouwwerken beperkt toegestaan.
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende de periode van 14 juli 2023 tot en met 24 augustus 2023 voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan de gemeenteraad van de gemeente Oost Gelre. Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.
Er zijn een aantal ondergeschikte wijzigingen doorgevoerd in de toelichting van het bestemmingsplan. De gewijzigde vaststelling heeft ten aanzien van de beleidsaspecten alleen betrekking op de aanpassing in de toelichting van paragraaf 3.4 inzake het provinciale beleid, de invoeging van het Regionale beleid in paragraaf 3.5 en de vernummering tot paragraaf 3.6 van het Gemeentelijke beleid.
Tot slot heeft de gewijzigde vaststelling ten aanzien van het parkeeronderzoek betrekking op het toevoegen van onderzoeksrapport van Roelofs van 25 augustus 2023 als Bijlage 10 bij de toelichting.